2 Pathologie van de long.pdf
Summary
# De pathologie van de long
Dit onderwerp introduceert de principes van ziekteleer toegepast op de longen, inclusief diagnostische methoden, basismechanismen van ziekte, en oorzaken van longaandoeningen.
## 1.1 Inleiding tot pathologie van de long
Pathologie is de studie van ziekteleer en omvat twee hoofdaspecten: enerzijds als wetenschappelijke discipline die de structurele en functionele basis van ziekten bestudeert, en anderzijds als klinische discipline die diagnoses stelt via morfologische en moleculaire analyses van weefsel- of celstalen [1](#page=1).
### 1.1.1 Diagnostische technieken in de longpathologie
Verschillende technieken worden gebruikt om diagnoses te stellen of te verfijnen [1](#page=1):
* **Lichtmicroscopie:** Conventionele microscopie, steeds meer digitaal en met toepassing van AI [1](#page=1).
* **Eiwitanalyse in weefselcoupes:** Aantonen van specifieke eiwitten in weefselcoupes [1](#page=1).
* **Moleculaire technieken:** Onderzoek van DNA of RNA om moleculaire stoornissen te identificeren [1](#page=1).
### 1.1.2 Basismechanismen van ziekte (weefselreactie-patronen)
De long kan reageren op schadelijke prikkels via specifieke patronen [1](#page=1):
* **Eerste reactiepatroon:** Circulatiestoornissen die leiden tot cel-/weefseldood en herstel [1](#page=1).
* **Tweede reactiepatroon:**
* Ontsteking (inflammatie): Weefselreactie op externe prikkels [1](#page=1).
* Neoplasie (abnormale groei): Vorming van tumoren [1](#page=1).
* Aangeboren en metabole aandoeningen [1](#page=1).
### 1.1.3 Oorzaken van niet-neoplastische longaandoeningen
Longeziekten worden veroorzaakt door schadelijke agentia of triggers waar de long aan wordt blootgesteld. Deze oorzaken kunnen worden onderverdeeld in [1](#page=1):
* **Infectieus:** Veroorzaakt door virussen en bacteriën [1](#page=1).
* **Niet-infectieus:**
* **Endogeen:** Afkomstig van het eigen lichaam [1](#page=1).
* **Exogeen:** Materiaal van niet-lichamelijke afkomst [2](#page=2).
### 1.1.4 Genetische oorzaken
Genetische factoren kunnen leiden tot longaandoeningen zoals cystische fibrose, alfa-1-antitrypsinedeficiëntie en sommige vormen van astma [2](#page=2).
### 1.1.5 Omgevingsfactoren en hun impact
Verschillende omgevingsfactoren spelen een cruciale rol bij het ontstaan van longaandoeningen [2](#page=2):
* **Infecties:** Zoals griep, mazelen, bacteriële pneumonieën en tuberculose [2](#page=2).
* **Roken:** Een belangrijke oorzaak van COPD, longkanker, chronische bronchitis en emfyseem, en verhoogt de vatbaarheid voor infecties [2](#page=2).
* **Luchtvervuiling:** Schadelijke stoffen zoals roet kunnen leiden tot chronische bronchitis en verhoogde vatbaarheid voor infectie. De aanwezigheid van zwarte deeltjes in de longen van bewoners van vervuilde gebieden is hier een indicatie van [2](#page=2).
* **Beroep:** Blootstelling aan schadelijke stoffen op het werk kan leiden tot beroepsziekten zoals pneumoconiose, asbestose, mesothelioom en longkanker [2](#page=2).
### 1.1.6 Type stalen voor analyse
Voor pathologisch onderzoek worden verschillende soorten stalen verkregen [2](#page=2):
* **Cytologie:** Vocht met een suspensie van cellen. Dit kan verkregen worden uit:
* Sputum (opgehoest fluim) ] [2](#page=2).
* Bronchoalveolaire lavage (BAL) ] [2](#page=2).
* Bronchiale spoeling of borstel (voor analyse van individuele cellen en ontstekingsinfiltraat na bronchoscopie) ] [2](#page=2).
* Dunne-naaldaspiratiecytologie [2](#page=2).
* **Biopsie/Resectie:** Weefsel verkregen door chirurgie of testen. Dit omvat [3](#page=3):
* Endobronchiale biopsie (kleine biopten met tangen) ] [3](#page=3).
* Transbronchiale/transthoracale dunne-naaldaspiratiebiopsie / true-cut biopsie [3](#page=3).
* Cryobiopsie [3](#page=3).
* Wigexcisie [3](#page=3).
* Segmentectomie [3](#page=3).
* Lobectomie [3](#page=3).
* Pneumonectomie [3](#page=3).
## 1.2 Normale histologie van de long
De long bestaat uit een geleidingssysteem en een respiratoir deel, elk met specifieke structuren en functies [3](#page=3).
### 1.2.1 Algemene structuren van het ademhalingssysteem
* **Geleidingssysteem:** Van mond/neus tot trachea en bronchi. Dit systeem transporteert lucht en is ondersteund door kraakbeen. De hiërarchische vertakking vergroot het oppervlak voor efficiënte luchtverdeling [3](#page=3).
* **Respiratoir deel:** Deel waar functionele gasuitwisseling plaatsvindt, vanaf de respiratoire bronchiolen tot de alveoli [3](#page=3).
De anatomische grens tussen het geleidings- en respiratoire systeem wordt gevormd door de respiratoire bronchiolen, die geen kraakbeen meer bevatten maar wel de aanhechting van alveolaire ducti en alveoli mogelijk maken [3](#page=3).
### 1.2.2 Wandstructuren van de luchtwegen
De wandstructuren veranderen naarmate de functie wijzigt [4](#page=4):
* **Mucosa met epitheelcellen** ] [4](#page=4).
* **Lamina propria:** Bevat bloedvaten, ontstekingscellen, glad spierweefsel en steunweefsel [4](#page=4).
* **Kraakbeen (KB):** Biedt steun aan grotere luchtwegen en voorkomt collaps tijdens ademhaling [4](#page=4).
