algemeen recht samenvatting (1) (1) (1).docx
Summary
## Inleiding tot de Algemene Rechtsleer
Het juridische domein kent geen universeel aanvaarde definitie van 'recht'. Dit gebrek aan een eenduidige definitie, zoals al opgemerkt door denkers als Immanuel Kant en Oliver Wendell Holmes Jr., maakt het veld complex, maar juist deze openheid stelt ons in staat de diversiteit en evolutie van recht door de geschiedenis heen te bestuderen. De algemene rechtsleer onderzoekt de verschillende opvattingen over recht, de maatschappelijke context waarin het zich ontwikkelt, en de normatieve structuren en functies die het vervult.
## Deel I: Wat is recht?
### Proloog: De definitie-uitdaging
De zoektocht naar een definitie van recht is al eeuwenlang een centraal thema in de rechtsfilosofie. Immanuel Kant beschouwde de definitie van recht als een onopgelost probleem, terwijl Oliver Wendell Holmes Jr. recht zag als een voorspelling van wat rechters in de praktijk zullen doen. Hans Kelsen legde de nadruk op dwang als onderscheidend criterium. De uitdaging ligt niet alleen in het vinden van één sluitend kenmerk, maar ook in het erkennen dat recht een veelzijdig fenomeen is, gevormd door sociale praktijken en conventies.
### Waarom een definitie van recht nodig is
Een heldere begripsomschrijving is cruciaal voor het begrijpen van de taken van rechters, voor wetenschappelijk onderzoek en om verwarring te vermijden. Zonder een kader is het moeilijk om de reikwijdte en de specifieke aard van 'recht' te duiden.
Er bestaan twee fundamentele benaderingen:
1. **Essentialistische opvatting:** Zoekt naar een inherente, universele essentie van recht die overal en altijd geldig is.
2. **Conventionalistische opvatting:** Beschouwt recht als een sociale constructie, gebaseerd op afspraken en praktijken binnen een gemeenschap. Wat als recht 'telt', is een gevolg van menselijke conventies.
### Vele vormen van recht
Recht manifesteert zich in diverse vormen, waaronder:
* **Statelijk recht:** Regels uitgevaardigd door staatsorganen.
* **Gewoonterecht:** Regels die ontstaan uit langdurig gebruik en gedeelde overtuiging.
* **Religieus recht:** Voorschriften binnen een specifieke religie.
* **Natuurrecht:** Regels afgeleid uit de menselijke natuur of universele morele principes.
* **Internationaal recht:** Regels die internationale betrekkingen regelen.
Brian Tamanaha stelt dat recht alles omvat wat mensen als zodanig identificeren en behandelen binnen hun sociale praktijken. Recht is vergelijkbaar met een familie: individuele leden kunnen worden beschreven, maar een allesomvattende definitie van het geheel is complex. Recht heeft geen essentiële kenmerken die overal en altijd waar zijn, en is maatschappij- en tijdgebonden.
## Titel I: Fundamentele transformaties van de mensenmaatschappij
### Proloog: Mensen als sociale wezens
Mensen zijn fundamenteel sociale wezens. Hun interacties worden gevormd door materiële (ecologische, technologische, economische) en ideële (kennis, waarden, gewoonten) facetten, samen met sociale instituten en praktijken. Dit maakt sociale gemeenschappen mogelijk. Grotere gemeenschappen vereisen meer organisatie en hiërarchie.
### Maatschappelijke organisatie en specialisatie
Organisaties worden gekenmerkt door:
* **Horizontale specialisatie:** Verdeelt macht en bevoegdheid over functionele eenheden op hetzelfde niveau.
* **Verticale specialisatie:** Creëert hiërarchische niveaus voor planning, inrichting en uitvoering.
Gedeelde belangen bevorderen netwerken tussen organisaties. Recht is universeel aanwezig, maar de vorm ervan varieert met de complexiteit van de samenleving.
### Hoofdstuk 1: Jager-voedselverzamelaars
Deze samenlevingen (tot ±12000 v.Chr.) kenmerken zich door:
* Kleine, familiegebonden groepen (±25 personen).
* Egalitaire structuren (met uitzondering van vrouwen).
* Leiderschap gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten of status.
* Goederendeling en wederkerigheid.
**Regels met betrekking tot goederen:**
* **Land en waterbronnen:** Toegang wordt gereguleerd door respect voor regels en wederkerigheid.
