Cover
Aloita nyt ilmaiseksi GBWN1 - 2. Werfvoorbereiding - cursus
Summary
# Werfinrichting en veiligheid
De werfinrichting organiseert het bouwterrein functioneel en veilig om het bouwproject zo efficiënt mogelijk uit te voeren met minimale hinder [3](#page=3).
### 1.1 Algemene principes van werfinrichting
Het doel van de werfinrichting is het creëren van een functioneel en veilig georganiseerd bouwterrein, wat resulteert in een efficiënte projectuitvoering met minimale overlast en frustratie. Bij grotere werven wordt voorafgaand een werfinrichtingsplan opgesteld, waarbij een tijdelijke infrastructuur, een zogenaamd 'bouwdorp', wordt ingericht [3](#page=3).
Factoren die de inrichting van de bouwplaats beïnvloeden, zijn onder meer:
* Het type bouwproject [3](#page=3).
* De locatie en de omgeving [3](#page=3).
* Het in te zetten materiaal en materieel [3](#page=3).
* De noodzakelijke nuts- en andere voorzieningen [3](#page=3).
* De geldende wetgeving en veiligheidseisen [3](#page=3).
De bouwplaatsinrichting omvat onder andere:
* Het aanvragen van inname van openbaar terrein voor opslag of plaatsing van bouwkranen bij de gemeente [3](#page=3).
* Werfafsluitingen [3](#page=3).
* Signalisatie (waarvoor een vergunning van de gemeente nodig is) [3](#page=3).
* Maatregelen ter voorkoming van diefstal [3](#page=3).
* Hijswerktuigen [3](#page=3).
* Zones voor materiële voorzieningen zoals bouwketen en toiletten [3](#page=3).
* Leidingen voor water en elektriciteit [3](#page=3).
* Zones voor materiaalopslag [3](#page=3).
* Afvalsorteerzones [3](#page=3).
* Circulatieschema's voor personeel, voertuigen en materiaal [3](#page=3).
#### 1.1.1 Hekwerk
De bouwondernemer is verantwoordelijk voor de veiligheid van zowel medewerkers als passanten en omwonenden. Hekwerken helpen om overlast en verkeershinder te beperken, pottenkijkers te weren en materiaal en materieel veilig te stallen. Het terrein moet echter wel goed toegankelijk blijven voor medewerkers en leveranciers, terwijl enkel bevoegden het betreden. Veelgebruikte afsluitingen zijn Heras-hekken [3](#page=3).
#### 1.1.2 Aansluitingen elektriciteit, water, gas en riool
In sommige gevallen kan gebruik gemaakt worden van voorzieningen van aanpalende buren. Meestal is het echter noodzakelijk om tijdelijke werfaansluitingen aan te vragen bij de bevoegde diensten [4](#page=4).
* **Water:** Een tijdelijke wateraansluiting kan verkregen worden door een watermeter te huren op een standpijp, die op zijn beurt verbonden is met het waterleidingsnet via een hydrant [4](#page=4).
* **Elektriciteit:** Een tijdelijke elektriciteitsaansluiting kan worden aangevraagd, waarvoor een werfkast kan worden gebruikt of eigen stroomgeneratoren ingezet [4](#page=4).
#### 1.1.3 Verlichting
Professionele verlichting op de bouwplaats is essentieel. Het heeft een dubbele functie: het weren van onbevoegden 's nachts en het zorgen voor voldoende licht op de werkplek. Dit omvat zowel buitenverlichting als tijdelijke binnenverlichting in bijvoorbeeld schachten en verdiepingen [4](#page=4).
#### 1.1.4 Beveiliging
Bouwplaatsbeveiliging richt zich op twee pijlers: het optimaliseren van een veilig werkklimaat voor iedereen op de werf en het minimaliseren van vandalisme en diefstal. Een stevige afsluiting en eventueel camera's (vooral op grotere werven) dragen hieraan bij [4](#page=4).
#### 1.1.5 Bouwliften en bouwkranen
De juiste keuze van liften en kranen is cruciaal voor het efficiënt, snel en veilig transporteren van zware goederen en materialen, ook op grote hoogte. De selectie van een werfkraan (qua zwaarte, hoogte, type) en de positie ervan op de werf worden zorgvuldig overwogen [5](#page=5).
#### 1.1.6 Toiletten en schaftwagens
Op 10 maart 2016 hebben de sociale partners van de bouwsector een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (cao) gesloten betreffende sociale voorzieningen op bouwplaatsen. Deze cao regelt voorzieningen zoals kleedkamers, refters, wasplaatsen, toiletten en verzorgingslokalen voor werknemers. De bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk, met name titel III (arbeidsplaatsen), hoofdstuk V (tijdelijke of mobiele bouwplaatsen) en bijlage III (minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid op bouwplaatsen), blijven onverminderd van toepassing [5](#page=5).
