Extracted from Lesnota's GePuPo-6 (1-23pg).pdf
Summary
# De historische benadering van het recht
De historische benadering van het recht beschouwt het recht vanuit een breder, metajuridisch perspectief, waarbij de wisselwerking tussen recht, macht, politiek, religie, en maatschappelijke evoluties centraal staat [3](#page=3).
### 1.1 Metajuridische invalshoek
De historische benadering van het recht, ook wel rechtsgeschiedenis genoemd, is een metajuridische benadering. Dit betekent dat het recht wordt bekeken vanuit de invalshoek van een andere wetenschap, wat een 'helikopterview' biedt en helpt te begrijpen waarom bepaalde juridische structuren of concepten zo belangrijk zijn geworden en hoe ze zijn geëvolueerd. In plaats van zich uitsluitend te focussen op het positieve recht (het recht dat op dit moment geldt), onderzoekt deze benadering de interactie van het recht met macht, politiek, technologie, religie, en klimaat. Het is een beschouwende, contextualiserende en kritische benadering [3](#page=3).
#### 1.1.1 Paradigma van het positieve recht
Vanuit een historisch-wetenschappelijke invalshoek, ook wel een ander paradigma genoemd, stapt men uit het paradigma van het positieve recht. Een paradigma is het geheel van veronderstellingen waaruit een wetenschap is opgebouwd. Rechtsgeschiedenis is hierdoor interdisciplinair en wordt bedreven vanuit zowel de wetenschap van de geschiedenis als de wetenschap van het recht. Dit staat tegenover disciplines als rechtsociologie, rechtsfilosofie, rechtseconomie en rechtspsychologie. Het juridische adagium dat iedereen geacht wordt de wet te kennen, wordt in de praktijk uitgedaagd omdat het onmogelijk is alle regels te kennen [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.1.2 De rol van de Historische Rechtsschule
De Historische Rechtsschule, met Carl Friedrich von Savigny als sleutelfiguur in de 19e eeuw, benadrukte dat het recht moet worden onderwezen in relatie tot de huidige maatschappij en niet louter op basis van Romeins recht. Het recht wordt gezien als een uitdrukking van de geschiedenis van de maatschappij en de wil van het volk, de zogenaamde 'Volksgeist'. Positief recht wordt beschouwd als de resultante van een historische evolutie, wat verklaart waarom elk land zijn eigen, nationaal gekleurde recht heeft [4](#page=4).
### 1.2 Wisselwerking tussen recht en geschiedenis
De relatie tussen rechtswetenschap en geschiedwetenschap is wederkerig [4](#page=4).
#### 1.2.1 Geschiedenis ten dienste van het recht (Heuristiek en Interpretatie)
Geschiedenis kan het recht 'dienen' door middel van heuristiek en historische interpretatie (#page=4, 5) [4](#page=4) [5](#page=5).
**Heuristiek** verwijst naar de kennis en kunde van het zoeken en vinden van informatie. In juridische contexten is dit relevant voor de toepassing van normen in de tijd, zoals bij non-retroactiviteit en overgangsbepalingen [4](#page=4).
* **Tempus regit actum**: Dit principe stelt dat men de wet moet toepassen die gold op het moment van de opstelling van een akte [5](#page=5).
* **Analogie: Tempus regit forman acti**: Dit principe wordt toegepast wanneer een testament in een ander land is opgemaakt. De geldigheid van het testament hangt af van zowel de vorm (formeel, oude regels blijven gelden) als de inhoud (materieel, regels op het moment van uitwerking, bv. overlijden). Fouten in vorm of inhoud kunnen leiden tot nietigheid [5](#page=5).
**Geconsolideerde en Gecoördineerde Wetgeving**: Geconsolideerde wetteksten bevatten de meest recente wijzigingen, terwijl gecoördineerde wetteksten enkel formeel geordend zijn zonder inhoudelijke wijzigingen. Een concordantietabel kan helpen om oude artikelnummers te relateren aan huidige [5](#page=5).
**Historische INTERPRETATIE** omvat het correct en evolutief begrijpen van normen. Dit kan specifiek gericht zijn op de rechtsstaat en doctrine, of op de ontstaansgeschiedenis van een wet (wethistorische interpretatie) om de *ratio legis* (reden van de wet) te achterhalen. Evolutieve interpretatie houdt in dat men de wet aanpast aan nieuwe maatschappelijke realiteiten, zoals het toestaan van tractoren op wegen waar oorspronkelijk enkel paard en kar werden toegelaten [5](#page=5).
**Voorbereidende documenten van de wet**: Bij de totstandkoming van wetten zijn voorbereidende documenten cruciaal [5](#page=5).
