3) Ontsteking.pdf
Summary
# Algemene aspecten van ontsteking
Ontsteking is een complexe, lokale reactie van gevasculeerd weefsel op schadelijke prikkels, die zich in vier fasen voltrekt en kan leiden tot acute of chronische veranderingen [1](#page=1).
### 1.1 De fasen van ontsteking
De lokale reactie van ontsteking kan worden onderverdeeld in vier opeenvolgende fasen:
* **1. Hyperemie (vaatverwijding en verhoogde bloedtoevoer)**
* Kenmerken: calor (warmte) en rubor (roodheid) [1](#page=1).
* Gevolg van vaatverwijding en verhoogde bloedstroom naar het getroffen gebied [1](#page=1).
* Resultaat is extravasatie van een transudaat (vocht met lage eiwitconcentratie) [1](#page=1).
* **2. Exsudatie (verhoogde vaatpermeabiliteit en vocht- en eiwitverlies)**
* Kenmerken: tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesa (functieverlies) [1](#page=1).
* Ontstaat door een significante toename van de vaatpermeabiliteit, leidend tot de overgang van eiwitrijk exsudaat uit de bloedbaan naar het interstitiële weefsel [1](#page=1).
* **3. Infiltratie (celmigratie)**
* Leukocyten (vooral neutrofielen en later monocyten) migreren vanuit de bloedbaan naar het ontstoken weefsel via diapedese (doorgang door de vaatwand) [1](#page=1).
* Deze cellen spelen een cruciale rol in de bestrijding van de schadelijke prikkel en het opruimen van beschadigd weefsel [1](#page=1).
* **4. Reparatie (herstel)**
* Dit kan resulteren in:
* **Restitutio ad integrum:** Volledig herstel zonder restletsels [3](#page=3).
* **Genezing door fibrose:** Vervanging van beschadigd weefsel en fibrineus exsudaat door bindweefsel, waarbij fibroblasten, M2 macrofagen en endotheelcellen (angiogenese) betrokken zijn [3](#page=3).
* **Chronische ontsteking:** Wanneer de opruiming van de schadelijke prikkel niet succesvol is. Dit kan leiden tot de vorming van granulomen (aggregaten van monocyten/macrofagen, plasma- en T-lymfocyten, zonder neutrofielen) en aanhoudende weefselschade of herstel [3](#page=3).
### 1.2 Acute versus chronische ontsteking
| Kenmerk | Acute ontsteking | Chronische ontsteking |
| :----------------------- | :------------------------------------------- | :------------------------------------------------ |
| Ontstaan | Seconden/minuten tot uren/dagen | Dagen/weken | [1](#page=1).
| Sturende moleculen | Histamine | Pro-inflammatoire cytokines en chemokinen | [1](#page=1).
| Endotheelactivatie | Type I (snel) | Type II (langzamer) | [1](#page=1) [2](#page=2).
| Cellulair infiltraat | Neutrofielen | Monocyten/macrofagen, lymfocyten | [1](#page=1).
| Weefselbeschadiging | Meestal mild en beperkt | Kan ernstig en progressief zijn | [1](#page=1).
| Lokale/systemische symptomen | Prominent | Minder prominent | [1](#page=1).
### 1.3 Endotheelactivatie
Endotheelactivatie is cruciaal voor ontsteking en kan op twee manieren verlopen:
* **Type I-endotheelactivatie (zeer snel)**
* Geactiveerd door PAMPs en DAMPs, die mestcellen activeren [2](#page=2).
* Mediator: Histamine [2](#page=2).
* Resulteert in vasodilatatie, toename van de permeabiliteit, en migratie van leukocyten [2](#page=2).
* Betreft selectines (primaire adhesie) en vervolgens integrines en immunoglobulinen (secundaire adhesie) [2](#page=2).
* **Type II-endotheelactivatie (langzamer)**
* Geactiveerd door PAMPs en DAMPs, die dendritische cellen en macrofagen activeren [2](#page=2).
