2.pdf
Summary
# De staat van de jeugd in Vlaanderen: het JOP-onderzoeksplatform
Het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) is een interuniversitair en interdisciplinair steunpunt dat gecoördineerd wordt door de Vlaamse overheid en zich richt op het monitoren van de toestand van jongeren in Vlaanderen. Het JOP-onderzoeksplatform vormt een van de basisinstrumenten voor het jeugd- en kinderrechtenbeleid in Vlaanderen, met een decretale basis sinds 2008 [4](#page=4).
### 1.1 Het Jeugdonderzoeksplatform (JOP)
Het JOP is gefinancierd door de Vlaamse overheid, specifiek door de minister van jeugd. Een kerntaak van het JOP is het uitvoeren van monitoringonderzoeken. Het JOP ontwikkelt verschillende soorten monitors, waaronder de klassieke JOP-monitor en de JOP-schoolmonitor/grootstedelijke monitor [4](#page=4).
#### 1.1.1 Doelstellingen van de JOP-monitor
De 'staat van de jeugd' onderzoekt zowel de huidige toestand van jongeren als longitudinale ontwikkelingen. Het belang van exacte herhaling van vragen door de jaren heen wordt benadrukt om deze longitudinale analyses mogelijk te maken. Tegelijkertijd speelt de JOP-monitor in op actuele thema's die leven onder jongeren, waarbij input wordt verzameld van een stuurgroep en actoren uit diverse beleidsdomeinen en organisaties [4](#page=4).
#### 1.1.2 Methodologie van de JOP-monitor
De afname van de JOP-monitoren gebeurt volledig digitaal. Er wordt gestreefd naar een maximale afstemming op de respondent. Om de relevantie te verhogen en de respondenten niet te belasten, wordt gebruik gemaakt van roterende modules [4](#page=4).
### 1.2 De JOP-monitor 2023
De JOP-monitor 2023 omvat twee specifieke deelstudies: de JOP-POSTMONITOR 5 en de JOP-GROOTSTEDELIJKE MONITOR 3 [5](#page=5).
#### 1.2.1 JOP-POSTMONITOR 5
* **Doelpopulatie:** Jongeren tussen 12 en 25 jaar [5](#page=5).
* **Steekproef:** Getrokken uit het Rijksregister van Vlaanderen [5](#page=5).
* **Afnameperiode:** Februari tot april 2023 [5](#page=5).
* **Verzending:** QR-codes werden per post verstuurd [5](#page=5).
* **Respons:** Er werden 6.992 jongeren aangeschreven, met een respons van 1.650 jongeren, wat neerkomt op 23,6%. De respons werd gewogen op basis van geslacht, leeftijd en onderwijs [5](#page=5).
#### 1.2.2 JOP-GROOTSTEDELIJKE MONITOR 3
* **Doelpopulatie:** Leerlingen uit het secundair onderwijs [5](#page=5).
* **Steekproef:** Een tweetrapssteekproef werd gehanteerd, waarbij eerst scholen en vervolgens klassen werden geselecteerd [5](#page=5).
* **Geografische focus:** De monitor richt zich op 3 grootsteden (onvermeld welke specifiek in deze pagina's) en een Vlaamse controlegroep [5](#page=5).
* **Afname:** JOP-onderzoekers voerden de afname uit met pc's of tablets [5](#page=5).
* **Afnameperiode:** Februari tot juni 2023 [5](#page=5).
* **Respons:** Er werd contact opgenomen met alle secundaire scholen in Gent en Brussel, aangevuld met een steekproef van scholen in Antwerpen en een Vlaamse steekproef. In totaal participeerden 5.660 jongeren: 4.264 jongeren in de grootsteden en 1.396 in Vlaanderen. De steekproeven werden apart gewogen naar geslacht, graad en onderwijsvorm [5](#page=5).
### 1.3 Demografische kenmerken van de respondenten in JOP-monitor 2023
De JOP-monitor 2023 verzamelt gegevens over de demografische kenmerken van de deelnemende jongeren, waaronder leeftijd en gender. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de respondenten van de JOP-postmonitor 5 en de JOP-grootstedelijke monitor 3 (de jongeren in de grootsteden) [6](#page=6).