### 1.2 Wettelijk kader
Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) vormt een onderdeel van de Belgische sociale regelgeving en reguleert de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Het ARAB bundelt diverse reglementeringen, voornamelijk voortkomend uit de Veiligheidswet van 1952 en de Machinewet van 1961. Sinds 1993 wordt het ARAB geleidelijk geherstructureerd tot een nieuwe Codex over het welzijn op het werk, ter bevordering van de integratie van Europese richtlijnen [4](#page=4).
---
# Inplanten en uitzetten van het gebouw
Het inplanten en uitzetten van een gebouw omvat de methoden en procedures voor het correct positioneren van een gebouw op de bouwgrond, zowel horizontaal als verticaal, met als doel dit gebouw nauwkeurig op de juiste plaats te situeren [6](#page=6).
### 2.1 Belang van correcte inplanting
Een foute inplanting kan leiden tot ernstige problemen zoals discussies met buren en gemeenten, rechtszaken en zelfs gedwongen afbraak van de constructie. Vaak zijn eigendomsgrenzen op het terrein niet nauwkeurig waarneembaar [6](#page=6).
#### 2.1.1 Problemen met perceelsgrenzen
Grenspalen kunnen verzakken, verschuiven of verloren gaan. Ook kan de perceelsgrens onduidelijk worden door wildgroei of verschoven omheiningen. Bij twijfel omtrent de correcte eigendomsgrenzen is het raadzaam een landmeter te contacteren voor een correcte afpaling van het terrein. Deze plaatst dan gemarkeerde eigendomspaaltjes op de hoekpunten [6](#page=6).
### 2.2 De componenten van inplanting
De inplanting van een gebouw op het terrein is tweedelig [7](#page=7):
1. **Horizontale inplanting:** De positionering van het gebouw op het terrein ten opzichte van de rooilijn (grens tussen openbaar en privédomein) en de zijdelingse perceelsgrenzen (grenzen met aanpalende buren) [7](#page=7).
2. **Verticale inplanting:** De positionering van het gebouw in hoogte ten opzichte van het terrein, zoals het afgewerkte vloerpeil of de nulpas ten opzichte van de as van de weg of het nulpeil van de aanpalende buur [7](#page=7).
### 2.3 Horizontale inplanting
#### 2.3.1 Het inplantingsplan
De horizontale inplanting gebeurt aan de hand van het inplantingsplan, dat deel uitmaakt van de bouwaanvraag en na goedkeuring strikt gevolgd moet worden. Dit plan, opgemaakt door de architect conform de geldende stedenbouwkundige voorschriften, bepaalt nauwkeurig de volgende zaken [7](#page=7):
* **De bouwlijn (voorgevellijn):** Meestal bepaald ten opzichte van de rooilijn of de as van de weg, bijvoorbeeld "5 meter achter de rooilijn" [8](#page=8).
* **De zijdelingse bouwvrije stroken:** Vrije ruimtes aan weerszijden van de woning tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen, waarin niets gebouwd mag worden. De breedte hiervan wordt bepaald door gemeentelijke of verkavelingsvoorschriften; gangbaar zijn 3 meter voor halfopen bebouwingen en 4 meter voor vrijstaande bebouwingen [8](#page=8).
* **De bouwdiepte:** De diepte van de woning op het gelijkvloers en de verdiepingen, eveneens bepaald door stedenbouwkundige of verkavelingsvoorschriften [8](#page=8).
#### 2.3.2 Methoden voor horizontale inplanting op het terrein
De horizontale inplanting kan gebeuren met:
1. **Houten brugjes:** Bestaande uit twee verticale paaltjes in de grond en een horizontale dwarsplank waarin nagels kunnen worden ingeklopt om touwen voor de muurvisualisatie te spannen [9](#page=9).
2. **Een doorlopend bouwraam:** Gevormd door verticale paaltjes en doorlopende horizontale dwarsplanken [9](#page=9).
Vaak wordt de horizontale dwarsplank op het peil van de nulpas aangebracht. De brugjes of het bouwraam worden minimaal 100 cm buiten de hoeken van het gebouw geplaatst om werkzaamheden niet te hinderen. Bij het graven van een kelder met talud is een grotere afstand vereist. Er wordt aangeraden extra marge te nemen om te voorkomen dat piketten door wegschuivend talud in de bouwput terechtkomen [9](#page=9).
