Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Stuvia-5781607-samenvatting-maatschappij-en-werkveldverkenning.pdf
Summary
# Evolutie en kenmerken van de verzorgingsstaat
Dit onderwerp behandelt de historische ontwikkeling van welzijnszorg in België, de overgang van gunst naar recht, de opkomst en crisis van de welvaartstaat, en de verschuiving naar een actieve welvaartsstaat, met een focus op de structuur van de verzorgingsstaat en de uitdagingen voor de Belgische sociale zekerheid.
### 1.1 De evolutie van welzijnszorg
#### 1.1.1 Wat is welzijnszorg?
Welzijnszorg kan worden gedefinieerd als de reactie van de omgeving op de noodsituatie van een individu. Een noodsituatie ontstaat wanneer er een breuk is tussen iemands noden en zijn capaciteiten, waarbij deze reactie afhankelijk is van de sociale klasse van het individu en tijdsgebonden is [2](#page=2).
#### 1.1.2 Welzijnszorg: van gunst naar recht
Na de Franse Revolutie werd armoede gezien als een fout in de sociale structuur, en ontstond het idee dat de staat verplicht was om op te treden bij nood. De industrialisering en verstedelijking maakten noodsituaties zichtbaarder en schrijnender, wat leidde tot organisatie en eisen van arbeiders, hoewel initiatieven aanvankelijk beperkt bleven tot fabrieken. Een wettekst uit 1925 erkende het "recht op bijstand", maar de praktische impact was gering. De zorg werd oorspronkelijk gedragen door familie, vervolgens door welgestelden en de Kerk, voordat de discussie over een recht op zorg opkwam [2](#page=2).
#### 1.1.3 De uitbouw van de welvaartstaat
Na de Tweede Wereldoorlog, mede onder invloed van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en gedurende de "Golden Sixties", kenden de ambities van de overheid een grote vlucht. België streefde ernaar een welvaartstaat te worden, een staat die actief de welvaart van haar burgers beschermt door zich te bekommeren om gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale voorzieningen. Deze periode kenmerkte zich door stijgende welvaart en belangrijke stappen in welzijn en zorg, zoals de ontwikkeling van gehandicaptenzorg, jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg. De sociale zekerheid ontstond in deze periode [2](#page=2).
#### 1.1.4 De crisis van de welvaartstaat
In de jaren '80 van de twintigste eeuw ontstond een dubbele crisis door een aanzienlijk tekort in de openbare financiën en aanhoudende hoge werkloosheid, wat zware gevolgen had voor de instellingen van sociale zekerheid en zorg. Een generatie later, in de jaren '90, kreeg de welvaartstaat te maken met een nieuwe crisis, veroorzaakt door demografische evoluties zoals de vergrijzing en de globalisering van de economie, inclusief de delocalisatie van bedrijven [3](#page=3).
#### 1.1.5 Reactie: de actieve welvaartstaat
Als reactie hierop verschoof de focus naar activering, met als doel mensen langer en meer aan het werk te zetten en te houden. Dit concept, oorspronkelijk afkomstig uit Scandinavië met het motto "de beste sociale zekerheid voor de mensen is een goede arbeidsplaats", richt zich met name op sociaal zwakkere groepen. De Europese Unie heeft zich recentelijk ook achter dit principe geschaard, met de opvatting dat het aan het werk zetten van mensen een betere manier is om sociale uitsluiting te bestrijden dan enkel het uitkeren van uitkeringen [3](#page=3).
### 1.2 Kenmerken van de verzorgingsstaat
#### 1.2.1 De evolutie naar de verzorgingsstaat
Verzorgingsstaten onderscheiden zich van andere samenlevingen door specifieke kenmerken, met name drie pijlers: sociale zekerheid via uitkeringen en financiële regelingen, goed onderwijs, en goede gezondheidszorg. Een verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers op gebieden als gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid [3](#page=3).
#### 1.2.2 De Belgische sociale zekerheid
Voor de meeste mensen is een betaalde baan de belangrijkste bron van inkomen. De Belgische sociale zekerheid fungeert als een verzekering die bedoeld is om inkomen en/of verzorging te garanderen voor personen en gezinnen die tijdelijk of blijvend niet (meer) in staat zijn om hier zelf voldoende in te voorzien. Momenteel staan de organisaties van de Sociale Zekerheid onder druk door stijgende uitgaven die leiden tot een steeds groter tekort, waar politici zich het hoofd over breken [3](#page=3).
### 1.3 Actueel maatschappelijke tendensen: evolutie naar participatiestaat?
#### 1.3.1 Vermaatschappelijking van de zorg
Vermaatschappelijking van de zorg houdt in dat mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen in armoede, etc. een eigen plek in de samenleving krijgen, met nodige ondersteuning en zorg zo veel mogelijk geïntegreerd in de maatschappij. Dit benadrukt zorg *in* de maatschappij en zorg *door* de maatschappij, waarbij vrijwilligerswerk, verenigingsleven en buurtinitiatieven een rol spelen. Het streven is naar inclusie, waarbij iedereen een zinvolle plek in de samenleving kan vinden. Concepten als zelfregie, zelfredzaamheid, participatie, krachtgericht werken en inclusie zijn hierbij essentieel, met als doel de kwaliteit van leven te verhogen door mensen in hun vertrouwde omgeving te laten participeren en een zo gewoon mogelijk leven te laten leiden [4](#page=4).
#### 1.3.2 Kritische kanttekening
Er zijn kritische kanttekeningen bij de vermaatschappelijking van de zorg, zoals het risico dat zorgtaken te veel worden overgenomen, de stem van de cliënt te weinig gehoord wordt en mensen zich "wentelen in de hulpverlening". Er wordt gediscussieerd of de vermaatschappelijking van de zorg een natuurlijke ontwikkeling is of een antwoord op de groeiende zorgvraag, en of het haalbaar is voor de zorgvrager. Er is ook bezorgdheid of dit leidt tot "vermakting van de zorg" en of zorgafhankelijke mensen wel afhankelijk willen zijn van naasten. Bovendien rijst de vraag of mensen in de toekomst nog de vrije keuze hebben om zorg te verlenen of dat er een "zorgplicht" ontstaat [4](#page=4).
#### 1.3.3 Accenten van het beleid
Naast de federale overheid, die bevoegdheden heeft inzake financiën, sociale zekerheid en volksgezondheid, is het voornamelijk de Vlaamse Regering die de richting en uitbouw van welzijnszorg vormgeeft. De beleidsnota 2019-2024 van Wouter Beke, voormalig Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Armoedebestrijding, focuste op toegankelijkheid, kwalitatieve hulpverlening, innovatie en armoedebestrijding. Sinds mei 2022 zijn Hilde Crevits (Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) en Benjamin Dalle (Armoedebestrijding) verantwoordelijk [4](#page=4).
#### 1.4 Welzijnszorg in beeld
##### 1.4.1 Sociale kaart
De sociale kaart is een instrument dat inzicht geeft in de beschikbare welzijnszorg [4](#page=4).
---
# Personen met een handicap en hun ondersteuning
Dit onderdeel van de studiegids biedt een diepgaand overzicht van de ondersteuning voor personen met een handicap in Vlaanderen, met specifieke aandacht voor het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), de evolutie van begrippen en beeldvorming rond handicap, en het Perspectiefplan 2020.
### 2.1 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH ijvert voor de inclusie van personen met een beperking in de samenleving en streeft naar het bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen, met als doel een zo hoog mogelijke levenskwaliteit (QOL). Het VAPH verleent zelf geen directe hulpverlening, maar faciliteert deze door budgetten en tegemoetkomingen toe te kennen aan personen met een beperking, en door organisaties die hulp- en dienstverlening aanbieden, te erkennen, vergunnen en subsidiëren [8](#page=8).
### 2.2 Het begrip ‘handicap’
#### 2.2.1 Definities
Het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) benadrukt dat personen met een handicap rechten hebben, gelijk aan die van ieder ander. Het verdrag creëert geen nieuwe rechten, maar herinnert eraan dat alle mensenrechten van toepassing zijn op personen met een handicap en dat hun gelijke toepassing gegarandeerd moet worden [8](#page=8).
Het burgerschapsmodel, als uitgangspunt, hanteert een inclusief sociaal model dat focust op mogelijkheden, individuele vaardigheden, persoonlijke autonomie en sociale solidariteit. Dit principe stelt dat personen met een handicap volwaardige burgers zijn met gelijke rechten, wat een belangrijke mentaliteitsverandering symboliseert weg van het beeld van de afhankelijke persoon die hulp of liefdadigheid nodig heeft [8](#page=8).
Volgens het VRPH is handicap het resultaat van de wisselwerking tussen personen met functiebeperkingen en sociale en fysieke drempels die hun volledige, daadwerkelijke en gelijke participatie in de samenleving belemmeren [8](#page=8).
De definitie van het VAPH omvat elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon, dat voortkomt uit het samenspel van functiestoornissen (mentaal, psychisch, lichamelijk, zintuiglijk), beperkingen in het uitvoeren van activiteiten, en persoonlijke en externe factoren. Het verschil met de VN-definitie zit in de toevoeging van de woorden ‘belangrijk’ en ‘langdurig’ [8](#page=8).
#### 2.2.2 Criteria
Om als persoon met handicap erkend te worden, is een combinatie van de volgende begrippen vereist [8](#page=8):
* **Stoornis:** afwijkingen of verlies van lichaamsfuncties of -delen ten gevolge van ziekte, ongeval, etc. [8](#page=8).
* **Beperkingen:** moeilijkheden bij het uitvoeren van activiteiten als gevolg van een stoornis [8](#page=8).
* **Maatschappelijk participatieprobleem:** problemen bij het deelnemen aan het maatschappelijk leven [8](#page=8).
De **langdurigheid** en **belangrijkheid** van deze problemen zijn cruciaal. Een stoornis op zich is noodzakelijk, maar onvoldoende. De participatieproblemen en beperkingen moeten **chronisch of definitief** (langdurig) zijn en een noodzaak aan **bijzondere ondersteuning of hulpmiddelen** (belangrijk) impliceren [9](#page=9).
De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft het raamwerk van de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) ontwikkeld om het algeheel functioneren van mensen te beschrijven en biedt een gemeenschappelijke taal voor een betere kijk op iemands participatie [9](#page=9).
#### 2.2.3 Doelgroepen van het VAPH
Om VAPH-ondersteuning te ontvangen, dient men aan de volgende voorwaarden te voldoen [10](#page=10):
* Erkend worden als persoon met handicap.
* Jonger zijn dan 65 jaar op het moment van de eerste aanvraag voor ondersteuning.
