3_Effectiviteit.pptx
Summary
# De effectiviteit en legitimiteit van straffen
Dit onderwerp onderzoekt de centrale vraag naar de effectiviteit van straffen en hoe deze te meten is, met aandacht voor het spanningsveld tussen effectiviteit en legitimiteit, en de rol van straftheorieën hierin.
### 1.1 Wat is de effectiviteit van straffen?
Effectiviteit van straffen verwijst naar de vraag of een straf of interventie werkt, wat vervolgens vertaald kan worden naar het meten van resultaten. Legitimiteit daarentegen gaat over hoe we een straf kunnen rechtvaardigen. Er bestaat een significant spanningsveld tussen deze twee concepten.
**Voorbeelden van dit spanningsveld:**
* De doodstraf kan als effectief worden beschouwd om recidive te voorkomen, maar stuit wereldwijd op legitieme bezwaren.
* In *A Clockwork Orange* wordt een aversieve therapie (de Ludovico techniek) gebruikt om geweldpleging te bestrijden. Hoewel dit gedrag potentieel vermijdt, is de methode ethisch problematisch en roept vragen op over legitimiteit.
### 1.2 Het meten van effectiviteit: uitkomstmaten
#### 1.2.1 Recidive als primaire uitkomstmaat
De meest gebruikte uitkomstmaat voor de effectiviteit van strafrechtelijke interventies is het voorkomen van recidive. Dit wordt beschouwd als de belangrijkste indicator voor speciale (individuele) preventie.
**Uitdagingen bij het meten van recidive:**
* **Dark number:** Niet alle gepleegde delicten komen aan het licht of worden geregistreerd.
* **Selectiviteit van het strafrechtelijk beleid:** De statistieken zijn niet altijd een directe weerspiegeling van de werkelijkheid.
* **Variërende definities van recidive:** Wat telt als recidive? (bv. opsluiting, veroordeling, arrestatie, schending van voorwaarden).
* **Variërende follow-up periodes:** Studies hanteren verschillende termijnen (1, 2, of 5 jaar) om recidive te meten.
* **Verschillende referentiegroepen:** De populatie die gevolgd wordt, beïnvloedt de resultaten (bv. geweldsdelicten vs. vermogensdelicten).
**Onderzoeksuitkomsten met betrekking tot recidive:**
* Onderzoek in Noorwegen suggereert dat recidive hoger is na een gevangenisstraf dan na andere straffen.
* Een studie naar wederopsluiting in België toonde aan dat 44.1% van de vrijgelaten veroordeelden binnen 5.5 tot 8.5 jaar opnieuw werd opgesloten.
* Factoren die een hoger risico op wederopsluiting met zich meebrengen zijn onder meer mannelijk geslacht, jonge leeftijd, Belgische nationaliteit (vergeleken met sommige buurlanden en Oost-Europese landen), regelmatige regime, straffen tot drie jaar (maar lager voor meer dan tien jaar), en vermogens- en geweldsdelicten.
* In Nederland werd een nieuwe veroordeling binnen twee jaar vastgesteld bij 25% van alle veroordeelden en 47% van de ex-gedetineerden.
#### 1.2.2 Kwaliteit van effectonderzoek
De kwaliteit van effectstudies varieert sterk. De Maryland Scientific Methods Scale (MSMS) wordt gebruikt om de betrouwbaarheid te beoordelen, waarbij niveau 5 (randomized controlled trials - RCTs) als de gouden standaard wordt beschouwd. Echter, RCTs zijn in de strafrechtelijke context ethisch en praktisch zelden uitvoerbaar.
> **Tip:** Niveau 4 van de MSMS, zoals meta-analyses en quasi-experimentele designs (bv. propensity score matching), zijn voor de strafrechtelijke context veelal relevanter en betrouwbaarder.
Meta-analyses, die resultaten van verschillende studies samenvatten, gebruiken een **effectgrootte** ($g$) om de richting en omvang van een effect aan te duiden:
* $g > 1$: positief effect (meer recidive, dus slecht)
* $g < 1$: negatief effect (minder recidive, dus goed)
### 1.3 Relatieve effectiviteit van verschillende straffen
Wanneer de effectiviteit van verschillende straffen wordt vergeleken, moet men rekening houden met het **selectie-effect**. Dit betekent dat de groepen die verschillende straffen ontvangen (bv. gevangenisstraf versus werkstraf) op voorhand al verschillen in hun risico op recidive.
**Vergelijkingen en bevindingen:**
* **Gevangenisstraf (GS) vs. Werkstraf (WS):** Onderzoek met propensity score matching (PSM) toonde aan dat recidive na een werkstraf significant lager is (50% minder veroordelingen na 8 jaar) dan na een gevangenisstraf, zelfs na controle voor bestaande verschillen. Dit ontkracht de afschrikkingstheorie, die een hogere afschrikking en dus minder recidive na een zwaardere straf zou voorspellen. De resultaten suggereren dat factoren als sociale controle, labeling en differentiële associatie (crimineel gedrag aanleren in de gevangenis) een grotere rol spelen.
* **Gevangenisstraf (GS) vs. Elektronisch toezicht (ET):** Studies met PSM in België toonden aan dat de wederopsluiting na ET significant lager is dan na een gevangenisstraf. Dit kan verklaard worden door het behoud van werk, gezin en sociale ondersteuning onder ET.
* **Lange vs. korte gevangenisstraf:** Onderzoek suggereert dat het verschil in recidive na korte en lange gevangenisstraffen, kort na vrijlating, niet significant is. De straflengte lijkt geen directe afschrikkende of criminogene werking te hebben.
* **Korte gevangenisstraffen (< 6 maanden):** Deze leiden mogelijk tot meer recidive dan niet-vrijheidsbenemende straffen (werkstraf, geldboete, voorwaardelijke gevangenisstraf). Ze beperken mogelijkheden tot resocialisatie en de incapacitatie is slechts van korte duur.
