OPO13 - LES 2 - CONCEPT - 2025-26 (1).pdf
Summary
# De buitenomgeving en haar klimaatvariaties
Dit onderdeel behandelt de invloed van de buitenomgeving op bouwen, met aandacht voor planetaire aspecten, verschillende klimaatschalen (macro, meso, micro) en ecologische voetafdrukken, en hoe natuurlijke omstandigheden en menselijke activiteiten het lokale klimaat vormgeven.
### 1.1 Onze planeet
De aarde draait om de zon in een siderisch jaar van 366,26 dagen. Vanwege de gelijktijdige rotatie en baanbeweging is de lengte van het jaar gemeten in zonnedagen één dag korter, namelijk 365,26 dagen. De aardas staat onder een hoek van 23,439281° ten opzichte van het aardbaanvlak, wat de oorzaak is van de seizoenen. De maan, de natuurlijke satelliet van de aarde, veroorzaakt getijden, stabiliseert de aardas en vertraagt de rotatiesnelheid van de planeet [7](#page=7) [8](#page=8).
De zonneboog beschrijft de schijnbare beweging van de zon aan de hemel door de aardrotatie en baan rond de zon. Dit is relevant voor systemen die zonlicht willen minimaliseren, zoals koelingssystemen, en systemen die zonne-energie willen maximaliseren, zoals fotovoltaïsche panelen. Een zonnestanddiagram visualiseert de zonnepositie op verschillende tijdstippen, waarbij een analemma alle zonnestanden op een bepaald uur gedurende het jaar verbindt, en een zonneboog de dagboog van de zon op een specifieke dag weergeeft [10](#page=10) [13](#page=13).
### 1.2 Klimaat op verschillende schalen
Het klimaat wordt onderverdeeld in drie schalen: macroklimaat, mesoklimaat en microklimaat (ook wel urban klimaat genoemd) [17](#page=17).
#### 1.2.1 Macroklimaat
Het macroklimaat betreft een groot geografisch gebied met overwegend gelijke klimatologische omstandigheden, gedefinieerd als het gemiddelde van temperatuur en neerslag over een periode van 30 jaar. Astronomische factoren zoals de hoogte van de zon, de daglengte en de afstand tot de zon bepalen het klimaat. Rond de evenaar valt het zonlicht op een kleiner oppervlak, wat resulteert in hogere insolatie en opwarming dan rond de polen. Geografische factoren zoals land-zee-ijs verdeling, reliëf en hoogte boven zeeniveau spelen ook een rol. Land warmt sneller op en koelt sneller af dan water, wat leidt tot grotere temperatuurvariaties boven land. Uitgestrekte bossen leiden tot lagere temperaturen en hogere luchtvochtigheid. Hoge gebergtes creëren neerslagverschillen tussen de loefzijde (meer neerslag) en de lijzijde (minder neerslag) [16](#page=16) [18](#page=18) [19](#page=19).
Warmteverschillen veroorzaken luchtdrukverschillen en wind, wat leidt tot algemene atmosferische circulatie en zeestromen die warmte herverdelen [20](#page=20).
#### 1.2.2 Mesoklimaat
Bergen en dalen creëren diverse mesoklimaten op hun hellingen. De temperatuur daalt met toenemende hoogte, terwijl de neerslag toeneemt. De blootstelling aan wind- en zonrichting is bepalend, evenals de invloed van winden zoals föhn en chinook. Binnen enkele kilometers kunnen klimatologische omstandigheden in gebergten significant verschillen [22](#page=22).
Oppervlaktewater zoals zeeën, meren en rivieren hebben een matigende invloed op de temperatuur en verhogen de luchtvochtigheid. De nabijheid van de zee kan leiden tot koelere en vochtigere klimaten, zoals in San Francisco, waar zeewind temperatuurverschillen van enkele graden kan veroorzaken over korte afstanden [23](#page=23).
#### 1.2.3 Microklimaat
Menselijke activiteiten beïnvloeden het microklimaat. Donker asfalt en daken absorberen meer zonnewarmte, die wordt uitgestraald en tussen gebouwen blijft hangen, wat leidt tot een stedelijk hitte-eilandeffect met temperaturen die enkele graden hoger liggen dan in omliggende gebieden. Waterafvoer via goten en riolen vermindert de lokale waterretentie, wat resulteert in een lagere luchtvochtigheid. Warme lucht kan plaatselijke lagedrukgebieden veroorzaken, waardoor vochtige lucht wordt aangetrokken, opgewarmd en weer uitregent, wat de neerslag kan verhogen [25](#page=25) [26](#page=26).