* Een **wetsontwerp** komt van de regering en bevat een memorie van toelichting, een advies van de Raad van State, verslagen van parlementaire commissies, en mogelijke amendementen [5](#page=5).
* Een **wetsvoorstel** komt van een individuele parlementariër en doorloopt een vergelijkbaar proces in het parlement [5](#page=5).
* Een tweekamerstelsel (zoals het federaal parlement) impliceert twee wetgevende kamers, terwijl een eenkamerstelsel (zoals het Vlaams parlement) er één heeft [6](#page=6).
#### 1.2.2 Geschiedenis levert inhoud aan het constitutionalisme
De geschiedenis levert inhoud aan het constitutionalisme, met name door de formulering van grondwetten en onafhankelijkheidsverklaringen. Deze documenten bevatten vaak verwijzingen naar reeds bestaande rechten die burgers door de geschiedenis heen hebben verworven. Het Plakkaat van Verlatinghe en de Onafhankelijkheidsverklaring van Vlaanderen zijn voorbeelden waarbij historische argumenten werden gebruikt om onafhankelijkheid te rechtvaardigen [6](#page=6).
#### 1.2.3 De historicus als expert in juridische zaken
Historici kunnen worden ingeschakeld als experts in juridische zaken. Dit is relevant bij processen over negationisme, het koloniaal verleden, of roofkunst. Het is echter cruciaal om de expertise van historici kritisch te beoordelen, rekening houdend met hun context en standplaatsgebondenheid [6](#page=6).
#### 1.2.4 Recht ten dienste van de geschiedenis
Het recht levert op zijn beurt ook belangrijke historische bronnen. Parochieregisters, burgerlijke stand, testamenten en andere juridische documenten bieden historici inzicht in stambomen, dagelijks leven, en maatschappelijke visies. Het recht kan ook dienen als 'bakenmat' voor de instellingsgeschiedenis, door informatie te verschaffen over heersers, staatsstructuren, en de samenstelling van rechtbanken (uitwendige en inwendige rechtsgeschiedenis). De vijf formele rechtsbronnen (gewoonte, wetgeving, rechtspraak, rechtsleer, algemene rechtsbeginselen) kunnen ook als geschreven bronnen dienen, waarbij de codificatie en homologatie van gewoonterecht belangrijke historische processen zijn [6](#page=6).
### 1.3 Macro-perspectief van het recht
Op macro-niveau kan het rechtshistorische instrumentarium worden gebruikt om ideologieën te analyseren en veranderingen in het rechtssysteem te begrijpen. Recht kan zowel een dekmantelfunctie hebben ter behoud van bestaande structuren ("het is altijd al geweest") als een speerpuntfunctie voor vernieuwing ("het kan ook anders") [8](#page=8).
### 1.4 Historische kritiek
Historische kritiek is essentieel bij de interpretatie van juridische bronnen [8](#page=8).
#### 1.4.1 "Papier is gewillig" en "Law in action"
Wetgeving wordt soms beschouwd als een "zwakke bron" omdat deze kan afwijken van de praktijk, het zogenaamde "law in action". Bijvoorbeeld, strenge straffen in de wet werden vaak niet volledig uitgevoerd of werden vervangen door verzoening. Het verschil tussen het "wettelijke land" en het "werkelijke land" is hierbij relevant [8](#page=8).
#### 1.4.2 Kritische bevraging van bronnen
Andere rechtshistorische bronnen, zoals geboorteakten of officiële documenten, moeten eveneens kritisch worden bevraagd op hun accuraatheid, aangezien er sprake kan zijn van falsificaties. Juristen passen ook kritiek toe door het primaat van de wet in vraag te stellen [8](#page=8).
#### 1.4.3 Kritische vragen aan elke tekst
Bij het analyseren van elke historische tekst is het cruciaal om vragen te stellen over de auteur, de motivatie, de leeftijd van de tekst en de praktische toepassing ervan. Leopold van Ranke benadrukte het belang van het achterhalen van de feitelijke toedracht in het verleden [8](#page=8).
### 1.5 Historische achtergrond van het recht
Het recht is te situeren binnen verschillende historische tijdvakken en culturele, politieke en maatschappelijke periodes [8](#page=8).
#### 1.5.1 Tijdvakken
* **Oudheid** (tot ca. 500): Romeinen en Grieken [8](#page=8).
* **Middeleeuwen** (ca. 500 – ca. 1500): Inclusief de Merovingers en Karolingers (500-1000), de periode van feodaliteit en territoriale vorsten (1000-1300), de Bourgondiërs die de Nederlanden samenvoegden (1300-1500) [8](#page=8).
* **(Vroeg)moderne tijd(en)** (ca. 1500 – ca. 1800): Spaanse en Oostenrijkse periodes (1500-1795), Franse Revolutie en Napoleon (1795-1815) [8](#page=8).