#### 2.3.3 Werkwijze van het uitzetten
De werkwijze voor het uitzetten omvat de volgende stappen [10](#page=10):
1. **Uitzetten van de bouwlijn:** Dit kan gebeuren door een gemeentelijke afgevaardigde of door de aannemer zelf, die nadien controle krijgt. De bouwlijn wordt vaak gemarkeerd met felgekleurde paaltjes nabij de perceelsgrenzen en gevisualiseerd met een touw [10](#page=10).
2. **Uitzetten van de zijdelingse bouwvrije stroken:** Vanaf de bouwlijn wordt de maximale breedte van het gebouw afgemeten en gemarkeerd met bijvoorbeeld een jalon [10](#page=10).
3. **Plaatsen brugjes aan de voorzijde:** De bouwlijn wordt hierop vastgelegd met spijkers. Ter hoogte van de jalons die de bouwvrije stroken aangeven, wordt een rechte hoek gevormd en de bouwdiepte afgemeten om de "achterbouwlijn" te verkrijgen [10](#page=10).
4. **Plaatsen brugjes aan de achterzijde:** De achterbouwlijn en de lijn van de zijgevels worden vastgelegd met spijkers op de brugjes of het bouwraam. Vervolgens kunnen de vier gevels met touwen worden gevisualiseerd [10](#page=10).
5. **Controle:** Er worden controles uitgevoerd op de breedte van de zijdelingse bouwvrije stroken, de breedte en diepte van het gebouw, en de haaksheid van de gevels [10](#page=10).
#### 2.3.4 Verdere markering en modernere technieken
Nadat de basislijnen zijn uitgezet en gecontroleerd, worden de muurbreedtes, funderingsbreedtes van buiten- en binnenmuren, en eventuele insprongen verder vastgelegd met bijkomende spijkers en touwen [11](#page=11).
* **Bij kelders:** De visualisatie van muren en funderingsvoeten moet worden overgebracht naar de bodem van de bouwput, met behulp van topografische toestellen of een schietlood [11](#page=11).
* **Totaalstation (Tachymeter):** Tegenwoordig worden grote werven en ook kleinere projecten vaak uitgezet met een totaalstation, een combinatie van een theodoliet en afstandsmeter. Deze toestellen voeren berekeningen uit en kunnen data direct omzetten naar CAD-bestanden. Er bestaan ook reflectorloze meettoestellen met hoogwaardige lasertechniek [11](#page=11).
### 2.4 Verticale inplanting
#### 2.4.1 Nulpeil of nulpas
Na de horizontale uitzetting wordt de nulpas bepaald, wat het peil van de afgewerkte vloer aanduidt, vaak het peil van de dorpel aan de voordeur. Het referentiepeil voor de nulpas is terug te vinden op het inplantingsplan en wordt vastgelegd ten opzichte van een ander vast peil, zoals een boordsteen van de straat, een riooldeksel, het midden van de straat, de dorpel van een naastliggend gebouw, of een officieel vastgelegd hoogtepeil van het Nationaal Geodetisch Instituut. De nulpas wordt eveneens bepaald door stedenbouwkundige voorschriften en aangeduid door een gemeentelijke afgevaardigde [12](#page=12).
#### 2.4.2 Praktische vastlegging van het nulpeil
De praktische vastlegging van het nulpeil op de werf kan op verschillende manieren [12](#page=12):
* De bovenkant van brugjes of bouwplanken laten samenvallen met het nulpeil (afgeraden, omdat deze beschadigd kunnen raken) [12](#page=12).
* Een paal of piket stevig in de grond buiten de bouwzone vastzetten en het nulpeil erop aftekenen [12](#page=12).
* Merktekens aanbrengen met verf op bestaande, vaste punten zoals gevels van buren, verlichtingspalen of omheiningsmuren [12](#page=12).
#### 2.4.3 Het belang van de nulpas en de meterpas
De nulpas dient gedurende het gehele bouwproces als referentiepeil voor alle hoogtematen. Dakwerkers, uitvoerders van chape, vloerders, etc., hanteren dit peil [13](#page=13).
Om praktische redenen, omdat de nulpas laag bij de grond ligt, wordt ook de **meterpas** aangeduid. Dit peil bevindt zich 1 meter boven de nulpas en is op een "comfortabelere" hoogte te raadplegen. Het is cruciaal dat de meterpas op een vast punt blijft staan en goed zichtbaar is gedurende het gehele bouwproces. Met behulp van een pasdarm (watergevulde doorzichtige slang) of een lasertoestel kan elke aannemer het juiste peil naar de gewenste locatie overbrengen [13](#page=13).