Steden met grote hoogteverschillen vertonen nog meer uitgesproken microklimaten, met temperatuurverschillen tot wel 5 of 10 graden Celsius tussen wijken, mede afhankelijk van hellingsrichting en beschutting. Bossen reguleren de temperatuur en luchtvochtigheid door zonlicht te blokkeren en vocht vast te houden. Ontbossing leidt tot grotere temperatuurschommelingen, lagere luchtvochtigheid en snelle waterafvoer, met risico op verwoestijning als de omstandigheden ongunstig zijn [27](#page=27) [28](#page=28).
> **Tip:** Het hitte-eilandeffect in steden kan worden tegengegaan door meer groen en wateroppervlakken te integreren.
### 1.3 Ecologische voetafdruk
De ecologische voetafdruk is een maatstaf die de impact van consumptie vertaalt naar de benodigde productieve oppervlakte. Dit maakt het mogelijk om de milieu-impact van verschillende consumptiegedragingen en bevolkingsgroepen te vergelijken. De voetafdruk kan ook aangeven in hoeverre de regeneratieve capaciteit van een gebied of van de aarde als geheel wordt aangetast, en dient zo als indicator voor duurzaamheid. De methode is geïntroduceerd door William Rees en Mathis Wackernagel [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** Als iedereen ter wereld zou leven als een gemiddelde Europeaan, zouden we 3 planeten nodig hebben. Als iedereen als een gemiddelde Noord-Amerikaan zou leven, zouden we 5 planeten nodig hebben [40](#page=40).
>
> **Challenge:** "One Planet Living" is onze grootste uitdaging. Het reduceren van de milieu-impact tot een duurzaam niveau is mogelijk en kan leiden tot een hogere levenskwaliteit [40](#page=40).
---
# De menselijke maat en architectonische proporties
Dit onderwerp onderzoekt hoe de mens en diens proporties centraal staan in architectuur, via concepten als de menselijke maat, proportiesystemen zoals de gulden snede en de Modulor, en de rij van Fibonacci.
### 2.1 Het menselijk lichaam in architectuur
De architectuur is in essentie bedoeld voor de mens, wat impliceert dat de menselijke maat en de eigenschappen van het menselijk lichaam fundamenteel zijn voor het ontwerpproces. Het menselijk lichaam produceert warmte en vocht, wat relevant is voor het binnenklimaat van gebouwen [42](#page=42).
* **Energieproductie:** Een persoon in rust produceert iets minder dan 100 watt aan warmte. Tijdens sportprestaties kan dit oplopen tot meer dan 500 watt, met korte pieken tot 1000 watt [45](#page=45).
* **Vochtproductie:** De ademhaling van een mens is een significante bron van vochtproductie in een woning. De uitgeademde lucht bevat aanzienlijk meer CO2 en waterdamp dan ingeademde lucht. Een gezin van vier personen produceert dagelijks ongeveer 12 liter water door ademhaling. Dit komt nog bovenop het vocht dat wordt geproduceerd door koken, baden en zweten [46](#page=46).
### 2.2 Proportiesystemen en de menselijke maat
De relatie tussen de mens en architectonische proporties wordt historisch en wiskundig bestudeerd.
#### 2.2.1 De Vitruviusman
De Vitruviusman, gebaseerd op de geschriften van Vitruvius in *De architectura*, is een klassiek voorbeeld van het vastleggen van menselijke lichaamsverhoudingen. Leonardo da Vinci's tekening uit omstreeks 1490 is de bekendste illustratie hiervan. De Vitruviusman wordt beschouwd als een symbool van het humanisme, dat de mens plaatst als het middelpunt van het universum [48](#page=48).