* **Roerende goederen:** Individueel eigendom, reflecteert tijd en moeite, en maakt handel en schenkingen mogelijk.
* **Geschoten wild, geoogst voedsel, etc.:** Vaak gedeeld volgens bepaalde regels.
* **Mensen (arbeid en reproductieve capaciteiten):** Onderworpen aan bepaalde regels.
* **Heilige kennis:** Toegang tot heilige plekken is beperkt.
**Twee soorten clans:**
1. **Onmiddellijk wederkerige clans:** Consumeren voedsel direct, gebruiken eenvoudige gereedschappen, zijn flexibel.
2. **Uitgesteld wederkerige clans:** Gebruiken arbeidsintensieve artefacten voor voedselproductie en -bewaring, vereisen duurzame relaties en uitgebreide eigendomsrechten.
Er bestonden regels rond persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen, diefstal, overspel, incest en geweld, zoals beschreven door Max Gluckman en Edward Hoebel.
### Hoofdstuk 2: Chiefdoms
Ontstonden rond 5000 v.Chr., gekenmerkt door:
* Sedentaire samenlevingsvormen, variërend in grootte.
* Erfelijke sociale stratificatie en toenemende ongelijkheid.
* Een duidelijke, erfelijke leider (chef), vaak beschouwd als goddelijk.
De chef en een eliteklasse heersen over krijgers, ambachtslieden en gewone mensen. Goederen worden hiërarchisch verdeeld via tribuut. Chefs kunnen worden afgezet bij slechte oogsten. Regels omvatten meer dan alleen goederenverdeling, maar er is nog geen duidelijke diversificatie van normen.
### Hoofdstuk 3: Rijken (Empires)
Ontstaan rond 4000-3000 v.Chr. Kenmerken:
* Meer dan 100.000 inwoners, groot territorium.
* Schrift, formele regelgeving, bureaucratische organisatie.
* Dwingend retributiesysteem (belastingen), staatsreligie.
* Economie gebaseerd op landbouw en ambachtelijke productie, met handelsnetwerken.
Leiders organiseren grote projecten, externe handel, rechtbanken en oorlogen.
**Ontstaan van staten:**
* **Functionele theorieën:** Staten bieden voordelen op gebied van coördinatie, orde en bescherming.
* **Conflictentheorieën:** Staten dienen de belangen van machthebbers en beheersen conflicten in hun voordeel.
Recht is hier verstrengeld met religieuze overtuigingen, vaak afkomstig van goden en bedoeld om de kosmische orde te handhaven. De Codex Hammurabi (18e eeuw v.Chr.) is een voorbeeld, met 282 wetten die economische, familiale en strafrechtelijke kwesties regelen en een hiërarchische benadering weerspiegelen.
**8 Categorieën van rechtsregels in Rijken:**
1. Onderhoud van het staatsapparaat (inkomsten, arbeid).
2. Afdwingen van sociale en economische hiërarchie (rang en status).
3. Magische en religieus-ideologische overtuigingen (hekserij, orakels).
4. Familie- en seksuele verhoudingen (huwelijk, incest).
5. Lichamelijke schade (moord, verwondingen).
6. Toebedeling en behoud van goederen (diefstal, overvallen).
7. Arbeidsregulering (wie mag werken).
8. Economische transacties (verkoop, schulden).
Deze regels vloeien voort uit algemene behoeften en dienen zowel maatschappelijke doelen als het eigenbelang van machthebbers.
### Hoofdstuk 4: Moderne staten
De maatschappelijke regulering kent veranderingen, met name op het gebied van de overheid en economie. Sociale en economische hiërarchieën zijn verschoven van erfelijke status naar rijkdom en beroepsmatige status.
* **Magie en religie:** Waren nauw verbonden met recht, maar zijn door de Verlichting en rationalisering afgenomen.
* **Politieke macht:** Verschuiving van cultureel-etnische eenheid naar territoriale grenzen.
**Vorming van territoriale staten (vanaf 16e eeuw):**
* Monopolie op geweld vereist middelen en organisatie.
* Centralisatie van kennis en uitbouw van administratieve capaciteit door geschoolde ambtenaren (juristen).
**Evolutie naar natiestaten en welvaartsstaten:**
* **Natiestaat:** Verband tussen territorium en nationale identiteit.
