Lesnota's - Basisbegrippen van recht.docx
Summary
## Basisbegrippen van recht - Studiehandleiding
Dit document dient als een gedetailleerde studiehandleiding voor de cursus "Basisbegrippen van recht", gebaseerd op de lesnota's, PowerPoints en het handboek van de professoren Gerd Verschelden en Piet Taelman.
### Deel 0 – Voorwoord en algemene zaken
* **Geen les:** Woensdag 30 oktober.
* **Proefexamen:** Donderdag 31 oktober. Enkel de lijst Nederland – Frans is relevant, niet de lijst Nederland – Frans – Engels – Duits.
* **Codex privaatrecht:** Een essentiële bron van informatie.
* **Franse woordjes:** Beschikbaar via een Quizlet-link (BBR2425).
* **Examenformat:**
* 3 meerkeuzevragen per les.
* Invulvragen met context (eerste zit).
* Uitlegvraag (tweede zit).
* Casus met aansprakelijkheid en onbekwaamheid.
### Deel I – Wat is recht?
#### Hoofdstuk 1 - Het recht als een geheel van gedragsregels
##### Afdeling 1 – Enkele definities
* **Definitie van recht:** Er bestaat geen universeel aanvaarde definitie van recht. Wel zijn er centrale punten die breed worden erkend:
* Het recht is een geheel van gedragsregels en handhavingsregels.
* Het doel van het recht is de ordening van de samenleving.
* **Objectief recht versus subjectieve rechten:**
* **Objectief recht:** Het geheel van gedragsregels dat in een bepaalde samenleving op een bepaald moment bestaat.
* **Subjectieve rechten:** Rechten van rechtssubjecten (natuurlijke personen en rechtspersonen), zijnde door het recht bekrachtigde aanspraken ten aanzien van medepersonen (verbintenisrecht) of voorwerpen (goederenrecht).
* **Publiekrecht versus privaatrecht:**
* **Privaatrecht:** Regelt de rechtsverhouding tussen gelijken, tussen burgers. Kenmerkend is de horizontale verhouding (bv. verbintenissenrecht, erfenisrecht).
* **Publiekrecht:** Regelt de verhouding tussen de overheid en de burger, of tussen overheden onderling. Kenmerkend is de verticale verhouding (bv. strafrecht, fiscaal recht, bestuursrecht).
* **Bronnen van Belgisch privaatrecht:**
* **Wetten:** Gecodificeerd (Burgerlijk Wetboek - BW, dat naast het oud BW bestaat) en bijzondere wetten (niet gecodificeerd, bv. nationaliteitsrecht in BWN, marktpraktijken in WER).
* **Notatie wetsartikel:** `art. [Boek.[Artikel BW`.
* **Burgerlijk Wetboek (BW):** Herkodificatie van het oud BW (OBW), grotendeels gebaseerd op het Napoleonitische wetboek. Bestaat naast elkaar in een overgangsfase. Belangrijk is de kennis van de inwerkingtreding van de verschillende boeken.
* **Gewoonte:** Een regel die voortvloeit uit bestendig gebruik en waarvan het bindend karakter steunt op de algemene overtuiging.
* **Belangrijk onderscheid:** Elke gewoonte is een gebruik, maar niet elk gebruik is een gewoonte.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Gevormd of erkend door het Hof van Cassatie, soms gecodificeerd (bv. verbod van dwanguitvoering, verbod van onrechtvaardige verrijking, verbod van rechtsmisbruik).
* **Vervaging van klassieke onderscheiden:**
* **Publiek- en privaatrecht:** Steeds meer privaatrechtelijke elementen in publiekrechtelijke verhoudingen en vice versa. Privaatrechtelijke regels krijgen vaker een dwingend karakter.
* **Meergelaagde rechtsorde:** Regelgeving op internationaal, nationaal, gewestelijk en gemeentelijk niveau.
* **Overheid als privaatrechtelijk actoren:** De overheid treedt steeds vaker op als private partij in het rechtsverkeer.
* **Materieel en formeel recht:**
* **Materieel recht:** Regelt de inhoud van de rechten en plichten.
* **Formeel recht (procesrecht):** Regelt de vorm van de rechtspleging en dient om materieel recht af te dwingen. Er is ook hier sprake van vervaging, bv. publiek en burgerlijk procesrecht.
* **Rechtsfeiten, rechtshandelingen en rechtsgevolgen:**
* **Rechtssubject:** Een persoon (fysiek of rechtspersoon) voor wie rechtsnormen rechten en plichten meebrengen.
* **Rechtsfeit:** Een feit dat rechtsgevolgen meebrengt (bv. geboorte, overlijden, een aanrijding).