> **Tip:** Het is cruciaal om te begrijpen dat de JOP-monitoren niet alleen de 'staat van de jeugd' op een bepaald moment in kaart brengen, maar ook de evolutie ervan over tijd volgen. Dit maakt ze een krachtig instrument voor beleidsvorming en evaluatie. De keuze voor digitale afname en roterende modules zijn methodologische keuzes die de kwaliteit en de relevantie van de verzamelde data trachten te optimaliseren.
---
# Jeugd en schoolbeleving, werk en bijverdiensten
Dit deel van het onderzoek gaat dieper in op hoe jongeren hun schoolervaringen beleven, inclusief aspecten als sociale uitsluiting en de mate waarin leerkrachten en scholen reageren op hun noden, evenals hun deelname aan bijbanen.
### 2.1 Schoolbeleving
De school wordt bekeken vanuit twee perspectieven: enerzijds als een leeromgeving en anderzijds als een leefomgeving. Binnen de schoolbeleving worden thema's als sociale uitsluiting en de responsiviteit van leerkrachten en scholen onderzocht. Er wordt ook gekeken naar mogelijke verschillen in schoolbeleving tussen jongeren in grootstedelijke gebieden en niet-grootstedelijk Vlaanderen [8](#page=8).
#### 2.1.1 Sociale uitsluiting op school
Hoewel de meeste jongeren zich sociaal aanvaard voelen op school, ervaart een significante minderheid sociale uitsluiting [8](#page=8).
##### 2.1.1.1 Kwetsbare groepen voor sociale uitsluiting
Bepaalde groepen jongeren lopen een verhoogd risico op sociale uitsluiting. Dit geldt in het bijzonder voor:
* Meisjes en, nog sterker, non-binaire jongeren [9](#page=9).
* Jongeren uit gezinnen die het financieel moeilijk hebben, zowel "zeer" als "nogal" [9](#page=9).
* Jongeren met ouders zonder diploma secundair onderwijs die in de grootstad wonen [9](#page=9).
* Jongeren met een achtergrond buiten de EU die in niet-grootstedelijk Vlaanderen verblijven [9](#page=9).
* Jongeren die in de B-stroom zitten, reeds een jaar hebben moeten overzitten, of een B-attest hebben behaald in de grootstad [9](#page=9).
* Spijbelaars [9](#page=9).
#### 2.1.2 Responsiviteit van leerkrachten en school
De responsiviteit van leerkrachten en scholen wordt door leerlingen wisselend beoordeeld. Sommige aspecten van de relatie met leerkrachten en de mogelijkheden voor persoonlijke groei worden door leerlingen als minder positief geëvalueerd [9](#page=9).
##### 2.1.2.1 Jongeren die minder responsiviteit ervaren
Jongeren die aangeven minder responsiviteit te ervaren van leerkrachten en de school, omvatten de volgende groepen:
* Jongeren uit gezinnen die het financieel moeilijk hebben, zowel "zeer" als "nogal" [10](#page=10).
* Jongeren met ouders zonder diploma secundair onderwijs die in de grootstad wonen [10](#page=10).
* Jongeren met een buitenlandse achtergrond (zowel EU als niet-EU) die in de grootstad verblijven [10](#page=10).
* Jongeren uit de tweede graad, en in de grootstad ook uit de derde graad [10](#page=10).
* Jongeren die reeds een B-attest hebben behaald in de grootstad [10](#page=10).
* Spijbelaars [10](#page=10).
### 2.2 Werk en bijverdiensten
Een aanzienlijk deel van de jongeren heeft een bijbaantje, waarbij de deelname het hoogst is bij jongeren tussen 18 en 21 jaar [10](#page=10).
#### 2.2.1 Kenmerken van bijverdiensten
* **Prevalentie:** 65% van de jongeren heeft een bijbaantje [10](#page=10).
* **Leeftijd:** Bij jongeren tussen 18 en 21 jaar loopt dit percentage op tot 80% [10](#page=10).
* **Periode:** Bijbaantjes worden voornamelijk in de zomervakantie en in het weekend uitgeoefend [10](#page=10).