#### 2.2.2 De gulden snede
De gulden snede ($\phi$, phi) is een wiskundige verhouding die wordt toegekend met een inherente schoonheid. Deze verhouding zou veelvuldig voorkomen in klassieke architectuur en schilderkunst. Ook in de muziek, met name in klaviercomposities van Johann Sebastian Bach, wordt het expressieve hoogtepunt soms bepaald door de gulden snede, met een verhouding van ongeveer 1:1,618. Wiskundig wordt de gulden snede gedefinieerd door de vergelijking [49](#page=49):
$$ \phi = \frac{1 + \sqrt{5}}{2} \approx 1.6180339887... $$
En de relatie met een lijnstuk dat in twee ongelijke delen wordt verdeeld, zodanig dat de verhouding van het geheel tot het grotere deel gelijk is aan de verhouding van het grotere deel tot het kleinere deel:
$$ \frac{a+b}{a} = \frac{a}{b} = \phi $$
##### 2.2.2.1 De rij van Fibonacci
De rij van Fibonacci, genoemd naar Leonardo van Pisa (Fibonacci), is nauw verbonden met de gulden snede. De rij begint met 0 en 1, waarbij elk volgend getal de som is van de twee voorgaande getallen. De eerste elementen van de rij zijn [53](#page=53):
0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233, 377, 610, 987, 1597, 2584, 4181, 6765, 10946,.. [53](#page=53).
Het quotiënt van opeenvolgende getallen in de rij van Fibonacci nadert de gulden snede naarmate de reeks vordert, bijvoorbeeld:
$ \frac{8}{5} = 1.6 $
$ \frac{13}{8} = 1.625 $
$ \frac{21}{13} \approx 1.615 $
$ \frac{34}{21} \approx 1.619 $
#### 2.2.3 De Modulor
De Modulor is een antropometrische schaal van architectonische proporties, ontwikkeld door Le Corbusier in 1948. Dit systeem, afgeleid van het Franse *moduler* (proportioneren), streeft ernaar om gebouwen af te stemmen op de maten van de mens door middel van een wiskundige benadering. Le Corbusier ging hierbij uit van een gestandaardiseerde menselijke gestalte, aanvankelijk 1,75 meter, later 1,83 meter, en baseerde de resulterende geometrische reeks op de gulden snede [50](#page=50).
> **Tip:** De Modulor is een abstractie van het menselijk lichaam, vergelijkbaar met de Vitruviusman, maar met focus op moderne mensmaten en wiskundige proporties.
Het wooncomplex Cité radieuse in Marseille was een van de eerste projecten waar de Modulor werd toegepast. Een bekend voorbeeld is het klooster van Sainte-Marie de la Tourette, waar elke cel 2,26 meter hoog en 1,83 meter breed is. Deze afmetingen reflecteren de principes van de Modulor, die verhoudingen zoals $1.83m \times 1.13m \times 0.70m$ (ongeveer een verhouding van $1:\phi:\phi^2$) gebruikt, gebaseerd op een gestalte van 1,83 meter [52](#page=52).
---
# Gebouwde omgeving en bouwtechnieken
Dit onderwerp verkent de fundamenten van de gebouwde omgeving, de principes van architectuur zoals geformuleerd door klassieke denkers en moderne pioniers, en de cruciale onderzoeksthema's binnen de bouwkunde.
### 3.1 Architectonische principes
#### 3.1.1 Vitruvius en de triade van architectuur
De Romeinse architect Vitruvius, auteur van "De architectura", legde de basis voor de kennis van Romeinse bouwmethoden en ontwerp. Zijn werk omvat zowel grote infrastructurele projecten als kleine machines en instrumenten. Een centraal concept bij Vitruvius is de triade van **utilitas** (gebruiksvriendelijkheid), **firmitas** (degelijkheid) en **venustas** (schoonheid). Hij stelde dat de schoonheid van een gebouw direct gerelateerd is aan de functionaliteit ervan. Deze triade kon volgens Vitruvius alleen bereikt worden wanneer alle onderdelen van een gebouw de juiste proporties hadden ten opzichte van het geheel en elkaar, wat hij het gebonden systeem van 'eurythmia' noemde [61](#page=61) [62](#page=62).
#### 3.1.2 Louis Sullivan en "form follows function"
Het principe "form follows function" (vorm volgt functie) werd aan het begin van de 20e eeuw geïntroduceerd door de Amerikaanse architect Louis Sullivan. Deze filosofie stelt dat het ontwerp van een bouwwerk of product direct voortkomt uit het beoogde gebruik ervan. Sullivan was een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de wolkenkrabber, met name in Chicago, waar hij ook bekend stond als de vader van de moderne wolkenkrabber en de eerste die een gebouw met een stalen frame toepaste. Zijn carrière kreeg een impuls na de grote brand van Chicago in 1871, wat leidde tot een grootschalige wederopbouw [63](#page=63) [64](#page=64).