---
# Bouwrijp maken en bemaling
Het bouwrijp maken van een terrein omvat alle werkzaamheden die nodig zijn om de bouwplaats gereed te maken voor de eigenlijke constructie, inclusief het verwijderen van obstakels en het voorbereiden van de grond, terwijl bemaling systemen zijn die worden gebruikt om grondwater tijdelijk of permanent te verlagen om droge werkomstandigheden te garanderen tijdens de bouw [14](#page=14) [15](#page=15).
### 3.1 Bouwrijp maken van het terrein
Het bouwrijp maken van het terrein vindt bij voorkeur plaats vóór de uitzetting van de werf en is een algemene term voor het klaarmaken van het terrein voor de bouw. Dit proces omvat verschillende stappen [14](#page=14):
* **Opruimen van obstakels:** Dit houdt in het verwijderen van aanwezige hindernissen, beplanting, het rooien van bomen, het verwijderen van afvalmateriaal en af te breken gebouwen [14](#page=14).
* **Inrichten van de werf:** Dit omvat algemene werkzaamheden op de bouwplaats, zoals beschreven in sectie 4.1 van de bron [14](#page=14).
* **Afschermen van naburige gebouwen:** Ter bescherming tegen mogelijke schade aan aangrenzende gebouwen, zoals het aanbrengen van beschoeiing [14](#page=14).
* **Afgraven van teelaarde:** Dit is het machinaal afgraven van graszoden en de bovenste vruchtbare laag van de grond (teelaarde) tot ongeveer 20 cm onder het maaiveld. Teelaarde is rijk aan humus en geschikt voor tuinbouw, maar niet sterk genoeg voor funderingen. De afgegraven teelaarde kan na de bouwwerken terug worden verspreid. Meestal wordt het te bebouwen oppervlak plus een extra meter rondom afgegraven [14](#page=14).
### 3.2 Bemalingssystemen
Bemalingssystemen zijn essentieel wanneer het grondwaterpeil (FO) te hoog is om droge graaf- en bouwwerkzaamheden mogelijk te maken. Het tijdelijk verlagen van het grondwaterpeil kan weken tot maanden duren en brengt significante gevolgen met zich mee voor de ondergrond en de omgeving [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 3.2.1 Gevolgen van bemaling
Het verlagen van het grondwaterpeil beïnvloedt de ondergrond op verschillende manieren:
* **Verandering van grondspanning en -volume:** Het weghalen van water kan leiden tot veranderingen in de druk en de omvang van de grond [16](#page=16).
* **Zettingen en verzakkingen:** Ontstane "lege poriën" onder keldervloeren of in de bodem kunnen leiden tot verzakkingen van gebouwen, wegenis of infrastructuur in de omgeving [16](#page=16).
* **Schade aan groen:** Droogteschade aan planten en bomen door een "droog-getrokken bodem" is een risico [16](#page=16).
* **Verplaatsing van verontreinigingen:** Grondwaterverontreinigingen kunnen door het verlagen van het peil worden verplaatst [16](#page=16).
#### 3.2.2 Administratieve voorzorgsmaatregelen
Om discussies en gerechtelijke procedures met betrekking tot schade veroorzaakt door bemalingen te vermijden, is het aan te raden een plaatsbeschrijving op te maken [16](#page=16).
* **Plaatsbeschrijving of "staat van bevinding":** Dit is een schriftelijke vaststelling van de bestaande toestand van aangrenzende eigendommen vóór de aanvang van de werken. Het document bevat een gedetailleerde opsomming, eventueel met foto's, van de bestaande schade [16](#page=16).
* **Uitvoering:** Meestal gebeurt de schadeopname door een expert (bv. landmeter of architect) [16](#page=16).
* **Akkoordbevinding:** De aanpalende buur ondertekent het verslag na inzage om akkoord te gaan met de vastgestelde toestand [16](#page=16).
* **Nasleep:** Na de werken wordt een tweede plaatsbezoek gedaan om eventueel bijgekomen schade te vergelijken met de oorspronkelijke opmerkingen. Dit kan leiden tot financiële regelingen tussen verzekeringsmaatschappijen [16](#page=16).
* **Belang:** Een plaatsbeschrijving is in het belang van zowel de buur als de bouwheer om langdurige en kostelijke procedures te vermijden en het risico op het stilleggen van de werf te beperken [16](#page=16).
#### 3.2.3 Systemen om grondwater te verlagen
Bemalingssystemen kunnen worden onderverdeeld in permanente en tijdelijke systemen [17](#page=17).