#### 1.2.2.1 Luchtgeleidend deel (bronchi en bronchioli)
* **Bronchus:** Bekleed met een 2-lagig cilindrisch epitheel met trilharen en slijmbekercellen op een basaalmembraan. De epitheelwand helpt bij het opwarmen van lucht en het afvangen van stofdeeltjes, wat bijdraagt aan het zelfreinigende systeem van de long. Glad spierweefsel zorgt voor steun en regulering van de luchttoevoer (bronchoconstrictie); abnormale bronchoconstrictie is kenmerkend voor astma [4](#page=4).
* **Bronchioli:** Bekleed met cilindrisch epitheel met trilharen en een slijmlaag. Net als bij bronchi, zorgen glad spierweefsel voor steun en regulering van de luchttoevoer [4](#page=4).
#### 1.2.2.2 Alveoli
* Bekleed door afgeplatte alveolaire epitheelcellen (plaveiselepitheelcellen) op een basaalmembraan [4](#page=4).
* **Type 1 pneumocyten:** Steuncellen [6](#page=6).
* **Type 2 pneumocyten:** Produceren surfactant, wat de oppervlaktespanning verlaagt en voorkomt dat alveoli inklappen [6](#page=6).
* De dunne wand van de alveoli, met daartegenaan capillairen in de alveolaire wanden, is essentieel voor gasuitwisseling [4](#page=4).
### 1.2.3 Specifieke structuren van de luchtwegen
* **Trachea en grotere bronchi:** Gekenmerkt door een pseudomeerlagig epitheel met trilharen en slijmbekercellen, steunweefsel met klieren, glad spierweefsel en tracheaalkraakbeenringen voor steun [5](#page=5).
* **Normale bronchus:** Bevat trilhaarepitheel, slijmbekercellen, seromuceuze klieren (voor bevochtiging en bescherming) en kraakbeen voor steun [5](#page=5).
* **Normale bronchioli:** Kraakbeen ontbreekt hier; de wand bestaat uit epitheel, stroma en glad spierweefsel dat de luchttoevoer reguleert. Naast de luchtwegen bevinden zich arteriën, en lymfatische en veneuze retour vindt plaats langs de septa [5](#page=5).
### 1.2.4 Longparenchym
De functionele eenheden zijn de secundaire pulmonaire lobuli, bestaande uit terminale bronchioli en pulmonaire arterie die vertakken in alveolaire structuren. De pulmonaire arterie voorziet de alveoli van bloed, dat via septa wordt afgevoerd, samen met de lymfatische afvoer [6](#page=6).
De lobulus fungeert als een natuurlijke barrière, en veel longziekten manifesteren zich centraal rond bronchiolen of rond de septa, wat resulteert in verschillende radiologische beelden [6](#page=6).
#### 1.2.4.1 Alveolaire wanden en interstitium
* Alveoli zijn bekleed door dun epitheel met daarrond capillairen [6](#page=6).
* **Interstitium:** Bindweefsel tussen de basaalmembranen van epitheel en endotheel, bestaande uit collageen en elastine [6](#page=6).
* Elastine is cruciaal voor de elasticiteit van de longen, noodzakelijk voor ademhaling. Verlies van elastine (zoals bij emfyseem) heeft grote functionele consequenties [6](#page=6).
* In het interstitium bevinden zich ook lymfocyten, plasmacellen en histiocyten [6](#page=6).
* Toename van het interstitium (door inflammatie of fibrose) leidt tot een grotere diffusieafstand voor gassen, wat de gasuitwisseling negatief beïnvloedt [7](#page=7).
## 1.3 Patronen van inflammatie
Inflammatie is een reactie van de microcirculatie op schadelijke prikkels, waarbij vocht en cellen vanuit het bloed naar het interstitium verplaatsen. Het doel is het neutraliseren van schadelijke agentia, het opruimen van beschadigd weefsel, het stimuleren van weefselherstel en eventueel het vervangen van beschadigd weefsel door littekenvorming. Het herkennen van verschillende ontstekingspatronen is essentieel voor het stellen van differentiaaldiagnoses [7](#page=7).
### 1.3.1 Definitie en tekenen van inflammatie
Inflammatie wordt gekenmerkt door uitzetting van de microcirculatie, wat leidt tot:
* **Oedeem:** Vochtshift van bloedvat naar interstitium [7](#page=7).
* **Influx van ontstekingscellen:** Cellen migreren naar het micromilieu [7](#page=7).
### 1.3.2 Doel van de ontstekingsreactie
De ontstekingsreactie dient meerdere doelen [7](#page=7):
* Neutraliseren van schadelijke agentia [7](#page=7).
* Opruimen van beschadigd weefsel [7](#page=7).
* Regenereren van beschadigd weefsel door het aantrekken van cellulaire componenten voor herstel [7](#page=7).
* Vervangen van beschadigd weefsel door littekenvorming [7](#page=7).
---
# Ontstekingsprocessen in de long
Dit onderwerp behandelt de reacties van de long op schadelijke prikkels, met een focus op acute en chronische ontstekingsprocessen, inclusief granulomateuze ontsteking [7](#page=7).
### 2.1 Algemene principes van ontsteking
Ontsteking wordt gedefinieerd als de reactie van de microcirculatie op schadelijke prikkels, waarbij vocht en cellen vanuit het bloed naar het interstitium verplaatsen om de stimulus op te ruimen. Het doel van deze reactie is het neutraliseren van schadelijke agentia, het opruimen van beschadigd weefsel, het faciliteren van weefselregeneratie, en het vervangen van beschadigd weefsel door littekenvorming [7](#page=7).
#### 2.1.1 Tekenen van ontsteking
De klassieke symptomen van ontsteking zijn:
* Rubor (roodheid)
* Calor (warmte)
* Tumor (zwelling, oedeem) [8](#page=8).
* Dolor (pijn) [8](#page=8).
* Functio laesa (functieverlies) [8](#page=8).