### 3.2 Essentiële onderzoeksthema's in de bouw
Het onderzoek binnen de bouwkunde kan worden onderverdeeld in vier kerngebieden [65](#page=65):
* Bouwmethode
* Bouwfysica
* Bouwtechniek
* Bouwstabiliteit
#### 3.2.1 Bouwmethodiek
(Dit onderwerp wordt in de verstrekte documentatie niet verder uitgediept dan de vermelding ervan als onderzoeksgebied ) [66](#page=66).
#### 3.2.2 Bouwfysica
Bouwfysica bestudeert de fysische eigenschappen van gebouwen en hun interactie met de omgeving, met een focus op comfort. De belangrijkste concepten binnen bouwfysica zijn warmteoverdracht, thermische massa, thermische geleidbaarheid, dauwpunt, condensatie, dak- en wandopbouw, low-tech ontwerp en ventilatie [70](#page=70).
##### 3.2.2.1 Warmteoverdracht
Er zijn drie primaire mechanismen van warmteoverdracht:
* **Conductie (geleiding):** Warmteoverdracht tussen twee stoffen die direct contact met elkaar maken, zonder dat de stoffen zelf bewegen [73](#page=73).
* **Convectie (thermiek):** Warmtestroming in gassen en vloeistoffen die wordt veroorzaakt door dichtheidsverschillen, resulterend in de opwaartse beweging van warmere substanties en de neerwaartse beweging van koudere [73](#page=73).
* **Radiatie (warmtestraling):** Warmteverspreiding via straling, waarbij een object wordt opgewarmd door een warmtebron zonder fysiek contact, en de tussenliggende materie nauwelijks wordt opgewarmd [73](#page=73).
##### 3.2.2.2 Thermische massa en geleidbaarheid
* **Thermische massa (warmtecapaciteit):** Het vermogen van materie om warmte op te nemen en vast te houden. Het is de hoeveelheid energie, uitgedrukt in Joule, die nodig is om de temperatuur van één kilogram materie met één graad te verhogen. Zwaardere materialen, zoals beton, hebben over het algemeen een hogere thermische massa dan lichtere materialen, zoals hout. Dit draagt bij aan een milder binnenklimaat door de geleidelijke afgifte van opgeslagen warmte [74](#page=74).
* **Thermische geleidbaarheid (warmtegeleidingscoëfficiënt, λ):** Een materiaaleigenschap die aangeeft hoe goed een materiaal warmte geleidt. Deze coëfficiënt wordt gebruikt in de Wet van Fourier voor warmteoverdracht door geleiding. De waarde is afhankelijk van temperatuur, dichtheid en vochtgehalte en wordt uitgedrukt in watt per meter-kelvin (W/(m·K)) in het SI-stelsel. De formule kan ook worden geschreven als $\frac{W \cdot d}{A \cdot K}$, waarbij $W$ de warmte is, $d$ de dikte, $A$ de oppervlakte en $K$ het temperatuurverschil [75](#page=75).
##### 3.2.2.3 Dauwpunt en condensatie
De concepten van dauwpunt en condensatie zijn essentieel voor het begrijpen van vochtproblemen in gebouwen [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80).
##### 3.2.2.4 Dakopbouw en wandopbouw
De constructie van daken en muren heeft directe invloed op de thermische prestaties van een gebouw [81](#page=81).
##### 3.2.2.5 Low Tech ontwerp
Low-tech ontwerpoplossingen maken gebruik van eenvoudige, vaak natuurlijke of lokaal beschikbare middelen en technieken om duurzaamheid en comfort te bereiken [82](#page=82) [83](#page=83).
##### 3.2.2.6 Ventilatie
Ventilatie kan op twee manieren plaatsvinden:
* **Natuurlijke ventilatie:** Gebruikt natuurlijke luchtstromen, vaak door drukverschillen en temperatuurverschillen, om lucht te verversen [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Gedwongen ventilatie:** Maakt gebruik van mechanische apparatuur, zoals ventilatoren, om luchtcirculatie te creëren [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86).
> **Tip:** Het videofragment over 'earthships' kan inzicht geven in duurzame en alternatieve bouwmethoden die bouwfysische principes integreren [87](#page=87).
#### 3.2.3 Bouwtechniek
Bouwtechniek omvat de praktische aspecten en materialen die gebruikt worden in de bouw [88](#page=88).
#### 3.2.4 Bouwstabiliteit
Bouwstabiliteit (of constructieve stabiliteit) richt zich op de krachten die op een gebouw inwerken en hoe deze worden opgevangen om instorting te voorkomen [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91).