##### 3.2.3.1 Permanente systemen
Permanente systemen verlagen de grondwaterstand continu, ook na de voltooiing van de bouwwerken. Deze systemen worden niet verder toegelicht in deze cursus. Voorbeelden zijn [17](#page=17):
* **Horizontale drainage:** Met een diepdraineermachine wordt een drainagebuis in de ondergrond gefreesd en aangesloten op een zuigerpomp om grondwater weg te pompen [17](#page=17).
* **Verticale drainage:** Een geperforeerde buis wordt verticaal in de grond geplaatst, omringd door filtergrind om de drainage van waterdichte grondlagen te verbeteren [17](#page=17).
##### 3.2.3.2 Tijdelijke systemen
Tijdelijke systemen verlagen de grondwaterstand slechts gedurende een bepaalde periode en laten deze na (een deel van) de werken terugkeren naar het oorspronkelijke peil. De keuze van het systeem hangt voornamelijk af van de aanwezige grondsoort [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Open bemaling:**
* **Toepassing:** Wordt toegepast in slecht waterdoorlatende grond, zoals klei [19](#page=19).
* **Uitvoering:** Kan door elke aannemer worden uitgevoerd met een eenvoudige vuilwaterdompelpomp [19](#page=19).
* **Werkwijze:** Er wordt een doorlopende geul langs de randen van de bouwput gegraven, onder afschot naar een lager gelegen punt waar een dompelpomp wordt geplaatst. Grondwater sijpelt langzaam in de geul en wordt door de pomp afgevoerd naar een beek of riolering. In zeer dichte gronden kunnen drains in met zand/of grind gevulde geulen op de bodem van de bouwput noodzakelijk zijn [19](#page=19).
* **Gesloten bemaling of "bronbemaling":**
* **Toepassing:** Komt voor in minder goed tot goed doorlatende grondlagen, zoals zandgronden [20](#page=20).
* **Uitvoering:** Vraagt gespecialiseerd materieel en kennis, en wordt daarom vaak uitbesteed aan bevoegde firma's [20](#page=20).
* **Risico's:** Taluds kunnen inkalven, de bodem van bouwputten kan openbarsten, gebouwen op belendende percelen kunnen verzakken, waterputten en vijvers kunnen droogvallen, en bomen kunnen verdrogen. Een goede voorafgaande studie van het systeem in functie van de plaatselijke toestand is cruciaal [20](#page=20).
* **Werkwijze:** Verticale filterbuizen (geperforeerde zuigbuizen) worden op regelmatige afstanden (bv. om de 2 meter) tot een diepte van 4 tot 7 meter in de grond aangebracht. Deze worden aangesloten op een ringleiding (verzamelleiding) die verbonden is met een vacuümpomp die het grondwater wegzuigt [20](#page=20).
* **Dieptebeperking:** De maximale diepte tot waar water met een boven geplaatste pomp kan worden opgepompt, is beperkt tot 7 à 8 meter [20](#page=20).
* **Verhanglijn:** De vorm die het oorspronkelijk horizontale grondwateroppervlak (freatisch oppervlak) aanneemt door de zuiging van de filters wordt de verhanglijn genoemd. Bij zeer doorlatende gronden is de curve vlakker, bij minder doorlatende gronden is deze steiler [21](#page=21).
* **Verdere verlaging:** Om de grondwaterstand te verlagen tot minimaal circa 40 cm onder de bodem van de bouwput, wordt bronbemaling toegepast [22](#page=22).
##### 3.2.3.3 Diepere bemaling en "getrapt" bemalen
Voor diepere bouwputten zijn speciale technieken nodig:
* **Onderwaterpompen:** In grotere dieptes wordt in elke verticale buis een bijkomende onderwaterpomp geplaatst om de zuigcapaciteit te vergroten, aangezien de pomp aan het einde van de ringleiding onvoldoende zuigkracht heeft [22](#page=22).
* **Getrapt bemalen:** Dit is een methode waarbij de bemaling in verschillende fasen gebeurt. Eerst wordt de standaard bronbemaling toegepast totdat het grondwaterpeil is gezakt, waarna de bouwput tot een bepaalde diepte kan worden uitgegraven. Vervolgens worden de zuigleidingen opnieuw geplaatst ten opzichte van de gegraven bouwput, waarna in een tweede fase opnieuw wordt bemalen. Dit proces herhaalt zich in "trappen" tot de gewenste diepte is bereikt [22](#page=22).
##### 3.2.3.4 Retourbemaling
Retourbemaling wordt toegepast op plaatsen waar een grondwaterverlaging grote gevolgen kan hebben voor de natuur of gebouwen [18](#page=18).