* **Nieuwste tijd** (vanaf ca. 1800): Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), en daarna België (unitair en federaal) [8](#page=8).
#### 1.5.2 Invloed op rechtshistorische ontwikkelingen
Belangrijke historische ontwikkelingen met impact op het recht omvatten de uitbreiding van het stemrecht, de rechten van de Vlamingen (het Nederlands als taal), en de evolutie van gewoonterecht naar gecodificeerde wetgeving. Belangrijke jaartallen zoals 1789 en 1795 markeren significante politieke en juridische verschuivingen (#page=5, 8) [5](#page=5) [8](#page=8).
---
# Publiekrecht: definitie en ontstaan
Dit deel behandelt de definitie van publiekrecht, het onderscheid met privaatrecht, de verticale en horizontale relaties die het regelt, de verschillende onderdelen ervan, en de historische ontwikkeling van het publiekrecht.
### 2.1 Wat is publiekrecht
Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht bestond niet altijd en de grenzen vervagen steeds meer. Een enkel feit kan zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke consequenties hebben, waarbij slechts één procedure wordt gevolgd [10](#page=10).
Publiekrecht regelt voornamelijk de **verticale relatie** tussen de burger en de overheid, en de **horizontale relatie** tussen overheden onderling. In enge zin omvat publiekrecht het staatsrecht, dat instellingen en overheden behandelt. Ook fundamentele rechten en vrijheden, die de verhouding tussen individu en overheid specificeren, behoren hiertoe. Staatsrecht en fundamentele rechten en vrijheden worden samen ook wel **grondwettelijk recht** genoemd [10](#page=10).
Naast grondwettelijk recht vallen ook strafrecht, fiscaal recht (belastingen), administratief/bestuurlijk recht (vergunningen) en volkenrecht onder publiekrecht. Er is discussie over de classificatie van gerechtelijk privaatrecht: sommigen zien het als publiekrecht vanwege de rol van openbare ambtenaren en specifieke rechtbanken (formeel criterium), terwijl anderen het als privaatrecht beschouwen omdat het de relatie tussen burgers betreft (materieel criterium). Milieurecht is een voorbeeld dat zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke aspecten kan omvatten [10](#page=10).
De **exceptie van openbare orde** is een verweermiddel waarbij de overheid kan tussenkomen wanneer private afspraken fundamentele maatschappelijke principes schenden. Privaatrecht laat burgers veel vrijheid, maar dit geldt niet voor handelingen die tegen de openbare orde ingaan [10](#page=10).
#### 2.1.1 Criterium onderscheid publiek- en privaatrecht
Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht wordt niet gemaakt op basis van de aard van de partij (organiek criterium), maar op basis van het **doel dat men beoogt** (functioneel criterium). Privaatrecht regelt zaken die enkelingen of groepen aanbelangen, terwijl publiekrecht betrekking heeft op regels die gericht zijn op het algemeen nut of de openbare orde. Een belangrijke indicator is de **derdenbindende bepaling**, waarbij een beslissing niet alleen de directe partijen raakt maar ook derden, wat kenmerkend is voor publiekrechtelijke handelingen [10](#page=10) [11](#page=11).
De functie van de overheid om te zorgen voor algemeen nut en haar exclusieve recht om geweld toe te passen (geweldmonopolie) zijn cruciale aspecten van publiekrecht. Zelfs een koopcontract met de overheid, zonder dwang, kan nog steeds als privaatrechtelijk worden beschouwd. Echter, het gebruik van geweld door de overheid, zoals het buiten zetten van een huurder, valt onder publiekrecht [11](#page=11).
Zelfs private entiteiten kunnen publieke handelingen stellen als hun regels derdenbindend zijn en een overheidsfunctie vervullen, zoals de exploitatie van een luchthaven met eigen regels [11](#page=11).
##### 2.1.1.1 Belang van het onderscheid
Het onderscheid is essentieel voor het bepalen van:
* **Bevoegde rechtbanken**: een geschil tussen buren valt onder de vrederechter (privaatrecht), terwijl het aanvechten van een overheidsvergunning bij een andere rechtbank hoort (publiekrecht) [11](#page=11).
* **Heuristiek**: het correct vinden van relevante wetgeving [11](#page=11).
* **Terminologie**: bepaalde begrippen hebben een andere betekenis in publiek- of privaatrecht (bv. concessie) [11](#page=11).
* **Denkcategorieën**: privaatrecht kent een grote wilsautonomie, terwijl publiekrecht meer gebaseerd is op wettelijke regels en het algemeen belang (bv. continuïteit van de openbare dienst) [11](#page=11).