* *Voorbeeld EX:* Rood licht rijden is een rechts*handeling*, geen rechtsfeit.
* **Rechtshandeling:** Een menselijke wilsverklaring die gericht is op het teweegbrengen van rechtsgevolgen (bv. huwelijk, aankoop van een product, erkenning van een kind).
* **Staat van de persoon:**
* = Het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn rechtspositie (status) in de maatschappij en de familie bepalen en hem onderscheiden van anderen (art. 6, §2 oud BW).
* **Niveaus:** Rechtspositie in de maatschappij (bv. nationaliteit), staat in de familie (afstamming, samenwoning, huwelijk), staat als enkeling (fysieke, psychische, civielrechtelijke elementen zoals naam, woonplaats).
* **Verkrijging:** Afhankelijk van rechtsfeiten (geboorte), materiële rechtshandelingen (erkenning kind), rechterlijke uitspraken (ontbinding huwelijk) en de wet (naturalisatiewet).
* **Burgerlijke stand:** Gemeentelijke administratie die wijzigingen in de staat van de persoon bijhoudt (≠ burgerlijke staat).
* **Bekwaamheid:**
* **Feitelijke bekwaamheid:** De feitelijke mogelijkheid om een bepaalde daad te stellen (bv. fysieke mogelijkheid om een auto te besturen).
* **Rechts- of genotsbekwaamheid:** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten.
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelf en zelfstandig uit te oefenen.
##### Afdeling 2 – Centrale elementen in het begrip recht
* **Recht is een geheel van gedragsregels:**
* **Inhoud:** Bevelen, verboden, dwingend of aanvullend recht.
* **Doel:** Ordening van de maatschappij.
* **Doelstellingen:** Rechtszekerheid, rechtvaardigheid en doeltreffendheid.
* **Rechtszekerheid:** Vereist voorspelbaarheid, vastheid, algemeenheid en onderlinge consistentie. `Nemo censetur ignorare legem` (niemand wordt geacht de wet niet te kennen).
* **Rechtvaardigheid:** Evolutief, met een harde kern van waarden (bv. respect voor het leven).
* **Doeltreffendheid:** Middelen moeten aangepast zijn aan de doelstellingen.
* **Opgelegd door de maatschappij:** Via wetgevende organen.
* **Handhaving van rechtsregels:** Door de uitvoerende en rechterlijke macht.
* **Initiatief tot handhaving:** Bij de burger zelf in privaatrecht, bij de staat in publiekrecht.
* **Synthese van het (continentaal) recht:** Een geheel van gedrags- en institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door het maatschappelijk gezag, gericht op een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij.
#### Hoofdstuk 2 – Relativiteit van deze benadering
* Verschillende rechtsordeningen hanteren andere benaderingen (bv. precedentenrecht in de VS, dialoog in Japan).
* In België ligt de nadruk op de ordenende functie van recht.
* De ideale jurist streeft naar een cliëntgerichte werking met alternatieve oplossingen (bemiddeling, verzoening).
* **Rechtstheorie:** Algemene rechtsleer (ontologisch) en rechtsvinding (epistemologisch, interpretatie van regels).
### Deel II – Basisbegrippen
#### Hoofdstuk 1 – Rechtssubjecten
##### Afdeling 1 – Begrippen
* **Rechtssubject:** Een persoon (fysiek of rechtspersoon) die titularis kan zijn van rechten en plichten.
##### Afdeling 2 – Natuurlijke personen
* **Levende en levensvatbare personen:** Elke levend en levensvatbaar geboren mens is een rechtssubject.
* **Levend:** Niet doodgeboren.
* **Levensvatbaar:** Medisch kan het kind overleven.
* **Dieren:** Geen rechtssubjecten (geen juridische persoonlijkheid), maar genieten wel rechtsbescherming. Ze hebben geen plichten.
* **Embryo:** Geen rechtssubject, geniet wel rechtsbescherming.
* **Lijk:** Stoffelijk overschot van een persoon na overlijden. Geen rechtssubject, geniet rechtsbescherming maar heeft geen rechten of plichten.
* **Doodgeboren kind:** Geen titularis van rechten en plichten, maar er kunnen wel akten van burgerlijke stand worden opgemaakt.
* **Nietigverklaring van rechtshandelingen door minderjarigen:**
* Handelingen gesteld door minderjarigen zijn in de regel vatbaar voor nietigverklaring, tenzij de wet anders bepaalt of de handeling een rechtens nietige handeling betreft.
* **Einde van juridische persoonlijkheid:** De dood. Bepaalde aspecten van juridische persoonlijkheid (bv. auteursrecht) kunnen na de dood voortbestaan.