#### 2.1.2 Interstitium in de long
Het interstitium in de long is de ruimte tussen de alveolaire capillairen en de alveoli. Normaal gesproken is dit interstitium minimaal zichtbaar. Een toename van het interstitium bij pathologie heeft directe functionele gevolgen voor de alveoli, zoals een toegenomen diffusieafstand voor zuurstof en kooldioxide, wat leidt tot verminderde gasuitwisseling. Dit kan worden veroorzaakt door celinflux (ontsteking) of toename van bindweefsel (fibrose). Elastine is een belangrijk component van de longen, aanwezig in arterieel, bronchiolair en alveolair wanden, en is essentieel voor de elasticiteit [7](#page=7).
### 2.2 Acute ontsteking
Acute ontsteking is de meest directe ontstekingsreactie. Kenmerkend is een ophoping van vocht en plasmacomponenten in het getroffen weefsel, leidend tot veel oedeem. Daarnaast vindt intravasculaire activatie van bloedplaatjes plaats, gevolgd door een instroom van neutrofiele granulocyten, die een cruciaal onderdeel vormen van de aangeboren immuunrespons. De aanwezigheid van neutrofiele granulocyten in een infiltraat duidt op acute of actieve ontsteking [8](#page=8).
#### 2.2.1 Pathofysiologie van acute ontsteking
Bij weefselschade worden bloedplaatjes en andere cellen getriggerd, wat een acute respons initieert. Mestcellen produceren cytokines die leiden tot uitzetting van de microcirculatie, waardoor meer bloed naar het betreffende gebied stroomt. De ruimte tussen capillaire endotheelcellen vergroot, wat vochtshift naar het weefsel mogelijk maakt. Neutrofiele granulocyten worden aangetrokken naar het weefsel en infiltreren dit. Vasoactieve mediatoren worden vrijgesteld door onder andere bloedplaatjes, mestcellen, basofielen en het bloedplasma (complement) [8](#page=8).
#### 2.2.2 Resolutie van acute ontsteking
Na een acute ontsteking zijn er verschillende mogelijke ontwikkelingen. De meest gewenste uitkomst is het indammen van de schadelijke prikkel en weefselherstel, waarbij de microcirculatie normaliseert, oedeem afneemt en de instroom van neutrofiele granulocyten stopt. Als de acute ontstekingsreactie de prikkel niet kan opheffen, kan bindweefsel zich rond de ontsteking vormen, wat leidt tot inkapseling en de vorming van een abces. Een abces is een collectie van neutrofiele granulocyten, omgeven door een bindweefsel laag, en kan een bron van ontsteking blijven. Een andere mogelijkheid is dat de ontstekingsreactie chronisch wordt, waarbij het ontstekingsinfiltraat verandert naar lymfocyten en plasmacellen. Dit kan leiden tot fibrose en littekenvorming, waardoor het weefsel zijn functie verliest [9](#page=9).
#### 2.2.3 Granulatieweefsel
Granulatieweefsel is een vroeg stadium van nieuw gevormd bindweefsel dat dient ter vervanging van beschadigd weefsel, fibrine, en necrose. Het bestaat uit prolifererende fibroblasten en capillairen in een losse matrix. Dit weefsel vormt de eerste stap in weefselherstel of de vorming van een litteken, en wordt vaak gezien bij acute ontsteking als intermediair weefsel. Een voorbeeld is de organisatie van fibrineus pleuraal exsudaat na een lobaire pneumonie [9](#page=9).
### 2.3 Chronische ontsteking
Chronische ontsteking wordt gekenmerkt door de organisatie van het ontstekingscelinfiltraat met macrofagen, lymfocyten en plasmacellen, die deel uitmaken van de adaptieve immuunrespons. Er is ook stromale organisatie met proliferatie van fibroblasten en fibrose. Chronische ontsteking kan ontstaan uit een acute ontsteking waarbij de veroorzakende prikkel niet wordt verwijderd, of kan als primair proces optreden zonder voorafgaande acute fase [10](#page=10).
#### 2.3.1 Oorzaken van primaire chronische ontsteking
Oorzaken van primaire chronische inflammatie zijn divers en omvatten:
* Infectieuze agentia die resistent zijn tegen fagocytose (bv. tuberculose, brucellosis, lepra, virale infecties) [10](#page=10).
* Endogene materialen (bv. necrotisch vetweefsel, bot, uraatkristallen) [10](#page=10).
* Exogene materialen (bv. silica, asbestvezels, hechtmateriaal, geïmplanteerde prothesen) [10](#page=10).
* Auto-immuunziekten (bv. Hashimoto, auto-immuun gastritis) [10](#page=10).
* Ziekten met onbekende etiologie (bv. chronische inflammatoire darmziekte) [10](#page=10).
* Primaire granulomateuze ziekten (bv. ziekte van Crohn, sarcoïdose) [10](#page=10).
#### 2.3.2 Granulomateuze inflammatie
Granulomateuze inflammatie is een specifieke vorm van chronische ontsteking, gekenmerkt door de aanwezigheid van histiocyten en macrofagen. Granulomen zijn kleine aggregaten (minder dan 2 mm) van epithelioïde macrofagen, vaak met meerkernige reuscellen (samengesmolten macrofagen). Deze cellen organiseren zich om schadelijke prikkels op te lossen. Granulomen worden meestal omgeven door een lymfoïde ontstekingsinfiltraat. Epithelioïde macrofagen hebben verminderde migratie en blijven ter plaatse, terwijl meerkernige reuscellen gefuseerde macrofagen zijn. Infectieuze granulomen, zoals bij tuberculose, kunnen een necrotisch centrum bevatten (verkazende necrose) [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Tip:** De aanwezigheid van grote cellen met veel roze cytoplasma (bv. macrofagen) en veel blauwe kernen (lymfocyten) in een infiltraat geeft diagnostische indicaties [11](#page=11).
##### 2.3.2.1 Oorzaken van granulomateuze ziekte
Oorzaken van granulomateuze ziekte omvatten:
* Specifieke infecties (bv. mycobacteriën, schimmels, parasieten, syfilis) [11](#page=11).
* Materialen die resistent zijn tegen vertering (bv. keratine, necrotisch bot, cholesterolkristallen, talk, silica) [11](#page=11).
* Specifieke chemicaliën (bv. beryllium) [11](#page=11).