> **Voorbeeld:** Een korte gevangenisstraf kan, hoewel bedoeld om de samenleving te beschermen, juist negatieve gevolgen hebben zoals het verlies van sociale bindingen en stigma, wat recidive kan bevorderen.
### 1.4 Strafdoelen en effectiviteit
Verschillende strafdoelen worden onderscheiden, met variërende implicaties voor effectiviteit:
* **Incapacitatie:** Het voorkomen van delicten door de dader tijdelijk uit de samenleving te verwijderen. Het incapacitatie-effect is beperkt en afhankelijk van de duur van de detentie. Methoden om dit te schatten, zoals de binnen-persoon en tussen-persoon methode, tonen een beperkte reductie in delicten.
* **Normherinnering, Individuele afschrikking, Algemene afschrikking, Resocialisatie, Vergelding:** De effectiviteit hiervan verschilt.
* **Afschrikking** is niet primair afhankelijk van de type of ernst van de straf, maar van de **gepercipieerde pakkans en strafzekerheid**. Strengere straffen leiden niet noodzakelijk tot lagere criminaliteitscijfers.
* **Resocialisatie-gerichte interventies** zijn over het algemeen effectiever in het verminderen van recidive dan interventies die enkel gericht zijn op afschrikking.
* **Vergelding** is een doel waarbij effectiviteit minder relevant is; het gaat om proportioneel straffen. Korte gevangenisstraffen kunnen proportioneel zijn, maar kunnen ook effectiever bereikt worden met andere straffen.
> **Voorbeeld:** Het argument dat het straffen van iemand met een korte gevangenisstraf de maatschappij beschermt, is slechts geldig gedurende de periode van detentie. Daarbuiten kan het juist leiden tot meer recidive.
### 1.5 Reflecties op effectiviteit en legitimiteit
De vraag naar de effectiviteit van straffen, met name gevangenisstraffen, is cruciaal voor de legitimiteit van het strafrechtelijk beleid.
* **Gevangenisstraffen:** Recente meta-analyses tonen aan dat gevangenisstraffen geen effect hebben op recidive en in sommige gevallen het zelfs verhogen in vergelijking met niet-vrijheidsbenemende straffen. Dit is een heikel punt, aangezien detentie een veelgebruikte straf is. Het behoud van de legitimiteit van detentie kan dan enkel gebaseerd zijn op vergelding en incapacitatie, waarbij de effectiviteit van de laatste beperkt is.
* **Penologisch beleid:** Het is twijfelachtig of het huidige penologische beleid in België evidence-based is, gezien de beperkte effectiviteit van gevangenisstraffen in het verminderen van recidive.
* **Verwachtingen van straf:** De verwachtingen die we mogen stellen aan straffen moeten realistisch zijn. Recidive verminderen is slechts één doelstelling. Als strafrechtelijke interventies niet leiden tot aantoonbare recidivevermindering, zegt dit nog niets over de algemene effectiviteit of legitimiteit van die straffen in bredere zin.
* **Levensdomeinen als uitkomstindicatoren:** Naast recidive kunnen ook andere levensdomeinen (zoals werk, inkomen, sociale relaties) als uitkomstindicatoren dienen om de impact van straffen te evalueren.
> **Tip:** Bij het bestuderen van dit onderwerp is het essentieel om kritisch te kijken naar de doelstellingen van straffen en de daadwerkelijke effectiviteit ervan, los van publieke opinie of intuïtie.
---
# Recidive als indicator voor effectiviteit
Hieronder vind je een gedetailleerde samenvatting over recidive als indicator voor de effectiviteit van strafrechtelijke interventies, opgesteld voor studie-doeleinden.
## 2. Recidive als indicator voor effectiviteit
Recidive wordt beschouwd als de primaire uitkomstmaat voor de effectiviteit van strafrechtelijke interventies, hoewel de meting ervan complex is vanwege het 'dark number' en variërende definities.
### 2.1 De definitie en meting van recidive
Het meten van de effectiviteit van straffen richt zich vaak op het voorkomen van recidive, wat neerkomt op individuele preventie. Echter, recidive als uitkomstmaat kent diverse uitdagingen:
* **Het 'dark number'**: Dit verwijst naar het deel van de recidive dat niet wordt gedetecteerd of geregistreerd binnen een onderzoek.
* **Definitieverschillen**: Er is geen eenduidige definitie van wat een 'nieuwe feiten' of recidive inhoudt. Dit kan variëren van opnieuw opgesloten, gearresteerd, veroordeeld, tot het schenden van voorwaarden.
* **Officiële criminaliteitscijfers versus zelfrapportage**: Er is een verschil tussen wat officieel wordt geregistreerd en wat individuen zelf rapporteren.
* **Variërende follow-up periodes**: De duur van de periode waarin recidive wordt gemonitord (bijvoorbeeld 1, 2 of 5 jaar) beïnvloedt de resultaten.
#### 2.1.1 Statistieken over recidive
Onderzoek, zoals dat uitgevoerd in Noorwegen, toont aan dat recidivecijfers doorgaans hoger zijn na een gevangenisstraf dan na andere strafvormen. De populatie die wordt gevolgd is hierbij mede bepalend.
* **Referentiegroep geweldsdelicten**: Studies naar wederopsluiting tonen aan dat een significant percentage veroordeelden binnen enkele jaren opnieuw wordt opgesloten.
* **Factoren die het recidiverisico verhogen**: Mannen, jongere personen, personen met de Belgische nationaliteit (in vergelijking met sommige buurlanden) en personen veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten lopen een hoger risico.
#### 2.1.2 Nieuwe veroordelingen
Onderzoek naar nieuwe veroordelingen laat vergelijkbare trends zien:
* Een aanzienlijk deel van de personen met een eerdere veroordeling wordt binnen een periode van 18 jaar opnieuw veroordeeld.