##### Afdeling 3 – Rechtspersonen
* **Begrip en bestaansreden:** Groeperingen van rechtssubjecten of afgescheiden vermogens die titularis kunnen zijn van rechten en plichten. Ze zijn abstracte juridische creaties.
* **Rechtspersonen versus samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid:**
* **Rechtspersoon:** Verkrijgt zelf juridische persoonlijkheid, heeft een eigen vermogen, kan zelf rechtshandelingen stellen. Schuldeisers van individuele leden kunnen enkel verhaal halen op het persoonlijke vermogen van die leden (inclusief hun aandelen/lidmaatschapsrechten).
* **Samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid (bv. maatschap):** Heeft geen afgescheiden vermogen. Schuldeisers kunnen verhaal halen op het onverdeeld aandeel van de schuldenaar in het voor de samenwerking bestemde vermogen.
* **Soorten rechtspersonen:**
* **Publiekrechtelijke rechtspersonen:** Opgericht door de overheid met oog op publieke dienstverlening (bv. Belgische Staat, Gemeenschappen).
* **Privaatrechtelijke rechtspersonen:** Privaat initiatief, nastrevend van een doel anders dan staatsgezag (bv. vennootschappen, verenigingen, stichtingen).
* **Verenigingen:** Belangeloos doel (VZW).
* **Stichtingen:** Afgescheiden vermogen voor belangeloos doel (Private Stichting - PS, Stichting van Openbaar Nut - SON).
* **Vennootschappen:** Gericht op winstuitkering (VOF, BV/BVBA, NV, CV).
* **Legaliteitsbeginsel mbt rechtspersonen:** Rechtspersoonlijkheid kan enkel worden toegekend in wettelijk voorziene gevallen.
* **Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid:** Schuldeisers hebben verhaal op vermogen van de rechtspersoon én de leden, maar hebben minder strenge interne regels en boekhoudvoorschriften.
* **Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid:** Enkel verhaal op vermogen van de rechtspersoon, maar met strengere vormings- en instandhoudingsvoorschriften voor het vermogen. Duurder in oprichting.
* **Ontstaan en einde van de rechtspersoon(lijkheid):**
* **Ontstaan:** Op de dag van neerlegging van een uittreksel uit de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank.
* **Einde:** Bij ontbinding (vrijwillig of gerechtelijk), gevolgd door vereffening.
* **Tegenwerpelijkheid van het bestaan van de rechtspersoon aan derden:** Pas na publicatie van een uittreksel uit de oprichtingsakte in het Belgisch Staatsblad.
#### Hoofdstuk 2 – Bekwaamheid
##### Afdeling 1 – Begrippen
* **Bekwaamheid:** Kan zowel genotsbekwaamheid (rechtsbekwaamheid) als handelingsbekwaamheid aanduiden.
##### Afdeling 2 – De bekwaamheid van natuurlijke personen
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):**
* **Beginsel:** Volledige rechtsbekwaamheid voor alle Belgen (art. 1.3, tweede lid BW).
* **Uitzonderingen:**
* **Algemene beperkingen:** Niet-Belgen (bv. vreemdelingen kunnen niet alle burgerlijke of politieke rechten genieten), zwaar strafrechtelijk veroordeelden.
* **Specifieke rechtsonbekwaamheden:** Opgelegd door de wet (bv. huwelijksbeletselen) of door de rechter (bv. verbod tot beroepsuitoefening, ontzetting uit ouderlijk gezag).
* **Handelingsbekwaamheid:**
* **Beginsel:** Iedereen is handelingsbekwaam (art. 1.3, tweede lid BW).
* **Beperkingen (handelingsonbekwaamheid):**
* **Algemene handelingsonbekwamen:** Kunnen in geen geval zelfstandig optreden zonder bijstand (bv. niet-ontvoogde minderjarigen, beschermde meerderjarigen).
* **Gedeeltelijk handelingsonbekwamen:** Enkel onbekwaam voor specifieke rechtshandelingen waarvoor de wet of rechter de bekwaamheid heeft ingeperkt (bv. ontvoogde minderjarigen, meerderjarigen onder bewind).
* **Functies van uitzonderingen op handelingsbekwaamheid:** Bescherming van personen met onvoldoende ontwikkelde wil, mogelijkheid tot deelname aan het rechtsverkeer via vertegenwoordiging of bijstand.
* **Nietigheid van rechtshandelingen:** Handelingen gesteld door handelingsonbekwamen zijn vatbaar voor nietigverklaring (relatieve nietigheid). Dit geldt niet altijd voor minderjarigen die een benadeling kunnen bewijzen.
* **Sanctionering van het stellen van rechtshandelingen bij onbekwaamheid:**
* **Relatieve nietigheid:** Bij strijdigheid met regels van louter dwingend recht (bv. handelingsonbekwaamheid, wilsgebreken). Enkel de beschermde persoon kan zich erop beroepen.