* **Principe:** Het opgepompte grondwater wordt via een gesloten systeem op een nabijgelegen plaats weer terug in de grond gepompt [18](#page=18) [20](#page=20).
* **Doel:** Hiermee kan de invloedssfeer van de bemaling sterk worden verkleind [21](#page=21).
* **Verplichting:** In sommige gebieden wordt retourbemaling door de provincie zelfs verplicht gesteld [18](#page=18).
---
# Grondwerken en nutsvoorzieningen
Grondwerken omvatten alle graafactiviteiten en het aanleggen van sleuven voor leidingen, evenals de aansluitingen voor diverse nutsvoorzieningen, met de nodige voorzichtigheid en planning [23](#page=23).
### 4.1 Grondwerken
Onder grondwerken vallen alle handmatige en machinale graafwerkzaamheden in diverse grondsoorten, inclusief het verwijderen van vreemde bestanddelen, en soms ook het opnieuw aanvullen en aanaarden van grond. Dit strekt zich uit van grote bouwputten voor kelders tot sleuven voor riolerings- en nutsleidingen, en kleine putten voor regenwaterputten [23](#page=23).
**Belangrijke aandachtspunten bij grondwerken:**
* Het is cruciaal om niet op openbaar terrein te graven zonder de nodige toestemming van de overheid, om schade aan ondergrondse leidingen (zoals aardgas, telefoon, elektriciteit) te voorkomen. Graven op openbaar domein zonder toestemming is verboden [23](#page=23).
* **Grondverzet** is een overkoepelende term die het graven, afvoeren, aanvoeren en aanvullen van grond omvat [23](#page=23).
* Het volume van een bouwput wordt bepaald door de buitenomtrek van het gebouw, vermeerderd met een zone van minimaal 80 cm. Deze zone is essentieel om alle werkzaamheden gemakkelijk te kunnen uitvoeren en controleren [23](#page=23).
* De wanden van de bouwput dienen, indien mogelijk, zo verticaal mogelijk te worden uitgegraven. Bij risico op inkalving kunnen taluds (hellingen) of beschoeiingen worden toegepast. Andere, minder gebruikelijke methoden om inkalving tegen te gaan zijn chemische injecties of het bevriezen van de grond [23](#page=23).
* De bodem van de bouwput moet zo vlak en regelmatig mogelijk worden uitgegraven, en overeenkomen met de dieptepeilen zoals aangegeven op de bouwplannen [23](#page=23).
**Risico's bij te vroeg uitgraven van de bouwput:**
1. **Weersinvloeden:** Hevige regenval kan leiden tot inkalving van de bouwputwanden, wat de kwaliteit van de bodem negatief beïnvloedt [23](#page=23).
2. **Bodemzwelling:** Bij bepaalde bodemtypes kan de bodem van de bouwput 'zwellen'. Dit gebeurt wanneer de massagrond die voorheen de ruimte vulde, plotseling wordt verwijderd. De grond onder de bouwputbodem krijgt hierdoor meer ruimte en neigt naar boven te duwen en meer plaats in te nemen, waardoor de bodem van de bouwput omhoog komt [23](#page=23).
Het is daarom sterk aan te raden om de betonplaat zo spoedig mogelijk na het graven van de bouwput te gieten [23](#page=23).
### 4.2 Nutsleidingen / nutsaansluitingen
Vóór het storten van het funderingsbeton moeten voorzieningen worden getroffen om alle nutsleidingen eenvoudig het gebouw binnen te kunnen brengen. Dit betreft onder andere leidingen voor elektriciteit, water, aardgas, kabelnet en telefoon [24](#page=24).
**Rol van de rooilijn en distributienetbeheerders:**
* De ligging van de rooilijn is belangrijk, aangezien veel nutsleidingen zich dicht bij de rooilijn op het openbaar terrein bevinden [24](#page=24).
* Distributienetbeheerders kunnen met hun aansluitingsleidingen slechts een beperkte afstand overbruggen tussen het aftakpunt op de hoofdleiding en de meter, aftakdoos of andere installatie [24](#page=24).
* Wanneer een gebouw ver van de rooilijn is gelegen, kan een netbeheerder eisen dat een meter in een speciaal daarvoor voorziene kast, direct tegen de rooilijn, wordt geplaatst. Dit geldt met name voor gasmeters, waarvoor strenge veiligheidscriteria en criteria ter voorkoming van drukverlies in de aanvoerleidingen gelden [24](#page=24).