* In Nederland is het percentage van alle veroordeelden dat binnen twee jaar een nieuwe veroordeling krijgt stabiel over de tijd.
### 2.2 Relatieve effectiviteit van straffen
De effectiviteit van straffen wordt vaak relatief onderzocht, waarbij verschillende strafvormen met elkaar worden vergeleken.
> **Tip**: Directe vergelijking van recidivecijfers tussen verschillende strafvormen kan een vertekend beeld geven door **selectie-effecten**. Personen die standaard een hogere recidive hebben, kunnen eerder voor bepaalde straffen (zoals gevangenisstraf) in aanmerking komen.
#### 2.2.1 Gevangenisstraf versus werkstraf
Onderzoek suggereert dat werkstraffen leiden tot significant lagere recidivecijfers dan gevangenisstraffen, zelfs na controle voor reeds bestaande verschillen tussen de groepen. Dit ontkracht deels de afschrikkingstheorie, maar kan worden verklaard door theorieën over sociale controle, labeling en differentiële associatie, waarbij een gevangenisstraf leidt tot verlies van sociale bindingen, een sterker stigma en meer blootstelling aan crimineel gedrag.
> **Example**: Studies die quasi-experimentele designs gebruiken, zoals **propensity score matching (PSM)**, proberen de selectie-effecten te minimaliseren door controle te voeren op reeds bestaande verschillen tussen groepen op vlak van strafrechtelijk verleden, type delict, leeftijd, geslacht en nationaliteit.
#### 2.2.2 Gevangenisstraf versus elektronisch toezicht (ET)
Onderzoek met behulp van PSM toont aan dat wederopsluiting na elektronisch toezicht significant lager is dan na een gevangenisstraf. Mechanismen die hieraan bijdragen, zijn onder andere het behoud van werk en gezin, en financiële stabiliteit.
#### 2.2.3 Lange versus korte gevangenisstraf
Onderzoek naar het effect van de detentieduur op recidive laat zien dat er geen significant verband is tussen detentieduur en recidive op de middellange termijn. Korte gevangenisstraffen, met name die van minder dan zes maanden, worden zelfs geassocieerd met hogere recidivecijfers in vergelijking met niet-vrijheidsbenemende straffen.
> **Tip**: Korte gevangenisstraffen kunnen negatieve effecten hebben op de re-integratie, zoals een verminderde kans op werk of inkomen, terwijl de incapacitatie-effecten beperkt zijn.
#### 2.2.4 Mechanismen en effectiviteit
* **Afschrikking**: De effectiviteit van afschrikking als strafdoel wordt beperkt bevraagd. De gepercipieerde pakkans en strafzekerheid lijken belangrijker dan het type of de ernst van de straf. Lange gevangenisstraffen lijken geen extra afschrikkende werking te hebben ten opzichte van kortere straffen.
* **Resocialisatie**: Interventies die zich richten op resocialisatie zijn effectiever in het verminderen van recidive dan interventies die enkel gericht zijn op afschrikking. Korte detentieperiodes beperken echter de mogelijkheden tot effectieve resocialisatie.
* **Incapacitatie**: Het insluitingseffect van korte detentie is per definitie beperkt in duur. Het schatten van het incapacitatie-effect (het aantal delicten dat voorkomen wordt) laat zien dat dit effect niet significant is.
* **Vergelding**: Hoewel vergelding een legitiem strafdoel kan zijn, is de vraag of korte gevangenisstraffen proportioneel zijn in relatie tot het vergeldingselement, zeker wanneer deze leiden tot meer recidive.
### 2.3 Conclusie over recidive en effectiviteit
Meta-analyses van diverse studies suggereren dat gevangenisstraffen over het algemeen geen positief effect hebben op recidive en in sommige gevallen zelfs een criminogeen effect hebben in vergelijking met niet-vrijheidsbenemende straffen.
> **Quote**: "Verminderen van recidive is niet de grondslag voor het opleggen van een strafrechtelijke sanctie, het is maar één doelstelling die met straffen kan worden nagestreefd. Als interventies die zijn toegepast in een strafrechtelijk kader niet (aantoonbaar) tot vermindering van recidive leiden, zegt dat dus niets over de effectiviteit van die straffen in meer algemene zin, laat staan over de legitimiteit van die straffen."
Het beleid wordt nog te vaak gebaseerd op cijfers van recidive, zonder dat de effectiviteit van de interventies daadwerkelijk is aangetoond. Het huidige penologische beleid in België is niet altijd evidence-based.
### 2.4 Reflectie en implicaties
De vraag naar de legitimiteit van straffen die niet effectief blijken in het verminderen van recidive is cruciaal. Het combineren van strafdoelen (zoals vergelding en incapacitatie) met de effectiviteit van interventies is een complexe uitdaging. Ook levensdomeinen, naast recidive, kunnen als uitkomstindicatoren dienen om de bredere effectiviteit van straffen te evalueren.
---
# Vergelijking van strafmodaliteiten
Hieronder volgt een uitgebreide samenvatting van de relatieve effectiviteit van verschillende strafmodaliteiten, opgesteld als een examen-klaar studiehulpmiddel.
## 3. Vergelijking van strafmodaliteiten
Dit gedeelte onderzoekt de relatieve effectiviteit van diverse strafmodaliteiten, zoals gevangenisstraffen, werkstraffen, elektronisch toezicht en geldboetes, met een focus op hun impact op recidive.