* Wonen in Vlaanderen of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De algemene doelgroepen omvatten personen met auditieve, visuele, motorische/fysische, cognitieve/verstandelijke, en communicatieve beperkingen. Elk aanvraagdossier wordt door een multidisciplinair team verder gescreend [10](#page=10).
Persoonlijke of andere redenen voor een ‘participatieprobleem’ (zoals leeftijd of verdriet) worden niet beschouwd als de primaire oorzaak voor VAPH-doelgroepregistratie wanneer deze redenen dominant zijn [10](#page=10).
### 2.3 Evolutie van gebruikte begrippen en beeldvorming
De maatschappelijke positie van personen met een beperking is doorheen de geschiedenis geëvolueerd van negatieve termen als ‘minderwaardigen’, ‘gebrekkigen’, ‘idioten’ en ‘onvolmaakten’. Deze evolutie beïnvloedt ons denken, handelen en de manier waarop we omgaan met mensen met een beperking [10](#page=10).
#### 2.3.1 Begrippen
Door de tijd heen zijn diverse termen gebruikt, waaronder: onvolwaardigen, idioot, abnormale, mongool, gebrekkige of kreupele, invalide, personen met een (functie)beperking, en personen met handicap [10](#page=10).
#### 2.3.2 Beeldvorming en visies op mensen met een beperking
Er bestaan verschillende visies op mensen met een beperking als deel van de samenleving, die door de tijd heen naast elkaar blijven bestaan. Deze evolutie kan worden gecategoriseerd als volgt [10](#page=10) [11](#page=11):
1. **Exclusie of uitsluiting:** Mensen met een beperking staan buiten de samenleving en worden als ‘onvolwaardigen’, ‘abnormalen’ of ‘bezetenen’ beschouwd die een bedreiging kunnen vormen [11](#page=11).
2. **Segregatie of afzondering:** Mensen met een beperking leven buiten de samenleving (onderwijs, tewerkstelling, wonen) met een ‘wij-zij-denken’. De houding is dat zij nood hebben aan afzonderlijke, op hun maat gemaakte systemen [11](#page=11).
3. **Integratie:** Mensen met een beperking zijn ‘in’ de samenleving, maar het ‘wij-zij-denken’ blijft centraal. Zij worden gezien als patiënten met ‘defecten’ die zich moeten aanpassen aan de maatschappelijke normen. De samenleving onderneemt extra inspanningen om hen ‘zo normaal mogelijk’ te maken [11](#page=11).
4. **Inclusie:** Mensen met een beperking zijn gelijkwaardige partners die, met behoud van hun eigen identiteit, kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dit impliceert actieve participatie voor iedereen en de aanpassing van maatschappelijke normen om diversiteit positief te omarmen [11](#page=11).
### 2.4 Perspectiefplan 2020
Het Perspectiefplan 2020, ingevoerd in Vlaanderen sinds januari 2017, vertegenwoordigt een nieuw ondersteuningsbeleid voor mensen met een beperking, met als uitgangspunt dat zij volwaardige burgers zijn met gelijke rechten. Dit beleid streeft ernaar om zoveel mogelijk in de samenleving te leven en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk [11](#page=11).
#### 2.4.1 Waarom veranderen?
De noodzaak tot verandering van het ondersteuningsbeleid vloeit voort uit de wens om de autonomie en levenskwaliteit van personen met een handicap te verhogen, de internationale trend zoals vastgelegd in het VN-verdrag, groeiende wachtlijsten, en de noodzaak om gelijke behandeling en rechten te waarborgen. Het burgerschapsmodel, met de nadruk op mogelijkheden, autonomie en solidariteit, vormt de basis voor dit beleid [12](#page=12).
#### 2.4.2 Doelstellingen Perspectiefplan 2020
Het Perspectiefplan 2020 heeft twee hoofddoelstellingen [12](#page=12):
1. Zorggarantie voor personen met een beperking met de grootste ondersteuningsnood.
2. Vraaggestuurde zorg en ondersteuning bieden in een inclusieve samenleving.
Deze doelstellingen worden nagestreefd via twee pijlers [12](#page=12):
1. Vermaatschappelijking van de zorg.
2. Persoonsvolgende financiering.
#### 2.4.3 Vermaatschappelijking van de zorg
Dit principe stelt dat zorg en ondersteuning een gedeelde verantwoordelijkheid zijn. De vijf concentrische cirkels visualiseren deze gedeelde verantwoordelijkheid, met de persoon met een beperking in het middelpunt [12](#page=12):
1. **Zelfzorg:** zorg en ondersteuning die de persoon zelf opneemt [12](#page=12).
2. **Gebruikelijke zorg:** zorg die gezinsleden die samenwonen aan elkaar geven [12](#page=12).
3. **Zorg en ondersteuning van familie, vrienden en kennissen die niet samenwonen** [12](#page=12).
4. **Professionele zorg en ondersteuning voor alle burgers** (bv. CAW, OCMW, gezinszorg) [12](#page=12).
5. **Professionele zorg en ondersteuning die het VAPH vergoedt** (bv. ambulante begeleiding, dagopvang, residentiële opvang) [12](#page=12).
Het subsidiariteitsprincipe wordt gehanteerd, wat betekent dat zoveel mogelijk gekozen wordt voor de minst ingrijpende hulpverlening [12](#page=12).
#### 2.4.4 Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)
RTH biedt beperkte, handicap-specifieke ondersteuning aan personen die af en toe hulp nodig hebben om zelfstandiger te leven, of om mantelzorgers te ontlasten. Voor RTH hoeft men geen aanvraag in te dienen bij het VAPH voor een Persoonsvolgend Budget (PVB). Een erkenning van handicap is niet vereist, enkel een vermoeden ervan [12](#page=12) [13](#page=13).
De vier voorwaarden voor RTH zijn [13](#page=13):
1. (Vermoeden van) handicap bij de betrokkene.
2. Leeftijd jonger dan 65 jaar.
3. Wonen in Vlaanderen of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
4. De betrokkene heeft nog geen budget van het VAPH.
RTH bestaat in drie vormen [13](#page=13):
1. **Begeleiding (ambulant of mobiel):** Praktische hulp, psychosociale begeleiding, globale individuele ondersteuning, oproepbare permanentie, begeleid werken, assistentie [13](#page=13).
2. **Dagopvang:** Ondersteuning, opvang en begeleiding overdag [13](#page=13).
3. **Verblijf (residentieel):** Woonondersteuning met begeleiding en ondersteuning bij het wonen [13](#page=13).
#### 2.4.5 Niet Rechtstreeks Toegankelijke hulp (nRTH)
nRTH biedt intensieve, handicap-specifieke ondersteuning op maat van de persoon met handicap, voor wie veel en intensieve hulp nodig heeft. Hiervoor is wel een erkenning van het VAPH vereist, waarbij de handicap officieel moet worden vastgesteld [13](#page=13).
De vormen van nRTH zijn vergelijkbaar met RTH: begeleiding (ambulant of mobiel), dagopvang, en verblijf [13](#page=13).
**Persoonsvolgende financiering (PVF)** is ontwikkeld voor personen die intensieve en frequente ondersteuning nodig hebben. Dit is een getrapt systeem met twee trappen [13](#page=13):
1. **Het basisondersteuningsbudget (BOB) of zorgbudget:** Een Vlaamse tegemoetkoming van 300 euros per maand, automatisch toegekend aan wie er recht op heeft [13](#page=13).
2. **Het persoonsvolgend budget (PVB):** Een budget op maat waarmee meerderjarigen met een beperking zorg en ondersteuning kunnen inkopen via hun netwerk, vrijwilligers, individuele begeleiders, professionele zorgverleners, en VAPH-vergunde zorgaanbieders. Dit is een jaarlijks gepersonaliseerd budget om extra ondersteuningsnoden te dekken, variërend van 10.000 tot meer dan 90.000 euros [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 2.4.6 En wat met minderjarigen?
Minderjarigen hebben eveneens recht op meer inclusie, autonomie en zelfbeschikking en kunnen een budget op maat krijgen. In afwachting van PVF ontvangen zij ondersteuning via RTH en nRTH trap 1 (wat overeenkomt met het BOB) [14](#page=14).
* **Multifunctioneel centrum (MFC):** Richt zich tot personen met een beperking tot en met 21 jaar die specifieke ondersteuning nodig hebben [14](#page=14).
* **Persoonlijk Assistentie Budget (PAB):** Een budget toegekend door het VAPH aan ouders om extra assistentie te voorzien thuis of op school [14](#page=14).
### 2.5 Initiatieven buiten werkingsgebied VAPH
#### 2.5.1 Maatwerkbedrijf
Maatwerkbedrijven, voorheen beschutte en sociale werkplaatsen, bieden tewerkstelling aan personen die niet in het reguliere arbeidscircuit terecht kunnen. Het doel is sociaal, de middelen zijn economisch. Het cruciale verschil met reguliere bedrijven is dat maatwerkbedrijven werk zoeken voor hun werknemers, terwijl reguliere bedrijven werknemers zoeken voor hun werk. Maatwerkbedrijven streven naar maximale tewerkstelling van personen met een beperking, eerder dan naar winstmaximalisatie. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) beslist over de geschiktheid van kandidaten op basis van objectieve criteria [14](#page=14).
#### 2.5.2 De Federale Overheid
De Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid, via de Directie-generaal Personen met een Handicap (DG HAN), garandeert inkomen voor personen die tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om zelf in hun inkomen en/of verzorging te voorzien [14](#page=14).
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT):** Voor personen die door hun beperking niet kunnen werken [14](#page=14).
* **Integratietegemoetkoming (IT):** Evalueert de zelfredzaamheid van personen met een beperking via een puntensysteem door een controlearts [14](#page=14).
Andere federale voordelen omvatten parkeerkaarten, verhoogde kinderbijslag, belastingsvoordeel voor eigen voertuigen, en verminderingskaarten voor openbaar vervoer [14](#page=14).
### 2.6 Actueel maatschappelijke tendensen
#### 2.6.1 Prioriteitengroepen
Vanwege meer vragen dan beschikbare budgetten, wordt er gewerkt met prioriteitengroepen:
* **Prioriteitgroep 1:** Meest dringende vraag, kortste wachttijd.
* **Prioriteitgroep 2:** Langere wachttijd.
* **Prioriteitgroep 3:** Minst dringende vraag, langste wachttijd [15](#page=15).
#### 2.6.2 Accenten van het beleid
**Vlaamse Regering:**
De Vlaamse Regering werkt aan het sneller wegwerken van wachtlijsten, met als doel personen in prioriteitsgroep 1 binnen 18 maanden te helpen. Er worden extra middelen vrijgemaakt, zoals 20 miljoen euros voor personen uit prioriteitsgroep 2 [15](#page=15).