* **Absolute nietigheid:** Bij strijdigheid met regels van openbare orde (bv. nationaliteit, afstammingsrecht) of genotsonbekwaamheid. Kan door elke belanghebbende worden ingeroepen en is niet vatbaar voor bevestiging.
##### Afdeling 3 – De bekwaamheid van rechtspersonen
* **Genotsbekwaamheid:**
* **Beginsel:** Volledige rechtsbekwaamheid, zoals een natuurlijk persoon.
* **Uitzonderingen:** Beperkingen die voortvloeien uit de aard van de rechtspersoon, de wet, of het doel (specialiteitsbeginsel: wettelijke en statutaire specialiteit).
* **Handelingsbekwaamheid:**
* Wordt uitgeoefend via natuurlijke personen (organen, lasthebbers).
#### Hoofdstuk 3 – Rechtshandelingen
##### Afdeling 1 – Inleiding
* **Onderscheid:** Materiële handelingen (rechtsfeiten, buitencontractuele aansprakelijkheid, oneigenlijke contracten) en rechtshandelingen (menselijke wilsverklaringen gericht op rechtsgevolgen).
##### Afdeling 2 – Geldigheid van rechtshandelingen
* **Geldigheidsvereisten (voor contracten):**
1. Vrije en bewuste toestemming van elke partij.
2. Bekwaamheid van elke partij om rechtshandelingen aan te gaan.
3. Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp (inhoud).
4. Geoorloofde oorzaak (individuele rechtvaardiging).
* **Wilsleer versus vertrouwensleer:** Bij onenigheid tussen de werkelijke wil en de verklaarde wil kan de vertrouwensleer (schijnleer) gelden indien de wederpartij te goeder trouw mocht vertrouwen op de schijnbaar gewilde wilsverklaring.
* **Wilsgebreken:** Dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden.
* **Inhoud van de rechtshandeling (voorwerp):** Moet geoorloofd zijn.
* **Oorzaak:** Individuele rechtvaardiging voor het stellen van de rechtshandeling. Ongeoorloofde oorzaak leidt tot absolute nietigheid.
* **Conformiteit:** De rechtshandeling moet conform zijn met dwingende rechtsregels en openbare orde.
##### Afdeling 3 – Nietigheid van rechtshandelingen
* **Gevolgen van nietigverklaring:** Werkt ex tunc (retroactief) en ex nunc (voor de toekomst). In beginsel volledige wederkerige restitutieplicht, met uitzonderingen voor handelingsonbekwamen.
* **Relatieve versus absolute nietigheid:**
* **Relatieve nietigheid:** Strijdigheid met dwingend recht of handelingsonbekwaamheid. Enkel door beschermde partij in te roepen.
* **Absolute nietigheid:** Strijdigheid met openbare orde of genotsonbekwaamheid. Kan door elke belanghebbende worden ingeroepen en is niet vatbaar voor bevestiging.
##### Afdeling 4 – Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
* **Beginsel van relativiteit:** Een contract bindt enkel de contracterende partijen (inter partes).
* **Uitzonderingen:** Rechtstreekse vordering, derdenbeding, sterkmaking.
* **Relativering:** Het bestaan van rechtshandelingen dringt zich als feit op aan derden, die subjectieve rechten moeten respecteren en te goeder trouw moeten handelen.
* **Publiciteitsvoorschriften:** Noodzakelijk voor tegenwerpelijkheid aan derden (bv. registratie, overschrijving in registers zoals CRH, CER, CRT, CRL, CRV, registratie bij AAPD).
##### Afdeling 5 – Vertegenwoordiging bij rechtshandelingen
* **Begrip:** Een persoon (vertegenwoordiger) bevoegd om voor rekening van een ander (vertegenwoordigde) rechtshandelingen te verrichten met een derde.
* **Vormen:** Onmiddellijke (volkomen) vertegenwoordiging (in naam en voor rekening) en middellijke (onvolkomen) vertegenwoordiging (in eigen naam, maar voor rekening).
* **Grondslagen van vertegenwoordigingsbevoegdheid:** Rechtshandeling (volmacht/lastgeving), gerechtelijke beslissing, de wet, statuten van rechtspersonen.
* **Toerekening van rechtsgevolgen:** Normaal gesproken aan de vertegenwoordigde binnen de perken van de bevoegdheid. Bij bevoegdheidsoverschrijding is de vertegenwoordigde niet gebonden, tenzij hij de handeling bekrachtigt. Schijnvertegenwoordiging kan tot toerekening leiden.
