Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Hoofdstuk 3_ Coming of age_ onderzoek naar media en communicatie in de eerste helft van de twintigste eeuw.pdf
Summary
# De opkomst van de massamaatschappij en massacommunicatie
Dit deel onderzoekt de historische en maatschappelijke context van de opkomst van de massamaatschappij en de ontwikkeling van massacommunicatie aan het begin van de 20e eeuw, inclusief de rol van technologische innovaties en maatschappelijke veranderingen [2](#page=2).
### 1.1 Contextualisering
De opkomst van de communicatiewetenschappen als academische discipline, grotendeels rond de overgang van de 19e naar de 20e eeuw in westerse landen, kan verklaard worden door een reeks elkaar beïnvloedende processen [2](#page=2).
#### 1.1.1 Technologische en maatschappelijke ontwikkelingen
Rond de eeuwwende waren verschillende mediatechnologieën en -inhouden voldoende rijp voor massaal gebruik. De "penny press" maakte al in de tweede helft van de 19e eeuw grote krantenoplages mogelijk, en eind 19e/begin 20e eeuw speelden ook tele-, fono-, fotografie en film een rol in het dagelijks leven en de vrijetijdsbesteding. Er ontstonden steeds meer raakvlakken tussen verschillende mediasectoren, zoals de integratie van foto's in krantenartikelen die via telefonie of telegrafie werden doorgegeven. De expansie van radio volgde decennia later [2](#page=2).
Minstens zo belangrijk waren maatschappelijke processen die voortkwamen uit de industriële revolutie, zoals:
* Verdere industrialisering en technologische innovaties rond elektriciteit [2](#page=2).
* Demografische veranderingen en plattelandsvlucht [2](#page=2).
* Concentratie van mensen in stedelijke gebieden waar loonarbeid werd verricht [2](#page=2).
* Het overbruggen van tijd en ruimte door nieuwe media en transportmogelijkheden [2](#page=2).
* Toenemende alfabetisering en ontwikkelingen in onderwijs en wetenschap [2](#page=2).
* Secularisering [2](#page=2).
* Veranderende verhoudingen tussen sociale klassen, mannen en vrouwen, en het openbare en private leven [2](#page=2).
Deze evoluties waren fundamenteel ambivalent: enerzijds was er een negentiende-eeuws vooruitgangsgevoel door toegenomen welvaart en controle op de natuur, anderzijds ervoeren groepen deze veranderingen als problematisch of bedreigend, wat leidde tot onzekerheid en pessimisme. De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zou dit optimisme flink beïnvloeden [2](#page=2).
Vanaf de jaren 1920 breidde het communicatieonderzoek zich uit, waarbij gedrags- en sociaalwetenschappelijke benaderingen aan belang wonnen. Er was veel aandacht voor massacommunicatie, gedefinieerd als het versturen van boodschappen via radio, film en pers naar grote, verspreide publieken. Onderzoek naar propaganda werd door overheden gepromoot vanwege de oorlogsinspanningen. Public relations en reclame werden ook belangrijker in het aanzetten tot aankoop in een kapitalistische samenleving [3](#page=3).
#### 1.1.2 De conceptie van de massa
Het vroege denken over massacommunicatie richtte zich op de macht van media om mensen te beïnvloeden. Een pessimistische kijk op 'de massa' was courant, hoewel ook positieve connotaties (solidariteit, volksverheffing) bestonden. Een massa werd gezien als een grote, diffuse verzameling individuen zonder veel persoonlijkheid, erg beïnvloedbaar en manipuleerbaar door media. Verwijzingen werden vaak gemaakt naar het werk van Gustave Le Bon en Gabriel Tarde over massapsychologie [3](#page=3).
De term "massa" kreeg een pejoratieve betekenis: een geïsoleerde, uniforme, genivelleerde en gemanipuleerde verzameling individuen. De concepten massa en massacommunicatie werden in de tweede helft van de 20e eeuw ter discussie gesteld vanwege hun "catch-all"-karakter en de automatische link met manipulatie, wat weinig ruimte liet voor context en nuance. Raymond Williams stelde dat er geen massa's zijn, "maar alleen manieren om mensen als massa te zien". Later droegen nieuwe vormen van mediacommunicatie bij aan het in onbruik raken van de termen "massacommunicatie" en "massapubliek" [4](#page=4).