**Federale Regering:**
Het ‘Federale actieplan handicap (2021-2024)’ bevat 145 maatregelen ten voordele van personen met een beperking. Dit plan hanteert het principe van ‘handistreaming’, waarbij bij elke federale maatregel en beslissing bewust wordt nagedacht over de impact op personen met een beperking [15](#page=15).
---
# Integrale jeugdhulp in Vlaanderen
Dit onderwerp omvat de principes en werking van de integrale jeugdhulp (IJH) in Vlaanderen, zoals vastgelegd in het decreet van 1 maart 2014, met nadruk op de brede instap, rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, de intersectorale toegangspoort, omgang met verontrustende situaties, crisisjeugdhulp, de overgang naar gerechtelijke jeugdhulp en actuele maatschappelijke tendensen zoals 'vroeg en nabij' en 'één gezin één plan' [16](#page=16).
### 3.1 De werking van IJH nader bekeken
De integrale jeugdhulp is ingevoerd om een antwoord te bieden op maatschappelijke evoluties zoals individualisering, verzwakte sociale netwerken en minder stabiele gezinnen, die hebben geleid tot lange wachtlijsten, een chaotisch aanbod en kinderen en jongeren die "tussen de mazen van het net" vallen. Het hoofddoel van IJH is om elke minderjarige met een hulpvraag, samen met diens context, zo snel mogelijk en via zo weinig mogelijk stappen de meest passende hulp te laten vinden. Het nieuwe decreet plaatst de jongere centraal, bevordert intersectorale samenwerking en hanteert het principe van subsidiariteit, waarbij steeds de minst ingrijpende hulp wordt ingezet. Om dit te realiseren, is een intersectorale toegangspoort geïnstalleerd [16](#page=16).
De volgende zes sectoren zijn betrokken bij IJH:
1. Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) [16](#page=16).
2. Agentschap Jongerenwelzijn: Bijzondere Jeugdzorg (sinds 2020 geïntegreerd in Opgroeien) [16](#page=16) [17](#page=17).
3. Kind en Gezin (K&G) [16](#page=16).
4. Algemeen Welzijnswerk (AWW) met CAW en JAC [16](#page=16).
5. Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) [16](#page=16).
6. Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) – ruimer onderwijs [16](#page=16).
#### 3.1.1 Zes grote doelstellingen binnen IJH
Het decreet formuleert zes kerndoelstellingen voor de integrale jeugdhulp [17](#page=17):
1. **Inzetten op vermaatschappelijking van de jeugdhulp:** Kinderen, jongeren en hun ouders worden gestimuleerd om eigen mogelijkheden en die van hun omgeving maximaal te benutten, zodat de hulp maximaal aansluit bij de noden en de specifieke context van de hulpvrager. De jongere staat hierbij centraal [17](#page=17).
2. **Organiseren van een tijdige toegang tot de rechtstreekse en niet-rechtstreekse hulpverlening:**
* **Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ):** Variërend van algemene raadpleging tot gespecialiseerde hulpverlening. Men kan met alle vragen terecht bij de 'brede instap' voor onthaal, vraagverheldering en aanbodverheldering [17](#page=17).
* **Niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ):** Vereist een intersectorale toegangspoort voor meer ingrijpende hulp. Dit zorgt ervoor dat mensen niet nodeloos worden doorverwezen en dat er hulp beschikbaar is voor complexe situaties. De toegangspoort koppelt de indicatiestelling aan de meest geschikte beschikbare hulp via jeugdhulpregie [17](#page=17).
3. **Waarborgen van continuïteit van de hulpverlening:** Er is aandacht voor hulpcontinuïteit, waarbij de verantwoordelijkheid van elke hulpverlener cruciaal is. Dit kan gerealiseerd worden via doorverwijzing (met een hulpcoördinator of cliëntoverleg) en het concept van een contactpersoon-aanmelder (vertrouwenspersoon) [17](#page=17).
4. **Gepast omgaan met verontrustende situaties:** Dit betreft situaties waarin men zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een minderjarige. Bij twijfel of druk op vrijwillige hulp kan beroep gedaan worden op gemandateerde voorzieningen, zoals het Ondersteuningscentrum Jeugdhulp (OCJ) of de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK) [17](#page=17).
5. **Voorzien in crisisjeugdhulp:** Elke minderjarige in crisis krijgt een gepast hulpaanbod. Meeste crisissituaties worden opgevangen in de dagelijkse werking, maar indien nodig wordt een programma voor crisisjeugdhulp ingezet met vier vaste elementen: crisismeldpunt, crisisinterventie, crisisbegeleiding en crisisopvang [18](#page=18).
6. **Maximale participatie van minderjarigen en hun gezin:** Het decreet legt de nadruk op het betrekken en laten meebeslissen van cliënten. Een vertrouwenspersoon krijgt een belangrijke rol, waarbij het kind of de jongere zelf kan beslissen wie deze rol opneemt [18](#page=18).
#### 3.1.2 Van “RTJ” naar “NRTJ” via de Intersectorale toegangspoort
Het decreet ordent diverse hulpverleningsinstanties die zowel laagdrempelige algemene ondersteuning (RTJ) als specifieke en ingrijpende ondersteuning (NRTJ) bieden. De intersectorale toegangspoort maakt onderscheid tussen beide [18](#page=18).
**Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (RTJ)**
De hulpvraag van jongeren en/of hun omgeving leidt rechtstreeks naar RTJ. RTJ omvat verschillende hulpvormen waartoe men rechtstreeks een beroep kan doen, onderverdeeld in twee luiken [18](#page=18) [19](#page=19):
1. **Brede instap:** Georganiseerd door CLB, K&G en AWW (CAW of JAC). Men kan er terecht met alle bezorgdheden, opvoedingsvragen of hulpvragen, ongeacht het probleem. Het doel is snelle hulp en doorverwijzing naar de juiste hulp (subsidiariteit). Dit omvat informatie, advies, vraagverheldering, korte begeleiding en indien nodig doorverwijzing [19](#page=19).
2. **Probleemgebonden hulp:** Biedt specifiek aanbod gericht op bepaalde problematieken, aangeboden door o.a. CGG, Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG), en Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG). Ondersteuningsvormen variëren van ambulante of mobiele begeleiding, dagopvang tot eventueel residentieel crisisverblijf [19](#page=19).
**De toegangspoort**
Voor erg ingrijpende hulp (zoals residentiële opvang of intensieve langdurige behandelingen), die duur is en niet zomaar toegankelijk, wordt een stap gezet indien er geen andere opties zijn. De intersectorale toegangspoort bepaalt wie in aanmerking komt voor welk hulpaanbod en verbindt oude instanties [19](#page=19).
De aanvraag via de toegangspoort verloopt als volgt [19](#page=19):
1. **Aanmelden:** Door elke hulpverlener, met garantie dat hulpvragen zorgvuldig overwogen zijn en dat alternatieven binnen de context zijn bekeken.
2. **Hoe aanmelden?:** Via een aanvraagdocument of A-document (een standaard digitaal aanmeldingsdocument). De hulpverlener wordt contactpersoon-aanmelder en is verantwoordelijk voor hulpcoördinatie tijdens deze fase.
3. **Team indicatiestelling:** Beoordeelt welke hulp/ondersteuning nodig is. Het A-document komt bij een dossierverantwoordelijke die de aanvraag screent en het soort hulp voorstelt.
4. **Jeugdhulpregie:** Bepaalt welke hulp/ondersteuning beschikbaar is en zorgt ervoor dat de voorgestelde hulp effectief gerealiseerd wordt.
**Niet-rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (NRTJ)**
Na de rol van de toegangspoort wordt de hulpverlening gespecialiseerd en vaak intensief. Dit omvat bijvoorbeeld residentieel verblijf in voorzieningen zoals CKG, CIG, jeugdpsychiatrie en drugshulpverlening [20](#page=20).
### 3.2 Omgaan met verontrustende situaties
Wanneer hulpverleners ongerustheid ervaren over de ontwikkeling van een minderjarige, bijvoorbeeld omdat de ontwikkelingskansen bedreigd zijn of de integriteit van de minderjarige aangetast is, spreken we van een verontrustende situatie. De eerste stap is aanklampende hulpverlening, waarbij de verontrusting besproken wordt en hulp geboden of gezocht wordt. Indien situaties zo onveilig zijn dat optreden een maatschappelijke plicht is, kunnen hulpverleners terecht bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) of een Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ). Deze instanties bieden advies en ondersteuning, kunnen zelf tussenkomen of hulpverlening organiseren. Als aanklampende hulp geen resultaat oplevert, verwijzen OCJ of VK de situatie door naar het parket, dat gedwongen hulp kan opleggen. De escalatie verloopt dus van vrijwillig naar aanklampend, en indien nodig naar gedwongen hulp [20](#page=20).
#### 3.2.1 Gemandateerde voorziening
Gemandateerde voorzieningen treden tussenbeide wanneer de samenleving een maatschappelijke noodzaak ziet. De twee gemandateerde voorzieningen zijn het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK). Hoewel ze dezelfde taken uitvoeren, profileert het VK zich specifiek op expertise rond kindermishandeling [20](#page=20) [21](#page=21).
De opdrachten van gemandateerde voorzieningen omvatten:
* **Consult:** Hulpverleners ondersteunen bij het omgaan met verontrusting [21](#page=21).
* **Onderzoeken:** Nagaan of hulp maatschappelijk noodzakelijk is na aanmelding [21](#page=21).
* **Opvolgen:** Toezicht houden op de geboden hulpverlening [21](#page=21).
* **Doorverwijzing naar parket:** Wanneer vrijwilligheid niet mogelijk is [21](#page=21).
### 3.3 Overgang naar gerechtelijke jeugdhulp
Het decreet Integrale Jeugdhulp bevat een hoofdstuk over gerechtelijke jeugdhulp, waarbij de jeugdrechtbank bevoegd is om op vordering van het parket de situatie van jongeren in verontrustende opvoedings- of leefsituaties te onderzoeken. Een gemandateerde voorziening kan doorverwijzen naar het jeugdparket in twee situaties [21](#page=21):
1. Wanneer hulp maatschappelijk noodzakelijk wordt geacht, maar de minderjarige en/of hun ouders niet akkoord gaan met de gepaste jeugdhulp na gesprek.
2. Bij weigering tot medewerking aan het onderzoek naar maatschappelijke noodzaak.
Ook via de politie kunnen situaties bij het parket terechtkomen. De Sociale Dienst Jeugdrechtbank (SDJ) voert onderzoeken van maatschappelijke aard uit, formuleert voorstellen aan de jeugdrechter en zorgt voor de uitvoering van opgelegde maatregelen. De jeugdrechter kan maatregelen opleggen, ook in geval van weigering tot hulpverlening of vanuit jeugddelinquentierecht. Hij kan beslissen om minderjarigen die een delict hebben gepleegd, te plaatsen in gesloten federale centra of gemeenschapsinstellingen, waarbij de toegangspoort niet tussenkomt [21](#page=21).