* Mediator: Cytokines (IL-1, TNF$\alpha$) [2](#page=2).
* Resulteert in vasodilatatie, toename van de permeabiliteit, en migratie van leukocyten [2](#page=2).
* Betreft inductie van genen die adhesiemoleculen tot expressie brengen [2](#page=2).
**Processen waarbij adhesiemoleculen betrokken zijn:**
* Acute en chronische ontsteking [2](#page=2).
* Lymfocytenrecirculatie (via hoog-endotheliale venulen) [2](#page=2).
* Communicatie tussen dendritische cellen/antigeen-presenterende cellen en T-cellen (SMAC) [2](#page=2).
* Communicatie tussen T- en B-cellen [2](#page=2).
### 1.4 Sturende moleculen en plasma-enzymsystemen
Verschillende moleculen en systemen sturen de ontstekingsreactie:
* **Sturende moleculen:**
* **Histamine en serotonine:** Afkomstig van mestcellen en bloedplaatjes. Veroorzaken vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit. Histamine wordt geactiveerd door IgE-afhankelijke en onafhankelijke mechanismen. Serotonine wordt geactiveerd onder invloed van PAF en coagulatie [4](#page=4).
* **Platelet Activating Factor (PAF):** Speelt een rol in de activatie van bloedplaatjes en de ontsteking [4](#page=4).
* **Arachidonzuurmetabolieten:**
* **Prostaglandines en tromboxaan:** Essentieel voor homeostase (bv. bloedplaatjesfunctie, nierperfusie). Geproduceerd via de COX-pathway [4](#page=4).
* **Leukotriënen:** Geproduceerd via de 5-lipoxygenase pathway. Overmaat kan leiden tot luchtwegvernauwing en allergische reacties [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Pro-inflammatoire cytokines (bv. IL-1, TNF$\alpha$) en chemokinen:** Belangrijk bij chronische ontsteking. Stimuleren symptomen zoals koorts en malaise [1](#page=1) [3](#page=3).
* **Plasma-enzymsystemen:**
* **Complement:** Activeert MAC (lysis), opsonisatie en anafylatoxines [2](#page=2).
* **Stolling en fibrinolyse:** Betrokken bij bloedstolling en activatie van bloedplaatjes en endotheel [2](#page=2).
* **Kinine/Contactsysteem:** Genereert bradykinine/kalkidine, wat leidt tot vasodilatatie [2](#page=2).
### 1.5 Lokale en algemene symptomen
* **Lokale symptomen:** Calor, rubor, tumor, dolor, functio laesa [1](#page=1).
* **Algemene symptomen (centraal effect):**
* **Koorts:** Geïnduceerd door IL-1 en TNF$\alpha$ via PGE2 [3](#page=3).
* **Anorexie, malaise, vermoeidheid:** Resultaat van centrale effecten van cytokines [3](#page=3).
* **Synthese van acute fase eiwitten door de lever (IL-6):** Zoals C-reactief proteïne (CRP) en serumamyloid-A (SAA) [3](#page=3).
* **CRP:** Opsonine, activeert complement, pro-inflammatoir [3](#page=3).
* **SAA:** Bindt TLRs, kan bijdragen aan amyloïdose [3](#page=3).
* **Effect op beenmerg (IL-1, IL-6, TNF$\alpha$):** Leidt tot leukocytose, thrombocytose en anemie [3](#page=3).
### 1.6 Medicamenteuze interventies (NSAIDs)
* Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs) remmen de COX-enzymen (COX1 en COX2) [4](#page=4).
* Dit blokkeert de synthese van prostaglandines, waardoor ontstekingsremmende, koortsverlagende en pijnstillende effecten optreden [4](#page=4) [6](#page=6).
* **Bijwerkingen van NSAIDs:** Maagzweren, verstoorde renale perfusie, bloedingsneigingen. Dit komt doordat prostaglandines (geproduceerd via COX) belangrijke fysiologische functies hebben [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Selectieve COX-2 inhibitoren:** Remmen voornamelijk COX-2, wat minder neveneffecten kan geven, maar wel risico op zoutretentie [5](#page=5).