* **Werkuren:** Hoewel de meeste werkuren in de vakanties vallen, werkt meer dan 10% van de jongeren die werken, tijdens het schooljaar meer dan 20 uur per week [10](#page=10).
* **Sociale verschillen:** Er worden sociale verschillen waargenomen in de deelname aan bijverdiensten [10](#page=10).
> **Tip:** Het is belangrijk om de impact van deze bijverdiensten op de schoolbeleving, zoals de beschikbare studietijd en het welzijn, niet te onderschatten, zeker bij jongeren die meer dan 20 uur per week werken tijdens het schooljaar.
---
# Vrijetijdsbesteding, media en maatschappelijke participatie van jongeren
Dit onderwerp onderzoekt de vrijetijdsactiviteiten van jongeren, hun deelname aan verenigingen, mediagebruik en politieke interesse, met speciale aandacht voor ongelijkheden in participatie.
### 3.1 Vrijetijdsbesteding in verenigingsverband
#### 3.1.1 Deelname aan het verenigingsleven
De deelname van jongeren aan het verenigingsleven is aanzienlijk; ongeveer zeven op de tien jongeren nemen deel aan de activiteiten van een vereniging. Velen zijn ook actief betrokken bij de organisatie van activiteiten, het leiden van groepen of het besturen van de vereniging. Minder dan tien procent van de jongeren heeft nog nooit deelgenomen aan een vereniging [12](#page=12).
#### 3.1.2 Populaire verenigingstypes
Sport-, jeugd- en cultuurverenigingen blijven de meest populaire keuzes onder jongeren. Verenigingen die zich richten op sociale doelen of specifieke doelgroepen trekken daarentegen een kleiner publiek [12](#page=12).
#### 3.1.3 Ongelijkheden in participatie
Er bestaan systematische en aanzienlijke ongelijkheden in de deelname aan het verenigingsleven, waarbij jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie lager scoren [13](#page=13).
* **Opleidingsniveau ouders:** Jongeren wiens ouders geen diploma secundair onderwijs hebben, nemen significant minder deel aan sportverenigingen (59%), jeugdverenigingen (65%) en cultuurverenigingen (68%) vergeleken met jongeren wiens ouders een diploma hoger onderwijs hebben (respectievelijk 16%, 30% en 46%) [13](#page=13).
* **Achtergrond:** Minder participatie wordt ook waargenomen bij jongeren met een buitenlandse achtergrond, jongeren in het beroepssecundair onderwijs (BSO) of met een arbeidsmarktfinaliteit, en bij jongeren uit financieel minder welvarende gezinnen [13](#page=13).
> **Tip:** Houd rekening met de multidimensionale aard van sociale achtergrond bij het analyseren van participatiecijfers.
### 3.2 Andere vrijetijdsactiviteiten en mediagebruik
#### 3.2.1 Sportieve en culturele activiteiten
Sport blijft een veelvoorkomende vrijetijdsbesteding, waarbij meer dan zes op de tien jongeren wekelijks of vaker sporten. Ongeveer een kwart van de jongeren wijdt wekelijks tijd aan lezen of beoefent een creatieve hobby [13](#page=13).
#### 3.2.2 Mediagebruik door jongeren
Mediagebruik vormt een essentieel onderdeel van de vrijetijdsbesteding van jongeren [14](#page=14).
* **Dagelijks gebruik:** 85% van de jongeren kijkt dagelijks naar sociale media, televisie of online video's [14](#page=14).
* **Gamen:** Ongeveer de helft van de jongeren gamet [14](#page=14).
* **Weekendpatroon:** Mediagebruik neemt doorgaans toe in het weekend [14](#page=14).
Ondanks dit intensieve gebruik, vertonen jongeren gemiddeld geen zeer hoge scores voor dwangmatig gamegedrag of excessief sociaal mediagebruik. Echter, ook hier spelen verschillen een rol, beïnvloed door factoren zoals geslacht, jonge leeftijd, het volgen van BSO of arbeidsmarktgerichte opleidingen, en financiële moeilijkheden [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een jongere die dagelijks meerdere uren aan social media besteedt voor het onderhouden van vriendschappen en het volgen van nieuws, wordt niet direct als problematisch beschouwd, tenzij dit ten koste gaat van andere belangrijke levensgebieden.