#### 1.1.3 De opkomst van massamedia en de impact van radio
De begrippen massa en massacommunicatie werden populair in de jaren 1930, toen massamedia inderdaad veel impact leken te hebben. De opkomst van radio was significant; in de VS groeide het aantal huishoudens met een radiotoestel van gemiddeld 40% in de jaren 1930 tot meer dan 80% in de jaren 1940 [4](#page=4).
**Voorbeeld: The War of the Worlds ** .
Een beroemd voorbeeld is de uitzending van het luisterspel *The War of the Worlds* door Orson Welles op 30 oktober 1938. Het programma leek live te berichten over een Marsinvasie, wat, ondanks een beginwaarschuwing, bij meer dan een miljoen van de zes miljoen luisteraars paniek veroorzaakte. Een studie door Cantril, Gaudet & Herzog volgde om de invloed van massamedia op massagedrag te onderzoeken. Uit dit onderzoek bleek een genuanceerder beeld: radio werd als betrouwbaar beschouwd, maar velen hadden de aankondiging gemist of luisterden slechts oppervlakkig. De presentatie als nieuwsbulletins met "experts" en de toenmalige oorlogsangst speelden mee. Latere studies (bv. Campbell, 2010) nuanceerden de vermeende paniek, die deels overdreven werd door de pers, die radio als concurrent zag, en deels door het boek van Cantril c.s., dat de macht van radio wetenschappelijk leek te onderbouwen [4](#page=4) [5](#page=5).
**Voorbeeld: Franklin D. Roosevelt en oorlogsobligaties**
President Franklin D. Roosevelt gebruikte radio als propagandamiddel om het volk direct aan te spreken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een achttien uur durende radiomarathon met zangeres Kate Smith georganiseerd om Amerikanen te overtuigen oorlogsobligaties te kopen. Veel luisteraars ervoeren een persoonlijke conversatie, en de campagne haalde veertig miljoen dollars op, wat de overtuigingskracht van radio illustreerde [6](#page=6).
Mediagebruik nam toe en werd door commentatoren vaak gekoppeld aan "morele paniek", een uit de proportie gegroeide angst voor vermeende bedreigingen. Media werden soms zelf als oorzaak van maatschappelijke bedreigingen gezien [6](#page=6).
**Voorbeeld: Brexit-campagne**
De rol van media in de Brexit-campagne, waarbij migratie werd gereduceerd tot een invasie van "vreemdelingen", illustreert dit. Politieke partijen spelen vaak in op dergelijke gevoelens, bijvoorbeeld rond het VN-migratiepact [7](#page=7).
In de eerste helft van de 20e eeuw hadden media een voorkeur voor het aberrante (geweld, pornografie, misdaad). De economische crisis van 1929, de opkomst van nazisme, fascisme en stalinisme, en het effectieve gebruik van massamedia door deze regimes, droegen bij aan de inschatting van de grote macht van massamedia [7](#page=7).
### 1.2 Concepten en ideeën in het denken over de massamaatschappij
Ideeën geassocieerd met de massamaatschappijtheorie kwamen op vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw als reactie op industrialisering, verstedelijking en modernisering. Europese denkers uit diverse disciplines leverden bijdragen, met nadruk op morele ontreddering (sociologie), massa-instincten (psychologie) en het onderscheid tussen massacultuur en elitecultuur (cultuur) [8](#page=8).
#### 1.2.1 Sociologische benaderingen
De ambivalentie van maatschappelijke omwenteling werd weerspiegeld in sociologische concepten zoals Ferdinand Tönnies' *Gemeinschaft* (volksgemeenschap) en *Gesellschaft* (industriële samenleving), en Emile Durkheims mechanische versus organische solidariteit [8](#page=8).
* **Tönnies' Gemeinschaft en Gesellschaft:**
* *Gemeinschaft* (natuurlijke wil) verwijst naar intieme, coöperatieve, persoonlijke relaties in een volksgemeenschap waar mensen voor elkaar zorgen en het groepsbelang nastreven [8](#page=8) [9](#page=9).
* *Gesellschaft* (rationele wil) beschrijft onpersoonlijke, onafhankelijke relaties in een moderne industriële samenleving waar mensen met elkaar concurreren en hun eigen belangen nastreven [9](#page=9).