* **Belangrijke overweging:** Combinatie van corticosteroïden en klassieke ontstekingsremmers kan leiden tot veel bijwerkingen. NSAIDs hebben geen effect op histamine en cytokines [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** De vier fasen van ontsteking (hyperemie, exsudatie, infiltratie, reparatie) zijn een kernconcept. Begrijp de kenmerken en de chronologische volgorde ervan.
>
> **Tip:** Het onderscheid tussen Type I en Type II endotheelactivatie is belangrijk voor het begrijpen van de tijdsduur en de initiërende moleculen van de ontstekingsreactie.
>
> **Voorbeeld:** Ibuprofen is een niet-selectieve COX-inhibitor die zowel COX1 als COX2 remt. Meloxicam is een preferentiële COX-2 inhibitor die vooral COX2 remt.
---
> **Onderzoeksvraag:** In welke processen komen adhesiemoleculen voor?
>
> **Antwoord:** Adhesiemoleculen zijn essentieel voor:
> * Acute en chronische ontsteking [2](#page=2).
> * Lymfocytenrecirculatie [2](#page=2).
> * Communicatie tussen dendritische cellen/antigeen-presenterende cellen en T-cellen [2](#page=2).
> * Communicatie tussen T- en B-cellen [2](#page=2).
---
# Mechanismen van endotheelactivatie
Dit deel behandelt de mechanismen van endotheelactivatie bij acute ontsteking, met een focus op de verschillen tussen het snelle, histamine-gestuurde Type I en het langzamere, cytokine-gestuurde Type II, en de rol van adhesiemoleculen in celmigratie [2](#page=2).
### 2.1 Twee typen endotheelactivatie
Bij acute ontsteking onderscheiden we twee typen endotheelactivatie die leiden tot vasodilatatie, verhoogde permeabiliteit (exsudaatvorming) en migratie van leukocyten. Hoewel de uitkomst hetzelfde is, verschillen de mechanismen en het tijdsverloop [2](#page=2).
#### 2.1.1 Type I-endotheelactivatie: zeer snel
Type I-endotheelactivatie is een snel proces waarbij de benodigde moleculen reeds aanwezig zijn [2](#page=2).
* **Activatie:** PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns) en DAMPs (Damage-Associated Molecular Patterns) activeren mestcellen [2](#page=2).
* **Mediator:** Histamine wordt vrijgezet [2](#page=2).
* **Gevolgen:** Vasodilatatie, exsudaatvorming en migratie van leukocyten treden op [2](#page=2).
* **Adhesiemoleculen:**
* **Fase 1: Primaire adhesie:** Selectines op zowel het endotheel als de witte bloedcellen (WBC) faciliteren een zwakke, initiële binding [2](#page=2).
* **Fase 2: Secundaire adhesie:** Integrines op de leukocyten/lymfocyten en moleculen uit de superfamilie van immunoglobulinen op het endotheel zorgen voor een sterkere binding. Deze versterkte adhesie is cruciaal voor het naar buiten treden van vocht en cellen (exsudaat) [2](#page=2).
#### 2.1.2 Type II-endotheelactivatie: langzamer
Type II-endotheelactivatie is een langzamer proces dat inductie van genen vereist [2](#page=2).
* **Activatie:** PAMPs en DAMPs activeren dendritische cellen en macrofagen [2](#page=2).
* **Mediator:** Cytokines, zoals Interleukine-1 (IL-1) en Tumor Necrose Factor-alfa (TNF$\alpha$), worden geproduceerd [2](#page=2).
* **Gevolgen:** Vasodilatatie, exsudaatvorming en migratie van leukocyten worden geïnduceerd [2](#page=2).
### 2.2 Rol van adhesiemoleculen bij celmigratie
Adhesiemoleculen spelen een cruciale rol bij verschillende immunologische processen, waaronder de migratie van cellen tijdens acute en chronische ontsteking, lymfocytenrecirculatie, en cel-cel communicatie [2](#page=2).