### 3.4 Actueel maatschappelijke tendensen
#### 3.4.1 Knelpunten
Ondanks de inspanningen blijven er knelpunten bestaan binnen de jeugdhulp, zoals de te grote afstand tussen het aanspreekpunt en verdere hulp, lange wachttijden die tijdige toegang tot hulp belemmeren, breuken in individuele trajecten bij de overstap naar volwassenenhulp, en de uitdaging van hulpcontinuïteit. Er is een groeiplan voor 16+ en een ondersteuningsplan voor 18+ geïnitieerd, met als uitgangspunt 'vroeg en nabij' [21](#page=21).
#### 3.4.2 Vroeg en nabij
Dit is een nieuwe, geïntegreerde aanpak om de ondersteuning voor kinderen, jongeren en gezinnen te hertekenen. Hulp moet zo vroeg mogelijk worden ingezet en dicht bij gezinnen staan, plaatsvindend in hun eigen leefwereld. Initiatieven die 'vroeg' en 'nabij' centraal zetten zijn onder andere de eerste 1000 dagen, Huizen van het Kind, OverKop-huizen en Simbahuizen [22](#page=22).
#### 3.4.3 Eén gezin één plan: uitbreiding RTJ
De Vlaamse overheid stimuleert samenwerking tussen bestaande organisaties en besturen om snel en flexibel hulp te bieden, ook wanneer reguliere RTJ niet beschikbaar is of om reeds aanwezige hulp te bundelen. Er zijn 15 samenwerkingsverbanden ontstaan die werken rond de visie '1 GEZIN 1 PLAN'. Deze samenwerkingsverbanden wensen de afstand tussen brede instap en RTJ te verkleinen, jeugdhulp sneller in te zetten om escalatie naar crisis te vermijden, en de mazen van het net te dichten, ook bij verontrusting [22](#page=22).
Concrete middelen en doelstellingen zijn:
* Hulp binnen de maand bieden [22](#page=22).
* Eén plan en één aanspreekpunt per gezin [22](#page=22).
* Flexibel ondersteuningsaanbod [22](#page=22).
* Een eerstelijnspsychologische functie om veerkracht, zelfredzaamheid en autonomie te verhogen [22](#page=22).
* Ingrijpendere hulp zoveel mogelijk vermijden [22](#page=22).
De visie van '1 gezin 1 plan' is gebaseerd op de volgende principes [22](#page=22):
* **Eigenaarschap:** Het gezin beslist mee over de zorg (wie, wat, waar, hoe?).
* **Vanuit perspectief en leefwereld gezin:** Wat is hun verlangen en motivatie? Wat wil ik?
* **Kracht- en netwerkgericht:** Benoemen van kansen en mogelijkheden binnen het netwerk, bouwen op eigen krachten en successen. Wat kan ik?
* **Vraaggericht – op korte termijn:** Flexibel inspelen op vragen, snel begeleiding opstarten. Wat kan ik zelf doen?
---
# Onderwijs, kinderzorg en ouderenzorg
Dit gedeelte onderzoekt de evolutie van kindbeelden, het onderwijssysteem in Vlaanderen, de organisatie van kinderopvang en de bredere context van ouderenzorg, inclusief hedendaagse maatschappelijke tendensen [23](#page=23) [29](#page=29) [33](#page=33).
### 4.1 Kindbeelden
Hoe men met kinderen omgaat, is sterk afhankelijk van de tijdsgeest, waarbij in de westerse wereld drie hoofdfases van kindbeelden te onderscheiden zijn [23](#page=23).
#### 4.1.1 Evolutie van kindbeelden
* **Tot einde middeleeuwen:** Kinderen werden relatief onverschillig behandeld, mede door hoge kindersterfte, waardoor emotionele binding werd vermeden. Scholing was beperkt en vanaf 14 jaar werden kinderen als volwassenen beschouwd en in de leer gestuurd. De functie was primair economisch [23](#page=23).
* **Tot 1900 (Ontdekking van het kind):** Vanaf de 16e eeuw ontstond er meer nadruk op een rechtvaardige maatschappij en door uitvindingen en ontdekkingen werd het belang van ‘verstand’ ingezien. Investeren in kinderen, inclusief hun opleiding, werd als belangrijk voor de toekomst beschouwd [23](#page=23).
* **Na 1900:** Dit moderne kindbeeld kent verschillende vormen [24](#page=24):
* **Het onschuldige kind:** Kenmerkt zich door de opvatting dat kinderen niet volwassen zijn, niet zelfstandig kunnen denken of handelen, en bescherming nodig hebben. Dit leidde tot controle op afwijkend gedrag en disciplinering, met overheidsinterventies zoals het verbod op kinderarbeid, de leerplicht en kinderbeschermingswetgeving [24](#page=24).
* **Het voorspelbare kind:** Gevolg van wetenschappelijke inzichten in de ontwikkelingspsychologie en pedagogie, die aantonen hoe kinderen leren. Kinderen werden als waardevol beschouwd en verdienden aandacht [24](#page=24).
* **Het autonome kind:** Ontstaan vanuit de 'Sociology of Childhood' in de jaren '80, waarin kinderen worden gezien als competente sociale actoren die zichzelf actief construeren en niet louter gedisciplineerd worden. Dit doorbreekt de onmondige status van het kind en hangt samen met het Kinderrechtenverdrag [24](#page=24).
Het kijken naar kinderen wordt sterk beïnvloed door de visie op het kind als object (gehoorzaam en te vormen) of subject (met eigen gevoelens en invloed op de pedagogische relatie) [24](#page=24).
### 4.2 Onderwijs in Vlaanderen
Het Vlaamse onderwijslandschap is divers en gestructureerd in verschillende niveaus en vormen [24](#page=24).
#### 4.2.1 Basisonderwijs
* **Kleuteronderwijs:** Toegankelijk voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar, met flexibele instapmomenten. Er is nog geen leerplicht, maar wel ontwikkelingsdoelen die vaardigheden en attitudes nastreven zonder strikte bereikbaarheidsnorm. De overheid stimuleert deelname via schooltoelagen en de verlaging van de leerplichtgrens naar 5 jaar sinds 2020 [24](#page=24).
* **Lager onderwijs:** Voor kinderen van 6 tot 12 jaar, omvat zes leerjaren. De leerplicht is hier van kracht, met eindtermen die de minimale kennis, inzichten en vaardigheden definiëren die leerlingen aan het einde van een leerjaar of cyclus moeten beheersen [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 4.2.2 Buitengewoon basisonderwijs (BuBaO)
Dit onderwijs richt zich op kinderen met specifieke onderwijsbehoeften of beperkingen die tijdelijke of permanente ondersteuning nodig hebben. In plaats van eindtermen worden ontwikkelingsdoelen gehanteerd [25](#page=25).
#### 4.2.3 Secundair onderwijs
Het secundair onderwijs is georganiseerd rond twee krachtlijnen: een versterkte oriënterende functie in de eerste graad en een transparant studieaanbod in de tweede en derde graad [25](#page=25).
* **Eerste graad:** Gericht op het ontdekken en ontplooien van interesses en talenten, met een A- en B-stroom. Toegang tot de A-stroom vereist een getuigschrift basisonderwijs, de B-stroom is voor leerlingen zonder [25](#page=25).
* **Tweede en derde graad:** Het studieaanbod is ingedeeld volgens studiedomein, finaliteit (doorstroom, dubbele of arbeidsmarkt) en onderwijsvorm (van abstract-theoretisch tot praktisch-uitvoerend) [25](#page=25).
* **Leren en werken / Duaal leren:** Vanaf 15 of 16 jaar kunnen leerlingen overstappen naar een traject waarbij ze beroepsvaardigheden leren op de werkvloer (werkplekleren) en in de klas. Vanaf 2025-2026 vervalt 'leren en werken' en wordt dit vervangen door duaal leren, waarbij bedrijven verplicht zijn bepaalde competenties aan te reiken en de leerling 20 dagen krijgt om een werkplek te vinden. Dit beoogt een betere koppeling onderwijs-arbeidsmarkt, reductie van ongekwalificeerde uitstroom en jeugdwerkloosheid [26](#page=26).
* **NAFT (Naadloos flexibel traject):** Een tijdelijk traject, individueel of klasniveau, via het CLB om schooluitval tegen te gaan [26](#page=26).
* **Onthaalonderwijs Anderstalige Nieuwkomers (OKAN):** Bevordert de Nederlandse taalvaardigheid en sociale integratie ter voorbereiding op regulier onderwijs [26](#page=26).
#### 4.2.4 Buitengewoon secundair onderwijs (BuSo)
BuSo biedt aangepast onderwijs en pedagogische/didactische ondersteuning aan jongeren vanaf 13 tot maximaal 21 jaar die speciale hulp nodig hebben, mits een verslag van het CLB. Er zijn vier opleidingsvormen: sociale aanpassing (OV1), sociale aanpassing en arbeidsgeschiktmaking (OV2), beroepsonderwijs (OV3) en algemeen, beroeps-, kunst- en technisch onderwijs (OV4) [27](#page=27).
#### 4.2.5 M-decreet
Het M-decreet streeft naar inclusief onderwijs, waarbij meer leerlingen in het gewoon onderwijs school lopen en minder naar buitengewoon onderwijs worden doorverwezen. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hebben recht op ondersteuning in een gewone school, waarbij een zorgcontinuüm wordt uitgebouwd (brede basiszorg, verhoogde zorg, uitbreiding van zorg, individueel aangepast curriculum). Een gemotiveerd verslag van het CLB is vereist voor toegang tot buitengewoon onderwijs. Het decreet werd aangepast en wordt vanaf 1 september 2023 vervangen door het decreet 'leersteun' [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 4.2.6 Hoger onderwijs
(Niet verder uitgewerkt in de documentatie ) [28](#page=28).
#### 4.2.7 Levenslang leren
Volwassenenonderwijs is bedoeld voor volwassenen (min. 18 jaar) die een erkend diploma, getuigschrift of certificaat willen behalen. Het omvat [28](#page=28):
* **Basiseducatie:** Centra voor basiseducatie (LIGO) opereren op het niveau van lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs [28](#page=28).
* **Secundair volwassenenonderwijs:** Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) opereren op het niveau van de tweede en derde graad secundair onderwijs [28](#page=28).
* **SYNTRA opleidingen:** Praktijkgerichte opleidingen, inclusief dagopleidingen, avondonderwijs, leertijd/duaal leren en bijscholing [28](#page=28).