* **Welvaarts-/verzorgingsstaat:** Verhoogde politieke en sociale rechten, focus op herverdelende en beschermende functies.
* **Actieve welvaartsstaat:** Reactie op budgettaire problemen, vergrijzing en globalisering, met focus op participatie.
**Transitiet van 'government' naar 'governance':**
* **Government:** Strikt onderscheid tussen staatsmachten, centrale beslissingsmacht bij de wetgever, duidelijke grenzen tussen staat, maatschappij en markt.
* **Governance:** Meer nadruk op bestuurlijke processen en sociale praktijken door diverse actoren (staat, markt, netwerken). Beslissingsmacht is verspreid, met een rol voor regulerende agentschappen en zelfbestuur. De wetgever is niet langer de hoogste autoriteit, maar een actor in een netwerk.
## Deel II: Kenmerken van het recht
### Proloog: Twee benaderingen
Het recht stuurt menselijk gedrag door middel van regels. Twee benaderingen onderscheiden zich:
1. **Regelgeoriënteerde (doctrinaire) benadering (RB):** Focus op het recht als een geheel van regels, nadruk op de abstracte regel en het ideaal van hoe het zou moeten zijn.
2. **Gedragsgeoriënteerde (sociologische) benadering (GB):** Focus op recht als sociale praktijk, gebaseerd op feitelijk gedrag en de betekenis die eraan wordt gehecht. Nadruk op hoe het daadwerkelijk gebeurt.
### Hoofdstuk 1: Gericht op of voortvloeiend uit een normatieve ordening
#### Afdeling 1: Het begrip ‘ordening’ en de centrale rol van normatieve verwachtingen
Gedragscoördinatie is essentieel voor samenleven. Ordening kan **descriptief** (hoe iets is, zonder verandering) of **normatief** (hoe iets zou moeten zijn) zijn.
* **Descriptieve ordening:** Beschrijft en classificeert (bv. taxonomieën). Afwijkingen leiden tot aanpassing van de ordening (cognitieve verwachting).
* **Normatieve ordening:** Schrijft gedrag voor. Afwijkingen leiden tot aanpassing van het gedrag, niet van de regel (normatieve verwachting).
Normatieve ordening zorgt voor stabiliteit, betrouwbaarheid en voorspelbaarheid.
#### Afdeling 2: Ordeningen en samenlevingstypes
Informele gedragsregels (etiquette, moraal) beheersen minder complexe samenlevingen. RB ziet deze niet als recht wegens gebrek aan institutionele oorsprong; GB beschouwt ze als recht indien ze dezelfde functie en gedrag vertonen als hedendaags recht. Statelijk opgelegde regels gelden voor iedereen op het grondgebied.
#### Afdeling 3: Concurrerende ordeningen: rechtspluralisme
Rechtspluralisme ontstaat wanneer meerdere regulerende systemen claimen voorrang te hebben.
* **Zacht rechtspluralisme:** Er zijn regels die bepalen welk systeem voorrang heeft (bv. gewoonterecht \_secundum legem of \_praeter legem).
* **Harde rechtspluralisme:** Geen duidelijke regels, wat leidt tot conflicten (bv. gewoonterecht \_contra legem).
#### Afdeling 4: De omvattendheid van ordeningen
Regels kunnen een breed personeel toepassingsgebied hebben, maar niet elk menselijk gedrag reguleren. In complexe samenlevingen kan regulering beperkt zijn door 'zelfbestuur' (bv. sportclubs) of 'afwezigheid van regulering'. De tendens is naar steeds meer juridische regeling.
### Hoofdstuk 2: Al dan niet van institutionele oorsprong
* **RB:** Recht komt van de staat (wetgever, rechtspraak).
* **GB:** Recht komt voort uit maatschappelijke praktijken, die instituten kunnen beïnvloeden maar niet noodzakelijk creëren. Eugen Ehrlich benadrukte dat het zwaartepunt van rechtsontwikkeling in de maatschappij zelf ligt.
### Hoofdstuk 3: Afdwingbaarheid
Een kloof bestaat tussen normatieve regels en feitelijk gedrag.
* **RB:** Alleen statelijk afdwingbare regels zijn rechtsregels (John Austin, Rudolf von Jhering). Eigenrichting is verboden; de staat heeft een dwangmonopolie.