##### Afdeling 6 – De vorm van rechtshandelingen
* **Consensualisme versus formalisme:**
* **Consensualisme:** Loutere wilsovereenstemming volstaat voor geldigheid (vormvrijheid).
* **Formalisme:** Geldigheid vereist naleving van wettelijk bepaalde vormvereisten (bv. authentieke akte, onderhandse akte).
* **Soorten wilsuitingen:** Uitdrukkelijk, stilzwijgend.
* **Soorten vormen:** Akten (authentiek en onderhands).
* **Authentieke akte:** Verleden voor een bevoegde openbare ambtenaar (notaris, ambtenaar burgerlijke stand, magistraat). Biedt bewijs- en uitvoerbare kracht.
* **Onderhandse akte:** Door partijen ondertekend geschrift. Geldigheidsvereisten mbt bewijs (bv. originelen, eigenhandige vermelding).
* **Functie van de vorm:** Geldigheidsvereiste, bewijsfunctie, tegenwerpelijkheidsvereiste, bescherming van de consument.
##### Afdeling 7 – Soorten rechtshandelingen
* **Indeling:** Naar aantal betrokken personen (eenzijdig, meerzijdig), invloed op subjectieve rechten (constitutief, uitdovend, overdragend, declaratief), vormvereisten (consensueel, formeel, zakelijk), invloed op vermogen (daden van bewaring, gebruik/genot, beheer, beschikking).
#### Hoofdstuk 4 – Aansprakelijkheid
##### Afdeling 1 – Begrip en situering
* **Principe:** Wie schade lijdt, draagt deze zelf, tenzij de schade veroorzaakt is door de fout of het risico van een ander.
* **Spreiding van schadelast:** Verzekeringen, schadefondsen.
* **Aansprakelijkheidsrecht:** Regels die bepalen in welke gevallen en wie schade moet vergoeden.
* **Hercodificatie Boek 6 BW:** Nieuwe wetgeving inzake aansprakelijkheid die pretoriaans recht codificeert en moderniseert, met een andere beleidskeuze. Overgangsrecht bepaalt welke wet van toepassing is afhankelijk van het moment waarop de feiten zich voordeden.
##### Afdeling 2 – Soorten aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke versus burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Strafrechtelijk bij overtreding van een strafnorm, burgerrechtelijk voor herstel van toegebrachte schade.
* **Contractuele versus buitencontractuele aansprakelijkheid:**
* **Contractueel:** Bij niet-nakoming van een verbintenis uit een contract.
* **Buitencontractueel (extracontractueel):** Bij schade veroorzaakt buiten een contractuele relatie.
* **Samenloop:** Mogelijkheid om zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid in te roepen. Boek 6 BW schaft het samenloopverbod af, met uitzonderingen.
* **Enkelvoudige versus samengestelde aansprakelijkheid:**
* **Enkelvoudig:** Aansprakelijkheid voor eigen daad.
* **Samengesteld:** Aansprakelijkheid voor andermans daad, zaken of dieren.
* **Schuldaansprakelijkheid versus objectieve aansprakelijkheid:**
* **Schuldaansprakelijkheid:** Vereist een fout en toerekenbaarheid. Bewijslast ligt bij het slachtoffer.
* **Objectieve aansprakelijkheid (foutloze aansprakelijkheid):** Verplicht tot schadevergoeding, zelfs zonder fout (bv. aansprakelijkheid voor zaken of dieren).
##### Afdeling 3 – Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Schuldaansprakelijkheid:** Vereist schade, fout (onaanvaardbare gedraging, overtreding wettelijke norm of zorgvuldigheidsnorm) en oorzakelijk verband. Toerekeningsvatbaarheid (geestesvermogens) is cruciaal.
* **Gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid:** Overmacht, dwaling, dwang, bevel van de wet/overheid, wettige verdediging, toestemming van het slachtoffer.
* **Toerekeningsvatbaarheid:** Problematisch bij onmondige kinderen (< 12 jaar sowieso niet aansprakelijk, ≥ 12 jaar billijkheidsregeling), geestesgestoorden (schuldloze aansprakelijkheid), rechtspersonen (via orgaantheorie, nu gelijkgesteld met natuurlijke personen).
* **Vermoedens van aansprakelijkheid:** Voor ouders/onderwijzers t.a.v. minderjarigen/leerlingen (weerlegbaar), voor aanstellers t.a.v. aangestelden (onweerlegbaar - risicoaansprakelijkheid).
##### Afdeling 4 – Oorzakelijk verband
* **Equivalentieleer:** Schade moet zijn ontstaan door de fout (`conditio sine qua non`). Correcties via feitelijke causaliteit en billijkheidscorrectie (juridische causaliteit).