* Deze concepten zijn ideaaltypen; beide elementen zijn altijd aanwezig. De *Gesellschaft*-vorm nam het overwicht in de 19e-eeuwse industrialisering, wat leidde tot het verlies van traditionele *Gemeinschaft*-organisaties [9](#page=9).
* **Durkheims solidariteit:**
* **Mechanische solidariteit:** Sterk collectief bewustzijn, gemeenschappelijke doelen en waarden, leden voelen zich persoonlijk verantwoordelijk. Mensen worden gedwongen zich in traditionele rollen te nestelen [9](#page=9).
* **Organische solidariteit:** Afhankelijk van samenwerking tussen gespecialiseerde, gedifferentieerde individuen. Sociale relaties zijn formeel en functioneel bepaald, zoals in een lichaam [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.2.2 Cultuurpessimisme en de "massamens"
Het idee van maatschappelijke omwenteling ging gepaard met nostalgie en vrees, bijvoorbeeld voor de stedelijke samenleving geassocieerd met criminaliteit en conflict. Filosoof José Ortega y Gasset uitte in *De opstand van de massamens* cultuurpessimisme over de toenemende greep van de "massamens" op de macht, wat Europa in crisis zou brengen. De snelle technologische ontwikkeling en de opkomst van massamedia versterkten het gevoel dat de bestaande orde wankelde, wat leidde tot angst en onzekerheid. Nieuwe technologieën, inclusief media, werden argwanend bekeken als oorzaak van deze ontwrichtingen. Media symboliseerden voor sommigen alles wat misging in de samenleving: "[Media industries were easily attacked as symptomatic of a sick society..." [10](#page=10) [11](#page=11) .
#### 1.2.3 Psychologische benaderingen
#### 1.2.3.1 Stimulus-responsmodel (Behaviorisme)
Vanuit de gedragspsychologie werd begin 20e eeuw de leertheorie ontwikkeld, met een centrale rol voor de relatie tussen stimulus en respons. Een stimulus (boodschap) wordt ontvangen, wat leidt tot een onmiddellijke respons (reactie, leren) [11](#page=11).
* **Pavlovs experiment met honden:** Kwijlen (niet-geconditioneerde respons) werd gekoppeld aan een belgeluid (auditieve stimulus). Na conditionering begonnen honden te kwijlen bij het horen van de bel alleen (geconditioneerde respons) [12](#page=12).
* **Watson:** Argumenteerde dat menselijke conditionering vergelijkbaar verloopt en dat zelfs complexe gedragingen te herleiden zijn tot responsen op stimuli [12](#page=12).
In de geschiedenis van communicatiewetenschappen wordt vaak een rudimentair stimulus-responsmodel gebruikt om het eerste denken over mediabeïnvloeding te typeren. Dit model impliceert dat mediaboodschappen leiden tot automatische gedragseffecten, waarbij mediaorganisaties als bronnen met enorme macht worden gezien [12](#page=12).
##### Metaforen voor media-invloed: injectienaald en magische kogels
* **Injectienaaldmodel (hypodermic needle/syringe):** Een boodschap wordt direct geïnjecteerd in de ontvanger, die de informatie, ideeën of waarden passief overneemt. De stimulus genereert directe, sterke effecten (respons) bij een eenzaam, kwetsbaar en manipuleerbaar individu in de massamaatschappij [13](#page=13).
* **Magische kogels (magic bullets):** Media vuren symbolische boodschappen af op een machteloos publiek, wat onmiddellijke en soortgelijke reacties genereert [13](#page=13).
#### 1.2.3.2 Freuds psychoanalyse
Sigmund Freuds psychoanalyse verklaarde onderbewuste mentale processen die gedrag bepalen, met name irrationeel gedrag [13](#page=13).
* **Id:** Het egocentrische deel dat zoekt naar bevrediging van driften en begeerte [13](#page=13).
* **Ego:** Geassocieerd met de ratio; houdt contact met de externe wereld en controleert de primaire driften [13](#page=13).
* **Superego:** Het onderbewuste, emotionele controlemechanisme dat gevormd wordt door culturele regels en het geweten; relateert aan morele aspecten en gevoelens van goed/fout [13](#page=13) [14](#page=14).