* **GB:** Afdwingbaarheid kan ook via sociale controle (actorcontrole, tweedepartijcontrole, derdepartijcontrole, informeel en organisationeel controlesysteem).
Internationaal recht kent uitdagingen qua afdwingbaarheid.
**Rol van effectieve naleving:**
* **Geschreven RB:** Naleving speelt geen rol voor de kwalificatie als rechtsregel.
* **Ongeschreven RB & GB:** Effectieve naleving is cruciaal voor de geldigheid en instandhouding van regels.
Een niet-gehandhaafde rechtsregel ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat.
### Hoofdstuk 4: Gericht op of voortvloeiend uit een ‘juiste’ ordening
#### Afdeling 1: Op zoek naar de grondslag van regels en normatieve verwachtingen
Regels zijn nodig voor orde, maar de concrete inhoud ervan is cruciaal. Regels verdienen navolging als ze normatief aanvaardbaar zijn, d.w.z. aansluiten bij de waarden van de ontvanger. Dit is contextafhankelijk en evolueert door de tijd. Spanningen tussen recht en individuele overtuigingen (bv. Antigone) zijn zo oud als de samenleving zelf.
#### Afdeling 2: Het begrip rechtvaardigheid
Aristoteles onderscheidde:
* **Universele rechtvaardigheid:** Deugdzaam handelen in het algemeen.
* **Particuliere rechtvaardigheid:**
* **Verdelende rechtvaardigheid:** Verdeelt goederen, diensten en rechten (overheid als verdeler). Criteria: achtergrond, verworven recht, verdienste, behoefte.
* **Vereffende (ruil)rechtvaardigheid:** Zorgt voor een juiste verhouding tussen gelijkwaardige personen, zowel in vrijwillige (contracten) als onvrijwillige (aansprakelijkheid) ruilverhoudingen.
#### Afdeling 3: Diverse stromingen in een rivier van rechtvaardigheid
**Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Focussen op rechtvaardig handelen.
* **Deugdethiek (Aristoteles):** Rechtvaardigheid hangt af van karakter en houding.
* **Deontologische theorieën (Kant):** Rechtvaardigheid is gebaseerd op regels en plichten, ongeacht het gevolg.
* **Consequentialistische theorieën:** Beoordelen handelingen op basis van hun gevolgen.
**Regelgeoriënteerde theorieën:** Focussen op de rechtvaardigheid van regels.
* **Formele theorieën:** Rechtvaardigheid wordt bepaald door de herkomst of bron van de regel (bv. goddelijk, wetgever).
* **Materiële (inhoudelijke) theorieën:** Rechtvaardigheid hangt af van de inhoud van de regel (bv. menselijke natuur, utilitarisme).
* **Procedurele theorieën:** Rechtvaardigheid zit in de wijze waarop de regel tot stand is gekomen (zuiver, volmaakt, onvolmaakt).
**Stromingen:**
* **Theocratische stroming:** Recht komt van goddelijke bron.
* **Autocratische stroming:** Recht is het gebod van de vorst.
* **Democratische stroming:** Recht ontstaat uit een maatschappelijk verdrag, gebaseerd op het algemeen belang (Rousseau, Hobbes).
* **Natuurrechtelijke stroming:** Recht ontleent zijn geldigheid aan de natuurlijke orde, menselijke aard of rede. Ontwikkeling door periodes: antiek, christelijk-theologisch, verlicht, mensenrechten.
* **Utilitaristische stroming:** Recht moet het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen nastreven (Bentham).
* **Historische stroming (Von Savigny):** Recht is een product van de geschiedenis en de 'volksgeist' (gemeenschappelijke wil van het volk).
* **Positivisme:** Kennis en recht komen voort uit empirische waarnemingen en rationele verwerking. Recht en moraal zijn gescheiden.
* **Formeel rechtspositivisme:** Recht is wat de bron (wetgever, rechter) zegt.
* **Normatief rechtspositivisme:** Poging om rechtvaardigheid te baseren op de bron (faalt vaak).
* **Descriptief rechtspositivisme:** Focus op recht zoals het in de praktijk werkt ('law in action').
* **Nomocratische stroming:** Wetten verdienen navolging louter omdat ze van de wetgever komen.
* **Egalitaire stroming (Marx/Engels):** Recht is een product van klassenstrijd en dient de belangen van de heersende klasse; streeft naar economische gelijkheid.