### 3.1 De kernvraag: effectiviteit van straffen
De centrale vraag die hier wordt onderzocht, is of bepaalde straffen effectiever zijn dan andere in het reduceren van recidive. Dit vereist een duidelijke operationalisering en evaluatie van effectiviteit, waarbij de relatie tussen straftheorieën, effectiviteit en legitimiteit wordt geanalyseerd. Het is essentieel om een onderscheid te maken tussen effectiviteit (werkt iets?) en legitimiteit (hoe verantwoorden we iets?). Soms kan een straf effectief zijn, maar niet legitiem (bv. de doodstraf voor het vermijden van recidive), of andersom. Intuïtie en populaire programma's zoals "scared straight" en "bootcamps" blijken wetenschappelijk onderzoek te weerstaan wat betreft hun effectiviteit.
### 3.2 Het meten van effectiviteit: recidive als uitkomstmaat
De belangrijkste uitkomstmaat voor de effectiviteit van strafrechtelijke interventies is het voorkomen van recidive, wat neerkomt op speciale (individuele) preventie. Echter, het meten van recidive kent diverse uitdagingen:
* **Het 'dark number'**: Niet alle recidivefeiten worden gedetecteerd.
* **Definitieverschillen**: Wat wordt precies verstaan onder recidive? (bv. opnieuw opgesloten, veroordeeld, gearresteerd, schending van voorwaarden).
* **Selectiviteit in strafrechtelijk beleid**: De populatie die wordt gevolgd, is niet altijd representatief.
* **Variërende follow-up periodes**: Studies hanteren verschillende tijdsperioden (bv. 1, 2 of 5 jaar) voor het meten van recidive.
Ondanks deze uitdagingen tonen meta-analyses aan dat gevangenisstraffen over het algemeen niet effectiever zijn in het verminderen van recidive dan niet-vrijheidsberovende straffen en in sommige gevallen zelfs een verhoogd risico op recidive met zich meebrengen. Cijfers uit Noorwegen suggereren bijvoorbeeld dat recidive altijd hoger is bij gevangenisstraffen vergeleken met werkstraffen.
#### 3.2.1 Factoren die recidiverisico beïnvloeden
Onderzoek identificeert verschillende factoren die het risico op wederopsluiting verhogen, waaronder:
* **Demografische kenmerken**: Mannen hebben een hoger risico dan vrouwen; jongere leeftijd correleert met een hoger risico.
* **Nationaliteit**: Belgische nationaliteit vertoont geen significant verschil met buurlanden en Oost-Europese landen, maar wel met Marokko of Turkije.
* **Regime**: Een regulier regime binnen de gevangenis is geassocieerd met een hoger risico dan elektronisch toezicht (ET) of 'detentiehuizen' (BD).
* **Strafduur**: Straf tot drie jaar kan een hoger risico impliceren dan straffen van kortere duur (tot drie maanden), hoewel dit voor straffen langer dan tien jaar andersom kan liggen.
* **Delicttype**: Vermogens- en geweldsdelicten hebben een hoger risico dan drugsdelicten; zedenfeiten hebben een lager risico.
### 3.3 Relatieve effectiviteit van verschillende strafmodaliteiten
Wanneer de effectiviteit van straffen wordt onderzocht, is het cruciaal om te spreken van *relatieve* effectiviteit, oftewel de vergelijking tussen verschillende straffen (bv. gevangenisstraf versus werkstraf).
#### 3.3.1 Uitdagingen bij directe vergelijking
Een directe vergelijking van recidivecijfers tussen bijvoorbeeld gevangenisstraffen en werkstraffen kan een vertekend beeld geven door selectie-effecten. Mensen die een gevangenisstraf krijgen, hebben vaak *a priori* een hoger recidiverisico dan mensen die een werkstraf krijgen.
#### 3.3.2 Quasi-experimentele designs en matching
Om de impact van selectie-effecten te minimaliseren, worden quasi-experimentele designs zoals 'propensity score matching' (PSM) gebruikt (MSMS niveau 4). Deze methoden proberen reeds bestaande verschillen tussen groepen (bv. strafrechtelijk verleden, type delict, leeftijd, geslacht, nationaliteit) te controleren.
#### 3.3.3 Gevangenisstraf versus werkstraf
Onderzoek toont aan dat recidive na een werkstraf significant lager is (tot 50% minder veroordelingen na acht jaar) dan na een gevangenisstraf, zelfs na controle voor bestaande verschillen tussen de groepen. Dit ontkracht deels de afschrikkingstheorie, die stelt dat zwaardere straffen meer afschrikkend werken. Verschillende theorieën worden aangewend om de bevindingen te verklaren:
* **Afschrikking**: Werkstraffen zouden minder afschrikkend werken dan gevangenisstraffen.
* **Differentiële associatie, sociale controle en labeling**: Gevangenisstraffen leiden tot verlies van sociale bindingen, stigmatisering (labeling) en mogelijk het aanleren van crimineel gedrag (differentiële associatie), wat leidt tot meer recidive.
Het onderzoek suggereert dat de negatieve effecten van het verlies van sociale bindingen en de stigmatisering zwaarder wegen dan de potentiële afschrikkende werking van een gevangenisstraf.
#### 3.3.4 Gevangenisstraf versus elektronisch toezicht (ET)
Onderzoek met PSM in België toont aan dat wederopsluiting na elektronisch toezicht significant lager is dan na een gevangenisstraf van vergelijkbare duur (zes maanden tot drie jaar). Mechanismen die dit kunnen verklaren, zijn het behoud van werk en gezin, en de ondersteuning van een justitieassistent.
#### 3.3.5 Lange versus korte gevangenisstraffen
Studies naar de werking van lange versus korte gevangenisstraffen met PSM in Nederland laten geen significant verband zien tussen de detentieduur en recidive (kort na vrijlating). Er wordt geen duidelijke afschrikkende of criminogene werking van een langere detentieduur gevonden.