* **Acute ontsteking:** Neutrofielen en monocyten migreren [2](#page=2).
* **Chronische ontsteking:** Lymfocyten migreren [2](#page=2).
* **Lymfocyten recirculatie:** Dit proces, waarbij lymfocyten door het lichaam circuleren via hoog-endotheliale venulen, maakt gebruik van specifieke adhesiemoleculen [2](#page=2).
* **Cel-cel communicatie:** Adhesiemoleculen zijn essentieel voor de interactie tussen:
* Dendritische cellen/antigeenpresenterende cellen en T-cellen (via SMAC) [2](#page=2).
* T-cellen en B-cellen [2](#page=2).
> **Tip:** De vraag welke processen adhesiemoleculen gebruiken, is een veelvoorkomende examenvraag [2](#page=2).
### 2.3 Betrokkenheid van andere systemen bij inflammatie
Naast endotheelactivatie zijn er nog andere systemen die een rol spelen bij inflammatie en die verbonden zijn met activatiepaden via Factor XII (FXII) [2](#page=2).
* **Complement systeem:** Kan via de MAC (Membrane Attack Complex) lyse veroorzaken en via anafylatoxines vasodilatatie en toename van permeabiliteit induceren [2](#page=2).
* **Stolling/fibrinolyse systeem:** Activering van thrombocyten en endotheel, wat leidt tot immobilisatie [2](#page=2).
* **Kinine/contactsysteem:** Activering via FXII leidt tot de vorming van bradykinine/kallidine, welke vasodilatatie bevorderen [2](#page=2).
---
# Reparatieprocessen en chronische ontsteking
Dit onderwerp behandelt de mogelijke uitkomsten van de reparatiefase na schade of ontsteking, inclusief volledige genezing, fibrose en de ontwikkeling van chronische ontsteking.
### 3.1 Uitkomsten van de reparatiefase
De reparatiefase kan leiden tot verschillende uitkomsten, afhankelijk van de aard en omvang van de schade en de effectiviteit van het opruimingsproces [3](#page=3).
#### 3.1.1 Complete resolutie (restitutio ad integrum)
Dit is de meest gunstige uitkomst waarbij de weefsels volledig herstellen zonder blijvende schade of littekenvorming. Dit treedt op wanneer de oorzaak van de ontsteking succesvol is opgeruimd en het lichaam in staat is om beschadigd weefsel volledig te regenereren [3](#page=3).
#### 3.1.2 Genezing door fibrose
Indien volledige regeneratie niet mogelijk is, kan genezing plaatsvinden door fibrose. Hierbij wordt het beschadigde weefsel of een fibrine-rijk exsudaat vervangen door bindweefsel. Dit proces wordt gemedieerd door verschillende celtypen en moleculen [3](#page=3):
* **M2 macrofagen:** Deze spelen een cruciale rol in het herstelproces. Ze hebben anti-inflammatoire eigenschappen en bevorderen weefselreparatie en angiogenese [3](#page=3).
* **Fibroblasten:** Deze cellen produceren collageen en andere componenten van de extracellulaire matrix, wat leidt tot de vorming van littekenweefsel [3](#page=3).
* **Endotheelcellen:** Deze dragen bij aan angiogenese, de vorming van nieuwe bloedvaten, wat essentieel is voor de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen naar het herstellende weefsel [3](#page=3).
Ter contrast, **M1 macrofagen** zijn meer pro-inflammatoir en functioneren als antigeenpresenterende cellen [3](#page=3).
#### 3.1.3 Chronische ontsteking
Chronische ontsteking kan ontstaan wanneer het lichaam er niet in slaagt om de oorzaak van de ontsteking volledig op te ruimen. Dit is niet altijd een direct gevolg van acute ontsteking; soms is het een zelfstandig proces [3](#page=3).