* **Samenloop van oorzaken:** Meerdere aansprakelijken (gezamenlijke fout, verschillende fouten) of fout van slachtoffer en dader. Gevolgen voor verdeling van de schadelast en regresvorderingen.
##### Afdeling 5 – Schade
* **Begrip:** Elke schending van een rechtmatig belang, economisch of niet-economisch.
* **Vergoedbare schade:** Moet zeker zijn (vaststaand of toekomstig), persoonlijk en rechtmatig.
* **Soorten schade:** Patrimoniale (materiële) schade (verliezen en kosten, winstderving, waardevermindering) en extrapatrimoniale (morele) schade. Ook schade bij terugslag komt in aanmerking.
##### Afdeling 6 – Gevolgen van buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Verbintenis tot integrale schadeloosstelling:** Herstel van de schade die de benadeelde zou hebben geleden indien het schadeverwekkende feit zich niet had voorgedaan. Punitieve schadevergoeding is uitgesloten, behalve bij opzettelijke winstgevende schade.
* **Wijzen van schadeloosstelling:** Herstel in natura of schadevergoeding in geld, of een combinatie.
#### Hoofdstuk 5 – Rechtsmisbruik
* **Wettelijke beperkingen:** Grenzen aan de uitoefening van subjectieve rechten door de wet, zorgvuldigheidsnorm.
* **Ontwikkeling van de leer:** Criteria gebaseerd op geen voordeel voor de uitoefenende partij, disproportioneel verband tussen voordeel en nadeel. Mijlpaalarrest Hof van Cassatie [1971](#page=1971).
* **Wettelijke omschrijving:** `Niemand mag misbruik maken van zijn recht` (art. 1.10 BW). Kennelijke buitenmatige uitoefening.
* **Sanctie:** Matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, eventueel aangevuld met schadevergoeding op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid.
#### Hoofdstuk 6 – Subjectieve rechten
* **Begrip en nut:** Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen. Betwistingen worden beslecht door de gewone rechtbanken.
* **Indeling volgens rechtsobject:**
* **Politieke en burgerlijke rechten:** Politiek (verticaal, bv. stemrecht), Burgerlijk (horizontaal, bv. contracten).
* **Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten:** Patrimoniaal (op geld waardeerbaar, tot vermogen behorend, bv. zakelijke rechten, vorderingsrechten, intellectuele rechten), Extrapatrimoniaal (niet in geld waardeerbaar, onvervreemdbaar, bv. persoonlijkheidsrechten, familierechten).
* **Zakelijke rechten:** Onmiddellijke heerschappij over een goed, met het eigendomsrecht als meest omvattende recht. Andere zakelijke rechten (mede-eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, zakelijke zekerheden) worden door de wet gecreëerd (numerus clausus).
* **Vorderingsrechten:** Recht op een prestatie van een ander persoon.
* **Intellectuele rechten:** Tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een creatie van de geest (auteursrecht, octrooi, merken).
* **Familierechten:** Rechten gerelateerd aan familiebanden (huwelijk, afstamming).
#### Hoofdstuk 7 – Duurzame ontwikkeling
* **Definitie:** Voorzien in behoeften van huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in het gedrang te brengen.
* **Internationaal kader:** VN-conferenties, Agenda 21, Sustainable Development Goals (SDG's).
* **Federaal juridisch kader:** Art. 7bis Grondwet (streefdoel), Wet 5 mei 1997, Federale plannen en rapporten, Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO), Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO).
* **Vlaams juridisch kader:** Decreet 18 juli 2008.
* **Klimaatzaken:** Juridische procedures gericht op het afdwingen van klimaatbeleid (bv. Urgenda, Klimaatzaak).
### Deel III – De professionele actoren in het recht
* **Magistraat:** Zittende magistraten (rechters) beslechten geschillen en hebben een verzoeningsopdracht. Parketmagistraten (OM) vertegenwoordigen de maatschappij. Toegang via gerechtelijke stage of examen beroepsbekwaamheid.
* **Gerechtspersoneel:** Griffier (ondersteunt rechter), Referendaris (juridische bijstand aan magistraten), Parketjurist (idem, maar bij OM).
* **Advocaat:** Partijdig, adviseert, staat bij en pleit voor procespartijen. Vrij beroep, onderworpen aan deontologie. Toegang via diploma, stage en examen.
* **Gerechtsdeurwaarder:** Ministerieel ambtenaar, opstellen en betekenen van exploten, tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. Benodigd voor gedwongen tenuitvoerlegging.
* **Notaris:** Openbaar ambtenaar, verlijdt authentieke akten, waakt over belangen van alle partijen. Hybridestatuut, onderworpen aan deontologie.
* **Bedrijfsjurist:** Begeleidt onderneming juridisch. Beschermde titel, vaak in dienstverband of als zelfstandige.