##### 3.2.4.1 Krachtvector
Een krachtvector is een wiskundige representatie van een kracht die zowel magnitude (grootte) als richting heeft [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94).
##### 3.2.4.2 Spankracht en structuren onder trek
Spankracht treedt op in structuren die enkel onder trek worden belast, zoals kabels of bepaalde soorten verbindingen [95](#page=95).
##### 3.2.4.3 Structuren enkel onder druk
Structuren die enkel onder druk worden belast, zoals pilaren of bepaalde steenconstructies, weerstaan voornamelijk compressiekrachten [96](#page=96).
##### 3.2.4.4 Horizontale stabiliteit
Horizontale stabiliteit is cruciaal om de weerstand van een gebouw tegen zijwaartse krachten, zoals wind of aardbevingen, te waarborgen [97](#page=97) [98](#page=98).
---
# Casestudies en tekenmethodiek
Dit deel verkent de casestudy van de Francis Kéré Primary School in Gando om de principes van tekenmethodiek te illustreren, inclusief projecties, conventies, assenstelsels, sneden, aanzichten, lijntypes en schalen.
## 4.1 Francis Kéré Primary School in Gando: Een Casestudy
De Francis Kéré Primary School in Gando, Burkina Faso, dient als een inspirerend voorbeeld van architectuur die reageert op lokale behoeften en omstandigheden. Diébédo Francis Kéré, een native van Burkina Faso, begon met de bouw van deze school als zijn eerste project, gedreven door zijn eigen jeugdervaringen van slechte leeromstandigheden. Het project werd gerealiseerd met steun van de gemeenschap en fondsen van zijn stichting, Kéré Foundation e.V. [99](#page=99).
### 4.1.1 Ontwerpuitdagingen en Oplossingen
Het ontwerp van de school werd beïnvloed door een reeks parameters, waaronder kosten, klimaat, beschikbare middelen en bouwhaalbaarheid .
#### 4.1.1.1 Gebruik van Materialen: Compressed Earth Blocks
Om maximale resultaten met minimale middelen te behalen, werd voornamelijk een hybride constructie van klei/cement gebruikt. Klei is lokaal ruim beschikbaar en traditioneel wordt het gebruikt voor woningbouw. Deze traditionele technieken werden gemoderniseerd om stevigere bakstenen te creëren. De kleibakstenen zijn goedkoop, gemakkelijk te produceren en bieden thermische bescherming tegen het hete klimaat .
#### 4.1.1.2 Ventilatie en Klimaatbeheersing: De Vliegende Dak
De muren, ondanks hun duurzaamheid, vereisen bescherming tegen regen met een groot overstekend tin dak. Veel huizen in Burkina Faso hebben metalen daken die warmte absorberen en de binnenruimtes onhoudbaar heet maken. Het dak van de school werd echter verder van de leerruimte geplaatst en voorzien van een geperforeerd kleien plafond met uitgebreide ventilatie. Dit drooggestapelde bakstenen plafond zorgt voor maximale ventilatie door koele lucht aan te zuigen via interne ramen en warme lucht af te voeren door het geperforeerde plafond. Dit vermindert de noodzaak van airconditioning en verkleint de ecologische voetafdruk .
#### 4.1.1.3 Gemeenschapsparticipatie
Hoewel Francis Kéré de plannen tekende, was het succes van het project mede te danken aan de nauwe betrokkenheid van de inwoners van Gando. In lijn met de culturele praktijk waarbij dorpsgemeenschappen samenwerken aan bouw- en reparatiewerkzaamheden, werden low-tech en duurzame technieken ontwikkeld zodat iedereen kon participeren. Kinderen verzamelden stenen voor de fundering en vrouwen brachten water voor de baksteenproductie. Dit combineerde traditionele bouwmethoden met moderne engineering om een hoogwaardige bouwoplossing te produceren, terwijl constructie en onderhoud werden vereenvoudigd .
## 4.2 Tekenmethodiek: Principes en Conventies
De tekenmethodiek is essentieel voor het grafisch weergeven van ruimtelijke situaties, met name in de architectuur. Het vertalen van een driedimensionale realiteit naar een tweedimensionaal vlak brengt uitdagingen met zich mee op het gebied van conversie en correcte ruimtelijke positionering van elementen .
### 4.2.1 Het Assenstelsel
Om deze uitdagingen te overwinnen, wordt gebruik gemaakt van een ruimtelijk referentiemodel: het assenstelsel, ook wel bekend als het Cartesisch coördinatensysteem .