### 2.2 Ontstaan van het publiekrecht
#### 2.2.1 Theoretische ontwikkeling
Hoewel publiekrecht in de moderne zin een relatief nieuw concept is, zijn de ideeën ervan door de eeuwen heen gegroeid.
* **Romeinen**: Kenden geen strikt onderscheid tussen publiek en privaat recht, maar onderscheidden wel regelingen van publiek en privaat nut. "Ius publicum" omvatte bijvoorbeeld de regeling van de eredienst [12](#page=12).
* **Isidorus van Sevilla** (+636): introduceerde in zijn "Etymologiae" een onderscheid tussen wetten gebaseerd op publiek en privaat nut. Hij nam Romeinse concepten over die in de middeleeuwen werden voortgezet [12](#page=12).
* **Gratianus** (ca. 1140): Zijn "Decretum" stelde dat wetten het belang van alle burgers moesten dienen. Gratianus, werkzaam in Bologna, vatte het kerkelijk recht samen en maakte hierin een onderscheid tussen privaat- en publiekrecht [12](#page=12).
* **Middeleeuwen tot vroegmoderne tijd**: Vanaf de 13e eeuw namen geleerde juristen de terminologie over ten behoeve van de vorst. De opschrijving en structurering van gewoonterecht leidde tot een professionalisering en de vastlegging van de splitsing tussen publiek- en privaatrecht [12](#page=12).
* **16e eeuw**: Filips Wielant's "practycke civile" en "practycke criminele" beschreven procesvoering en kruisten geleerd recht met gewoonterecht [12](#page=12).
* **17e eeuw**: Antonio Perez schreef als eerste een boek specifiek over publiekrecht en wordt beschouwd als een pionier op dit theoretische gebied [12](#page=12).
* **18e eeuw**: De eerste leerstoelen publiekrecht werden opgericht [12](#page=12).
#### 2.2.2 Praktische ontwikkeling: de patrimoniumgedachte
In de praktijk was er lange tijd de **patrimoniumgedachte**, waarbij publieke macht (zoals militair bevel, rechtspraak, geweldmonopolie) werd beschouwd als privé-eigendom van de heerser. Deze macht kon worden verkocht, geërfd of betwist, wat internationale conflicten verklaart door familieruzies en huwelijken. Op lokaal niveau uitte dit zich in heerlijkheden [12](#page=12) [13](#page=13).
Een vroege vorm van de splitsing tussen publiek- en privaatrecht ontstond met de **Blijde Inkomst**. Dit was zowel een gebeuren als een tekst die de patrimoniumgedachte beperkte: de hertog mocht niet meer willekeurig handelen en moest zich houden aan publiekrechtelijke bepalingen. Deze constitutie was een belangrijke stap in de ontwikkeling van publiekrecht [13](#page=13).
#### 2.2.3 Late middeleeuwen en vroegmoderne tijden
Theorie en praktijk begonnen samen te komen. De **receptie van het Romeinse recht** (via het Corpus Iuris Civilis) diende als een wapen in politieke strijd voor machtsuitbreiding, wat leidde tot absolutisme. Zowel civilisten als canonisten werkten voor de soeverein, die zijn macht via wetgeving versterkte [13](#page=13).
#### 2.2.4 19e en 20e eeuw
De revoluties rond 1800 brachten een **beperking en controle van de macht**. De scheiding der machten en onderlinge controle werden geïntroduceerd om macht te beperken. Dit leidde tot een verfijning en verdere verdeling van het publiekrecht, met de oprichting van specifieke administratieve rechtbanken zoals de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, wat resulteerde in een complex web van rechtbanken [13](#page=13).
### 2.3 Politiek en macht
Het concept 'politiek' stamt af van het Griekse 'polis' (stadsstaat) en betreft structuur en macht. Macht kan gedefinieerd worden als het vermogen om iemand anders tegen zijn wil iets te laten doen, vaak via geweld. Recht zorgt ervoor dat macht wordt ervaren als geaccepteerd en gelegitimeerd, wat resulteert in gezag [13](#page=13).
Sociologen zien macht op alle vlakken, terwijl politicologen het besturen van systemen van recht en macht op publiek vlak bestuderen. Dit omvat de verhouding tussen overheid en burger, tussen overheden onderling, en de participatie aan macht. Max Weber, een invloedrijk socioloog en rechtsgeschiedkundige uit de eerste helft van de 20e eeuw, deed studies naar rechtsgeschiedschrijving [13](#page=13).
---
# Politiek en de aanvaarding van macht
Dit onderwerp onderzoekt de aard van macht en politiek, de legitimatie ervan door middel van gezag, en hoe recht gebruikt wordt om macht te verankeren en bij te sturen, met als doel een ideale samenleving te realiseren.