##### 3.1.3.1 Granuloomvorming
Een belangrijk kenmerk van chronische ontsteking is de vorming van granulomen. Dit zijn georganiseerde aggregaten van immuuncellen, voornamelijk macrofagen en monocyten, vaak omgeven door lymfocyten en plasmacellen. Granulomen bevatten doorgaans geen neutrofielen. Ze worden gevormd als een poging om persistente antigenen of vreemd materiaal te isoleren [3](#page=3).
Granulomen kunnen verder worden onderverdeeld in verkazende en niet-verkazende typen, wat een anatomopathologische classificatie is. Voorbeelden van aandoeningen die geassocieerd worden met chronische ontsteking en granuloomvorming zijn tuberculose (TBC) en amyloïdose [3](#page=3).
### 3.2 Algemene symptomen van ontsteking
Ontsteking, zowel acuut als chronisch, kan gepaard gaan met algemene symptomen die worden gemedieerd door cytokines [3](#page=3).
#### 3.2.1 Centrale effecten
Cytokines zoals Interleukine-1 (IL-1), Interleukine-6 (IL-6) en Tumor Necrose Factor-alfa (TNFα) kunnen centrale effecten in het lichaam veroorzaken [3](#page=3).
* **Koorts:** Dit wordt mede geïnduceerd door IL-1 en TNFα, die als pyrogeen werken en de productie van prostaglandine E2 (PGE2) stimuleren [3](#page=3).
* **Anorexie:** Verlies van eetlust is een veelvoorkomend symptoom [3](#page=3).
* **Malaise:** Een algemeen gevoel van onwelzijn [3](#page=3).
* **Moeheid en slaperigheid:** Deze symptomen worden gerelateerd aan een verminderd energieverbruik door het lichaam [3](#page=3).
#### 3.2.2 Acute fase eiwitten
IL-6 stimuleert de lever tot de synthese van positieve acute fase eiwitten [3](#page=3).
* **C-reactief proteïne (CRP):** CRP is een pro-inflammatoir molecuul dat fosforylcholine kan binden, zoals aangetroffen op pneumokokken. Het fungeert als een opsonine binnen het aangeboren immuunsysteem en kan complementactivatie initiëren via C1q [3](#page=3).
* **Serumamyloid-A (SAA):** SAA kan Toll-like receptoren (TLR's) binden. Een belangrijk klinisch aspect van SAA is de associatie met amyloïdose, waarbij amyloïde fibrillen zich afzetten in organen zoals de nieren en het hart [3](#page=3).
#### 3.2.3 Effecten op het beenmerg
IL-1, IL-6 en TNFα hebben ook invloed op het beenmerg, wat leidt tot veranderingen in de bloedtelling [3](#page=3).
* **Leukocytose:** Een verhoogd aantal witte bloedcellen [3](#page=3).
* **Trombocytose:** Een verhoogd aantal bloedplaatjes [3](#page=3).
* **Anemie:** Een tekort aan rode bloedcellen of hemoglobine [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijpen van de rol van verschillende macrofaagsubtypes (M1 vs. M2) is cruciaal voor het onderscheiden van ontstekingsprocessen en herstelmechanismen.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met tuberculose ontwikkelt typisch granulomen in de longen als reactie op de *Mycobacterium tuberculosis*-infectie. Deze granulomen helpen de bacteriën te isoleren, maar kunnen tegelijkertijd leiden tot weefselschade en chronische ontsteking.
> **Voorbeeld:** Na een ernstige blessure aan de spier kan fibrose optreden. De initiële ontstekingsreactie wordt gevolgd door de activering van fibroblasten die littekenweefsel produceren, wat resulteert in verminderde flexibiliteit en kracht van de spier.
---
# Producten die bijdragen aan ontstekingssymptomen
Dit hoofdstuk bespreekt de moleculen die lokale en algemene ontstekingssymptomen veroorzaken, waaronder histamine, serotonine en arachidonzuurmetabolieten, en licht de werking van ontstekingsremmers toe.