### 3.3 Jongeren en maatschappelijke participatie en engagement
#### 3.3.1 Vrijwillig engagement
Er bestaat een perceptie van een tekort aan engagement bij jongeren, maar onderzoek toont aan dat jongeren aanzienlijk veel vrijwilligerswerk verrichten. Door enkel te focussen op formeel vrijwilligerswerk wordt echter slechts een klein deel van het werkelijke engagement zichtbaar. Dit leidt tot een onderschatting van het niveau van engagement en een overschatting van (sommige) sociale verschillen in engagement. Engagement is van grote waarde, zowel voor de samenleving als voor het individu [15](#page=15).
#### 3.3.2 Politieke interesse en opvattingen
#### 3.3.2.1 Politieke interesse
De gemiddelde politieke interesse bij jongeren is aan de lage kant, met een score die vaak rond de 4,88 ligt op een schaal van 0 tot 10. Dit is geen nieuw fenomeen; het aandeel jongeren dat aangeeft geen interesse te hebben in politiek, schommelde tussen 2006 en 2018 tussen 43,2% en 48,5%. Vergeleken met andere landen scoren Vlaamse jongeren relatief laag op politieke interesse. Er is een duidelijk verband met leeftijd: jongeren van 14-15 jaar tonen minder interesse (4,08) dan jongeren van 22-25 jaar (5,40) [16](#page=16).
> **Tip:** Politieke interesse is een dynamisch gegeven en kan sterk variëren met leeftijd en levenservaring.
#### 3.3.2.2 Socio-politieke opvattingen
Jongeren ontwikkelen socio-politieke opvattingen op gebieden zoals egalitarisme en klimaatattitudes. Deze opvattingen vormen een belangrijk aspect van hun groei naar politieke volwassenheid [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 3.3.2.3 Politiek gedrag en activiteiten
Bij het analyseren van politiek gedrag en activiteiten worden grotendeels dezelfde sociale verschillen waargenomen als bij politieke interesse. De eigen opleidingspositie speelt een significante rol [18](#page=18).
* **Migratieachtergrond:** Er is een paradoxale bevinding met betrekking tot migratieachtergrond: jongeren met een migratieachtergrond tonen weliswaar meer interesse in politiek, maar participeren minder aan politieke activiteiten [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Stemmen kan gezien worden als een illustratie van politieke participatie. De beslissing om te stemmen wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder politieke interesse en sociale achtergrond.
---
# Welbevinden, mentale gezondheid en veerkracht bij jongeren
Dit deel van het onderzoek richt zich op de subjectieve ervaringen van jongeren met betrekking tot hun welbevinden, mentale gezondheid, veerkracht, en copingmechanismen, inclusief hun omgang met middelengebruik [19](#page=19).
### 4.1 Subjectief welbevinden en algemene levenstevredenheid
Het subjectief welbevinden van jongeren wordt geëvalueerd aan de hand van hun algemene levenstevredenheid. Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer 6 op de 10 jongeren (helemaal) akkoord gaat met de stelling "Ik ben blij met mijn leven" [20](#page=20).
### 4.2 Positieve en negatieve gevoelens
Wat betreft emotionele ervaringen, ervaart de meerderheid van de jongeren over het algemeen meer positieve emoties dan negatieve emoties. Dit impliceert een overwegend positief emotioneel klimaat bij de jeugdige populatie die werd onderzocht [21](#page=21).
### 4.3 Tevredenheid met levensdomeinen
Jongeren tonen variërende niveaus van tevredenheid over verschillende aspecten van hun leven. Ze zijn het meest tevreden over hun gevoel van veiligheid, hun woonomgeving, hun toegang tot informatie, en de relatie met hun familie. Daarentegen zijn ze minder tevreden over hun uiterlijk, hun lichamelijke en mentale gezondheid, en hun liefdesleven [22](#page=22).