#### 4.2.8 Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB)
Elke erkende school werkt samen met een CLB dat leerlingen begeleidt in hun ontwikkeling, gezondheid en welzijn opvolgt. CLB's bieden gratis informatie, hulp en begeleiding aan, werken multidisciplinair (artsen, psychologen, maatschappelijk werkers) en hebben een schoolondersteunend aanbod. Ze bieden hulp bij leer- en studievragen, onderwijsloopbaan, psychisch/sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. CLB's werken vraaggestuurd, maar begeleiding mag niet geweigerd worden bij problematische afwezigheden of deelname aan systematisch medisch onderzoek. CLB's fungeren als draaischijf tussen onderwijs, welzijns- en gezondheidssector [28](#page=28) [29](#page=29).
### 4.3 Kinderzorg in Vlaanderen
#### 4.3.1 Historische perspectieven
De geschiedenis van kinderzorg in België omvat de oprichting van het eerste kinderdagverblijf in 1845, de oprichting van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (voorloper Kind & Gezin) in 1919, en na WO II een grotere overheidsverantwoordelijkheid voor welzijn, inclusief kinderopvang. De crisis van de welvaartsstaat in de jaren '70 leidde tot een daling van subsidies, gevolgd door een uitbreiding van kinderopvanginitiatieven zoals onthaalmoeders [29](#page=29).
#### 4.3.2 Kinderopvang
Het decreet van 1 april 2014 regelt de organisatie van kinderopvang voor baby's en peuters, met focus op toegankelijkheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid, kwaliteit en financiële haalbaarheid [29](#page=29).
* **Gezinsopvang en groepsopvang (0-3 jaar):** Gezinsopvang (onthaalmoeder) vangt maximaal 8 kinderen op, groepsopvang vanaf minimaal 9 plaatsen [30](#page=30).
* **Buitenschoolse kinderopvang (3-12 jaar):** Omvat diverse vormen zoals opvang in scholen, Initiatieven Buitenschoolse Opvang (IBO's), speelpleinwerking en jeugdbewegingen. Deze initiatieven bieden een opvangfunctie, vullen de gezins- en groepsopvang aan en creëren ruimte voor vrije tijd en sociale experimenten [30](#page=30).
#### 4.3.3 De maatschappelijke rol van kinderopvang
Kinderopvang vervult drie hoofdfuncties [30](#page=30):
1. **Economische functie:** Faciliteert de arbeidsparticipatie van ouders, met langetermijnvoordelen voor de overheid en werkgelegenheid in de sector [30](#page=30).
2. **Educatieve of pedagogische functie:** Biedt kinderen leermogelijkheden, sociale interactie en helpt bij de vorming van hun identiteit [30](#page=30).
3. **Sociale functie:** Verlaagt drempels voor gezinsdeelname en bevordert de sociale contacten van ouders [30](#page=30).
#### 4.4 Opvoedingsondersteuning
* **Kind & Gezin (0-3 jaar):** Onderdeel van Agentschap Opgroeien, versterkt het welzijn van jonge kinderen en gezinnen via preventieve ondersteuning, zowel via consultatiebureaus als aan huis. Kind & Gezin organiseert geen kinderopvang, maar erkent, subsidieert en ondersteunt deze [30](#page=30).
* **Huis van het kind:** Lokale netwerken die ondersteunende initiatieven bundelen, gericht op preventieve gezondheidszorg, opvoedingsondersteuning en het bevorderen van ontmoeting en sociale cohesie [31](#page=31).
* **INLOOPteams:** Bieden ondersteuning aan jonge kinderen in kwetsbare situaties door middel van onthaal, ontmoeting, activiteiten en infosessies, met een signaalfunctie voor doorverwijzing [31](#page=31).
* **CLB:** Zie sectie 4.2.8.
#### 4.5 Actueel maatschappelijke tendensen in kinderzorg
* **De eerste 1000 dagen:** Focus op preventie, zorg en ondersteuning in de prille levensfase, vanuit de visie 'Vroeg & Nabij' [31](#page=31).
* **GOK (Gelijke Onderwijskansen):** Het Decreet Gelijke Onderwijskansen (GOK) streeft ernaar kinderen gelijke ontwikkelingskansen te bieden en uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegen te gaan. Nieuwe accenten omvatten de inzet van 'Brugfiguren Onderwijs' ter ondersteuning van ouders en scholen, ouderparticipatie en een signaalfunctie richting beleid [31](#page=31).
* **Accenten van het beleid (onderwijs):** Vijf beleidsprioriteiten zijn maximale leerwinst, sterke leerkrachten, transitie van M-decreet naar Leersteundecreet, investeren in leer- en werkplekken, en hoogstaand hoger onderwijs [32](#page=32).
* **Uitdagingen:** Er is een nijpend leerkrachtentekort dat ook de kinderzorg treft, met te veel kinderen per begeleider. Tekorten aan kinderbegeleiders, lage lonen en beperkte pensioenrechten dragen bij aan deze uitdaging [32](#page=32).
### 4.6 Ouderenzorg
Ouderenzorg is een dynamisch domein dat evolueert met de veranderende samenleving en stijgende levensverwachtingen, met een verschuiving van een focus op ‘last’ naar humanistische perspectieven, de verzorgingsstaat, en kwaliteit van leven en onafhankelijkheid [33](#page=33).
#### 5.1 Naar een definitie?
Het concept 'oudere' verwijst doorgaans naar personen van 65 jaar en ouder die niet meer actief zijn op de arbeidsmarkt, hoewel neutrale aanduidingen zoals gepensioneerden of 60/65+-ers de voorkeur krijgen. Ouderen worden gezien als mensen met levenservaring en verworven competenties. Kenmerken zijn levenservaring en een verhoogd risico op chronische aandoeningen, met veelvoorkomende stereotypen van zwakte en passiviteit. 'Ageism' is de internalisering van sociale constructies die ouderen negatief en stereotyperend portretteren [33](#page=33).
#### 5.1.1 Welke blik richten we op ouderen?
Gerontologie bestudeert het gedrag en de beleving van ouderen. De blik op ouderen evolueerde van een naoorlogs deficitmodel (nadruk op verlies van gezondheid, contacten, maatschappelijke positie) naar een competentiemodel dat activiteit, levensvreugde, positief zelfbeeld en actief burgerschap benadrukt, terwijl verliezen worden geaccepteerd maar nieuwe kansen worden benut [33](#page=33).
#### 5.2 Aanbod binnen ouderenzorg
#### 5.2.1 Inkomen en premies
Het armoederisico bij 65-plussers is hoog, wat de betaalbaarheid van ouderenzorg belangrijk maakt [34](#page=34).
* **Federale Pensioendienst:** Biedt pensioenen die een inkomen behouden na een loopbaan, opgebouwd via een wettelijk pensioen, aanvullend pensioen (werkgever/zelfstandige) en eigen kapitaal. De wettelijke pensioenleeftijd stijgt geleidelijk van 65 naar 67 jaar. De Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) vult het inkomen aan bij een laag pensioen en weinig andere bestaansmiddelen [34](#page=34).
* **Vlaamse Sociale Bescherming:** Naast de sociale zekerheid, biedt dit een jaarlijkse zorgpremie en zorgbudgetten voor ouderen met zorgnood, zowel vrij te besteden als voor zwaar zorgbehoevenden [34](#page=34).
* **Sociale voordelen en premies:** Ouderen kunnen ook in aanmerking komen voor een sociaal tarief voor energie, vrijstelling van afvalwaterheffing, sociaal telefoontarief, kortingen op openbaar vervoer, een parkeerkaart, etc. [35](#page=35).
#### 5.2.2 Diensten en voorzieningen
Het aanbod voor thuiszorg is ruim en divers, met als doel ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen [35](#page=35).
* **Aanpassing aan de woning:** Hulpmiddelen, verbouwingen (Vlaamse aanpassingspremie) en zorgwonen/kangoeroewonen [35](#page=35).
* **Mantelzorg:** Informele zorg door niet-professionele hulpverleners, financieel ondersteund door zorgbudgetten en gemeentelijke mantelzorgpremies. Regionale Dienstencentra bieden informatie, vorming en ondersteuning [35](#page=35).
* **Lokaal dienstencentrum:** Bieden informatieve, recreatieve en vormende activiteiten, hulp bij dagelijkse levensactiviteiten (ADL), en werken met vrijwilligers [35](#page=35).
* **Diensten aan huis:** Gezinszorg, aanvullende thuiszorg, logistieke hulp, oppashulp, thuisverpleging en maaltijden aan huis [35](#page=35).
* **Dagopvang:** Biedt verzorging, activatie, revalidatie en ontspanning één of meerdere dagen per week, met nadruk op ontmoeting en sociaal contact [36](#page=36).
* **Tijdelijke opvang:**
* **Centrum voor kortverblijf (CVK):** Biedt tijdelijke verzorging en opvang tot 60 opeenvolgende dagen en maximaal 90 dagen per jaar, als adempauze voor mantelzorgers [36](#page=36).
* **Centrum voor herstelverblijf:** Gericht op herstel na operatie of zware aandoening, tot maximaal 60 dagen [36](#page=36).
* **Diensten voor gastopvang:** Oudere wordt opgevangen in gastgezinnen door vrijwilligers [36](#page=36).
* **Residentieel verblijf:**
* **Assistentiewoningen (serviceflats):** Aangepaste woningen met ondersteuning [36](#page=36).
* **Woonzorgcentrum:** Permanente opvang en verzorging voor ouderen die niet meer thuis kunnen wonen. Deze centra kunnen publiek (OCMW), vzw of commercieel zijn [36](#page=36).
#### 5.3 Actueel maatschappelijke tendensen in ouderenzorg
* **Woonzorgdecreet:** Streeft naar ondersteuning van zelfzorg en mantelzorg, zorg op maat, gedifferentieerde woonzorg, samenwerking, verbeterde kwaliteit van wonen en zorg, sociale inclusie, betaalbaarheid, en kwaliteitsregulering. Het legt de nadruk op de buurt, outreachend werken en een flexibele, geïntegreerde zorg [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Decreet Vlaamse Sociale Bescherming:** Vereenvoudigt rechten en procedures, vermijdt dubbele inschalingen van zorgzwaarte en legt regie bij de persoon met zorgbehoefte. Het streeft naar persoonsvolgende financiering via zorgbudgetten en zorgtickets, met uniforme inschatting via BelRAI screenings [37](#page=37).