### 4.1 Moleculen die ontstekingssymptomen veroorzaken
Ontstekingssymptomen kunnen worden veroorzaakt door een reeks moleculen, waaronder histamine, serotonine, Platelet Activating Factor (PAF) en metabolieten van arachidonzuur. Deze moleculen spelen een cruciale rol in zowel lokale als algemene ontstekingsreacties [4](#page=4).
#### 4.1.1 Histamine en serotonine
**Histamine** wordt voornamelijk geproduceerd door mestcellen en basofielen. De H1-receptor van histamine is verantwoordelijk voor vasodilatatie en een toename van de permeabiliteit van bloedvaten. Dit leidt tot lokale ontstekingsverschijnselen zoals roodheid (rubor) en zwelling (tumor). Histamine activeert ook trilhaarcellen en zorgt voor contractie van gladde spiercellen. De activatie van mestcellen en basofielen kan IgE-onafhankelijk gebeuren, door anafylatoxines, PAMPs en monocytaire cytokines, of IgE-afhankelijk [4](#page=4).
**Serotonine** wordt geproduceerd door mestcellen en bloedplaatjes. De functies van serotonine zijn vergelijkbaar met die van histamine. Serotonine wordt geactiveerd onder invloed van PAF en tijdens coagulatie [4](#page=4).
#### 4.1.2 Arachidonzuurmetabolieten
Arachidonzuurmetabolieten, waaronder prostaglandines en tromboxaan, zijn essentieel voor homeostase. Ze spelen een rol bij bloedplaatjesfunctie (tromboxaan), de secretie van maagslijmvlies, nierperfusie en het resetten van de hypothalamus [4](#page=4).
Het metabolisme van arachidonzuur verloopt via twee belangrijke paden:
* **Cyclo-oxygenase (COX) pathway:** Dit pad leidt tot de synthese van prostaglandines [4](#page=4).
* **5-lipoxygenase pathway:** Dit pad leidt tot de productie van 5-HPETE en vervolgens leukotriënen [4](#page=4).
De productie van arachidonzuur begint met de activering van fosfolipase A2, dat membraanfosfolipiden omzet in vrij arachidonzuur [4](#page=4).
#### 4.1.3 Prostaglandines en leukotriënen
**Prostaglandines** worden door mestcellen geproduceerd. Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) zoals ibuprofen remmen de COX-enzymen, waardoor de synthese van prostaglandines wordt geïnhibeerd. Steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen, zoals corticosteroïden, hebben een bredere ontstekingsremmende werking [4](#page=4).
Bijwerkingen van ontstekingsremmers, zoals maagzweren, verstoorde nierperfusie en bloedend tandvlees, zijn gerelateerd aan de remming van prostaglandinesynthese door COX-inhibitoren. NSAID's remmen zowel COX-1 (constitutioneel aanwezig) als COX-2 (inflammatoir geïnduceerd). De remming van prostaglandinesynthese kan ook leiden tot koortsremmende effecten doordat de PGD2-synthese wordt onderdrukt, wat voorkomt dat de hypothalamus wordt gereset [5](#page=5).
Wanneer COX wordt geremd, kan de productie van leukotriënen toenemen. Overmaat aan leukotriënen kan leiden tot luchtwegvernauwing (bronchospasme), netelroos (urticaria) en angio-oedeem [5](#page=5).
#### 4.1.4 Enzymsystemen betrokken bij ontsteking
Naast specifieke moleculen zijn er drie plasma-enzymsystemen die een belangrijke rol spelen bij ontstekingsprocessen:
* **Complement systeem:** Een complex systeem van eiwitten dat deel uitmaakt van het aangeboren immuunsysteem [4](#page=4).
* **Stollings- en fibrinolyse systeem:** Betrokken bij het stoppen van bloedingen en het oplossen van bloedstolsels [4](#page=4).
* **Kinine systeem (contact systeem):** Betrokken bij de bloeddrukregulatie, ontsteking en pijn [4](#page=4).