#### 3.3.6 Korte gevangenisstraffen
Korte gevangenisstraffen (minder dan zes maanden) lijken te leiden tot meer recidive dan niet-vrijheidsberovende straffen zoals werkstraffen, geldboetes of voorwaardelijke gevangenisstraffen. De effectiviteit van korte gevangenisstraffen in het bereiken van strafdoelen is twijfelachtig.
* **Individuele afschrikking**: Recidive is even hoog of hoger dan bij andere straffen.
* **Resocialisatie**: Korte detentie biedt beperkte mogelijkheden voor opleidingen en trainingen, en kan negatieve uitkomsten voor re-integratie, zoals werk of inkomen, verkleinen of geen effect hebben.
* **Incapacitatie**: Het insluitingseffect is per definitie beperkt, terwijl korte detentie wel schade kan toebrengen aan sociale bindingen en stigmatisering.
* **General prevention**: De afschrikkende werking van korte gevangenisstraffen is beperkt. De gepercipieerde pakkans en strafzekerheid lijken belangrijker dan het type of de ernst van de straf.
* **Vergelding**: Hoewel vergelding een doel kan zijn, kan een korte gevangenisstraf voor bepaalde minder ernstige feiten proportioneel zijn. Echter, deze vergelding kan ook met andere, potentieel minder recidive-verhogende, straffen worden bereikt.
### 3.4 Andere overwegingen rond effectiviteit
#### 3.4.1 Afschrikking als strafdoel
De aanname dat recidive zal verminderen door afschrikking wordt in veel onderzoeken niet ondersteund. De focus op afschrikking kan deels ingaan tegen de publieke opinie en de wens voor vergelding.
#### 3.4.2 Incapacitatie
Incapacitatie, het voorkomen dat daders delicten plegen door hun vrijheid te ontnemen, heeft een beperkt effect. Het schatten van het incapacitatie-effect met methoden zoals de 'binnen-persoon' (delicten voorafgaand aan detentie) en 'tussen-persoon' (delicten door vergelijkbare groepen) methoden suggereert een jaarlijks beperkt aantal voorkomen delicten per opgesloten persoon.
#### 3.4.3 Meta-analyse van 2021
Een recente meta-analyse van 116 studies met een hoge methodologische kwaliteit (MSMS niveau 4) bevestigt dat gevangenisstraffen geen effect hebben op recidive. In sommige gevallen verhoogt detentie zelfs het recidiverisico in vergelijking met niet-vrijheidsbenemende straffen. Dit is een significant bevinding, gezien het veelvuldige gebruik van gevangenisstraffen.
#### 3.4.4 Rol van resocialisatie
Interventies die gericht zijn op resocialisatie blijken effectiever in het verminderen van recidive dan interventies die enkel focussen op afschrikking. De invulling van de straf is hierbij cruciaal; een gevangenisstraf in een reguliere gevangenis wordt anders ingevuld dan in een detentiehuis.
#### 3.4.5 Validiteit van detentie
Het aanhoudend opleggen van detentie kan moeilijk worden gerechtvaardigd vanuit een utilitaristisch oogpunt, behalve wanneer vergelding en een beperkte vorm van incapacitatie als primaire doelen worden gehanteerd.
> **Tip:** Overweeg bij het bestuderen van dit onderwerp kritisch de veronderstellingen achter verschillende strafdoelen. Is ons huidige penologisch beleid in België evidence-based, of is het meer gebaseerd op intuïtie en publieke opinie?
> **Tip:** De effectiviteit van een straf moet in het bredere kader van haar legitimiteit worden geplaatst. Een straf die niet effectief is in het bereiken van haar doelen, roept vragen op over haar rechtvaardiging, tenzij andere doelen zoals vergelding primair zijn.
> **Tip:** De vraag naar de effectiviteit van straffen is complex en vereist een genuanceerde benadering, waarbij rekening wordt gehouden met methodologische uitdagingen en diverse theoretische perspectieven.
---
# Reflecties op penologisch beleid en strafdoelen
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over reflecties op penologisch beleid en strafdoelen, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Reflecties op penologisch beleid en strafdoelen
Dit thema onderzoekt kritische perspectieven op het Belgische penologische beleid, de verwachtingen rond strafdoelen en de rol van legitimiteit wanneer effectiviteit afwezig is, waarbij levensdomeinen als alternatieve uitkomstindicatoren worden voorgesteld.
### 4.1 Effectiviteit van straffen: concept en evaluatie
Effectiviteit van straffen wordt bevraagd vanuit een utilitaristisch oogpunt: 'werkt iets?'. De evaluatie hiervan vereist duidelijke operationaliseringen en straftheorieën bieden hierin inzicht. Een centraal spanningsveld is dat tussen **effectiviteit** (de mate waarin een straf het beoogde doel bereikt) en **legitimiteit** (de rechtvaardiging van de straf). Soms wordt er gekozen voor een straf die niet per se effectief of legitiem is.
> **Tip:** Denk bij de evaluatie van effectiviteit na over de specifieke doelen die een straf nastreeft. Niet alle strafdoelen vereisen hetzelfde soort effectiviteit.
#### 4.1.1 De afweging tussen effectiviteit en legitimiteit
De doodstraf wordt soms als voorbeeld genoemd van een straf die zeer effectief kan zijn in het voorkomen van recidive, maar die wereldwijd aan legitimiteit inboet. Tegengesteld hieraan staat de "Ludovico techniek" uit *A Clockwork Orange*, die als effectief werd beschouwd in het vermijden van geweld, maar ethisch zeer problematisch en dus legitiem te betwijfelen was. Ook 'scared straight'-programma's en 'bootcamps' voor jongeren, die intuïtief effectief leken, hebben wetenschappelijk onderzoek niet doorstaan qua effectiviteit.