#### 5.4 Uitdagingen
##### 5.4.1 De niet te stoppen vergrijzing
De vergrijzing, veroorzaakt door stijgende levensverwachting en dalende vruchtbaarheidsgraad, legt druk op overheidsuitgaven. De 'sandwichgeneratie' zorgt voor hoogbejaarde ouders. Een toenemend aantal 80-plussers ('verzilvering') en een dalend aandeel jongeren ('ontgroening') beïnvloeden zorg en welzijn [37](#page=37).
##### 5.4.2 De draagkracht van ons hulpverleningsaanbod
De stijgende zorgbehoevendheid vraagt meer personeel, infrastructuur en middelen, wat de welvaartsstaat onder druk zet [37](#page=37).
##### 5.4.3 Sociale relaties
Eenzaamheid, een gemis aan aantal of kwaliteit van contacten, is wijdverbreid, vooral bij ouderen, en kan versterkt worden door verlies van partner, verhuis of zorgbehoevendheid. Lokale dienstencentra en technologische hulpmiddelen trachten dit tegen te gaan [38](#page=38).
##### 5.4.4 Oudere met een beperking
De leeftijdsgrens voor opname in een woonzorgcentrum is 65 jaar, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Personen met een beperking vertonen soms sneller ouderdomsverschijnselen, wat de definitie van 'oud' in de context van gehandicaptenzorg complex maakt (vanaf 55 jaar licht problematisch, 65 jaar duidelijk). 65-jarigen met meervoudige beperkingen hebben vaak specifieke zorg en dagbesteding nodig [38](#page=38).
##### 5.4.5 Ouderenzorg en de multiculturele samenleving
Interculturalisering beoogt de afstemming van structuur, medewerkers en aanbod op de multiculturele samenleving, met als doel gelijke participatie, een kwalitatief en toegankelijk aanbod, cultuurgevoeligheid en een mentaliteitsverandering binnen organisaties [38](#page=38).
---
# Geestelijke gezondheidszorg
Dit onderwerp verkent de definitie, prevalentie en impact van geestelijke gezondheidsproblemen, de evolutie van de geestelijke gezondheidszorg, het aanbod op verschillende niveaus, en actuele maatschappelijke tendensen zoals vermaatschappelijking en zorg op maat.
### 5.1 Geestelijke gezondheid
Geestelijke gezondheid wordt gedefinieerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) als een staat van welbevinden waarbij een persoon in staat is zich aan te passen aan verschillende leefsituaties, om te gaan met hoogte- en laagtepunten, en moeilijke momenten te doorstaan of problemen op te lossen. Dit impliceert voldoende zelfvertrouwen om zich aan te passen aan onveranderlijke situaties. Het is een dynamisch vermogen om evenwicht te vinden tussen levensaspecten, waarbij draagkracht en draaglast persoonsgebonden zijn [39](#page=39).
Er worden drie dimensies binnen de geestelijke gezondheidszorg onderscheiden [39](#page=39):
1. **Positieve geestelijke gezondheid:** Dit verwijst naar een toestand van welbevinden, geluk en evenwicht [39](#page=39).
2. **Psychische ontreddering:** Dit is een toestand van onwelbevinden die niet noodzakelijk een ziekte of psychische aandoening inhoudt. Het kan zich uiten door symptomen van angst en depressie, gebrek aan besluitvaardigheid, verminderd plezier in activiteiten of gebrek aan zelfvertrouwen. Langdurige ontreddering kan leiden tot psychische problemen [39](#page=39).
3. **Psychische problemen:** Dit zijn diagnostische classificaties gebaseerd op vastgestelde criteria, zoals psychotische problemen of aandoeningen met een depressief karakter [39](#page=39).
Een psychisch probleem wordt niet snel vastgesteld; korte, duidelijk te plaatsen basisemoties zijn geen psychisch probleem. De impact op relaties, sociaal en professioneel leven is bepalend. Signalen of veranderingen in emoties, gedrag en gedachten wijzen op een mogelijke ontwikkeling van een psychisch probleem. Het DSM-5-TR biedt overzicht en criteria. Tijdig en adequaat ingrijpen via zelfzorg, psycho-educatie, sociale of professionele steun kan psychische problemen voorkomen [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 5.1.1 Prevalentie
De maatschappij wordt steeds complexer, wat leidt tot meer druk op individuen. De WGO verwacht een exponentiële groei van geestelijke gezondheidsproblemen, waarbij depressie wordt beschouwd als de ‘ziekte van de 21ste eeuw’. De Vlaamse zelfmoordlijn registreert cijfers die 1,5 keer hoger liggen dan het Europese gemiddelde. Recente gebeurtenissen zoals de COVID-19 pandemie, economische crises, oorlogen en klimaatopwarming hebben geleid tot een verlies van zekerheden, wat de mentale gezondheid verder onder druk zet [40](#page=40).
De Gezondheidsenquête bevroeg 10.000 personen en bracht de evolutie van de gezondheidstoestand van de Belgische bevolking in kaart. Hieruit bleek dat 1 op de 3 personen persoonlijk wordt geconfronteerd met psychische stoornissen. Vrouwen en lager geschoolden melden vaker recente psychische problemen. Kinderen en jongeren kampen steeds meer met psychische problematieken, waaronder relatestoornissen, emotionele stoornissen en gedragsstoornissen. Jongvolwassenen vormen een risicogroep vanwege de druk van sociale media, studeren, werk, gezin stichten en de ontwikkeling van de hersenen [40](#page=40).
#### 5.1.2 Impact
Geestelijke gezondheidsproblemen hebben impact op meerdere niveaus: geestelijk welbevinden, fysieke gezondheid (bv. middelengebruik) en sociale gezondheid (bv. isolatie). Dit beïnvloedt de levensduur en levenskwaliteit, evenals de kosten voor de gezondheidszorg, sociaal-maatschappelijke kosten voor de omgeving, en economische kosten. Geestelijke gezondheid verdient daarom bijzondere aandacht binnen de volksgezondheid, met de focus op het inschatten van kenmerken, verlagen van risicofactoren en vergroten van beschermingsfactoren [40](#page=40) [41](#page=41).
### 5.2 Evolutie binnen de geestelijke gezondheidszorg
Het omgaan met psychische problemen en psychiatrische stoornissen kent een lange geschiedenis, met variaties in aanpak door de tijd heen [41](#page=41).
* **Vanaf de 12de eeuw:** Ontstaan van dolhuizen [41](#page=41).
* **Na WO II:** De bevoegdheid over psychiatrische instellingen verschoof van het ministerie van Justitie naar Volksgezondheid, met een nadruk op genezing in plaats van maatschappelijke bescherming [41](#page=41).
* **Vanaf de jaren '60:** De antipsychiatrie kwam op, die de mens met een psychiatrische aandoening centraal stelde en het maatschappelijk bepaalde karakter ervan benadrukte, waarbij de machtspositie tussen patiënt en hulpverlener werd bevraagd [41](#page=41).
* **Tot op heden:** Er is een trend van 'de-institutionaliseren en vermaatschappelijking van de zorg'. Dit houdt in [41](#page=41):
* Vermindering van het aantal patiënten in psychiatrische ziekenhuizen [41](#page=41).
* Meer variatie in het zorgaanbod, met de opkomst van CGG-alternatieven en diverse woonvormen [41](#page=41).
* Verdeling van de zorgverantwoordelijkheid over verschillende voorzieningen en personen [41](#page=41).
Deze evolutie werd gedreven door:
* **Medisch-therapeutische redenen:** De ontwikkeling van psychofarmaca maakte het mogelijk om symptomen van psychische stoornissen te verminderen, waardoor permanente ziekenhuisopname vaak niet meer nodig was [41](#page=41).
* **Economische redenen:** De hoge kostprijs van residentiële zorg [41](#page=41).
* **Maatschappelijke evoluties:** De opkomst van de burgerrechtenbeweging en weerstand tegen segregatie en uitsluiting [41](#page=41).
In de beginjaren 2000 vond een reorganisatie van het psychiatrisch zorglandschap plaats, waarbij werd overgeschakeld van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg, met focus op de noden van de persoon in zijn leef-, leer- en werkomgeving. Projecten zoals ‘Activering’ en ‘Psychiatrische Thuiszorg’, evenals Artikel 407, kadreerden binnen deze transitie [41](#page=41) [42](#page=42).
### 5.3 Aanbod binnen geestelijke gezondheidszorg
Het aanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg is gestructureerd over verschillende niveaus:
#### 5.3.1 Drie niveaus van zorg
1. **Eerstelijnszorg met directe toegang:**
* Toegankelijk voor iedereen zonder doorverwijzing [42](#page=42).
* De huisarts fungeert als belangrijke toegangspoort [42](#page=42).
* Vrije toegang tot privépraktijken van psychologen, psychotherapeuten en (neuro)psychiaters [42](#page=42).
* Zonder doorverwijzing van de huisarts is er recht op directe toegang en terugbetaling voor een aantal sessies eerstelijnshulp [42](#page=42).
* Structuren in het psycho-sociale domein omvatten:
* Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW): hulp en advies bij persoonlijke, sociale, juridische problemen [42](#page=42).
* Jongeren Advies Centrum (JAC) voor jongeren [42](#page=42).
* Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB): ondersteuning voor jongeren in moeilijkheden, doorverwezen door school of op eigen vraag [42](#page=42).
2. **Tweedelijnszorg met gespecialiseerde ambulante zorg (na doorverwijzing):**
* Ondersteuning en begeleiding door psychologen, psychotherapeuten en (neuro)psychiaters in privépraktijk [42](#page=42).
* Terugbetaling vereist een doorverwijzing vanuit de eerstelijnszorg [42](#page=42).
* Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) bieden gespecialiseerde ambulante hulp binnen multidisciplinaire teams, maar kampen vaak met lange wachttijden door overbelasting [42](#page=42).
3. **Derdelijnszorg met gespecialiseerde residentiële zorg (na doorverwijzing):**
* Ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, en beschut wonen bieden intensievere aanpak voor patiënten met uitgesproken psychiatrische zorgnoden [42](#page=42).
* Deze zorg is meer aangestuurd op samenwerking tussen verschillende diensten [42](#page=42).
#### 5.3.2 Het aanbod nader bekeken
* **Eerstelijnsaanbod:**
* **Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW):** Laagdrempelig, gratis, biedt informatie, advies, korte begeleiding en ontmoeting voor iedereen die moeilijkheden ervaart [43](#page=43).
* **Tweedelijnsambulante zorg:**
* **CGG (Ambulant):** Biedt medisch psychiatrische en psychotherapeutische begeleiding via consultaties. Er is een apart aanbod voor kinderen/jongeren en volwassenen, met multidisciplinaire teams (psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers). CGG's doen ook projectwerk en bieden ondersteuning aan het bredere werkveld [43](#page=43).