### 4.2 Werking van ontstekingsremmers
Ontstekingsremmers kunnen worden gecategoriseerd op basis van hun selectiviteit voor COX-1 en COX-2 [5](#page=5).
#### 4.2.1 Niet-selectieve COX-inhibitoren
Klassieke ontstekingsremmers, zoals NSAID's, remmen zowel COX-1 als COX-2 en worden daarom niet-selectieve COX-inhibitoren genoemd [5](#page=5).
#### 4.2.2 Selectieve COX-2 inhibitoren
Deze inhibitoren remmen selectief COX-2. Een voorbeeld van een preferentiële COX-2 inhibitor is meloxicam, dat voornamelijk COX-2 remt en minder overloopeffecten heeft naar de lipoxygenase pathway [5](#page=5).
#### 4.2.3 Bijwerkingen en combinaties
Bijwerkingen van COX-2 inhibitoren kunnen zoutretentie en hogere kosten omvatten. Het wordt afgeraden om corticosteroïden en klassieke ontstekingsremmers te combineren vanwege het verhoogde risico op bijwerkingen [5](#page=5).
> **Tip:** Het is belangrijk om de specifieke mechanismen van verschillende ontstekingsremmers te begrijpen, aangezien dit van invloed is op hun werkzaamheid en bijwerkingenprofiel.
### 4.3 Allergie en ontsteking
Allergie is een overgevoeligheidsreactie met een immunologisch mechanisme, waarbij het adaptieve immuunsysteem wordt geactiveerd, hetzij via B-cellen, T-cellen, of een combinatie daarvan. Het tijdsinterval tussen blootstelling en reactie is een onderscheidend kenmerk [6](#page=6).
### 4.4 Samenvatting van ontsteking
Ontsteking manifesteert zich door lokale en algemene symptomen. Lokale ontsteking kent vier fasen: hyperemie, exsudatie, infiltratie en reparatie. De klassieke symptomen van ontsteking zijn calor (warmte), rubor (roodheid), tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesa (functieverlies). De activatie van endotheelcellen door stoffen zoals histamine, TNFα en IL-1 is een sleutelgebeurtenis. NSAID's werken door de synthese van arachidonzuurmetabolieten te blokkeren via COX-inhibitie, maar hebben geen effect op histamine en cytokines [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ontsteking | Een lokale reactie van het lichaam op schade of infectie, gekenmerkt door roodheid, warmte, zwelling en pijn, die dient om schadelijke agentia te verwijderen en het herstelproces te initiëren. |
| Hyperemie | De eerste fase van een lokale reactie, waarbij vaatverwijding optreedt, wat leidt tot een verhoogde bloedtoevoer naar het getroffen gebied, resulterend in warmte (calor) en roodheid (rubor). |
| Exsudatie | De tweede fase van een lokale reactie, waarbij de doorlaatbaarheid van de bloedvaten toeneemt, waardoor plasma-eiwitten en vocht uit de bloedbaan naar het omliggende weefsel lekken, wat zwelling (tumor) en pijn (dolor) veroorzaakt. |
| Infiltratie | De derde fase van een lokale reactie, waarbij ontstekingscellen, zoals neutrofielen en monocyten, vanuit de bloedbaan naar het ontstoken weefsel migreren om de schadelijke agentia op te ruimen. |
| Reparatie | De vierde fase van een lokale reactie, waarbij het beschadigde weefsel wordt hersteld, wat kan leiden tot volledige genezing (restitutio ad integrum), littekenvorming of chronische ontsteking. |
| Endotheelactivatie | Een proces waarbij de cellen van de bloedvatwand (endotheelcellen) worden geactiveerd door ontstekingsmediatoren, wat leidt tot veranderingen in de vaatpermeabiliteit en adhesie van leukocyten. |
| Type I-endotheelactivatie | Een snelle vorm van endotheelactivatie die wordt veroorzaakt door PAMPs en DAMPs, leidend tot de snelle vrijgave van histamine, wat resulteert in vasodilatatie, verhoogde permeabiliteit en leukocytenmigratie. |