* Geneesmiddelen (bv. BCG, sulfonamiden) [11](#page=11).
* Onbekende oorzaak (bv. ziekte van Crohn, sarcoïdose, granulomatose met polyangitis) [11](#page=11).
### 2.4 Respiratoire infecties
#### 2.4.1 Acute bronchiolitis
Acute bronchiolitis is een acute ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchi en bronchiolen), vaak veroorzaakt door virussen zoals RSV, adenovirus en mazelen. Het infiltraat in de bronchioli bestaat uit neutrofiele granulocyten, wat leidt tot cytokineproductie en systemische symptomen zoals koorts. De normale functie van de luchtwegen wordt aangetast [12](#page=12).
#### 2.4.2 Pneumonie
Pneumonie is een infectie van de distale luchtwegen en alveoli, met vorming van inflammatoir exsudaat. Het kan worden veroorzaakt door bacteriën (bv. S. pneumoniae), virussen (bv. influenza), schimmels (bv. Aspergillus), of andere oorzaken zoals aspiratie. De histologische tekenen van infectie kunnen neutrofiele ontsteking, granulomateuze ontsteking, necrose en de aanwezigheid van micro-organismen omvatten [12](#page=12).
##### 2.4.2.1 Verspreidingspatronen van pneumonie
Er zijn twee hoofdwegen van verspreiding van pneumonie:
* **Bronchopneumonie:** Verspreiding via luchtgeleidingswegen, wat leidt tot vlekkerige consolidatie, vaak rond bronchiolen en aangrenzende alveoli. Dit komt vaker voor bij zuigelingen, ouderen en als secundaire infectie [13](#page=13).
* **Lobaire pneumonie:** De infectie neemt een anatomisch afgebakend segment of een volledige longkwab in beslag. Dit wordt vaak veroorzaakt door *S. pneumoniae* en resulteert in een volledige kwab gevuld met neutrofiele granulocyten [13](#page=13).
##### 2.4.2.2 Fases van acute pneumonie
Acute pneumonie doorloopt verschillende fases:
* **Congestieve fase (< 24 uur):** Veneuze stuwing, eiwitrijk exsudaat in de alveoli, overvloed aan neutrofiele granulocyten in het interstitium en de alveoli, oedeem en bloeding. De alveoli bevatten ontstekingsinfiltraat in plaats van lucht [13](#page=13).
* **Rode hepatisatie fase (dag 1-4):** Grote hoeveelheden neutrofiele granulocyten, rode bloedcellen, lymfocyten en macrofagen in de alveoli. Het weefsel wordt dichter en roder, vergelijkbaar met de consistentie van verse lever [14](#page=14).
* **Grijze hepatisatie fase (dag 5-9):** Fibrine en macrofagen/lymfocyten domineren de alveoli, met opruiming van rode bloedcomponenten. De consistentie wordt vergelijkbaar met die van vaste lever [14](#page=14).
* **Resolutiefase (dag 8-10):** Bindweefsel neemt af en fibrine wordt opgeruimd, wat leidt tot herstel van de long [14](#page=14).
#### 2.4.3 Pulmonaire tuberculose
Pulmonaire tuberculose (TB) is een voorbeeld van granulomateuze ontsteking in de longen, veroorzaakt door *M. tuberculosis* en atypische mycobacteriën. De granulomen kunnen gelokaliseerd zijn of verspreid voorkomen (miliaire tuberculose). Chronisch alcoholisme, diabetes mellitus en immunosuppressie zijn predisponerende factoren. Symptomen zijn luchtwegklachten, koorts, gewichtsverlies en nachtzweten. TBC is moeilijk te diagnosticeren op scans vanwege de granulomateuze ontsteking en necrose [14](#page=14).
---
# Specifieke longaandoeningen
Dit deel van de studiehandleiding bespreekt diverse longaandoeningen, variërend van infecties en obstructieve aandoeningen tot interstitiële, vasculaire en pleurale afwijkingen.
### 3.1 Infectieuze longaandoeningen
Infectieuze longaandoeningen kunnen variëren van acute ontstekingen van de kleinere luchtwegen tot infecties die de diepere longstructuren aantasten.
#### 3.1.1 Acute bronchiolitis
Acute bronchiolitis is een ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchi en bronchiolen). Veelvoorkomende oorzaken zijn virussen zoals RSV, adenovirus en mazelen. Histologisch kenmerkt het zich door een infiltraat in de bronchioli, voornamelijk bestaande uit neutrofiele granulocyten. De productie van cytokines in dit infiltraat kan leiden tot systematische symptomen zoals koorts [12](#page=12).
#### 3.1.2 Pneumonie
Pneumonie is een infectie die de distale luchtwegen en alveoli aantast, wat resulteert in de vorming van inflammatoir exsudaat. De oorzaken kunnen bacterieel (bv. $S.$ pneumoniae, $S.$ aureus, $M.$ tuberculosis), viraal (bv. influenza, SARS-CoV-2), schimmels en gisten (bv. Aspergillus, Pneumocystis jiroveci) of andere factoren zoals aspiratie en lipiden zijn. Histologische tekenen van infectie zijn onder andere neutrofiele of granulomateuze ontsteking, necrose en de aanwezigheid van micro-organismen [12](#page=12).
Pneumonie kan zich op twee manieren verspreiden:
* **Bronchopneumonie:** Verspreiding via luchtgeleidingswegen, wat leidt tot vlekkerige consolidatie, vaak in meerdere longkwabben of bilateraal. Dit komt vaker voor bij zuigelingen en ouderen en is meestal secundair aan een reeds bestaande aandoening [13](#page=13).
* **Lobaire pneumonie:** Een volledige longkwab wordt ingenomen door de infectie. Dit is relatief ongewoon bij zuigelingen en ouderen en wordt in 90% van de gevallen veroorzaakt door $S.$ pneumoniae. Het presenteert zich met hoest, koorts en purulent of 'roestig' sputum [13](#page=13).
De fasen van acute pneumonie zijn:
* **Congestieve fase (<24 uur):** Veneuze stuwing, eiwitrijk exsudaat in de alveoli, en overvloed aan neutrofiele granulocyten. Dit leidt tot oedeem en bloeding, waardoor de ademhaling bemoeilijkt wordt door het ontstekingsinfiltraat in de alveoli [13](#page=13).