* **Capability approach:** Rechtvaardigheid wordt bepaald door de concrete vaardigheden en capaciteiten die mensen kunnen ontwikkelen en leiden.
### Deel II: Functies en finaliteiten van het recht
Recht is onlosmakelijk verbonden met het soort samenleving, de focus op regels of gedrag, en de redenen voor naleving. Het functioneert als een 'Zwitsers zakmes' met diverse functies.
#### Titel I: Functies van het recht
Samenleven vereist regels en normatieve verwachtingen om autonomie en schaarste te beheren.
##### Hoofdstuk 1: Gedragsafstemming
* **Afdeling 1: Bevordering groepscohesie:** Rechtsregels drukken gemeenschappelijke waarden uit, versterken identiteit, en hebben een socialiserende, opvoedkundige en ideologische functie. Ze maken sociale omgang en integratie mogelijk.
* **Afdeling 2: Conflictvermijding:** Regels bepalen acceptabel gedrag en gevolgen bij overtreding, moedigen wenselijk gedrag aan en ontmoedigen onwenselijk gedrag.
* **Minder complexe samenlevingen:** Regels rond bezit, gebruik, huwelijk, etc.
* **Meer complexe samenlevingen:**
* **Formele ordeningsfunctie:** Aanvullend op materiële ordening, regels met transparante procedures.
* **De staat:** Machtshandhaving (belastingen), werkingbevordering (organisatie), instrumentaliteit (doelen nastreven).
* **Uitwisseling van middelen:** Stimuleren, faciliteren, toetsen en reguleren van uitwisselingen (geld, contracten).
* **Herverdeling van middelen:** Toenemende rol van de staat in herverdeling via belastingen en sociale voorzieningen.
##### Afdeling 3: Conflictverwerking
Conflicten ontstaan wanneer aanspraken niet worden ingelost. Regels dragen bij aan sociale vrede door afweer, herstel en straf.
* **Onderafdeling 1: Sociale vrede:**
* **JVV:** Herstel van sociale vrede, afkoop van bloedvete met bloedgeld.
* **Chiefdoms/Rijken:** Herstel van onrecht valt samen met straf.
* **Moderne samenlevingen:** Onderscheid tussen burgerlijk (vergoeding) en strafrecht (vergelding), vereist uitgebouwd staatsapparaat.
* **Onderafdeling 2: Conflictverwerkingsmethoden:**
* **Zonder conflict uit handen te geven:** Fysiek geweld (duel, vete), rituelen, sociale uitsluiting, onderhandelingen, bemiddeling.
* **Door conflict uit handen te geven (berechting):** Wettelijke procedures, bevoegdheidsregels, motivering en uitvoering (statelijke rechtspraak, arbitrage).
##### Hoofdstuk 2: Besluitvorming binnen de groep
Regels bepalen wie beslissingsbevoegdheid heeft en hoe deze wordt uitgeoefend. Dit is de **politieke functie van recht**.
* **Politieke basisregels:** Scheiden macht (scheiding der machten), waarborgen voor burgers (grondrechten), regelen bevoegdheden, procedures, selectie van machthebbers, financiering.
* **Legitimiteit:** Deze regels verschaffen legitimiteit aan politieke beslissingen, vooral in pluralistische staten waar procedurele rechtvaardigheid centraal staat.
#### Titel II: Finaliteit van het recht
De doelstellingen van recht zijn door de geschiedenis heen geëvolueerd.
##### Hoofdstuk 1: Codificatie (bewarende/codificerende finaliteit)
Recht wordt gezien als een objectieve, mens-overstijgende orde, ontdekt maar niet gecreëerd door mensen, afkomstig van een buitenmenselijke bron. Het dient geen specifieke belangen maar behoudt de maatschappelijke orde en traditionele waarden. Grondrechten fungeren als bescherming tegen de staat.
##### Hoofdstuk 2: Modificatie (veranderende/modificerende finaliteit)
Vanaf de 19e eeuw wordt recht gezien als een instrument voor sociaal wenselijke veranderingen.
* **Opkomst:** Industrialisering, politieke crises en egalitaire stromingen leidden tot een actievere rol van de staat en het recht.
* **Technieken:** Recht wordt ingezet als instrument voor griefherstel, bestraffing, besturing, stimulering en facilitering.