Dominantie van het Id leidt tot mentale problemen (bv. hysterie); dominantie van het Superego kan leiden tot uitschakeling van emoties en automatische gehoorzaamheid. Propaganda zou het meest effectief zijn wanneer het Ego buiten spel wordt gezet, door direct het Id aan te spreken of het Superego te sturen. Zowel behaviorisme als Freuds ideeën schetsen een beeld van een passief, onmondig individu dat makkelijk manipuleerbaar is [14](#page=14).
**Voorbeeld: Nazi-propaganda**
Nazi-propaganda zou volgens deze ideeën appelleren aan dierlijke driften, de ratio uitschakelen en negatieve responsen teweegbrengen bij het Duitse volk, wat resulteert in conditionering tot negatieve reacties op Joden [14](#page=14).
### 1.3 Massamaatschappijtheorie
De massamaatschappijtheorie, met focus op media en communicatie, omvat diverse, soms ambivalente invloeden en assumpties over de rol van media [15](#page=15).
#### 1.3.1 Kernassumpties van de massamaatschappijtheorie
* **Brede verspreiding en gevaar:** Massamedia bereiken vrijwel iedereen, wat gevaarlijk is omdat media als een negatieve, destructieve kracht worden gezien die normen en waarden ondermijnt en de sociale orde bedreigt. Elitecontrole over media wordt noodzakelijk geacht [15](#page=15).
* **Macht van media en directe effecten:** Mensen worden geboren met instincten waarop media direct inspelen. Het communicatieproces is lineair (zender -> medium -> ontvanger), met een direct verband tussen boodschapinhoud en ontvangersinvloed (stimulus-respons). Voorbeeld: Nieuws over criminaliteit wekt primaire driften op en leidt tot angst of geweld [15](#page=15).
* **Passieve, kritiekloze ontvanger:** Individuen zijn bereid en in staat de boodschap passief en zonder kritiek op te nemen, omdat hun respons geconditioneerd is [15](#page=15).
* **Kwetsbaarheid door isolatie:** Gewone mensen zijn kwetsbaar omdat ze afgesneden zijn van traditionele sociale instituties (familie, kerk) die hen beschermden. In de massamaatschappij missen individuen een gemeenschappelijke basis van normen en waarden, wat leidt tot beperkte sociale controle en sociaal isolement (aliënatie) [16](#page=16).
* **Lange-termijngevolgen:** Corruptie van de geest door media leidt tot onoverzienbare individuele en maatschappelijke gevolgen, zoals toenemend geweld door blootstelling aan gewelddadige media [16](#page=16).
* **Uitmonding in totalitaire orde:** De sociale chaos door media zal leiden tot een totalitaire sociale orde, omdat de chaotische massamaatschappij onvermijdelijk instort en enkel onder controle gehouden kan worden door een centraal gecontroleerde staat [16](#page=16).
* **Verval van beschaving:** Massamedia zijn de antithese van hogere cultuur en leiden tot verval van de beschaving en het verlichtingsideaal. Elites zien voor zichzelf een cruciale rol weggelegd om dit proces te keren [16](#page=16).
**Voorbeeld: Columbine High School massacre ** .
Het drama op de Columbine High School werd direct in verband gebracht met mediabeïnvloeding, waarbij gewelddadige films en games als oorzaak werden aangewezen. Een mediacentralistische benadering die media als enige bron van sociale verandering ziet, is echter te simplistisch voor complexe problematieken [17](#page=17).
**Voorbeeld: Radicalisering via sociale media**
De rol van sociale media in de radicalisering van jongeren wordt ook vaak genoemd, waarbij extremistische propaganda via Facebook en Twitter jongeren zou bekeren [18](#page=18).
#### 1.3.2 Kritieken en evaluatie
De massamaatschappijtheorie wordt om meerdere redenen bekritiseerd [18](#page=18):
* **Gebrek aan wetenschappelijke basis:** De theorie berust meer op anekdotiek dan op systematisch onderzoek [18](#page=18).
* **Idealisering van het verleden:** Sommige theoretici idealiseren het verleden, waarbij beperkingen van dorpsgemeenschappen (sociale controle, gebrek aan mobiliteit) worden genegeerd [18](#page=18).
* **Onderbelichting van positieve dynamieken:** Mogelijk positieve effecten van de samenleving (individuele vrijheid, democratisering, onderwijs) worden onderbelicht [18](#page=18).