* **Rode hepatisatie fase (dag 1-4):** Grote hoeveelheden neutrofiele granulocyten, rode bloedcellen, lymfocyten en macrofagen in de alveoli, wat resulteert in een leverachtige consistentie en een rode kleur van de long [13](#page=13).
* **Grijze hepatisatie fase (dag 5-9):** Fibrine en macrofagen/lymfocyten domineren, met minder rode componenten. Dit is de laatste fase voor herstel [13](#page=13).
* **Resolutiefase (dag 8-10):** Bindweefsel neemt af en fibrine wordt opgeruimd, wat leidt tot herstel van de long [13](#page=13).
#### 3.1.3 Pulmonale tuberculose
Pulmonale tuberculose (TB) is een granulomateuze ontsteking van de long, veroorzaakt door $M.$ tuberculosis of atypische mycobacteriën. Predisponerende factoren zijn chronisch alcoholisme, diabetes mellitus en immunosuppressie (vooral HIV/AIDS). Symptomen omvatten luchtwegklachten, koorts, gewichtsverlies en nachtzweten. De ziekte wordt gekenmerkt door granulomen, die gelokaliseerd of verspreid kunnen zijn (militaire tuberculose). Verkazende necrose kan leiden tot holtevorming. De diagnose wordt bemoeilijkt door granulomateuze ontsteking en necrose op scans. De Ziehl-Neelsen-kleuring kan de tuberculose-bacil aantonen, maar heeft beperkte sensitiviteit en moet worden gecorreleerd met kweek en PCR [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 3.1.4 Andere granulomateuze infecties
Andere pathogenen, zoals streptococcen en schimmels, kunnen ook granulomateuze ontsteking veroorzaken. Schimmels kunnen zichtbaar worden gemaakt met PAS- en Grocott-kleuringen [15](#page=15).
* **Aspergillose:** Veroorzaakt door Aspergillus-soorten, die pathogeen kunnen zijn bij immuungecompromitteerde patiënten. Infecties kunnen ingekapseld zijn (aspergilloom) of leiden tot overgevoeligheidsreacties of invasieve aspergillose met vasculaire invasie [15](#page=15).
### 3.2 Obstructieve luchtwegaandoeningen
Obstructieve luchtwegaandoeningen worden gekenmerkt door een gedeeltelijke of volledige vernauwing van de luchtwegen.
#### 3.2.1 Gelokaliseerde obstructieve luchtwegaandoeningen
Dit type obstructie wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een tumor of een vreemd voorwerp. Het kan leiden tot distale collaps of overexpansie en gecompliceerd worden door infecties of bronchiëctasieën. Longfunctietesten zijn meestal normaal [16](#page=16).
#### 3.2.2 Diffuse obstructieve luchtwegaandoeningen
Deze aandoeningen zijn meer voorkomend en ontstaan door schadelijke stoffen in de luchtwegen die de normale luchtgeleiding verstoren. Ze kunnen reversibel en intermitterend zijn, of irreversibel. Belangrijke aandoeningen zijn chronische bronchitis, COPD, emfyseem, astma en obliteratieve bronchiolitis [16](#page=16).
* **Chronische obstructieve longziekte (COPD):** Een klinisch syndroom geassocieerd met chronische bronchitis en emfyseem, met pathologische veranderingen in centrale en kleine luchtwegen, longparenchym en pulmonale vasculatuur. Roken is de belangrijkste oorzaak. Kenmerken zijn productief hoesten, kortademigheid, en potentieel respiratoir falen en cor pulmonale. Exacerbaties worden vaak veroorzaakt door bacteriële of virale infecties [17](#page=17).
* **Chronische bronchitis:** Histologisch gekenmerkt door een toename van mucussecretie door hyperplasie van slijmbekercellen en mucineuze klieren. Er treedt ook plaveiselepitheelmetaplasie op, waarbij trilhaardragend epitheel wordt vervangen door resistenter epitheel. Een toename van ontstekingscellen (vooral lymfocyten) en hyperplasie van gladde spiercellen zijn ook aanwezig, wat leidt tot een verhoogde luchtwegweerstand en bronchoconstrictie [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Bronchiëctasieën:** Een eindstadium van schade aan de bronchi, waarbij de luchtwegen verwijden door littekenvorming na ontsteking, obstructie of fibrose. Dit leidt tot chronische hoest, dyspneu en productie van grote hoeveelheden stinkend sputum. Complicaties omvatten pneumonie en longabcessen [18](#page=18).
* **Emfyseem:** Gedefinieerd als een abnormale vergroting van de alveolaire luchtruimten met destructie van de alveolaire wand zonder fibrose. De belangrijkste oorzaak is roken, wat leidt tot verlies van elastine en een afname van de diffusiecapaciteit. Lokaal emfyseem kan leiden tot spontane pneumothorax [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Astma:** Een chronische longaandoening gekenmerkt door paroxismale episoden van obstructie van de kleine luchtwegen, veroorzaakt door diverse prikkels die een ontstekingsreactie uitlokken. Acuut kan het leiden tot bronchiale ontsteking, slijmpropvorming en bronchiale obstructie. Chronisch kan dit resulteren in hypertrofie van slijmklieren, ontwikkeling van lymfoïd weefsel, hypertrofie van gladde spiercellen en verdikking van het bronchiale basaalmembraan. Een ernstige acute vorm die niet reageert op behandeling is status asthmaticus, wat fataal kan zijn [19](#page=19) [20](#page=20).
### 3.3 Interstitiële longziekten (ILD)
Interstitiële longziekten tasten het interstitium van de long aan, wat kan leiden tot chronische ontsteking en fibrose. Er zijn meer dan 200 ziekte-entiteiten met verschillende etiologieën, waaronder idiopathische interstitiële fibrose, auto-immuun gerelateerde aandoeningen, blootstellingsgerelateerde ziekten (geneesmiddelreacties, pneumoconiose) en granulomateuze ziekten zoals sarcoïdose. Blootstellingsgerelateerde ziekten, zoals hypersensitiviteits-pneumonitis, veroorzaken ontsteking en fibrose rond de bronchi en in het omliggende longparenchym, wat de structuur en diffusiecapaciteit van de long aantast. Diffuse alveolaire schade kan leiden tot volledige verlittekening van het longparenchym ("honingraatpatroon") en vereist mogelijk transplantatie [20](#page=20) [21](#page=21).