* **Tweedimensionaal Assenstelsel:** Bestaat uit twee loodrechte assen (x-as en y-as) die een vlak vormen (xy-vlak). Het snijpunt van de assen is de oorsprong (0,0). De positie van een punt wordt bepaald door de loodrechte afstanden tot beide assen, de x- en y-coördinaten .
* **Driedimensionaal Assenstelsel:** In de ruimte wordt een punt vastgelegd met drie coördinaten (x,y,z) door de toevoeging van een z-as .
### 4.2.2 Projecties, Sneden en Aanzichten
Grafische weergaven maken gebruik van projecties om driedimensionale objecten op een tweedimensionaal vlak af te beelden.
#### 4.2.2.1 Projecties
Projecties worden gemaakt ten opzichte van de referentievlakken van het assenstelsel: xy, xz en yz .
#### 4.2.2.2 Sneden
Sneden ontstaan door een object door te zagen en het resultaat op een projectievlak af te beelden .
* **Horizontale Snedes:** Dit zijn projecties op het xy-vlak .
* Synoniemen: plan of grondplan .
* Kijkrichting in architectuur: altijd van boven naar beneden .
* Hoogte van het snijvlak: principeel de ooghoogte, in de praktijk 1.50 meter ten opzichte van het onderliggende vloervlak .
* Elementen die worden doorgesneden: belangrijkste constructieve elementen, wanden en openingen .
* Aanduiding verticale snedevlakken: via snedelijnen met kijkrichting en een code die verwijst naar de betreffende verticale snedetekening .
* **Verticale Snedes:** Dit zijn projecties op het xz- en yz-vlak .
* Onderscheid: langs- en dwarssnedes, afhankelijk van de snederichting (evenwijdig aan de x-as of y-as) .
* Elementen die worden doorgesneden: constructieve elementen, vloeren, trappen en openingen .
* Aanduiding horizontale snedevlakken: deze worden niet aangeduid op verticale snedes .
#### 4.2.2.3 Aanzichten
Aanzichten tonen de projectie van een object op een vlak, waarbij het snedevlak buiten het object ligt .
* **Voor-, Achter- en Zijaanzichten:** Projectie op het xz- en yz-vlak .
* Bij gebouwen: spreek men over gevels (voorgevel, achtergevel, zijgevels) .
* Oriëntatie: noord-, zuid-, oost-, westgevel, of straat- en tuingevel .
* Constructie: een afgeleide vorm van de verticale snede waarbij het snedevlak verticaal door de bodem snijdt op afstand van het object. De bodem wordt meegerekend en getekend .
* **Boven- en Onderaanzichten:** Projectie op het xy-vlak .
* Bij gebouwen: voornamelijk dakzichten en inplanting in de context .
### 4.2.3 Lijntypes en Arceringen
Lijntypes, lijndiktes en arceringen worden gebruikt om de leesbaarheid van tekeningen te verbeteren en onderscheid te maken tussen massa en ruimte, perforaties en scheidingen, en de aard van materialen en elementen .
* **Lijndiktes:** Uitgedrukt in millimeters (bv. 0,05 mm, 0,1 mm, 0,2 mm) .
* **Lijntypes:** Continu of onderbroken (streeplijn, stippellijn, punt-streeplijn) .
* **Vlakvullingen:** Vol, arceringen of patronen .
**Randvoorwaarden voor Snedetekeningen:**
* Elementen in het snijvlak: getekend met een continue, ononderbroken lijn .
* Lijndikte en vlakvullingen: volgen de aard, type en samenstelling van het doorgesneden element; onderscheid tussen monolithische en samengestelde elementen .
* Elementen in een ander vlak dan het snedevlak: getekend met dunne lijnen .
* Zichtbare elementen: dunne continue lijn (zichtlijn) .
* Onzichtbare elementen: dunne onderbroken lijn (streeplijn of stippellijn), indien van belang voor de constructie (bv. onderhangende balken, openingen) .
#### 4.2.3.1 Specifieke Regels voor Verticale Circulatie en Ramen/Deuren
Elementen zoals trappen, hellingen, ramen en deuren volgen specifieke tekenregels in plannen en snedes .
### 4.2.4 Schaal
De schaal is de verhouding tussen het originele object en de afbeelding of het model ervan. Het geeft de vergrotings- of verkleiningsfactor aan en wordt uitgedrukt in een breuk of verhouding .