* **Overheidsjurist:** Werkt voor de overheid, takenpakket afhankelijk van werkomgeving.
* **Jurist in academia:** Verbonden aan universiteit, draagt bij via publicaties en adviezen, meer betrokken bij wetsherzieningen.
### Deel IV – Kennismaking met het burgerlijk procesrecht
#### Hoofdstuk 1 – Inleiding
* **Verhaal van schade:** Na een geschil kan de benadeelde via de rechter zijn gelijk halen, dit mag niet in eigen handen worden genomen (verbod eigenrichting).
* **Rechtsgeschil, proces(partijen), rechtspraak, rechtsbescherming/rechtshandhaving:** Essentiële begrippen van de gerechtelijke procedure.
* **Rol van de rechter:** De rechter leidt het geding, spreekt recht binnen een redelijke termijn en moet ambtshalve het recht toepassen.
* **Alternatieve conflicthantering:** Bemiddeling, arbitrage, collaboratieve onderhandelingen worden steeds belangrijker als alternatief voor de klassieke rechtspleging.
#### Hoofdstuk 2 – Bronnen van burgerlijk procesrecht
* **Grondwet:** Basis voor rechterlijke macht, scheiding der machten, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, motiveringsplicht. Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) speelt een rol bij selectie en controle.
* **Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.):** Vervangt de Code procédure Civil, beoogt een snellere en goedkopere rechtspleging. Strijd tegen gerechtelijke achterstand door middel van actiever case management.
* **Bijzondere wetgeving:** Specifieke procedureregels voor bepaalde geschillen.
* **Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering:** Recht van toegang tot de rechter, hoor- en wederhoor, wapengelijkheid, onpartijdigheid van de rechter, redelijke termijn.
#### Hoofdstuk 3 – Organisatie en bevoegdheid van de internrechtelijke rechtscolleges
* **Gerechtelijke organisatie:** Piramidaal opgebouwd met de "gewone" rechtbanken (Vredegerecht, Politierechtbank, Rechtbank van Eerste Aanleg, Arbeidsrechtbank, Ondernemingsrechtbank, Hof van Beroep, Hof van Cassatie). Daarnaast bijzondere rechtscolleges (GwH, RvS).
* **Bevoegdheid:**
* **Materiële bevoegdheid:** Bepaald door voorwerp, waarde, urgentie en hoedanigheid van partijen.
* **Territoriale bevoegdheid:** Meestal de woonplaats van de verweerder, maar kan contractueel of wettelijk worden bepaald.
* **Structuur:** Vredegerechten, politierechtbanken, rechtbanken van eerste aanleg (met diverse kamers), hoven van beroep, arbeidshoven, ondernemingsrechtbanken, hof van cassatie.
* **Openbaar Ministerie (OM):** Staande magistratuur, waakt over de juiste toepassing van de wet, treedt op als procespartij in bepaalde gevallen.
* **Hoge Raad voor de Justitie (HRJ):** Organisme dat instaat voor de selectie, benoeming en externe controle van de rechterlijke macht.
* **Instituut voor gerechtelijke opleiding (IGO):** Verzorgt de opleiding van magistraten.
#### Hoofdstuk 4 – Rechtspleging
* **Van geschil naar geding:** Uitoefening van de rechtsvordering door het instellen van een eis (vordering).
* **Voorwaarden voor de rechtsvordering:** Juridische persoonlijkheid, handelingsbekwaamheid, belang en hoedanigheid.
* **Soorten vorderingen:** Inleidende, tussenvorderingen (uitbreiding, tegenvordering, tussenkomst), vorderingen tot collectief herstel.
* **Inleiding van de vordering:** Via dagvaardingsexploot, verzoekschrift op tegenspraak of vrijwillige verschijning.
* **Instaatstelling:** Uitwisselen van conclusies en stavingsstukken volgens een (gerechtelijke) kalender.
* **Rechtsdag (pleitzitting):** Mogelijkheid tot mondelinge toelichting, vaak interactief debat.
* **Beraad en uitspraak:** Na sluiting van het debat, volgt beraad en uitspraak (vonnis, arrest, beschikking).
* **Rechtsmiddelen:** Verzet, hoger beroep en cassatie om beslissingen te betwisten.
#### Hoofdstuk 5 – Gedwongen tenuitvoerlegging
* **Rechtsherstel:** Uitvoering in natura of bij equivalent (schadevergoeding).
* **Verhaalsexecutie:** Gedwongen verkoop van vermogensbestanddelen van de schuldenaar, waarbij schuldeisers bij voorrang worden betaald indien zij een wettig voorrecht of zekerheid hebben.