* **Zelfstandige hulpverleners (psychiater, psycholoog, zelfstandige therapeut):** Kunnen sneller toegankelijk zijn dan CGG's, maar men komt bij één persoon terecht, wat een kwestie van persoonlijke klik kan zijn. De kostprijs kan hoog zijn, met soms gedeeltelijke terugbetaling [43](#page=43).
* **Mobiele zorg (2de lijn):**
* **Psychiatrisch Expertiseteam (PET):** Screen cliënten met vermoeden van GGZ problematiek (link 1e lijn) om de hulpvraag te verduidelijken en advies te geven [43](#page=43).
* **Mobiel Crisisteam (MCT):** Biedt intensieve, frequente bezoeken (soms dagelijks) aan cliënten met acute zorgnoden gedurende ongeveer drie weken [43](#page=43).
* **Mobiel Behandelteam (MBT):** Gericht op cliënten met chronische zorgnoden [43](#page=43).
* **Begeleiding en behandeling (B&B):** Ondersteuning voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in hun thuiscontext, zo kort als mogelijk, zo lang als nodig [43](#page=43).
* **Activering/dagbesteding (2de lijn):**
* **Activeringsaanbod:** Activiteitencentra en ontmoetingshuizen voor volwassenen met psychiatrische of psychosociale problemen die sociaal geïsoleerd zijn, dagstructuur zoeken, of geen aansluiting vinden bij regulier aanbod. De focus ligt op ontmoeting, vrije tijd, werk, vorming, en re-integratie in de maatschappij. Voorbeeld: Zorg voor Arbeid – OnA [44](#page=44).
* **Residentiële zorg (3de lijn):**
* **Beschut wonen:** Herstelondersteunende begeleiding in de eigen leefomgeving, gericht op het terugwinnen van controle over zelfzorg, wonen, werken, sociale contacten, budgetbeheer en administratie. Dit kan gemeenschappelijk of individueel georganiseerd zijn [44](#page=44).
* **Brugwonen:** Een tussenvorm tussen beschut wonen en 24/24 omkadering, met zelfstandig wonen en gedurende de hele dag beschikbare begeleiding op maat [44](#page=44).
* **Psychiatrische Afdeling in een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ):** Korte opnames voor psychiatrische crisissen, na suïcidepogingen, en kortdurende behandelingen voor depressie, angststoornissen en verslavingsproblemen [44](#page=44).
* **Psychiatrisch ziekenhuis (PZ):** Biedt langere opnames en gespecialiseerde programma's voor ernstige psychische problemen, inclusief observatie, behandeling en verzorging. Er zijn open en gesloten afdelingen, waarbij gedwongen opnames strikt gereglementeerd zijn [45](#page=45).
* **Psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT):** Biedt begeleiding en verzorging aan personen met psychische problemen in een 'stabiele' toestand die geen ziekenhuisopname meer nodig hebben, maar niet zelfstandig kunnen leven. Dit geldt voor personen met een langdurige, gestabiliseerde psychische stoornis of met een mentale handicap [45](#page=45).
#### 5.3.3 Andere vormen van hulpverlening
* **Covias** en **De Sleutel** [45](#page=45).
* **Telefonische en online hulpverlening:** Biedt informatie, een luisterend oor en doorverwijzing, anoniem en 24/7, wat laagdrempelig is. Voorbeelden zijn Tele-Onthaal 106, Zelfmoordlijn 1813, en Awel [45](#page=45).
* **Zelfhulpgroepen en lotgenotencontact:** Bieden steun aan mensen met een psychische aandoening en hun familieleden, omdat lotgenoten elkaar goed kunnen begrijpen [45](#page=45).
### 5.4 Actueel maatschappelijke tendensen
#### 5.4.1 Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheidszorg
Het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheidszorg heeft concrete doelstellingen [46](#page=46):
* **Strijd tegen stigma:** Verhoogt de publieke kennis over geestelijke gezondheid en legt expliciete opdrachten voor organisaties en partnerorganisaties [46](#page=46).
* **Ervaringsdeskundigen:** Zet mensen met eigen psychische ervaringen in, zowel in de zorg als op beleidsniveau [46](#page=46).
* **Betrekken van de omgeving:** Maakt het betrekken van de omgeving van personen met psychische problematiek een expliciete opdracht voor de gezondheidszorg [46](#page=46).
* **Inzetten op preventie en vroegdetectie:** Zorgt voor snelle ondersteuning om erger te voorkomen, met extra aandacht voor kinderen en jongeren [46](#page=46).
* **Continuïteit:** Maakt preventie, zorg en nazorg mogelijk, waardoor breuken in de geestelijke gezondheid kunnen worden voorkomen [46](#page=46).
* **Bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen** [46](#page=46).
Voorbeelden van 'good practices' die hieruit voortvloeien zijn Te GEK!?, Familieplatform en VDIP. Specifiek voor jongeren zijn er initiatieven zoals OverKop huis en TEJO [46](#page=46).
#### 5.4.2 Artikel 107
Artikel 107 is een hervorming van de GGZ met een focus op de **vermaatschappelijking van de zorg**. Het doel is in te spelen op de behoeften van personen met geestelijke gezondheidsproblemen en hun context binnen de sociale en culturele omgeving, met oog op integratie in de samenleving [46](#page=46).
De doelstellingen van Artikel 107 omvatten:
* Minder bedden in instellingen [47](#page=47).
* Meer zorg op maat door inzet op andere hulpverleningsvormen [47](#page=47).
* Zorg zo dicht mogelijk bij de natuurlijke leefsituatie van de patiënt [47](#page=47).
* Gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking tussen diensten [47](#page=47).
* Continuïteit van zorg door samenwerking [47](#page=47).
Het middel hiertoe zijn zorgnetwerken en zorgcircuits, die elk vijf minimale functies bevatten [47](#page=47):
1. **Focus op preventie, vroegdetectie en vroeginterventie, ambulante therapie:** Ingaan op aanmelding, diagnose en indicatiestelling in de woonplaats van de patiënt, met verzekerde therapeutische continuïteit op lange termijn, bij voorkeur in samenwerking met eerstelijnszorg [47](#page=47).
2. **Zorg in de thuissituatie brengen (mobiele teams):** Introduceert een nieuwe vorm van GGZ die sneller toegankelijk is en aangepaste zorg biedt in de thuisomgeving, aansluitend bij de eerste functie en aangevuld met mobiliteit en expertise [47](#page=47).
3. **Herstel in de samenleving stimuleren (re-integratie en sociale inclusie):** Een dynamisch en langdurig proces om patiënten in staat te stellen zich opnieuw te integreren in de maatschappij en het beroepsleven [47](#page=47).
4. **Verstevigen residentiële zorg (zowel crisis als langdurig):** Voor personen in een ernstige fase van problematiek waarbij hulpverlening in de eigen leef- en woonomgeving tijdelijk niet aangewezen is [47](#page=47).
5. **Meer verschillende specifieke woonvormen:** Ontwikkeling van specifieke woonplaatsen voor personen met gestabiliseerde chronische psychiatrische problematiek en beperkte integratiemogelijkheden in de maatschappij [47](#page=47).
De overkoepelende doelen zijn het organiseren van het dagelijks leven, vermaatschappelijking van de zorg, gedeelde zorg en continuïteit door samenwerking, en het principe van subsidiariteit (gewoon waar mogelijk, bijzonder waar nodig) [47](#page=47).
#### 5.4.3 Zorgen voor morgen
Het mentaal welzijn staat onder druk, mede door de impact van Covid-19, wat leidt tot onzekerheid, angst en stress, alsook het wegvallen van activiteiten en sociaal contact. De gevolgen hiervan kunnen zich op diverse manieren uiten [47](#page=47).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Welzijnszorg | Het antwoord van de omgeving op de noodsituatie van een individu, waarbij een breuk wordt vastgesteld tussen iemands noden en zijn capaciteiten. |
| Noodsituatie | Een situatie waarin zich een breuk manifesteert tussen de noden van een individu en zijn capaciteiten om daaraan te voldoen. De reactie hierop is afhankelijk van de sociale klasse van het individu en is tijdsgebonden. |
| Revolutie | Een omwenteling of drastische verandering binnen de samenleving, die altijd een grote impact heeft op het (ortho)pedagogische en sociaal welzijn van individuen. |
| Industrialisering en verstedelijking | Processen die de noodsituaties in de samenleving zichtbaarder en schrijnender maakten, wat leidde tot de organisatie van arbeiders en eisen, hoewel initiatieven aanvankelijk binnen fabrieken bleven. |
| Welvaartstaat | Een staat die het op zich neemt de welvaart van zijn burgers te beschermen door actief bezig te zijn met zaken als gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale voorzieningen, met de nadruk op de opbouw van sociale zekerheid. |
| Actieve welvaartstaat | Een beleid dat gericht is op het activeren van mensen, hen meer en langer aan het werk te zetten en te houden, met het motto dat een goede arbeidsplaats de beste sociale zekerheid is. |
| Sociale uitsluiting | Een toestand waarin verschillende groepen van mensen niet meer meekomen in de samenleving door de steeds hogere eisen die gesteld worden, wat een negatieve impact heeft op hun participatie. |
| Verzorgingsstaat | Een sociaal systeem waarin de staat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers op gebieden als gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid, ondersteund door drie pijlers: sociale zekerheid, goed onderwijs en goede gezondheidszorg. |
| Sociale zekerheid | Een verzekering bedoeld om inkomen en/of verzorging te garanderen voor personen en gezinnen die tijdelijk of blijvend niet (meer) in staat worden geacht om zelf in voldoende inkomen en/of verzorging te voorzien. |
| Vermaatschappelijking van de zorg | Een verschuiving binnen de zorg waarbij mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare ouderen en andere kwetsbare groepen een eigen plek in de samenleving krijgen, ondersteund worden en de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd wordt in de samenleving. |
| Zelfregie | Het vermogen van een persoon om zelf keuzes te maken en controle uit te oefenen over het eigen leven en de eigen zorg. |
| Zelfredzaamheid | Het vermogen van een persoon om zelfstandig en met minimale hulp taken en activiteiten in het dagelijks leven uit te voeren. |
| Participatie | De actieve deelname van individuen aan het maatschappelijk leven, waarbij rekening wordt gehouden met hun mogelijkheden en kwetsbaarheden. |
| Krachtgericht werken | Een methodiek binnen de hulpverlening die zich richt op de sterke punten en mogelijkheden van een persoon, in plaats van op hun tekorten of problemen. |
| Inclusie | Het principe dat iedereen, ongeacht achtergrond of beperking, een volwaardige plaats heeft en kan participeren in de samenleving, waarbij diversiteit als een positieve waarde wordt gezien. |
| Universele Rechten van de Mens | Een verklaring die de fundamentele rechten en vrijheden van alle mensen omvat, en die ook van toepassing is op personen met een handicap. |
| Burgerschapsmodel | Een inclusief sociaal model dat de nadruk legt op de mogelijkheden, individuele vaardigheden, persoonlijke autonomie en sociale solidariteit van personen met een handicap, en hen beschouwt als volwaardige burgers met gelijke rechten. |