* **Notatie:**
* 1:10 (1 cm op de tekening = 10 cm in werkelijkheid) .
* 1:X = verkleining .
* X:1 = vergroting .
* 1:1 = ware grootte .
* **Schaalgetal:** De noemer in de breuk 1:X wordt het schaalgetal genoemd. Een groter schaalgetal betekent een sterkere verkleining .
* **Toegepaste Schaalverhoudingen:**
* Inplantings- en situatiesplannen: 1/125, 1/200, 1/500, 1/1000 .
* Architectuurtekeningen: 1/100, 1/50, 1/20 .
* Detailtekeningen: 1/10, 1/5, 1/2 .
* **Vuistregel:** Schaalverhoudingen moeten makkelijk te verrekenen zijn zonder rekenhulp .
* **Vermelding:** De toegepaste schaal wordt altijd op de tekening aangegeven .
### 4.2.5 Maataanduidingen
Maataanduidingen specificeren de afmetingen van een object en zijn cruciaal voor het begrijpen van verhoudingen, oppervlaktes, volumes en materiaalhoeveelheden .
* **Dimensies:**
* Volgens x- en y-as: lengte (L) en breedte (B) = planmaten .
* Volgens z-as: hoogte (H) = hoogtematen en niveaus (peil) .
* **Eenheden:** Maataanduidingen worden in meters, centimeters of millimeters aangegeven, afhankelijk van de toegepaste schaal .
* **As op As (Hart op Hart):** Een methode om afstanden uit te drukken, de afstand tussen de middelpunten of assen (harten) van verschillende objecten. Deze afstand is onafhankelijk van de dimensies van de objecten zelf .
### 4.2.6 Bladformaat
De A-standaard is de meest toegepaste norm voor papierformaten, waarbij elk formaat een dubbele oppervlakte heeft van het voorgaande. De verhouding tussen de lange en korte zijde is de vierkantswortel uit 2 .
* **De A-serie:**
* A0: 1189 mm x 841 mm (oppervlakte = 1m²) .
* A1: 841 mm x 594 mm .
* A2: 594 mm x 420 mm .
* A3: 420 mm x 297 mm .
* A4: 297 mm x 210 mm .
* A5: 210 mm x 148 mm .
De cursus omvat oefeningen met betrekking tot het tekenen van plannen en snedes, waarbij het kiezen van de juiste schaal en tekenconventies cruciaal is .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Macroklimaat | Een uitgestrekt geografisch gebied op aarde waarbinnen overwegend een uniform klimaat heerst. Het klimaat wordt bepaald door langetermijngemiddelden van temperatuur en neerslag over een periode van minstens 30 jaar. |
| Mesoklimaat | Een klimaattype dat optreedt op een gemiddelde schaal, zoals in specifieke valleien of berghellingen, die significant afwijken van het omringende macroklimaat door lokale topografische en geografische invloeden. |
| Microklimaat | Het klimaat dat wordt ervaren op zeer lokale schaal, vaak beïnvloed door directe omstandigheden zoals gebouwen, vegetatie, of specifieke terreinkenmerken, wat kan leiden tot aanzienlijke temperatuur- en vochtigheidsverschillen ten opzichte van de directe omgeving. |
| Ecologische Voetafdruk | Een meeteenheid die de hoeveelheid productieve oppervlakte van de aarde kwantificeert die nodig is om de consumptie van een individu, bevolking of activiteit te ondersteunen en de afvalproductie te absorberen. Het dient als indicator voor de duurzaamheid van consumptiepatronen. |
| Vitruviusman | Een iconische afbeelding, vaak geassocieerd met Leonardo da Vinci, die de proporties van het menselijk lichaam beschrijft binnen een cirkel en een vierkant. Het symboliseert de klassieke verhoudingen en de mens als maat van alle dingen in de architectuur. |
| Gulden Snede | Een wiskundige verhouding, ongeveer 1:1,618, die wordt beschouwd als esthetisch aangenaam en die vaak terugkomt in kunst, architectuur en natuurlijke vormen. Het is gebaseerd op de verdeling van een lijn in zodanige verhouding dat de verhouding van het geheel tot het grotere deel gelijk is aan de verhouding van het grotere deel tot het kleinere deel. |
| Modulor | Een antropometrisch systeem van proporties ontwikkeld door Le Corbusier, gebaseerd op de afmetingen van het menselijk lichaam en de gulden snede. Het doel is architectonische ontwerpen te harmoniseren met menselijke maten en schalen. |