| Type II-endotheelactivatie | Een langzamere vorm van endotheelactivatie die wordt geïnduceerd door cytokines zoals IL-1 en TNF$\alpha$, wat leidt tot een meer uitgesproken ontstekingsreactie en celmigratie. |
| Adhesiemoleculen | Moleculen op het oppervlak van endotheelcellen en leukocyten die een rol spelen bij de interactie en adhesie tussen deze cellen, essentieel voor leukocytenmigratie tijdens ontsteking. |
| Opsonisatie | Het proces waarbij ziekteverwekkers of celresten worden bedekt met opsonines, zoals antilichamen of complementcomponenten, waardoor ze gemakkelijker kunnen worden herkend en gefagocyteerd door immuuncellen. |
| Anafylatoxines | Peptidefragmenten die worden geproduceerd tijdens de activering van het complementsysteem, die lokale ontstekingsreacties veroorzaken, zoals degranulatie van mestcellen en verhoogde vaatpermeabiliteit. |
| Restitutio ad integrum | Het herstel van weefsel tot de oorspronkelijke staat zonder enige restschade na een ontsteking of letsel. |
| Fibrosering | Het proces waarbij fibrine-rijk exsudaat of weefselschade wordt vervangen door bindweefsel, vaak gemedieerd door macrofagen, fibroblasten en angiogenese, resulterend in littekenvorming. |
| Granuloom | Een structurele formatie die ontstaat bij chronische ontsteking, bestaande uit opeenhopingen van macrofagen en lymfocyten, die dient om onoplosbare of persisterende pathogenen in te kapselen. |
| Acute fase eiwitten | Eiwitten waarvan de synthese door de lever wordt verhoogd als reactie op ontstekingen, zoals C-reactief proteïne (CRP) en serumamyloid A (SAA), die een rol spelen bij de immuunrespons. |
| CRP (C-reactief proteïne) | Een acutefase-eiwit dat fungeert als een opsonine, de complementactivatie bevordert en een rol speelt in het aangeboren immuunsysteem tijdens ontstekingen. |
| SAA (serumamyloid-A) | Een acutefase-eiwit dat bindt aan Toll-like receptoren en betrokken is bij ontstekingsprocessen; langdurig verhoogde waarden kunnen bijdragen aan amyloïdose. |
| PAF (Platelet Activating Factor) | Een fosfolipide mediator die diverse ontstekingsreacties kan uitlokken, waaronder trombocytenaggregatie, vasodilatatie en verhoogde vaatpermeabiliteit. |
| Arachidonzuurmetabolieten | Een groep lipide mediators, waaronder prostaglandines en leukotriënen, die worden gevormd uit arachidonzuur en een belangrijke rol spelen bij de regulatie van ontstekingsreacties. |
| COX (cyclo-oxygenase) | Een enzym dat betrokken is bij de synthese van prostaglandines en tromboxanen uit arachidonzuur; remming hiervan is het werkingsmechanisme van veel ontstekingsremmers. |
| NSAID’s (Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen) | Geneesmiddelen die ontstekingsremmende, pijnstillende en koortsverlagende effecten hebben door de COX-enzymen te remmen, zoals ibuprofen. |
| Corticosteroïden | Hormonen geproduceerd door de bijnier, of synthetische equivalenten, die krachtige ontstekingsremmende eigenschappen hebben door diverse cellulaire processen te beïnvloeden. |
| Leukotriënen | Lipide mediators die worden gevormd via de 5-lipoxygenase pathway van arachidonzuur, betrokken bij luchtwegvernauwing, allergische reacties en ontstekingen. |
| COX1 | Constitutief aanwezig COX-isovorm, belangrijk voor de fysiologische functies zoals maagslijmvliesbescherming en trombocytegregratie. |
| COX2 | COX-isovorm die geïnduceerd wordt tijdens ontstekingen, verantwoordelijk voor de productie van prostaglandines die bijdragen aan ontstekingssymptomen. |