* **Elitair en paternalistisch:** De theorie wordt deels geformuleerd door conservatieve elites, deels uit paternalisme en gericht op machtsbehoud [18](#page=18).
* **Overschatting van media-invloed en ontvangerspassiviteit:** Later onderzoek toonde aan dat de veronderstelde media-invloed en de passiviteit van individuen werden overschat. Het stimulus-responsmodel negeert de complexiteit van de wisselwerking tussen media, individu en samenleving. Het mens- en maatschappijbeeld onderschat de intelligentie en competentie van "gemiddelde" mensen [18](#page=18).
Vanaf de jaren 1960 raakten de eerste massamaatschappijtheorieformuleringen grotendeels in onbruik [18](#page=18).
#### 1.3.3 Nuancering van de historische analyse
Auteurs die de geschiedenis van de communicatiewetenschappen bestudeerden, beargumenteren dat de klassieke canon over het initiële denken rond media en maatschappij de werkelijke diversiteit aan perspectieven en ambiguïteiten onderschat. De "karikatuur" van het initiële denken diende om de discipline af te bakenen en het idee van "limited effects" te propageren [19](#page=19).
* **Trends in plaats van paradigma's:** Baran en Davis spreken liever van trends dan van duidelijk gescheiden theoretische periodes, vanwege de overlapping en wederzijdse beïnvloeding [19](#page=19) .
* **Complexere media-invloed:** Het eerste massacommunicatieonderzoek was geen monolithisch blok en volgde niet uitsluitend het rigide stimulus-responsmodel. De kritieken op dit model zijn groot, omdat het de sociale context en individuele verschillen (leeftijd, gender, religie, etc.) negeert [19](#page=19).
* **Variërende injectienaaldmodellen:** Massamaatschappijdenkers lieten verschillende soorten publieken toe, die met verschillende "injectienaalden" (media-invloed) bereikt werden, afhankelijk van interveniërende variabelen zoals persoonlijkheid. De injectienaaldmetafoor functioneerde complexer dan aanvankelijk voorgesteld. Vele vroege theorievormingen, ondanks de injectienaaldmetafoor, verschillen niet zoveel van latere kaders over culturele en hegemonische mediamacht [20](#page=20).
* **Twijfelachtige interpretatie van bronnen:** Analysen uit Europa werden zonder veel contextualisering getransponeerd naar de Amerikaanse context, terwijl de oorspronkelijke auteurs (Le Bon, Tarde, Tönnies, Ortega y Gasset) niet per se een soortgelijke negatieve visie deelden en niet simpelweg gereduceerd konden worden tot elitaire, conservatieve stemmen. Le Bon had een negatief perspectief, terwijl Tarde geloofde in dialoog. Ortega y Gasset's werk was complexer dan louter reactionaire nostalgie. Sommige denkers kwamen wel uit dominante elites die bang waren voor de omwentelingen [20](#page=20).
* **Diverse politieke achtergronden:** De massamaatschappijtheorie is een amalgaam van ideeën van diverse, zelfs politiek antagonistische groepen en denkers, waarbij ook vanuit revolutionaire hoek concepten werden aangewend om radicale veranderingen te bepleiten [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Onderbelichting van alternatieve visies:** Er wordt weinig aandacht besteed aan alternatieve visies, zoals het onderzoek van de Chicago School of kritische propagandastudies. Deze tradities waren normatief en gericht op sociaaldemocratische hervormingen, waarbij media een positieve bijdrage konden leveren aan democratie en sociale vooruitgang. De ambivalentie in het denken over massacommunicatie komt ook tot uiting in de eerste geschriften over propaganda [21](#page=21).
---
# Sociologische en psychologische perspectieven op de massamaatschappij
Dit deel bespreekt de concepten en ideeën uit de sociologie en psychologie die de massamaatschappijtheorie vormden, zoals Tönnies' Gemeinschaft en Gesellschaft, Durkheims solidariteit, en het stimulus-responsmodel uit de behavioristische psychologie.
### 2.1 Sociologische benaderingen van de massamaatschappij
De sociologische perspectieven op de massamaatschappij benadrukken de morele ontreddering die voortkomt uit het verlies van traditionele samenlevingsvormen en primaire groepsbanden als gevolg van industrialisering en verstedelijking [8](#page=8).