### 4.4 Veerkracht
Veerkracht bij jongeren wordt gedefinieerd als het vermogen om zich uit moeilijke situaties te redden en er op een of andere manier wel te komen. Over het algemeen blijken de meeste jongeren veerkrachtig te zijn. Specifiek geeft 68,5% aan zich meestal te kunnen redden uit moeilijke situaties, en 80,6% geeft aan er meestal wel te komen [23](#page=23).
> **Tip:** Veerkracht is een cruciaal concept in de mentale gezondheidszorg bij jongeren, aangezien het hen helpt om te gaan met tegenslagen en stress [23](#page=23).
### 4.5 Coping en hulpverlening
#### 4.5.1 Informele en formele hulp
Jongeren maken vaak gebruik van informele hulpbronnen. Velen vinden een luisterend oor, advies of hulp binnen hun gezin, met name bij hun ouders. Daarnaast zijn jongeren ook bekend met organisaties die formele hulp kunnen bieden, zoals het CLB, de Zelfmoordlijn, OCMW, Awel en de Druglijn. Indien nodig vinden ze doorgaans ook hun weg naar deze organisaties [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 4.5.2 Middelengebruik
Wat betreft middelengebruik, komen jongeren in contact met en experimenteren ze met alcohol en drugs. Het gebruik is echter doorgaans niet frequent; de meeste jongeren gebruiken zelden of sporadisch, en zelden frequent [24](#page=24).
> **Example:** Hoewel een jongere misschien eenmalig alcohol probeert op een feestje, wordt dit niet beschouwd als frequent gebruik in de context van dit onderzoek [24](#page=24).
### 4.6 Conclusies en aandachtspunten
Ondanks een grote bezorgdheid rond het 'post-covid' mentale welbevinden, scoort een aanzienlijke meerderheid van de jongeren relatief hoog op verschillende indicatoren van welzijn. Dit omvat algemene levenstevredenheid, het ervaren van vaker positieve dan negatieve emoties, tevredenheid over de meeste levensdomeinen, en een veerkrachtige levenshouding. Ze vinden ook steun bij hun ouders, zijn bekend met hulporganisaties en gebruiken geen of weinig middelen [25](#page=25).
Tegelijkertijd suggereert het onderzoek dat er ook een minderheid is die minder goed scoort op deze indicatoren. Deze minderheid wordt vaker aangetroffen bij meisjes, non-binaire en anders georiënteerde jongeren vergeleken met jongens. Ook jongeren met lager opgeleide ouders, gezinnen die het financieel moeilijker hebben, en jongeren met een migratieachtergrond behoren tot deze groep. Dit wijst op mogelijke kwetsbaarheden en specifieke behoeften binnen bepaalde subgroepen van de jongerenpopulatie [25](#page=25).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jeugdcriminologie | De academische discipline die zich bezighoudt met de studie van crimineel gedrag bij jongeren, de oorzaken ervan, en de reacties van de samenleving daarop. |
| Jeugdbeschermingsrecht | Het rechtsgebied dat zich richt op het beschermen van minderjarigen die kwetsbaar zijn of gevaar lopen, en de juridische procedures en maatregelen die hierbij komen kijken. |
| Jeugdonderzoeksplatform (JOP) | Een interdisciplinair en interuniversitair steunpunt in Vlaanderen dat zich toelegt op onderzoek naar jongeren, gefinancierd door de Vlaamse overheid en belast met het monitoren van de leefwereld van jongeren. |
| JOP-monitor | Een periodiek onderzoek uitgevoerd door het JOP om de leefwereld, de omstandigheden en de ontwikkelingen van jongeren in Vlaanderen in kaart te brengen door middel van enquêtes. |
| JOP-schoolmonitor/grootstedelijke monitor | Specifieke varianten van de JOP-monitor gericht op leerlingen in het secundair onderwijs, met een focus op stedelijke gebieden om specifieke uitdagingen en kenmerken van deze jongeren te belichten. |
| Decretale basis | De wettelijke grondslag of bepaling in een decreet die de werking en de opdrachten van een instelling, zoals het JOP, vastlegt en regelt. |
| Respons | Het percentage respondenten dat deelneemt aan een onderzoek, uitgedrukt als een percentage van het totale aantal uitgenodigde personen of entiteiten. |