**Opties voor het voorzien van doorvoeren voor nutsleidingen:**
De aannemer heeft de keuze uit verschillende methoden om doorvoeren voor nutsleidingen te realiseren:
1. **Aparte doorvoerbuis per nutsleiding:**
* Voor elke nutsleiding wordt een aparte PVC-buis door de fundering voorzien. Deze methode wordt steeds minder toegepast [24](#page=24).
* De watertoevoerleiding moet minimaal op vorstvrije diepte worden aangelegd [24](#page=24).
* De volgende diameters voor doorvoerbuizen dienen te worden gerespecteerd:
* Elektriciteit: 75 mm [24](#page=24).
* Aardgas: 110 mm [24](#page=24).
* Telefoon: 50 mm [24](#page=24).
* Kabelnet (tv-internet): 50 mm [24](#page=24).
* Water: 110 mm [24](#page=24).
2. **Prefabriceerd element:**
* Gebruik maken van een eenvoudig "geprefabriceerd" element dat de uitvoering aanzienlijk vergemakkelijkt [25](#page=25).
* Dit samengestelde element wordt mee ingestort in het funderingsbeton of mee ingemetseld in het ondergronds metselwerk [25](#page=25).
* Er zijn diverse modellen van deze elementen op de markt verkrijgbaar [25](#page=25).
3. **Energiebocht:**
* Een "energiebocht" kan worden aangekocht bij de maatschappij voor nutsleidingen [25](#page=25).
* Deze bocht bevat aansluitingen voor water (meestal onderaan op vorstvrije diepte), elektriciteit, aardgas, telefoon en distributie [25](#page=25).
* Op elke leiding staat aangegeven voor welke toevoer deze gebruikt moet worden [25](#page=25).
* Energiebochten kunnen worden toegepast door het ondergronds metselwerk van een kruipkelder, in het funderingsbeton, of worden geplaatst op de locatie waar later de tellers komen [25](#page=25).
**Algemene tip voor doorvoeren:**
Ongeacht het gekozen systeem, is het altijd makkelijker om doorvoeren mee in te storten dan om achteraf gaten te boren [25](#page=25).
---
# Aardingslus en elektrische installatie
Aarding is een essentieel en verplicht onderdeel van elke elektrische installatie dat personen en zaken beschermt tegen elektrocutie door fout- of overtollige stroom naar de aarde af te leiden [26](#page=26).
### 5.1 Algemeen nut van aarding
Het hoofddoel van aarding is het voorkomen van gevaarlijke spanning op de huisinstallatie en de aangesloten apparaten. Door de installatie en de normaal niet onder spanning staande delen van elektrische apparatuur (zoals wasmachines en koelkasten) te verbinden met de aarde, kan foutstroom veilig wegvloeien. Deze foutstroom wordt gedetecteerd, waarna de installatie door de differentieelschakelaar in de zekeringkast wordt uitgeschakeld [26](#page=26).
> **Tip:** Een correcte aarding is cruciaal voor de veiligheid en de correcte werking van elektrische apparatuur [26](#page=26).
### 5.2 Methoden van aarding
Er zijn verschillende methoden om een gebouw te aarden [26](#page=26):
1. **Aardingslus:** Dit is de meest gebruikte methode bij nieuwbouw [26](#page=26).
2. **Aardpennen of aardelektroden:** Dit zijn koperen staven die verticaal in de grond worden gedreven, vaak gebruikt bij oudere huizen of als noodoplossing bij renovatie [26](#page=26).
3. **De waterleiding (koper):** Vroeger een veelgebruikte methode, maar nu als onbetrouwbaar beschouwd vanwege de toenemende aanwezigheid van kunststof waterleidingen [26](#page=26).
#### 5.2.1 Keuring van de elektrische installatie
Voordat een aansluiting op het elektriciteitsnet kan worden verkregen, moet de elektrische installatie gekeurd worden door een erkend organisme. Hierbij wordt onder andere de aanwezigheid en de "spreidingsweerstand" van de aarding gecontroleerd met een meettoestel [26](#page=26).
> **Vereiste volgens AREI:** Een installatie is conform met het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) indien de aardingsweerstand kleiner is dan 100 Ω [26](#page=26).
>
> **Optimale weerstand:** Het is echter beter om een aardingsweerstand kleiner dan 30 Ω na te streven, omdat dit het aantal te plaatsen differentieelschakelaars vermindert [26](#page=26).
### 5.3 De aardingslus in detail
Voor elk nieuw gebouw met een fundering die minstens 60 centimeter diep is, is het verplicht om de aarding te realiseren met een aardingslus [27](#page=27).
#### 5.3.1 Materiaal van de aardingslus
De aardingslus kan bestaan uit twee types geleiders [27](#page=27):
* Een volle geleider uit blank koper met een doorsnede van 35 mm² (ongeveer 7 mm diameter) [27](#page=27).