### 3.4 Vasculaire ziekten van de longen
Vasculaire aandoeningen van de longen kunnen worden veroorzaakt door schade aan bloedvatwanden (bv. vasculitis), obstructie van het vaatbed (bv. embolieën) of variaties in intravasculaire druk (bv. pulmonale hypertensie) [21](#page=21).
* **Vasculitis:** Vaak in de context van een systemische ziekte, gekenmerkt door fibrinoïde necrose van de vaatwand en infiltratie door neutrofielen. Voorbeelden zijn granulomatose met polyangiitis (GPA) en het Goodpasture-syndroom [21](#page=21).
* **Vasculaire obstructie:** Meest voorkomend door embolieën (trombus, lucht, vet, kankercellen of vruchtwater). Een occlusie kan leiden tot een pulmonair infarct. Meerdere embolieën kunnen pulmonale arteriële hypertensie veroorzaken. Risicofactoren voor trombo-embolie omvatten immobilisatie, zwangerschap en maligniteit [21](#page=21) [22](#page=22).
### 3.5 Aandoeningen van de pleura
Aandoeningen van de pleura betreffen pathologieën van het longvlies rond de long. Dit omvat vocht- of luchtcollecties:
* **Haemothorax:** Bloed in de pleuraholte, meestal door trauma of een gescheurde aorta-aneurysma [22](#page=22).
* **Hydrothorax:** Vloeistofophoping (transudaat of exudaat) in de pleuraholte, gerelateerd aan leverfalen, hartfalen, nierfalen, tumoren of infecties [22](#page=22).
* **Chylothorax:** Lymfeophoping, vaak door neoplastische obstructie van thoracale lymfevaten [22](#page=22).
* **Pneumothorax:** Lucht in de pleuraholte, die spontaan (bv. bij emfyseem of idiopathisch) of traumatisch kan ontstaan [22](#page=22).
* **Pyothorax:** Pus in de pleuraholte, veroorzaakt door infectie [22](#page=22).
Goedaardige pleurale aandoeningen kunnen infectieus (bv. pneumonie, tuberculose) of systemisch (bv. reumatoïde artritis) van aard zijn. Tumoren van de pleura omvatten maligne mesothelioom [22](#page=22).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Pathologie | De studie van ziekteleer, zowel als een wetenschappelijke discipline die de structurele en functionele basis van ziekten onderzoekt, als een klinische discipline die diagnoses stelt via morfologische en moleculaire analyse van biologische stalen. |
| Biopten | Kleine stukjes weefsel of cellen die worden afgenomen van het lichaam om onder een microscoop te onderzoeken en zo een diagnose van een ziekte te stellen. |
| Lichtmicroscopie | Een techniek die gebruik maakt van zichtbaar licht om objecten te vergroten, gebruikt in de pathologie om weefselstructuren gedetailleerd te bestuderen. |
| Eiwitanalyse in weefselcoupes | Een techniek waarbij wordt aangetoond of bepaalde eiwitten aanwezig zijn in dunne plakjes weefsel (coupes), wat helpt bij het stellen van diagnoses. |
| Moleculaire technieken | Methoden die worden gebruikt om DNA of RNA te bestuderen, evenals moleculaire stoornissen binnen cellen, ter ondersteuning van diagnostiek en onderzoek. |
| Circulatiestoornissen | Problemen met de bloedcirculatie die kunnen leiden tot verminderde zuurstof- en voedseltoevoer naar weefsels, wat cel- of weefseldood kan veroorzaken. |
| Inflammatie (ontsteking) | Een reactie van het lichaam op een schadelijke prikkel of stimulus, gekenmerkt door roodheid, warmte, zwelling, pijn en functieverlies, waarbij vocht en cellen naar het getroffen gebied migreren. |
| Neoplasie | De vorming van nieuwe, abnormale weefselgroei, zoals tumoren, die goedaardig of kwaadaardig kunnen zijn. |
| Cystische fibrose | Een erfelijke ziekte die de klieren met slijm, zweet en spijsverteringssappen aantast, met name in de longen en het spijsverteringsstelsel, veroorzaakt door een defect in het CFTR-gen. |
| Alfa-1-antitrypsinedeficiëntie | Een genetische aandoening die leidt tot een tekort aan het eiwit alfa-1-antitrypsine, wat de longen kan beschadigen en kan leiden tot emfyseem en leveraandoeningen. |
| COPD (Chronische Obstructieve Longziekte) | Een verzamelnaam voor chronische bronchitis en emfyseem, gekenmerkt door progressieve vernauwing van de luchtwegen en aantasting van het longweefsel, voornamelijk veroorzaakt door roken. |
| Pneumoconiose | Een longziekte die wordt veroorzaakt door het inademen van schadelijke stofdeeltjes, zoals stof of asbest, wat leidt tot littekenvorming in de longen. |
| Cytologie | De studie van cellen, met name hun structuur en functie, vaak toegepast in de diagnostiek via het onderzoeken van losse cellen uit lichaamsvloeistoffen of uitstrijkjes. |
| Sputum | Slijm dat wordt opgehoest vanuit de longen en luchtwegen, dat monsters van cellen en eventuele ziekteverwekkers kan bevatten voor diagnostisch onderzoek. |
| Bronchoalveolaire lavage (BAL) | Een diagnostische procedure waarbij steriele zoutoplossing in de longen wordt gespoeld en weer opgezogen om cellen en vloeistof uit de diepere luchtwegen te verzamelen voor analyse. |
| Biopsie | Het chirurgisch verwijderen van een klein stukje weefsel uit het lichaam om dit microscopisch te onderzoeken, met als doel het stellen van een diagnose. |
| Histologie | De studie van de microscopische structuur van weefsels en organen. |
| Ademhalingssysteem (respiratoir systeem) | Het systeem van organen dat verantwoordelijk is voor gasuitwisseling in het lichaam, inclusief de neus, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longen. |
| Geleidingssysteem (luchtwegen) | Het deel van het ademhalingssysteem dat lucht transporteert van de buitenlucht naar de longen, bestaande uit de neus, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp en bronchiën. |