| Rij van Fibonacci | Een reeks getallen waarin elk getal de som is van de twee voorgaande getallen, beginnend met 0 en 1 (0, 1, 1, 2, 3, 5, 8...). Deze rij vertoont een nauwe relatie met de gulden snede. |
| Functionalisme | Een architectonisch principe dat stelt dat de vorm van een gebouw of product primair bepaald moet worden door de functie ervan. De nadruk ligt op bruikbaarheid en efficiëntie, waarbij schoonheid voortkomt uit functionaliteit. |
| Bouwfysica | Het vakgebied dat zich bezighoudt met de fysische eigenschappen van bouwmaterialen en constructies, en hoe deze interageren met de omgeving. Dit omvat warmteoverdracht, vochttransport, akoestiek en licht. |
| Thermische Massa | Het vermogen van een bouwmateriaal om warmte op te nemen en vast te houden. Materialen met een hoge thermische massa, zoals beton, kunnen warmte absorberen tijdens perioden van hoge temperatuur en deze geleidelijk weer afgeven tijdens koelere perioden, wat bijdraagt aan een stabieler binnenklimaat. |
| Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ) | Een materiaaleigenschap die aangeeft hoe goed een materiaal warmte geleidt. Een lage waarde betekent een goede isolator, terwijl een hoge waarde wijst op een materiaal dat warmte efficiënt doorlaat. De eenheid is Watt per meter-Kelvin (W/(m·K)). |
| Dauwpunt | De temperatuur waarbij de lucht verzadigd raakt met waterdamp en condensatie optreedt. Het is een kritische factor bij het beoordelen van vochtproblemen in constructies. |
| Condensatie | Het proces waarbij waterdamp uit de lucht overgaat in vloeibare vorm, meestal veroorzaakt door afkoeling van de lucht tot onder het dauwpunt. In gebouwen kan condensatie leiden tot schimmelvorming en materiaalbeschadiging. |
| Krachtvector | Een wiskundige representatie van een kracht die zowel grootte (magnitude) als richting heeft. In de bouwstabiliteit wordt dit gebruikt om krachten zoals gewicht, wind en belastingen te analyseren. |
| Spankracht | Een trekkende kracht die optreedt in een materiaal of structuur wanneer deze wordt uitgerekt. Structures die uitsluitend onder trek opereren, zijn vaak kabels of staven met een hoge treksterkte. |
| Horizontale Stabiliteit | Het vermogen van een constructie om weerstand te bieden aan horizontale krachten, zoals windbelasting of aardbevingskrachten, en zo te voorkomen dat het bouwwerk omvalt of vervormt. |
| Tekenmethodiek | De gestandaardiseerde procedures en conventies die worden gebruikt om technische tekeningen, zoals bouwplannen en doorsneden, te creëren. Dit omvat het gebruik van verschillende lijntypes, projecties en aanduidingen. |
| Assenstelsel | Een wiskundig raamwerk, meestal Cartesisch, dat wordt gebruikt om punten in de ruimte te positioneren met behulp van coördinaten (x, y, z). Het is essentieel voor het creëren van nauwkeurige 2D- en 3D-tekeningen. |
| Sneden | Grafische weergaven die ontstaan door een imaginair verticaal of horizontaal vlak door een object te snijden en het resulterende inwendige te tonen. Ze onthullen de interne structuur en compositie. |
| Aanzichten | Grafische weergaven van de buitenzijde van een object, gezien vanuit verschillende richtingen (bv. vooraanzicht, zijaanzicht). Voor gebouwen worden deze vaak gevels genoemd. |
| Lijntypes | Verschillende soorten lijnen (bv. continu, gestreept, gestippeld) die worden gebruikt in technische tekeningen om onderscheid te maken tussen verschillende elementen, zoals zichtbare lijnen, verborgen lijnen of snedelijnen. |
| Arceringen | Patronen van lijnen die worden gebruikt om doorsneden van materialen in tekeningen aan te duiden en te differentiëren. |
| Schaal | De verhouding tussen de grootte van een object op een tekening en de werkelijke grootte van het object. Het wordt uitgedrukt als een breuk of een ratio, zoals 1:100. |
| Maataanduidingen | De numerieke waarden die de afmetingen (lengte, breedte, hoogte) van objecten en elementen op een technische tekening specificeren. |