* **Uitvoerbare titel:** Noodzakelijk om gedwongen tenuitvoerlegging te starten (vonnis, arrest, notariële akte, etc.).
* **Dwangsom:** Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom indien de hoofdveroordeling niet wordt nagekomen.
* **Voorlopige tenuitvoerlegging:** Mogelijkheid om een vonnis reeds ten uitvoer te leggen terwijl het nog vatbaar is voor rechtsmiddelen.
---
**Veel succes met studeren!**
Glossary
## Glossary
| Term | Definitie |
| :-------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| Objectief recht | Het geheel van gedragsregels die in een bepaalde samenleving op een bepaald moment bestaan en die de samenleving ordenen. |
| Subjectieve rechten | Rechten van rechtssubjecten (natuurlijke personen en rechtspersonen), zijnde door het recht bekrachtigde aanspraken ten aanzien van medepersonen of voorwerpen, met de bedoeling rechtsgevolgen te verwezenlijken. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen koppelt, zonder dat dit het gevolg is van een bewuste menselijke wilsverklaring. |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring waarbij een rechtssubject een handeling stelt met het oog op rechtsgevolgen, waarbij de rechtsgevolgen gewild zijn door degene die de rechtshandeling stelt. |
| Rechtsbekwaamheid | De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten, oftewel het hebben van rechten en plichten. Dit staat los van de mogelijkheid om deze rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. |
| Handelingsbekwaamheid | De bevoegdheid om de rechten en plichten waarvan men titularis is, zelf en zelfstandig uit te oefenen in het rechtsverkeer. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de verhouding regelt tussen de overheid en de burger, of tussen verschillende overheden onderling. Het kenmerkt zich door een verticale verhouding. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de rechtsverhoudingen tussen gelijken, tussen burgers onderling, regelt. Het kenmerkt zich door een horizontale verhouding. |
| Consensualisme | Het principe dat de loutere wilsovereenstemming, ongeacht de wijze waarop deze tot uiting wordt gebracht, voldoende is voor de geldigheid van een rechtshandeling, wat resulteert in vormvrijheid. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst, of in strijd met het doel waarvoor het recht is ingesteld. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aan een rechtssubject het recht geeft op een bepaalde prestatie (doen, laten of geven) van een andere persoon, wat vaak een contractuele relatie impliceert. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij verleent over een bepaald goed of een geheel van goederen, zonder de tussenkomst van een andere persoon. Het is een recht op een zaak. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen koppelt, zonder dat dit het gevolg is van een bewuste menselijke wilsverklaring. Voorbeelden zijn geboorte of overlijden. |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring waarbij een rechtssubject een handeling stelt met het oog op rechtsgevolgen, waarbij de rechtsgevolgen gewild zijn door degene die de rechtshandeling stelt. Het is een bewuste uiting van wil die rechtsgevolgen beoogt. |
| Duurzame ontwikkeling | De ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Het integreert economische, sociale en milieukundige aspecten. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel waarmee een partij kan proberen een beslissing van een rechter ongedaan te maken, te vernietigen of te hervormen, zoals verzet, hoger beroep of cassatie. |
| Procesrecht | Het geheel van regels dat de procedure bepaalt voor het voeren van een gerechtelijk geschil, van de dagvaarding tot de tenuitvoerlegging van een uitspraak, en de organisatie van de rechterlijke macht regelt. |
| Rechtsvordering | De mogelijkheid die de wet aan eenieder verleent om met een geschil naar de rechter te stappen om een geschonden (subjectief) recht af te dwingen, ook wel het recht om te procederen genoemd. |
| Dagvaardingsexploot | Een officiële akte, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij wordt opgeroepen om voor een rechtbank te verschijnen, met vermelding van het voorwerp, de middelen en de rechtbank die de zaak zal behandelen. |
| Verstekvonnis | Een vonnis dat wordt uitgesproken wanneer een partij, ondanks een geldige dagvaarding, niet verschijnt voor de rechtbank en geen verweer voert, waardoor de rechter de vordering van de andere partij, indien gegrond, kan toewijzen. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat het mogelijk maakt om een beslissing van een rechter in eerste aanleg, die nog niet in laatste aanleg is gewezen, opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechter. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat specifiek gericht is tegen een verstekvonnis, waardoor de zaak opnieuw kan worden behandeld voor dezelfde rechter die het verstekvonnis heeft uitgesproken. |
| Executietitel | Een officiële akte, zoals een vonnis, arrest, notariële akte of een dwangbevel, die de toelating geeft om de opgelegde verplichtingen (meestal een geldsom) gedwongen te innen via gerechtelijke middelen. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening te buiten gaat, met als doel enkel nadeel te berokkenen aan anderen zonder zelf enig voordeel te halen. |