### 3.1 Historische evolutie van macht en recht
#### 3.1.1 Vroege vormen van machtsbeperking
Historisch gezien konden dorpsbewoners door ongenoegen leiden tot opstand, wat leidde tot het stellen van eisen. Een van de eerste vormen van een scheiding tussen publiek en privaatrecht was de Blijde Inkomst, die niet alleen een gebeuren was, maar ook een tekst die het patrimoniumrecht van de hertog beperkte en publiekrechtelijke bepalingen introduceerde [13](#page=13).
#### 3.1.2 Late middeleeuwen en vroegmoderne tijd: receptie en absolutisme
In de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd kwamen theorie en praktijk van macht en recht samen. De receptie van het Romeinse recht diende als wapen in politieke strijd, waarbij verzamelingen geleerden macht uitbouwden door recht als een onderdeel van macht te beschouwen, met name publiekrecht. Dit recht werd gebruikt om mensen te onderdrukken, wat leidde tot absolutisme. De dominantie van het Romeinse recht vanaf de late middeleeuwen, met de Corpus Iuris Civilis (CIC) bestaande uit de Codex, de Digesten/Pandecten, de Instituten en de Novellen, speelde hierin een cruciale rol. Zowel de "civilisten" (die werkten met het recht van Romeinse burgers) als de canonisten werkten voor de soevereine vorst, die voornamelijk via wetgeving zijn macht vergrootte. De vorstelijke almacht, gekenmerkt door absolutisme, domineerde publiekrechtelijk in de 16e tot 18e eeuw [13](#page=13).
#### 3.1.3 19e en 20e eeuw: beperking en verfijning
De revoluties rond 1800 leidden tot de controle en deling van macht, en recht werd ingezet om deze macht te beperken. Dit resulteerde in de scheiding der machten en de controle van de ene macht door de andere. Het publiekrecht werd verfijnd en verdeeld, met de opkomst van administratieve rechtbanken zoals de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, wat meer controle op de regering en de koning mogelijk maakte, maar ook leidde tot een wirwar aan rechtbanken [13](#page=13).
### 3.2 De concepten van politiek en macht
#### 3.2.1 Macht en geweld
De term "politiek" komt van het Griekse "polis", wat stadsstaat betekent en verwijst naar structuur en macht. Macht wordt gedefinieerd als iemand anders iets laten doen tegen diens wil, wat neerkomt op geweld. Hoewel de politie geweld mag gebruiken, is dit meestal niet nodig dankzij middelen zoals een aanhoudingsbevel. Recht zorgt ervoor dat macht ervaren wordt zonder direct geweld te gebruiken [13](#page=13).
#### 3.2.2 Gelegitimeerde macht: gezag
Wanneer iemands macht aanvaard wordt, spreekt men van gelegitimeerde macht, ook wel gezag genoemd. Sociologen stellen dat macht op alle vlakken speelt, terwijl politicologen zich richten op het besturen van systemen van recht en macht op publiek vlak. Dit omvat de verhouding tussen overheid en burger, de verhouding tussen verschillende overheden, en de deelname aan macht (wie en hoe) [13](#page=13).
#### 3.2.3 Max Weber en de typen gezag
Max Weber, een socioloog die zich bezighield met rechtsgeschiedschrijving, onderscheidde drie typen legitimatie van macht, wat leidt tot gezag [13](#page=13) [14](#page=14):
* **Charismatisch gezag:** Gebaseerd op een leidersfiguur die macht uitstraalt. Dit kan ook via propaganda verkregen worden [14](#page=14).
* **Traditioneel gezag:** Gebaseerd op gewoonte. Dit zijn dingen die men altijd op dezelfde manier doet, zonder zich af te vragen waarom. Een voorbeeld hiervan in de politiek is de aanwezigheid van "zonen of dochters van politici" [14](#page=14).
* **Rationeel gezag:** Gebaseerd op ratio [14](#page=14).
### 3.3 De rol van recht in de politiek
Politiek wordt gedefinieerd als de uitoefening van macht door personen die deze macht hebben verkregen via charismatisch, traditioneel en rationeel gezag. Deze macht is gebonden aan publiek recht. Het legitieme gezag gebruikt publiek recht om de macht te verankeren en bij te sturen; publiek recht fungeert als de spelregels. Het recht wordt gemaakt door de politiek, en zolang het niet veranderd wordt, moeten de politieke actoren zich eraan houden [14](#page=14).
### 3.4 Het streven naar de ideale samenleving
Politiek streeft in positieve zin naar de meest ideale samenleving. Partijen, zoals de groenen met hun focus op klimaatwetgeving, vertegenwoordigen verschillende visies hierop. Negatief kan politiek echter ook gezien worden als het nastreven van persoons- of groepsgebonden belangen. Sinds de 19e eeuw is partijpolitiek dominant geworden. De term "politiek" komt zelden voor in wetgeving, behalve in contexten zoals partijfinanciering en politieke misdrijven, die behandeld worden door het Hof van Assisen, of asielverlening voor politieke misdrijven [14](#page=14).