| Gewogen | Een statistische techniek waarbij de antwoorden van respondenten een verschillend gewicht krijgen om de representativiteit van de steekproef te verhogen en overeen te laten komen met de kenmerken van de populatie. |
| Sociale uitsluiting | Het proces waarbij bepaalde individuen of groepen worden uitgesloten van deelname aan sociale, economische, politieke en culturele activiteiten, wat kan leiden tot marginalisatie. |
| Responsiviteit (van leerkrachten/school) | De mate waarin leerkrachten en scholen reageren op de behoeften, vragen en ontwikkelingen van leerlingen, en de mate waarin zij de groei van leerlingen als persoon faciliteren. |
| Bijbaantje | Een parttime baan of een flexibele arbeidsregeling die jongeren naast hun studie of andere bezigheden uitoefenen om extra inkomen te genereren. |
| Verenigingsleven | De deelname van individuen aan georganiseerde groepen of verenigingen, zoals sportclubs, jeugdverenigingen of culturele organisaties, die gezamenlijke activiteiten organiseren. |
| Maatschappelijk kwetsbare positie | Een situatie waarin individuen of groepen zich bevinden die door economische, sociale, culturele of andere factoren een verhoogd risico lopen op achterstand, uitsluiting of uitbuiting. |
| Mediagebruik | De manier waarop individuen media consumeren en ermee interageren, inclusief sociale media, televisie, online video's en games, en de frequentie en het patroon van dit gebruik. |
| Dwafmatig gamegedrag | Een problematische vorm van gamen die gekenmerkt wordt door controleverlies, excessieve tijdsbesteding en negatieve gevolgen voor andere levensgebieden. |
| Vrijwillig engagement | De bereidheid en actieve deelname aan activiteiten ten behoeve van de gemeenschap of een goed doel, zonder daarvoor betaald te worden, wat bijdraagt aan sociale cohesie en persoonlijke ontwikkeling. |
| Politieke interesse | De mate waarin individuen aandacht besteden aan en betrokken zijn bij politieke gebeurtenissen, debatten en de werking van politieke instituties. |
| Socio-politieke opvattingen | De overtuigingen, waarden en attitudes van individuen ten aanzien van maatschappelijke en politieke kwesties, zoals gelijkheid, klimaatverandering en sociale rechtvaardigheid. |
| Politiek gedrag | De concrete acties die individuen ondernemen om deel te nemen aan het politieke proces, zoals stemmen, lid worden van een politieke partij of deelnemen aan protesten. |
| Migratieachtergrond | De culturele en geografische herkomst van een persoon of diens ouders, die niet binnen het land van verblijf ligt, wat invloed kan hebben op diverse aspecten van het leven. |
| Welbevinden | Een subjectieve staat van psychologisch, sociaal en fysiek welzijn, gekenmerkt door positieve emoties, levenstevredenheid en een gevoel van zinvolheid. |
| Mentale gezondheid | Een staat van psychologisch welzijn, waarbij een individu zijn of haar potentieel kan realiseren, om kan gaan met de normale levensstress, productief kan werken en een bijdrage kan leveren aan de gemeenschap. |
| Levenstevredenheid | De algemene beoordeling die een individu maakt van zijn of haar leven, gebaseerd op eigen normen en waarden, en de mate waarin men tevreden is met diverse aspecten van het bestaan. |
| Veerkracht | Het vermogen van individuen om zich aan te passen aan, tegenslagen te overwinnen en te herstellen van stressvolle gebeurtenissen, trauma's of tegenspoed. |
| Coping | De bewuste en onbewuste strategieën die individuen gebruiken om om te gaan met stressvolle situaties, uitdagingen of bedreigingen, teneinde emotionele of praktische problemen op te lossen. |
| Informele hulp | Hulp en ondersteuning die wordt verleend door personen uit de directe sociale omgeving van een individu, zoals familie, vrienden of buren. |
| Formele hulp | Hulp en ondersteuning die wordt geboden door gespecialiseerde organisaties of professionals, zoals hulpverleners, maatschappelijk werkers of instellingen. |
| Middelengebruik | Het gebruik van alcohol, drugs of andere psychoactieve stoffen, variërend van experimenteel gebruik tot frequent of problematisch gebruik. |