* **Oriëntatie:** Regels drukken een ideaalbeeld uit dat ingeburgerd moet raken, met als doel de maatschappij te veranderen.
* **Welvaart en welbevinden:** De staat probeert gedrag te sturen, welzijn te bevorderen (bv. therapeutic jurisprudence), en verantwoordelijkheid te nemen voor rechtvaardige verdeling en risicobeheersing.
* **Limieten:** De maakbaarheid van de samenleving is beperkt; menselijk gedrag verandert niet zomaar door regels. Financiële middelen zijn ontoereikend. Grondrechten werken steeds meer horizontaal, ook tussen burgers onderling. Het recht moet een balans vinden tussen instrumentele finaliteit en de waarborgfunctie.
## Deel III: Normen en hun samenhang
Recht omvat talloze normen die in onderlinge relatie staan.
### Titel I: Wat is een (rechts)norm?
#### Hoofdstuk 1: Descriptieve vs. prescriptieve normen
* **Descriptieve normen:** Beschrijven feitelijke wetmatigheden (natuur, maatschappij) en zijn waar of onwaar. Ze kunnen niet worden overtreden.
* **Prescriptieve normen:** Schrijven voor hoe men zich dient te gedragen. Ze kunnen worden overtreden en gehandhaafd, en zijn niet waar of onwaar.
#### Hoofdstuk 2: Talige uitdrukkingen van normen
Normen worden uitgedrukt in verschillende soorten uitspraken:
* **Verifieerbare uitspraken:**
* **Empirische uitspraken:** Drukken feiten uit die waar of onwaar kunnen zijn. Cruciaal voor bewijsrecht.
* **Logische of definiërende uitspraken:** Drukken verbanden tussen begrippen uit, waar of onwaar op basis van logica of definities.
* **Geloofsuitspraken:** Metafysische of levensbeschouwelijke aannames die niet bewijsbaar zijn (axioma's).
* **Waarderingsuitspraken:** Drukken een oordeel uit gebaseerd op waarden.
* **Descriptieve waardeoordelen:** Beoordelen zonder gedragsvoorschrift (bv. 'goede chauffeur').
* **Prescriptieve waardeoordelen:** Verbinden een gedragsvoorschrift aan de waardering (bv. geboden, verboden).
* **Performatieve uitspraken:** Handelingen die door hun formulering een rechtsgevolg teweegbrengen (bv. huwelijksvoltrekking).
#### Hoofdstuk 3: Afdwingbaarheid (Impliciet behandeld in Hfst. 1, Afdeling 3)
#### Hoofdstuk 4: Geviseerde feitelijke situatie
De geviseerde feitelijke situatie specificeert onder welke omstandigheden een rechtsregel geldt. Regels zijn meestal algemeen en voorwaardelijk (\_defeasible rules), met ruimte voor uitzonderingen en wederlegbare vermoedens.
#### Hoofdstuk 5: Concretiseringsgradaties
* **Gesloten normen:** Omschrijven duidelijk een geviseerde situatie en rechtsgevolg (bv. snelheidslimieten).
* **Open normen:** Laten ruimte voor interpretatie, bv. wanneer een gedrag de 'openbare orde' raakt. Rechters hebben hierdoor meer beoordelingsruimte.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Abstracte grondgedachten die de basis vormen voor concrete regels (bv. gelijkheidsbeginsel).
* **Adagia:** Concretere formuleringen van algemene beginselen, vaak in het Latijn (bv. \_pacta sunt servanda).
### Titel II: Algemene bestanddelen van rechtsregels
#### Hoofdstuk 1: Normsteller
De instantie die een regel uitvaardigt. Dit kan een staat, godheid, of ook gewoonte zijn.
#### Hoofdstuk 2: Normbestemmeling
Aan wie de regel gericht is (burgers, rechtspersonen, rechters).
#### Hoofdstuk 3: Voorgeschreven gedragingen
Regels die een gedraging normeren.
* **Volledige rechtsregels:** Bevatten alle bestanddelen om gedrag te normeren.
* **Onvolledige rechtsregels:** Bouwstenen die gecombineerd moeten worden.
#### Afdeling 1: Volledige en onvolledige rechtsregels
#### Afdeling 2: Verduidelijkende uitspraken (Nominale definities)
Leggen de betekenis van termen vast, vormen sociale feiten.