---
# Het Romeinse recht en zijn blijvende invloed
Het Romeinse recht, gevormd over vele eeuwen en periodes, vormt de fundamentele basis voor de hedendaagse rechtswetenschap, met name in het privaatrecht, en heeft de Europese rechtsstroom diepgaand beïnvloed [20](#page=20).
### 4.1 De oudste bouwstenen en het vroegste recht
De bakermat van de westerse cultuur, inclusief het recht, ligt mede in Rome. Hoewel de Codex Hammurabi (18e eeuw v.C.) een vroege poging tot codificatie bevat met een focus op casuïstiek en het talionprincipe (oog om oog, tand om tand) is het Romeinse recht zelf een organische ontwikkeling die in verschillende fasen kan worden ingedeeld [18](#page=18).
#### 4.1.1 Het oud-Romeinse recht (753 v.C. – ca. 250 v.C.)
Deze periode kenmerkt zich door een stadstaat, agrarische en militaire samenleving [20](#page=20).
* **Instellingen:**
* **Koningstijd (tot 520 v.C.):** De koning beschikte over *imperiummacht*, beperkt door *libertates* en de *mos maiorum* (zeden van de voorouders). Er was een driedeling in standen: patriciërs, plebejers en clientes [20](#page=20).
* **De republiek:** Dit werd een ideaalbeeld voor latere staten (*res publica*) [20](#page=20).
* **Senaat:** Aanvankelijk gedomineerd door patriciërs, later gemengd, bestaande uit ervaren leden die voor het leven werden benoemd [20](#page=20).
* **Volksvergaderingen (comitia):** Speelden een rol in wetgeving [20](#page=20).
* **Magistraten:** Publieksfunctionarissen, verkozen voor een jaar (annualiteit), werkten collegiaal en konden elkaar controleren. Uitzonderingen waren dictators in crisissituaties. Belangrijke magistraten waren priesters, consuls (politiek en militair), praetoren (justitie), censoren (belastingen), quaestoren (financieel), aedielen (markt) en volkstribunen (voor de plebs). De *lex curiata de imperio* kende macht toe via de volksvergadering. Er bestond een hiërarchie waarbij hogere magistraten lagere konden controleren. Magistraten waren verantwoording schuldig aan de Senaat en strafrechtelijk aansprakelijk [20](#page=20).
* **Rechtsbronnen:**
* Gewoonte [20](#page=20).
* (Koningswetten - weinig over bekend) [20](#page=20).
* **Twaalftafelenwet:** De eerste schriftelijke optekening van rechtsregels en discussiepunten [20](#page=20).
* **Legen/wetten:** Afkomstig van de *comitia* [20](#page=20).
* **Plebiscitieten:** Wetgeving die oorspronkelijk alleen voor de plebs gold, maar na de *Lex Hortensia* (287 v.C.) voor iedereen verbindend werd [20](#page=20).
* De Senaat keurde wetten goed en gaf adviezen [20](#page=20).
### 4.2 Het voor-klassieke recht (ca. 250 v.C. – ca. 0)
Deze periode wordt gekenmerkt door de uitbouw van het Romeinse wereldrijk en een groeiende focus op rechtspraak [21](#page=21).
* **Geschiedenis:** Rome veroverde de wereld, wat leidde tot moreel verval [21](#page=21).
* **Instellingen:**
* **Praetor (urbanus):** Fungeerde als een soort minister van Justitie. Hij stelde procesformules op (eerste fase van het proces) waarna een rechter de feiten onderzocht (tweede fase, *actio*). Dit leidde tot *praetoriaanse rechtsvorming* [21](#page=21).
* **Praetor peregrinus:** Behandelde zaken waarbij vreemdelingen betrokken waren, zocht naar gemeenschappelijke principes (*ius gentium*) en stelde procesformules op [21](#page=21).
* **Provinciegouverneurs:** Hadden het hoofd van het onderliggende bestuur in de provincies [21](#page=21).
* **Rechtsbronnen:**
* Gewoonterecht verdween geleidelijk [21](#page=21).
* Wetten en plebiscieten kregen een voorrangsrol, vooral in het publiekrecht [21](#page=21).
* **Magistratenrecht kwam op:** De praetor verleende *actiones* via zijn *edict*, wat een nieuwe formele rechtsbron werd. Dit *ius honorarium* was flexibeler dan het *ius civile* [21](#page=21).
* ***Ius gentium*:** Privaatrecht met gemeenschappelijke principes uit verschillende rechtssystemen, gecreëerd door de praetor peregrinus [21](#page=21).