| Handicap (VRPH-definitie) | Handicap vloeit voort uit de wisselwerking tussen personen met functiebeperkingen en sociale en fysieke drempels die hen belet ten volle, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. |
| Handicap (VAPH-definitie) | Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen (mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk), beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren. |
| Stoornis | Afwijkingen in of verlies van functies of onderdelen van het lichaam, bijvoorbeeld als gevolg van ziekte of ongeval. |
| Beperkingen | Moeilijkheden die iemand ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten als gevolg van een stoornis. |
| Maatschappelijk participatieprobleem | Problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven. |
| ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een raamwerk ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) om het algeheel functioneren van mensen te beschrijven en een gemeenschappelijke taal te bieden voor het bevorderen van participatie. |
| Integrale Jeugdhulp (IJH) | Een systeem dat bedoeld is om elke minderjarige die hulp nodig heeft, zo snel mogelijk en in zo weinig mogelijk stappen passende hulp te laten vinden, waarbij de jongere centraal staat en er over sectoren heen wordt samengewerkt. |
| Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (RTJ) | Jeugdhulpverlening waar men direct terecht kan met vragen, variërend van algemene raadpleging tot gespecialiseerde hulpverlening, vaak via een 'brede instap'. |
| Niet-rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (NRTJ) | Meer ingrijpende hulpverlening waarvoor een intersectorale toegangspoort nodig is om de juiste indicatiestelling en jeugdhulpregie te realiseren. |
| Intersectorale toegangspoort | Een centraal punt dat de toegang regelt tot meer ingrijpende jeugdhulpverlening, en waarbij medewerkers bepalen wie in aanmerking komt voor welk hulpaanbod. |
| Subsidiariteit | Het principe om zoveel mogelijk te kiezen voor de minst ingrijpende hulpverlening om een bepaald doel te bereiken, en pas naar meer gespecialiseerde of ingrijpende hulp over te stappen indien de eerste hulp niet toereikend is. |
| Verontrustende situaties | Situaties waarin men zich ongerust maakt over de ontwikkeling van een minderjarige, omdat de ontwikkelingskansen bedreigd zijn of de integriteit is aangetast. |
| Gemandateerde voorziening | Instanties zoals het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) die de taak hebben om bij maatschappelijke noodzaak in te grijpen, advies te geven en hulpverlening te organiseren, eventueel via het parket. |
| Kindbeeld | De visie op kinderen en jongeren, die door de geschiedenis heen is geëvolueerd van onverschilligheid naar de ontdekking en erkenning van het kind, met verschillende moderne interpretaties zoals het onschuldige, voorspelbare en autonome kind. |
| Leerplicht | De wettelijke verplichting om onderwijs te volgen, die in Vlaanderen momenteel begint vanaf 5 jaar en eindigt op 18 jaar. |
| Eindtermen | Omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een leerling aan het einde van een opleiding minimaal moet beschikken om af te studeren of de schoolloopbaan voort te zetten. |
| Ontwikkelingsdoelen | Vaardigheden en attitudes die een school nastreeft bij leerlingen, maar niet noodzakelijk moeten bereiken, gericht op een groeiproces en het ontwikkelen van basiscompetenties. |
| M-decreet | Een hervorming binnen het onderwijs die sinds 2014 maatregelen invoert voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, met als doel inclusief onderwijs te bevorderen en meer leerlingen in het gewoon onderwijs te laten schoollopen. |
| Zorgcontinuüm | Een proces waarbij de zorg voor een leerling met specifieke onderwijsbehoeften systematisch wordt opgevolgd, met verschillende fasen van brede basiszorg tot individueel aangepast curriculum. |
| Duaal Leren | Een onderwijsvorm waarbij leerlingen vaardigheden op de werkvloer en in de klas verwerven, met als doel een betere link tussen onderwijs en arbeidsmarkt te creëren, ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan en jeugdwerkloosheid te verlagen. |
| Gerontologie | De wetenschappelijke studie van het gedrag, de beleving en de maatschappelijke positie van ouderen. |
| Deficitmodel (ouderenzorg) | Een visie op ouder worden die zich primair richt op verlies en aftakeling, zowel op fysiek, psychisch als sociaal vlak, wat leidt tot een negatief beeld van ouder worden. |
| Competentiemodel (ouderenzorg) | Een visie op ouder worden die zich richt op de activiteit, het leven en de mogelijkheden van ouderen, waarbij wordt benadrukt dat actief leven leidt tot levensvreugde, een positief zelfbeeld en actief burgerschap. |
| Ageism | Sociale constructie die ouderen systematisch op een stereotype en negatieve manier portretteert, wat neerkomt op leeftijdsdiscriminatie. |
| Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) | Een aanvulling op een laag pensioen en weinig andere bestaansmiddelen, bedoeld om ouderen met een beperkt inkomen een financieel vangnet te bieden. |
| Zorgbudget voor ouderen met een zorgnood | Een financiële tegemoetkoming binnen de Vlaamse Sociale Bescherming voor 65-plussers met een beperkt inkomen en specifieke zorgnood, vrij te besteden ter bevordering van maatschappelijke integratie. |
| Mantelzorg | Informele zorg verleend door niet-professionele hulpverleners, vaak door familieleden of naasten, aan ouderen of personen met een zorgnood. |
| Lokaal dienstencentrum | Voorzieningen die informatieve, recreatieve en vormende activiteiten aanbieden, hulp bieden bij dagelijkse activiteiten (ADL), de zelfredzaamheid verhogen en het sociaal netwerk uitbreiden, vaak werkend met vrijwilligers. |
| Woonzorgcentrum | Een instelling die permanente opvang en verzorging biedt aan ouderen die niet meer thuis kunnen wonen, met verschillende types (OCMW, VZW, commercieel). |
| Geestelijke gezondheid | Een toestand van welbevinden waarin een persoon zich kan aanpassen aan verschillende leefsituaties, omgaan met hoogte- en dieptepunten, moeilijke momenten kan doorstaan en problemen kan oplossen. |
| Psychische ontreddering | Een toestand van onwelbevinden die niet per se een ziekte of psychische aandoening inhoudt, maar wijst op de vage aanwezigheid van symptomen van angst en depressie die intens maar van voorbijgaande aard kunnen zijn. |
| Psychische problemen | Verwijzen naar diagnostische classificaties die gebaseerd zijn op vastgestelde criteria, zoals psychotische problemen of aandoeningen met een depressief karakter. |
| Antipsychiatrie | Een beweging die stelt dat de geesteszieke mens centraal staat en benadrukt dat psychiatrische aandoeningen maatschappelijk bepaald zijn, waarbij de machtspositie tussen patiënt en hulpverlener wordt bevraagd. |
| De-institutionaliseren | Het verminderen van het aantal patiënten in psychiatrische ziekenhuizen en het bevorderen van meer variatie in het zorgaanbod, zoals alternatieven en andere woonvormen. |
| Vermaatschappelijking van de zorg (GGZ) | Het integreren van geestelijke gezondheidszorg in de samenleving, met focus op de behoeften van de persoon en zijn context, en met als doel integratie in de maatschappij. |
| Eerstelijnszorg (GGZ) | Toegankelijke zorg waar iedereen direct terechtkan, zonder doorverwijzing, zoals de huisarts, privépraktijken van psychologen, psychotherapeuten en (neur)psychiaters, en centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). |
| Tweedelijnszorg (GGZ) | Gespecialiseerde ambulante zorg die hulpverleners bieden na doorverwijzing vanuit de eerstelijnszorg, zoals CGG-centra en privépraktijken van psychologen, psychotherapeuten en (neur)psychiaters. |
| Derdelijnszorg (GGZ) | Gespecialiseerde residentiële zorg in ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en beschut wonen, voor patiënten die intensievere aanpak nodig hebben. |
| Psychiatrisch Expertiseteam (PET) | Een team dat screenings uitvoert bij cliënten met een vermoeden van GGZ-problematiek om de hulpvraag te verduidelijken en advies te geven. |
| Mobiel Crisisteam (MCT) | Een team dat acute zorgnoden adresseert door meerdere bezoeken per week (soms per dag) aan te bieden gedurende ongeveer drie weken. |
| Mobiel Behandelteam (MBT) | Een team dat cliënten met chronische zorgnoden begeleidt en behandelt in hun thuisomgeving. |
| Beschut wonen | Een vorm van residentiële zorg die herstelondersteunende begeleiding biedt, zodat mensen in hun eigen leefomgeving meer controle over hun leven kunnen verwerven op vlakken als zelfzorg, wonen, werken en sociale contacten. |
| Psychiatrische Afdeling in een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) | Een afdeling in een algemeen ziekenhuis die dag en nacht gespecialiseerde zorg biedt, vaak voor korte opnames bij psychiatrische crisissen en na suïcidepogingen. |
| Psychiatrisch ziekenhuis (PZ) | Een instelling voor langere opnames en meer gespecialiseerde programma's voor ernstige psychische problemen, met zowel open als gesloten afdelingen en mogelijkheden voor gedwongen opnames. |
| Psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT) | Een instelling die begeleiding en verzorging biedt aan personen met psychische problemen in een stabiele toestand die niet meer in een ziekenhuis hoeven te worden opgenomen, maar niet zelfstandig kunnen leven. |
| Zelfhulpgroepen | Groepen voor mensen met een psychische aandoening en/of hun familieleden die elkaar steunen en begrijpen op basis van gedeelde ervaringen. |
| Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheidszorg | Een plan met concrete doelstellingen gericht op het bestrijden van stigma, het inzetten van ervaringsdeskundigen, het betrekken van de omgeving, preventie, vroegdetectie en continuïteit van zorg, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. |
| Artikel 107 | Een hervorming van de GGZ met focus op vermaatschappelijking van de zorg, waarbij wordt ingespeeld op de behoeften van de persoon met een geestelijke gezondheidsprobleem en zijn context, met het oog op integratie in de samenleving. |
| Zorgnetwerken en zorgcircuits | Structuur die de samenwerking tussen verschillende diensten bevordert om de geestelijke gezondheidszorg te organiseren, met focus op preventie, vroegdetectie, zorg in de thuissituatie, herstel in de samenleving, versteviging van residentiële zorg en specifieke woonvormen. |
| Kansengroepen | Groepen in de samenleving die extra aandacht en ondersteuning nodig hebben om gelijke kansen te krijgen. |