#### Afdeling 3: Veranderende en verwijzende uitspraken
Verduidelijken of verruimen het toepassingsgebied van regels.
#### Afdeling 4: Constitutieve uitspraken
Creëren sociale of institutionele feiten (bv. de staat België, het oprichten van een vennootschap).
#### Afdeling 5: Doeluitspraken
Schrijven een doel voor dat bereikt moet worden, met keuzevrijheid over de middelen.
#### Hoofdstuk 4: Modaliteiten
Manieren waarop gedrag wordt gereguleerd: gebod, verbod, positieve toelating, negatieve toelating.
#### Afdeling 1: Vier modaliteiten
* **Gebod/Plicht:** Verplichting tot doen.
* **Verbod:** Verplichting tot niet-doen.
* **Positieve toelating:** Toelating om iets te doen (afwezigheid van verbod).
* **Negatieve toelating:** Toelating om iets niet te doen (afwezigheid van gebod).
#### Afdeling 2: Rechten en plichten (Hohfeld)
* **Aanspraak (claim):** Het recht om van een ander een doen of laten te verlangen. Tegenhanger: plicht.
* **Vrijheid (liberty):** Het recht om zich feitelijk te gedragen (privilege of strikte vrijheid). Tegenhanger: afwezigheid van aanspraken.
* **Bevoegdheid (power):** Het recht om een rechtstoestand te veranderen (bv. ontbinden van een contract). Tegenhanger: gebondenheid.
* **Immuniteit:** Het recht om gevrijwaard te blijven van andermans bevoegdheid. Tegenhanger: onbevoegdheid.
Deze concepten vormen bundels die samen bijvoorbeeld een eigendomsrecht vormen.
#### Hoofdstuk 5: Geviseerde feitelijke situatie
Specificeert onder welke omstandigheden een rechtsregel van toepassing is. Regels zijn algemeen en voorwaardelijk.
#### Hoofdstuk 6: Concretiseringsgradaties
* **Gesloten normen:** Duidelijk omschreven feiten en gevolgen.
* **Open normen:** Laten ruimte voor interpretatie door de rechter.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Abstracte grondslagen (bv. gelijkheidsbeginsel).
* **Adagia:** Concrete, historische formuleringen van beginselen.
### Titel III: De samenhang van rechtsregels: recht als een systeem?
Recht wordt gezien als een systeem, een netwerk van regels en hun onderlinge verbanden.
#### Hoofdstuk 1: Recht als dogmatisch systeem
* **Uitwendig systeem:** Indeling in rechtsgebieden (publiekrecht, privaatrecht, strafrecht) en thematische indelingen (economisch recht).
* **Inwendig systeem:** Conformiteit van waardeoordelen binnen het recht. Volgens Ronald Dworkin is recht een coherent geheel (\_law as integrity).
#### Hoofdstuk 2: Recht als sociaal systeem
Volgens Niklas Luhmann is recht een autonoom sociaal deelsysteem dat politieke beslissingen implementeert, normatieve verwachtingen creëert en zichzelf in stand houdt (\_autopoietisch). Het is cognitief open, maar operationeel gesloten.
#### Hoofdstuk 3: Recht als chaotische janboel
Kritiek op de systeembegrippen: waarden zijn niet altijd coherent of sluiten niet altijd aan bij de maatschappij. Recht wordt gezien als onaf, onvolledig en voortdurend in beweging, gevormd door diverse actoren met uiteenlopende belangen en opvattingen.
#### Hoofdstuk 4: Twee metaforen
* **Recht als taal:** Recht deelt kenmerken met natuurlijke talen (structuur, semantiek, pragmatiek), is open-ended en voortdurend in ontwikkeling.
* **Recht als stad:** Zowel de stad als het recht zijn menselijke constructies, uniek maar ook variaties op thema's, en worden gevormd door historische ontwikkeling en waardeoordelen. Metaforen zoals de bazaar, jungle, organisme en machine helpen bij het begrijpen van de complexiteit van steden en rechtssystemen.
De metafoor van Brasilia illustreert de beperkingen van een puur geplande, 'machine'-achtige benadering van recht en stedenbouw. Een evenwicht tussen regels en sociale praktijken is essentieel.