* Een volle geleider uit koper met een doorsnede van 10 mm², omgeven door een loden mantel om de geleider te beschermen tegen corrosieve stoffen in de grond [27](#page=27).
#### 5.3.2 Plaatsing van de aardingslus
De aardingslus dient idealiter in één doorlopend stuk te worden geplaatst, zonder onderbrekingen of verbindingen. Het gebruik van meerdere geleiders in serie is toegestaan, mits alle uiteinden en verbindingen bereikbaar blijven voor inspectie, wat in de praktijk vaak onhaalbaar is omdat de lus onder de fundering loopt [27](#page=27).
> **Plaatsing:** De lus moet onder de fundering en centraal onder de buitenmuren worden aangebracht [27](#page=27).
De aardingslus moet rechtstreeks in de grond worden geplaatst en bedekt met aarde, zodat deze geen contact maakt met funderingsmaterialen zoals mortel, beton of bewapeningsstaal om corrosie te voorkomen [28](#page=28).
De uiteinden van de aardingslus moeten bereikbaar blijven en worden later verbonden met de hoofdonderbreker van de zekeringskast via een aardingsklem. Deze uiteinden worden naar boven gebracht, minstens 1 meter boven de nulpas op de plaats van de tellers. Het kruisen door de fundering naar de klemmen gebeurt via een PVC-buis om contact met het funderingsmateriaal te vermijden [28](#page=28).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Werfinrichting | De organisatie en inrichting van een bouwplaats, met als doel een functionele en veilige werkomgeving te creëren voor een efficiënte uitvoering van het bouwproject. Dit omvat zaken als hekwerk, tijdelijke infrastructuur en opslagzones. |
| Bouwlijn | De lijn die de voorgevel van het gebouw bepaalt ten opzichte van de rooilijn of de as van de weg, vastgelegd in het inplantingsplan en essentieel voor de correcte positionering op het terrein. |
| Rooilijn | De grenslijn tussen het openbaar domein (zoals een weg) en het privédomein van een perceel, die de plaatsing van bouwwerken beïnvloedt. |
| Zijdelingse bouwvrije stroken | Vrije ruimtes die aan weerszijden van een gebouw moeten worden vrijgehouden tot aan de perceelsgrenzen, bepaald door stedenbouwkundige voorschriften en bestemd om bebouwing te voorkomen. |
| Nulpeil (Nulpas) | Het referentiepeil van de afgewerkte vloer, vaak het niveau van de dorpel aan de voordeur, dat dient als basis voor alle hoogtematen tijdens de bouw. |
| Bemalingssystemen | Technieken die worden toegepast om het grondwaterpeil tijdelijk of permanent te verlagen, noodzakelijk om droge omstandigheden te creëren voor graaf- en bouwwerkzaamheden. |
| Open bemaling | Een bemalingssysteem waarbij water uit grachten rondom de bouwput wordt verzameld en weggepompt, voornamelijk toegepast in slecht waterdoorlatende grond zoals klei. |
| Gesloten bemaling (Bronbemaling) | Een bemalingssysteem waarbij verticale of horizontale zuigbuizen in de grond worden geplaatst om grondwater weg te pompen, vaak toegepast in zandgronden en vereist gespecialiseerd materiaal en kennis. |
| Retourbemaling | Een bemalingsproces waarbij het opgepompte grondwater in de nabijheid weer in de bodem wordt geïnjecteerd om de invloedssfeer van de bemaling te verkleinen en de omgeving te beschermen. |
| Grondwerken | Alle graafwerkzaamheden, zowel manueel als machinaal, inclusief het verzetten van grond voor bouwputten, sleuven voor leidingen en andere grondwerkzaamheden op een bouwterrein. |
| Nutsleidingen | De leidingen die zorgen voor essentiële voorzieningen zoals elektriciteit, water, aardgas, kabelnet en telefoon, die naar het gebouw geleid moeten worden. |
| Aardingslus | Een doorlopende geleider van koper of koper met een loden mantel, die onder de fundering van een nieuw gebouw wordt aangebracht om elektrische installaties en personen te beschermen tegen elektrocutie. |
| Spreidingsweerstand | De weerstand die de aarding biedt aan de elektrische stroom wanneer deze wegvloeit naar de aarde, een cruciale parameter bij de keuring van elektrische installaties om de conformiteit te bepalen. |
| AREI | Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, de Belgische regelgeving die voorschriften bevat voor de veilige installatie en werking van elektrische installaties in gebouwen. |