#### 4.1.2 Strafdoelen en effectonderzoek
De effectiviteit van strafrechtelijke interventies wordt vaak geëvalueerd aan de hand van diverse strafdoelen, waaronder:
* Incapacitatie
* Normherinnering
* Individuele afschrikking
* Algemene afschrikking
* Resocialisatie
* Vergelding
Voor strafdoelen zoals vergelding is effectiviteit niet primair relevant, aangezien het hier gaat om een reactie op een gepleegd feit en niet om het voorkomen van toekomstige delicten.
#### 4.1.3 Methodologie van effectonderzoek
De **Maryland Scientific Methods Scale (MSMS)** wordt gebruikt om de kwaliteit van effectstudies te beoordelen. Niveau 5, gebaseerd op Randomized Controlled Trials (RCT's), wordt beschouwd als de gouden standaard. Echter, in de strafrechtelijke context zijn RCT's ethisch en praktisch zelden mogelijk. Dit komt doordat het random toewijzen van straffen (bv. een gevangenisstraf aan iemand die een lichte overtreding pleegde) proportionaliteit en legitimiteit kan schenden. Daarom wordt niveau 4, waaronder quasi-experimentele designs zoals propensity score matching (PSM), als belangrijker beschouwd voor dit domein. Meta-analyses, die verschillende studies rond een onderzoeksvraag statistisch samenvoegen, bieden ook waardevolle inzichten. Een meta-analyse waarbij de resultaten worden uitgedrukt in een 'effectgrootte' ($g$) geeft aan of een interventie effectief is:
* $g > 1$: een positief effect (meer recidive, dus minder goed)
* $g < 1$: een negatief effect (minder recidive, dus beter)
### 4.2 Recidive als uitkomstmaat
Het voorkomen van recidive, of speciale (individuele) preventie, wordt beschouwd als de belangrijkste indicator voor de effectiviteit van het strafrechtelijk systeem. Echter, de meting van recidive kent significante uitdagingen:
* **'Dark number'**: Niet alle recidive wordt geregistreerd of ontdekt.
* **Selectiviteit van het strafrechtelijk beleid**: Verschillende definities van recidive (opsIncting, veroordeling, arrestatie, schending van voorwaarden) en variërende follow-up periodes bemoeilijken vergelijkingen.
* **Variërende definities van nieuwe feiten**: Wat wordt precies als een nieuw misdrijf beschouwd?
* **Onderscheid tussen officiële criminaliteitscijfers en zelfrapportage**.
Studies tonen aan dat gevangenisstraffen vaak gepaard gaan met hogere recidivecijfers dan alternatieve straffen. In Noorwegen bijvoorbeeld, recidiveert een aanzienlijk percentage van de vrijgelaten gedetineerden, en dit percentage is hoger na een gevangenisstraf dan na andere sancties. Belgische cijfers laten zien dat bepaalde factoren het risico op wederopsluiting verhogen, zoals mannelijk geslacht, jonge leeftijd, Belgische nationaliteit, een straf tot drie jaar, en vermogens- of geweldsdelicten. Ook in Nederland blijkt dat een aanzienlijk deel van de veroordeelden en met name ex-gedetineerden binnen enkele jaren opnieuw wordt veroordeeld.
### 4.3 Relatieve effectiviteit van verschillende straffen
Bij het evalueren van de effectiviteit van straffen wordt vaak gekeken naar de **relatieve effectiviteit**, d.w.z. de vergelijking tussen verschillende soorten straffen zoals gevangenisstraf (GS), werkstraf (WS), elektronisch toezicht (ET), en geldboetes.
> **Tip:** Wees voorzichtig met directe vergelijkingen van recidivecijfers tussen verschillende straffen, omdat de populaties die deze straffen ontvangen vaak fundamenteel verschillen (selectie-effecten). Dit kan een vertekend beeld geven van de werkelijke effectiviteit.
Quasi-experimentele designs, zoals propensity score matching (PSM), worden gebruikt om te controleren voor reeds bestaande verschillen tussen groepen, zodat de verschillen in recidive meer toe te schrijven zijn aan de interventie zelf.
#### 4.3.1 Gevangenisstraf versus werkstraf
Onderzoek in Nederland vergeleek personen die veroordeeld werden tot een werkstraf of gevangenisstraf, na matching op strafrechtelijk verleden, type delict, leeftijd, geslacht en nationaliteit. De resultaten wezen uit dat recidive na een werkstraf significant lager was (50% minder veroordelingen na 8 jaar) dan na een gevangenisstraf. Dit ontkracht deels de theorie dat gevangenisstraffen door hun afschrikkende werking effectiever zouden zijn, en ondersteunt juist de impact van sociale controle, differentiële associatie en labeling, waarbij het verlies van sociale bindingen en het stigma van een gevangenisstraf recidive kunnen verhogen.
#### 4.3.2 Gevangenisstraf versus elektronisch toezicht
Onderzoek in België vergeleek veroordeelden die hun straf uitzaten onder elektronisch toezicht (ET) of in de gevangenis. De wederopsluiting na ET bleek significant lager dan na een gevangenisstraf. Dit kan verklaard worden door het behoud van werk en gezin, de ondersteuning van een justitie-assistent en het stabiliseren van financiële zaken.
#### 4.3.3 Lange versus korte gevangenisstraf
Onderzoek naar de effectiviteit van lange versus korte gevangenisstraffen suggereert dat er geen significant verband is tussen de detentieduur en recidive op korte termijn na vrijlating. Zes maanden na vrijlating varieert recidive tussen de 28 en 38 procent, zonder duidelijk verschil tussen kort- en langgestraften. Dit impliceert dat noch de afschrikkende, noch de criminogene werking van detentie significant toeneemt met de duur. Korte gevangenisstraffen lijken zelfs tot meer recidive te leiden dan niet-vrijheidsberovende straffen, wat wordt verklaard door beperkte mogelijkheden voor resocialisatie tijdens korte detentie en de schadelijke impact op sociale bindingen en het 'labeling'-effect. De incapacitatie (het voorkomen dat iemand delicten pleegt door opsluiting) is bij korte straffen per definitie beperkt in duur.