| Respiratoir deel (longen) | Het deel van de longen waar de daadwerkelijke gasuitwisseling van zuurstof en kooldioxide plaatsvindt, voornamelijk in de alveoli. |
| Alveoli | Kleine, zakachtige structuren in de longen waar zuurstof uit de ingeademde lucht in het bloed terechtkomt en kooldioxide uit het bloed in de uitgeademde lucht wordt afgegeven. |
| Mucosa | Het slijmvlies dat de luchtwegen bekleedt en beschermt, bestaande uit epitheelcellen en een slijmlaag. |
| Lamina propria | Het bindweefsel dat direct onder het epitheel van de mucosa ligt en bloedvaten, zenuwen en immuuncellen bevat. |
| Kraakbeen (KB) | Stevig maar flexibel bindweefsel dat structuur en steun biedt aan de luchtwegen, zoals de trachea en grotere bronchiën. |
| Pseudomeerlagig epitheel | Een type epitheel dat er op het eerste gezicht meerlagig uitziet, maar waarbij alle cellen met hun basale uiteinden aan één basaalmembraan vastzitten. |
| Slijmbekercellen | Cellen in het epitheel van de luchtwegen die slijm produceren om de luchtwegen te bevochtigen en te beschermen tegen irriterende stoffen en ziekteverwekkers. |
| Bronchoconstrictie | Vernauwing van de luchtwegen, meestal veroorzaakt door samentrekking van de gladde spieren in de wand, wat de luchtstroom kan beperken. |
| Longparenchym | Het functionele weefsel van de longen, bestaande uit de alveoli en bronchioli, waar gasuitwisseling plaatsvindt. |
| Secundaire pulmonaire lobuli | Kleine functionele eenheden binnen de longen, die de kleinste histologische eenheid vormen en bestaan uit terminale bronchioli en alveolaire structuren. |
| Surfactant | Een stof die wordt geproduceerd door type 2 pneumocyten in de alveoli, die de oppervlaktespanning verlaagt en voorkomt dat de alveoli inklappen. |
| Interstitium | Het bindweefsel tussen de alveoli en de capillairen, dat belangrijk is voor de ondersteuning en elasticiteit van de longen, maar bij pathologie kan verdikken. |
| Fibrose | Overmatige vorming van bindweefsel (littekenweefsel) in een orgaan, wat de normale functie kan belemmeren. |
| Granulatieweefsel | Een vroeg stadium van nieuw bindweefsel dat wordt gevormd tijdens het helingsproces van wonden en ontstekingen, bestaande uit fibroblasten en nieuwe bloedvaatjes. |
| Acute ontsteking | De eerste, snelle reactie van het lichaam op schade of infectie, gekenmerkt door ophoping van vocht en neutrofiele granulocyten. |
| Neutrofiele granulocyten | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de aangeboren immuunrespons, met name bij de bestrijding van bacteriële infecties en acute ontstekingen. |
| Chronische ontsteking | Een langdurige ontstekingsreactie die ontstaat wanneer de oorzakelijke prikkel niet wordt verwijderd, gekenmerkt door de aanwezigheid van lymfocyten en plasmacellen. |
| Lymfocyten | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in de adaptieve immuunrespons, waaronder B-cellen (produceren antilichamen) en T-cellen (reguleren immuunreacties). |
| Plasmacellen | Cellen die afkomstig zijn van B-lymfocyten en gespecialiseerd zijn in de productie van grote hoeveelheden antilichamen. |
| Granulomateuze inflammatie | Een specifieke vorm van chronische ontsteking die wordt gekenmerkt door de vorming van granulomen, kleine aggregaten van macrofagen en soms meerkernige reuscellen. |
| Granulomen | Kleine structuren die bestaan uit georganiseerde macrofagen en andere ontstekingscellen, gevormd als reactie op onoplosbare ziekteverwekkers of lichaamsvreemde materialen. |
| Meerkernige reuscellen | Grote cellen die ontstaan door het samensmelten van meerdere macrofagen, vaak aanwezig in granulomen, met meerdere kernen in een gedeeld cytoplasma. |
| Verkazende necrose | Een type necrose (celdood) dat histologisch doet denken aan kaas, vaak gezien in tuberculomen en andere granulomateuze ontstekingen, waarbij het centrum van het granuloom necrose vertoont. |
| Acute bronchiolitis | Een acute ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchioli), vaak veroorzaakt door virale infecties, wat leidt tot symptomen als hoesten en ademhalingsmoeilijkheden. |
| Pneumonie | Een infectie van de longen die de distale luchtwegen en alveoli aantast, resulterend in de vorming van inflammatoir exsudaat en consolidatie van het longweefsel. |
| Bronchopneumonie | Een type pneumonie waarbij de infectie zich verspreidt via de luchtgeleidingswegen, wat leidt tot vlekkerige consolidaties in meerdere longkwabben of bilateraal, vaak rond bronchiolen. |
| Lobaire pneumonie | Een type pneumonie waarbij een volledig anatomisch afgebakend segment of een gehele longkwab wordt ingenomen door de infectie, meestal veroorzaakt door S. pneumoniae. |
| Congestieve fase (van pneumonie) | De initiële fase van acute pneumonie (<24 uur), gekenmerkt door veneuze stuwing, ophoping van eiwitrijk exsudaat in de alveoli, oedeem en soms bloedingen. |
| Rode hepatisatie fase (van pneumonie) | De tweede fase van acute pneumonie (dag 1-4), waarbij grote hoeveelheden neutrofiele granulocyten, rode bloedcellen en andere ontstekingscellen de alveoli vullen, wat resulteert in een rode, vaste consistentie van het longweefsel. |
| Grijze hepatisatie fase (van pneumonie) | De derde fase van acute pneumonie (dag 5-9), waarin fibrine en macrofagen domineren en de rode bloedcellen worden opgeruimd, waardoor het longweefsel een grijzer uiterlijk krijgt. |