* **Jurisprudentes (rechtsgeleerden):** Kenners van het recht die adviezen gaven en scholen oprichtten om het recht te onderwijzen [21](#page=21).
### 4.3 Het klassieke recht (ca. 0 – ca. 250)
Dit wordt gezien als het hoogtepunt van Romeinse macht en recht, gekenmerkt door de Pax Romana [22](#page=22).
* **Geschiedenis:** Na burgeroorlogen werd de republiek formeel voortgezet onder de *princeps*, zoals Augustus. De *Constitutio Antoniniana* van Caracalla verleende het Romeinse burgerrecht aan alle inwoners [22](#page=22).
* **Instellingen:** De *princeps* combineerde verschillende magistratuurfuncties. De praetor bleef bestaan, en de keizer benoemde de Senaat, wat leidde tot een hiërarchie. Een uitgebouwde administratie stond onder leiding van *praefecti* [22](#page=22).
* **Rechtsbronnen:**
* Gewoonte, wetten en plebiscieten verdwenen als primaire bronnen [22](#page=22).
* **Senaatbesluiten:** Functioneerden als verkapte keizerlijke wetgeving [22](#page=22).
* **Magistratenrecht nam af:** Hadrianus consolideerde de edicten tot het *Edictum Perpetuum*. De nieuwe procesvorm van *cognitio extraordinaria* introduceerde hoger beroep, waardoor lagere rechters in naam van de keizer rechtspraken en controle uitoefenden [22](#page=22).
* **Het keizersrecht (*constitutiones*):** Bestond uit edicten (algemene regels), decreten (rechterlijke oordelen met precedentwaarde), rescripten (schriftelijke adviezen) en mandaten (bestuurlijke bevelen) [22](#page=22).
* **Het juristenrecht:** Rechtsgeleerden, met het *ius respondendi* (het recht om in naam van de keizer antwoord te geven), steunden de keizer en particulieren. Hun casuïstische methode en de *Institutiones* van Gaius, die het recht indeelde, maakten deze periode "klassiek" [22](#page=22).
### 4.4 Het na-klassieke recht (ca. 250 – ca. 350)
Deze periode wordt gekenmerkt door machtsverval, economische crises en externe dreigingen, met de keizer (*dominus*) die steeds meer macht verwierf [22](#page=22).
* **Geschiedenis:** Burgeroorlogen, economische crises, Germaanse dreigingen en de opdeling van het rijk (tetrarchie) kenmerkten deze tijd. Het Christendom evolueerde van vervolgd naar staatsgodsdienst. De val van het West-Romeinse Rijk vond plaats [22](#page=22).
* **Instellingen:** De keizer en zijn administratie stonden centraal, met de regel *Quod principi placuit legis habet vigorem* (Wat aan de vorst behaagt, heeft kracht van wet) [22](#page=22).
* **Rechtsbronnen:**
* **Vulgarisering:** Gewoonte, plebiscieten en magistratenrecht verdwenen grotendeels, met uitzondering van *leges romanae*. Keizersrecht (*leges*) en juristenrecht (*ius*) bleven bestaan [23](#page=23).
* **Herordening:** De citeerwet beperkte de te citeren juristen tot vijf namen, en de *Codex Theodosianus* ordende het keizersrecht, wat een voorloper was van Justininianus' codificatie [23](#page=23).
### 4.5 Het Justiniaanse recht (ca. 530)
Dit omvatte voornamelijk het Oost-Romeinse Rijk en culmineerde in de codificatie van het Romeinse recht [23](#page=23).
* **Geschiedenis:** Keizer Justinianus (527-565) wilde orde herstellen op religieus, militair en juridisch vlak en voerde heroveringen uit [23](#page=23).
* **Instellingen:** De keizer en zijn administratie stonden centraal [23](#page=23).
* **Rechtsbronnen: Het Corpus Iuris Civilis:** Deze verzameling omvatte al het op dat moment bestaande recht [23](#page=23).
* **Codex:** Wetgeving die de *Codex Theodosianus* verving. Bevat *interpolaties* (tekstaanpassingen) [23](#page=23).
* **Digesten of Pandekten:** Het *ius* (rechtsleer) van de jurisprudentes, met voorkeur voor de grote vijf uit de citeerwet. Bevat ook *interpolaties* [23](#page=23).
* **Instituten of Elementa:** Een leerboek, gebaseerd op Gaius [23](#page=23).
* **Novellen:** Wetgeving na de samenstelling van de Codex, niet officieel, en deels in het Grieks [23](#page=23).
* Een commentaarverbod werd opgelegd [23](#page=23).
Het Justiniaanse recht vormde de basis voor het rechtsonderwijs aan de middeleeuwse universiteiten en bleef tot de 19e eeuw invloedrijk [23](#page=23).