#### 4.3.4 Afschrikking en vergelding als strafdoelen
* **Afschrikking**: De effectiviteit van afschrikking als strafdoel wordt in twijfel getrokken. De gepercipieerde pakkans en strafzekerheid lijken belangrijker dan het type of de ernst van de straf. Langere gevangenisstraffen hebben geen extra afschrikkende werking ten opzichte van kortere straffen.
* **Vergelding**: De proportionaliteit van straffen is hierbij cruciaal. Een korte gevangenisstraf kan voor bepaalde minder ernstige feiten proportioneel zijn, maar moet worden afgewogen tegen de mogelijke negatieve effecten op recidive, waardoor andere, niet-vrijheidsbenemende straffen mogelijk een betere keuze zijn.
#### 4.3.5 Incapacitatie
Het schatten van het incapacitatie-effect (het aantal delicten dat een gedetineerde niet pleegt door opsluiting) toont aan dat dit effect beperkt is. Studies suggereren dat het aantal niet-gepleegde delicten per jaar opgesloten te zijn, relatief laag is.
### 4.4 Reflecties op penologisch beleid en strafdoelen
#### 4.4.1 Kritische reflecties op effectiviteit en legitimiteit
De constatering dat gevangenisstraffen qua recidive niet effectief zijn, en in sommige gevallen zelfs een criminogeen effect hebben, is een zwaarwegend punt voor een straf die zo frequent wordt toegepast. Dit leidt tot de vraag naar de rechtvaardiging van straf wanneer effectiviteit ontbreekt, tenzij men zich puur beroept op het principe van vergelding.
#### 4.4.2 Verwachtingen ten aanzien van strafdoelen
Welke doelen mogen we redelijkerwijs stellen aan het gevangeniswezen als effectiviteit, met name in termen van recidivevermindering, niet wordt aangetoond? Het beleid is momenteel niet altijd evidence-based. Hoewel het verminderen van recidive een doelstelling is die met straffen kan worden nagestreefd, is het niet de enige grondslag voor het opleggen van een sanctie.
#### 4.4.3 Levensdomeinen als alternatieve uitkomstindicatoren
In plaats van enkel te focussen op recidive, wordt voorgesteld om **levensdomeinen** als uitkomstindicatoren te beschouwen. Dit omvat aspecten zoals het vinden en behouden van werk, stabiele huisvesting, sociale relaties en algemeen welzijn. Interventies die zich richten op resocialisatie blijken effectiever dan interventies die zich primair richten op afschrikking.
> **Example:** In plaats van enkel te meten of iemand opnieuw wordt veroordeeld, kan men ook kijken naar of iemand na detentie succesvol een baan vindt, een stabiel inkomen heeft, en positieve sociale contacten onderhoudt. Dit biedt een breder perspectief op succesvolle re-integratie.
#### 4.4.4 Het Belgische penologische beleid
Er is een gebrek aan onderbouwing voor de huidige aanhangers van detentiestraffen, zeker als de effectiviteit van het verminderen van recidive niet aantoonbaar is. De legitimiteit van straffen kan enkel worden verdedigd op basis van vergelding en incapacitatie, waarbij het laatste beperkt is. De invulling van de straf, zoals het onderscheid tussen een reguliere gevangenis en een detentiehuis, is cruciaal voor de effectiviteit van interventies.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Penologie | Het wetenschappelijk bestuderen van de sociale, psychologische en juridische aspecten van straffen en de uitvoering daarvan. Het richt zich op de oorzaken van criminaliteit, de effecten van straffen en de re-integratie van daders in de maatschappij. |
| Overbevolking | Een situatie in gevangenissen waarbij het aantal gedetineerden de officiële capaciteit overschrijdt, wat leidt tot nadelige effecten op huisvesting, middelen en personeel. |
| Aversietherapie | Een behandelingsmethode die als doel heeft het afleren van ongewenst gedrag door dit te koppelen aan onaangename prikkels. Dit wordt vaak toegepast in de context van gedragsverandering, soms controversieel. |
| Ludovico techniek | Een fictieve aversieve behandelmethode uit de film A Clockwork Orange, waarbij een patiënt gedwongen wordt gewelddadige beelden te kijken terwijl hij medicatie krijgt die misselijkheid veroorzaakt. Het doel is om een negatieve associatie met geweld te creëren. |
| Legitimiteit | De mate waarin een straf of sanctie als rechtvaardig en acceptabel wordt beschouwd door de samenleving en degenen die ermee te maken krijgen. Het staat vaak in contrast met de pure effectiviteit van een straf. |
| Afschrikking (individueel en algemeen) | Het concept dat de dreiging van straf individuen ervan weerhoudt om criminele handelingen te plegen. Individuele afschrikking richt zich op de dader zelf, terwijl algemene afschrikking gericht is op de bredere samenleving. |
| Bootcamp | Een korte, intensieve programma's, vaak met militaire elementen, bedoeld voor jongeren of niet-gewelddadige daders om discipline en structuur bij te brengen, met de bedoeling recidive te verminderen. Wetenschappelijk onderzoek toont echter vaak weinig effectiviteit aan. |
| Incapacitatie | Het voorkomen van criminaliteit door daders fysiek te beletten nieuwe misdrijven te plegen, meestal door opsluiting. Het effectiviteit van incapacitatie hangt af van de duur van de opsluiting en de kans op recidive na vrijlating. |
| Normherinnering | Het door middel van straf de maatschappelijke normen en waarden bekrachtigen en de burger eraan herinneren wat acceptabel gedrag is. Dit dient ook als een vorm van algemene preventie. |
| Resocialisatie | Het proces waarbij een veroordeelde wordt voorbereid op terugkeer in de maatschappij door middel van rehabilitatieprogramma's, opleidingen en ondersteuning. Het doel is om de kans op recidive te verkleinen. |