| Resolutiefase (van pneumonie) | De laatste fase van acute pneumonie (dag 8-10), waarin het bindweefsel afneemt, fibrine wordt opgeruimd en het longweefsel begint te herstellen. |
| Pulmonaire tuberculose | Een chronische infectie van de longen veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis, gekenmerkt door de vorming van granulomen, necrose en mogelijk holtevorming. |
| Ziehl-Neelsen-kleuring | Een speciale histochemische kleuring die wordt gebruikt om zuurvaste bacteriën, zoals Mycobacterium tuberculosis, aan te tonen als rode staafjes tegen een blauwe achtergrond. |
| Aspergillose | Een infectie veroorzaakt door schimmels van het geslacht Aspergillus, die vooral voorkomt bij immuungecompromitteerde patiënten en kan leiden tot verschillende vormen van longziekten, waaronder invasieve aspergillose. |
| Obstructieve luchtwegaandoening | Een aandoening waarbij de luchtwegen vernauwd of geblokkeerd zijn, wat de luchtstroom naar of vanuit de longen belemmert. |
| Gelokaliseerde obstructieve luchtwegaandoening | Obstructie van de luchtwegen door een specifieke oorzaak, zoals een tumor of een vreemd voorwerp, die invloed heeft op een bepaald deel van de luchtwegen. |
| Diffuse obstructieve luchtwegaandoening | Obstructie van de luchtwegen die wijdverspreid is over een groter deel van de longen, vaak veroorzaakt door schadelijke stoffen in de lucht die de luchtwegen beschadigen. |
| Chronische bronchitis | Een inflammatoire aandoening van de luchtwegen, gekenmerkt door langdurige hoest met sputumproductie, vaak veroorzaakt door irritatie zoals roken. |
| Emfyseem | Een longziekte die wordt gekenmerkt door de abnormale vergroting van de alveolaire luchtzakken en destructie van de alveolaire wanden, wat leidt tot verminderde gasuitwisseling en kortademigheid. |
| Astma | Een chronische inflammatoire aandoening van de luchtwegen die gepaard gaat met paroxismale episoden van vernauwing van de luchtwegen (bronchoconstrictie), wat leidt tot piepende ademhaling, hoesten en kortademigheid. |
| Obliteratieve bronchiolitis | Een zeldzame, ernstige vorm van obstructieve longziekte waarbij de kleine luchtwegen (bronchioli) geleidelijk worden geblokkeerd en vervangen door littekenweefsel. |
| Interstitiële longziekte (ILD) | Een groep van meer dan 200 longziekten die het interstitium (het bindweefsel tussen de alveoli) aantasten, vaak leidend tot ontsteking, fibrose en verminderde longfunctie. |
| Idiopathische interstitiële fibrose | Een vorm van interstitiële longziekte waarbij de oorzaak onbekend is, gekenmerkt door progressieve fibrose in het longweefsel. |
| Hypersensitiviteits-pneumonitis | Een immuunreactie van de longen op ingeademde organische antigenen, die kan leiden tot ontsteking en fibrose van het interstitium. |
| Diffuse alveolaire schade (DAD) | Een ernstige, diffuse beschadiging van de alveoli die kan leiden tot acuut respiratoir falen (ARDS), vaak als gevolg van verwondingen zoals sepsis, aspiratie of toxiciteit. |
| Honingraatpatroon | Een kenmerkend radiologisch patroon op longfoto's dat duidt op ernstige interstitiële fibrose met verwijdde luchtruimten en verlies van normale longstructuur, vaak gezien in de eindstadia van interstitiële longziekten. |
| Vasculaire ziekten van de longen | Aandoeningen die de bloedvaten van de longen aantasten, zoals ontsteking van bloedvatwanden (vasculitis), obstructie van bloedvaten (embolieën) of veranderingen in intravasculaire druk (hypertensie). |
| Vasculitis | Ontsteking van de bloedvatwanden, die kan leiden tot schade aan de vaten en verminderde bloeddoorstroming, vaak in de context van systemische auto-immuunziekten. |
| Pulmonaire embolie | Obstructie van een bloedvat in de longen door een embolie, meestal een bloedstolsel dat afkomstig is uit de benen (trombo-embolie), wat kan leiden tot een longinfarct of pulmonale hypertensie. |
| Pulmonale hypertensie | Een verhoogde bloeddruk in de longslagaders, die kan leiden tot hartfalen en kortademigheid. |
| Aandoeningen van de pleura | Ziekten die het longvlies (pleura) aantasten, de dunne vliezen die de longen omgeven. Dit kan leiden tot vochtophoping (hydrothorax), lucht (pneumothorax) of pus (pyothorax) in de pleurale ruimte. |
| Haemothorax | Ophoping van bloed in de pleurale ruimte, meestal als gevolg van trauma aan de borstkas of een gescheurde aorta-aneurysma. |
| Hydrothorax | Ophoping van vocht in de pleurale ruimte, die kan worden onderverdeeld in transudaat (laag eiwitgehalte) bij lever-, hart- of nierfalen, en exudaat (hoog eiwitgehalte) bij tumoren, infecties of ontsteking. |
| Chylothorax | Ophoping van lymfe in de pleurale ruimte, meestal veroorzaakt door obstructie van de thoracale lymfevaten door een tumor. |
| Pneumothorax | Aanwezigheid van lucht in de pleurale ruimte, wat leidt tot het inklappen van de long. Kan spontaan optreden, door trauma of geassocieerd zijn met andere longziekten. |
| Pyothorax (empyeem) | Ophoping van pus in de pleurale ruimte, meestal als gevolg van een infectie, zoals een longontsteking die zich uitbreidt naar de pleura. |
| Maligne mesothelioom | Een zeldzame, agressieve vorm van kanker die ontstaat in de mesotheelcellen van het longvlies (pleura), buikvlies (peritoneum) of hartzakje (pericardium), vaak geassocieerd met blootstelling aan asbest. |