### 4.6 De Kerk
De Christelijke Kerk, die na het Edict van Milaan tolerantie genoot en onder Theodosius staatsgodsdienst werd, markeert een brug tussen de Oudheid en de Middeleeuwen [23](#page=23) .
> **Tip:** Begrijp de evolutie van de rechtsbronnen door de verschillende periodes heen. De overgang van gewoonterecht naar wetgeving, magistratenrecht en uiteindelijk keizerlijk recht is cruciaal.
> **Tip:** Let op de terminologie. Woorden als *imperium*, *mos maiorum*, *ius civile*, *ius gentium*, *ius honorarium*, *edict*, *rescript*, *pandecten*, *codex* zijn essentieel.
> **Tip:** De invloed van het Romeinse recht op ons huidige rechtssysteem is immens, vooral in contractenrecht, eigendomsrecht en familierecht. Denk na over hoe concepten zoals contractvrijheid en eigendomsbescherming terug te voeren zijn op Romeinse ideeën.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Metajuridica | Een benadering waarbij men het recht vanuit een ander wetenschappelijk perspectief bestudeert, met een brede blik op de context en evolutie van het recht. |
| Positief recht | Het recht dat op een bepaald moment geldt of van kracht is in een samenleving, bestaande uit de actuele wetten en regels. |
| Volksgeest (Volksgeist) | Het idee dat het recht de uitdrukking is van de geschiedenis en de wil van het volk, wat resulteert in een uniek nationaal rechtsstelsel voor elk land. |
| Heuristiek | De kennis en kunde met betrekking tot het zoeken naar en vinden van informatie, essentieel voor het toepassen van normen doorheen de tijd en het begrijpen van rechtsgeschiedenis. |
| Continuïteit | Het principe dat bestaande juridische principes en regels geleidelijk evolueren en worden aangepast aan veranderende maatschappelijke omstandigheden, eerder dan radicaal te worden vervangen. |
| Revolutie | Een uitzonderlijke gebeurtenis die leidt tot een ingrijpende breuk met het verleden, zoals een verandering van staatsbestel of rechtssysteem, in tegenstelling tot een gematigde evolutie. |
| Patrimoniumgedachte | Het idee dat publieke macht, zoals het recht om geweld te gebruiken of rechtbanken samen te stellen, beschouwd wordt als een privé-eigendom dat kan worden verkocht of geërfd. |
| Corpus Iuris Civilis | Een omvangrijke verzameling van Romeins recht die door keizer Justinianus werd samengesteld en die de basis vormde voor het rechtsonderwijs in de middeleeuwen en daarna. |
| Polis | De Griekse term voor een stadsstaat, die verwijst naar de structuur en macht binnen een georganiseerde gemeenschap. |
| Gezag | De aanvaarding van de macht van de overheid door de gemeenschap, gebaseerd op legitieme gronden zoals charisma, traditie of rationaliteit. |
| Social engineering | Het gebruik van wetgeving om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen, door programmawetten op te stellen die politieke doelen realiseren. |
| Rechtsarcheologie | Het bestuderen van materiële sporen, zoals voorwerpen en gebouwen, om inzicht te krijgen in het recht en de rechtspraktijk uit het verleden. |
| Legal transplants | Het proces waarbij juridische concepten, regels of instellingen van het ene rechtssysteem worden overgenomen in een ander, hetzij direct door oplegging, hetzij indirect door nabootsing. |
| Gewoonte | Een traditie of praktijk die herhaaldelijk wordt gevolgd en algemeen wordt erkend als een bindende regel, zelfs als deze niet is vastgelegd in formele wetgeving. |
| Talioprincipe | Het principe van "oog om oog, tand om tand", dat inhoudt dat onrecht mag worden vergolden met een gelijkwaardig nadeel voor de dader, als een vroege vorm van geweldmonopolie. |
| Ius gentium | Het recht der volkeren, ontwikkeld door Romeinse magistraten om geschillen tussen Romeinen en vreemdelingen, of tussen vreemdelingen onderling, te regelen op basis van gemeenschappelijke principes. |
| Constitutio Antoniniana | Een decreet uit 212 na Christus dat alle vrije inwoners van het Romeinse Rijk Romeins burgerrecht verleende, wat een belangrijke stap was in de uniformisering van het recht. |
| Codificatie | Het systematisch vastleggen van wetten en regels in een geordend wetboek, met als doel duidelijkheid en toegankelijkheid van het recht te vergroten. |
| Jurisprudentes | Kenners van het recht in het oude Rome die adviezen gaven en scholen oprichtten, en wier geschriften een belangrijke bron vormden voor de ontwikkeling van het Romeinse recht. |