| Vergelding | Het principe dat straf gerechtvaardigd is omdat de dader een onrecht heeft aangedaan en daarvoor een passende tegenprestatie moet leveren. Dit principe richt zich op gerechtigheid in het verleden, niet per se op toekomstige preventie. |
| Effectonderzoek | Wetenschappelijk onderzoek dat de impact of het effect van een bepaalde interventie, zoals een straf of een behandeling, meet op een specifieke uitkomst, zoals recidive. |
| Maryland Scientific Methods Scale (MSMS) | Een beoordelingsschaal die de wetenschappelijke kwaliteit van onderzoeksstudies evalueert, met name in de context van effectonderzoek. Hogere scores duiden op meer betrouwbare methodologie. |
| RCT (Randomized Controlled Trial) | Een experimenteel onderzoeksdesign waarbij deelnemers willekeurig worden toegewezen aan een interventiegroep of een controlegroep. Dit wordt beschouwd als de gouden standaard voor het vaststellen van causaliteit, maar is niet altijd toepasbaar in de strafrechtpraktijk. |
| Meta-analyse | Een statistische techniek die de resultaten van meerdere onafhankelijke studies met een vergelijkbare onderzoeksvraag combineert om een algemener en robuuster beeld te krijgen van het effect. |
| Recidive | Het opnieuw plegen van strafbare feiten door iemand die eerder is veroordeeld. Het is een veelgebruikte maatstaf voor de effectiviteit van strafrechtelijke interventies. |
| Dark number | Het aantal criminele feiten dat niet wordt gemeld, geregistreerd of vervolgd, waardoor de werkelijke omvang van criminaliteit vaak onbekend blijft. Dit bemoeilijkt het meten van recidive. |
| Officiële criminaliteitscijfers | Statistieken die worden verzameld op basis van geregistreerde misdrijven en veroordelingen door de politie en het gerecht, in tegenstelling tot zelfrapportage van criminaliteit. |
| Follow-up periode | De tijdsduur na een strafrechtelijke interventie waarbinnen wordt gekeken naar het optreden van recidive. Deze periodes kunnen variëren (bv. 1, 2 of 5 jaar). |
| Wederopsluiting | Het opnieuw gevangen zetten van een persoon nadat deze eerder is vrijgelaten uit detentie. Dit is een specifieke vorm van recidive. |
| Vermogensdelicten | Delicten die gericht zijn op het toe-eigenen van goederen, zoals diefstal, oplichting of heling. |
| Geweldsdelicten | Delicten waarbij fysiek geweld wordt gebruikt of gedreigd wordt met geweld, zoals mishandeling, beroving of moord. |
| Zedenfeiten | Delicten die betrekking hebben op seksuele handelingen of de aantasting van de seksuele integriteit van personen. |
| Selectie-effect | Een systematisch verschil tussen groepen die worden vergeleken, waardoor de resultaten van de vergelijking vertekend kunnen zijn. In de context van straffen kan dit bijvoorbeeld betekenen dat zwaardere straffen worden opgelegd aan personen die al een hoger recidiverisico hebben. |
| Quasi-experimentele designs | Onderzoeksdesigns die elementen van experimenten bevatten, maar waarbij de randomisatie van deelnemers niet mogelijk is. Propensity score matching is een voorbeeld hiervan. |
| Propensity Score Matching (PSM) | Een statistische methode die wordt gebruikt om quasi-experimentele designs te creëren door deelnemers met vergelijkbare kenmerken (bv. strafrechtelijk verleden, leeftijd, geslacht) aan elkaar te koppelen, om zo het effect van een interventie te isoleren. |
| Criminogene factoren | Factoren die bijdragen aan crimineel gedrag, zoals verslaving, dakloosheid of problematische sociale netwerken. |
| Differentiële associatietheorie | Een sociologische theorie die stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd door interactie met anderen, met name binnen intieme persoonlijke groepen. |
| Sociale controle | Het geheel van sociale mechanismen (zoals normen, waarden, instituties) die ervoor zorgen dat individuen zich conformeren aan maatschappelijke regels en afwijkend gedrag voorkomen. |
| Labelingstheorie | Een sociologische theorie die stelt dat het krijgen van een crimineel "label" (stigma) door de maatschappij kan leiden tot zelfvervullende voorspellingen, waardoor de persoon inderdaad meer crimineel gedrag gaat vertonen. |
| Elektronisch toezicht (ET) | Een strafmodaliteit waarbij een dader, vaak thuis, wordt gevolgd met elektronische middelen om naleving van bepaalde voorwaarden (bv. contactverboden, avondklok) te controleren. |
| Generale preventie | Het ontmoedigen van criminaliteit in de samenleving door het tonen dat straffen worden opgelegd aan overtreders, wat een afschrikkende werking zou moeten hebben op potentiële daders. |
| Strafzekerheid | De mate waarin potentiële daders ervan uitgaan dat hun strafbare feiten zullen worden ontdekt en dat zij daarvoor gestraft zullen worden. |
| Proportioneel | In verhouding staan tot de ernst van het feit. Strafrechtelijke proportionaliteit houdt in dat zwaardere delicten zwaardere straffen dienen te krijgen dan minder zware delicten. |
| RNR-model (Risk-Need-Responsivity) | Een evidence-based model voor re-integratie en behandeling van daders, gericht op het aanpakken van risicofactoren (Risk), specifieke behoeften (Need) en het afstemmen van de interventie op de individuele leerstijl en capaciteiten (Responsivity). |
| Detentiehuis | Een voorziening die bedoeld is om gedetineerden te huisvesten en te begeleiden, vaak met een focus op re-integratie en het vermijden van de negatieve effecten van reguliere gevangenissen. |