**Afsluitende bedenking:** Het perspectief waarmee men naar recht kijkt (als systeem of als 'janboel', wetgever- of gebruikergericht) is cruciaal. Er is geen absoluut antwoord op hoe recht ingevuld moet worden; het moet altijd in zijn maatschappelijke context worden geplaatst.
* * *
**Overzicht Government vs. Governance:**
GovernmentGovernanceKlemtoon op de staatKlemtoon op het bestuurlijke procesScheiding der machtenSpreiding der machtenCentrale beslissingsmacht bij wetgeverVerspreide beslissingsmacht, ook bij regulerende agentschappen en zelfbestuurWetgever als (belangrijke) actor in een netwerkWetgever als hiërarchisch hoogste autoriteitPrescriptieve regelsReflexieve regelsTerritoriale grenzenGrensoverschrijdende samenwerkingOnderscheid tussen staat, markt en maatschappijIntegratie van staat, markt en maatschappij
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :--------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Essentialistische opvatting** | De opvatting dat recht een fundamentele, intrinsieke essentie bezit die het definiëert, hoewel deze essentie tot op heden nog niet is ontdekt of eenduidig vastgesteld. |
| **Conventionalistische opvatting** | De opvatting dat de identiteit en geldigheid van recht voortkomen uit menselijke afspraken en conventies; wat als recht telt, wordt bepaald door consensus binnen een gemeenschap, en de inhoud hiervan is niet vooraf vastgelegd maar ontstaat door interactie en afspraken. |
| **Statelijk recht** | Gedragsregels die expliciet zijn uitgevaardigd door formele actoren binnen een staatsverband, zoals wetten, decreten en andere wettelijke voorschriften die door overheidsinstanties worden gecreëerd en gehandhaafd. |
| **Gewoonterecht** | Gedragsregels die niet door concrete personen of instellingen zijn gecreëerd, maar voortvloeien uit langdurig en algemeen geaccepteerd gebruik en de overtuiging dat dit gebruik juridisch bindend is binnen een gemeenschap. |
| **Natuurrecht** | Gedragsregels die worden afgeleid uit de fundamentele aard van de mens, de natuurlijke orde, of universele morele principes, en die als inherent geldig worden beschouwd, ongeacht menselijke wetgeving. |
| **Rechtspluralisme** | De situatie waarin meerdere regulerende systemen (zoals statelijk recht, gewoonterecht, religieus recht) tegelijkertijd claimen dat hun regels primair van toepassing zijn op eenzelfde specifieke situatie of groep mensen. |
| **Normatieve ordening** | Een ordening die niet beschrijft hoe iets is, maar hoe iets zou moeten zijn; dit wordt bereikt door middel van regels die specifiek gedrag voorschrijven en normatieve verwachtingen creëren. |
| **Cognitieve verwachting** | Een verwachting die gebaseerd is op feitelijke voorspelling of voorziening; deze verwachting is neutraal ten aanzien van de uitkomst en kan worden bijgestuurd indien de feitelijke uitkomst ervan afwijkt. |
| **Nominale definitie** | Een uitspraak die de betekenis van een woord of begrip vastlegt door een creatieve keuze van de definieerder, vaak om de sociale werkelijkheid vorm te geven, en die niet waar of onwaar kan zijn in de zin van een feitelijke beschrijving. |
| **Reële definitie** | Een uitspraak die een informatieve, empirische beschrijving geeft van de feitelijke eigenschappen van een object of concept, met als doel een zo getrouw mogelijk beeld te schetsen van de werkelijkheid. |
| **Performatieve uitspraken** | Taalhandelingen die niet zozeer een feitelijke gebeurtenis beschrijven of een concept definiëren, maar die door hun formulering een nieuwe sociale of institutionele realiteit creëren of een rechtsgevolg teweegbrengen, zoals het verklaren van een huwelijk of het ontslaan van een werknemer. |
| **Autopoiesis** | Het vermogen van een systeem om zichzelf te creëren, te onderhouden en te reproduceren, waarbij het de criteria bepaalt die bepalen wat tot het systeem behoort en wat niet. In de context van recht verwijst dit naar het vermogen van het rechtssysteem om zelf te bepalen wat geldt als recht. |
| **Cognitieve openheid** | Het vermogen van het rechtssysteem om concepten en feiten te waarderen die geworteld zijn in andere sociale deelsystemen (zoals moraal, economie, politiek), waardoor het recht flexibel kan reageren op externe invloeden en ontwikkelingen. |