#### 2.1.1 Tönnies' Gemeinschaft en Gesellschaft
Ferdinand Tönnies' concepten Gemeinschaft (volksgemeenschap) en Gesellschaft (industriële samenleving) beschrijven de overgang van een traditionele naar een moderne samenleving op basis van de aard van sociale relaties. Tönnies onderscheidt twee vormen van wil [8](#page=8):
* **Natuurlijke wil:** Gekenmerkt door groepsgerichte gevoelens, affectiviteit en het welzijn van de groep als primair doel. Dit correleert met **Gemeinschaft**, een samenlevingsvorm met intieme, coöperatieve en persoonlijke relaties waarin leden voor elkaar zorgen en wederzijdse economische relaties aangaan [8](#page=8).
* **Rationele wil:** Gekenmerkt door het nastreven van specifieke, individuele doelen, waarbij sociale relaties een middel zijn. Dit correleert met **Gesellschaft**, een samenlevingsvorm met onpersoonlijke, onafhankelijke en formele economische relaties, waarin individuen concurreren en hun eigen belangen nastreven [9](#page=9).
Het is belangrijk te beseffen dat deze concepten ideaaltypen zijn en dat beide elementen in elke samenleving aanwezig zijn. De Gesellschaft-vorm van samenleven nam het overwicht in de negentiende-eeuwse samenleving als gevolg van industrialisering en technologische vernieuwingen, wat leidde tot een verlies van de traditionele Gemeinschafts-organisatie [9](#page=9).
#### 2.1.2 Durkheims solidariteit
Emile Durkheim introduceerde het concept van sociale solidariteit, dat verwijst naar het gemeenschappelijke systeem van overtuigingen en waarden binnen een samenleving. Hij onderscheidde twee vormen van solidariteit [9](#page=9):
* **Mechanische solidariteit:** Kenmerkend voor traditionele, mechanisch geïntegreerde samenlevingen. Het collectieve bewustzijn is sterk en leden delen gemeenschappelijke doelen en waarden, wat leidt tot sociale cohesie. Mensen zijn echter gedwongen zich in traditionele rollen te nestelen [9](#page=9).
* **Organische solidariteit:** Kenmerkend voor moderne, organisch opgebouwde samenlevingen. Solidariteit is gebaseerd op samenwerking tussen gespecialiseerde, sociaal gedifferentieerde individuen. Sociale relaties zijn formeel en functioneel bepaald, vergelijkbaar met de interdependentie van organen in een lichaam [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.1.3 Cultuurpessimisme en de angst voor de massamens
De snelle maatschappelijke veranderingen, industrialisering en de opkomst van massamedia leidden bij sommige denkers tot cultuurpessimisme en vrees voor de toekomst. Filosoof José Ortega y Gasset uitte in "De opstand van de massamens" de zorg dat de "massamens" de macht greep, wat een crisis voor Europa betekende. De snelle ontwikkeling van technologie en media werd gezien als een destabiliserende kracht die de bestaande orde ondermijnde, wat parallellen vertoonde met het negentiende-eeuwse luddisme. Massamedia werden symbool voor alles wat er misging in de samenleving [10](#page=10) .
> **Tip:** Houd er rekening mee dat de concepten van Tönnies en Durkheim vaak als 'ideaaltypen' worden beschouwd, wat betekent dat ze theoretische constructies zijn die helpen om sociale verschijnselen te analyseren, maar zelden in hun puurste vorm in de werkelijkheid voorkomen.
### 2.2 Psychologische benaderingen van de massamaatschappij
Psychologische perspectieven droegen bij aan een negatieve zienswijze op de rol van media, met name door het stimulus-responsmodel en de psychoanalytische theorieën.
#### 2.2.1 Het stimulus-responsmodel en behaviorisme
Vanuit de gedragspsychologie (behaviorisme) werd het stimulus-responsmodel (SR-model) ontwikkeld, dat de relatie tussen een stimulus en een respons centraal stelt in het communicatieproces [11](#page=11).
* **Basisidee:** Een stimulus (bijvoorbeeld een mediaboodschap) wordt door de ontvanger waargenomen, wat leidt tot een onmiddellijke respons (bijvoorbeeld leren of gedragsverandering) [11](#page=11).
* **Klassiek voorbeeld (Pavlov):** Ivan Pavlovs experimenten met honden toonden aan dat een neutrale stimulus (een bel) na herhaaldelijke associatie met voedsel (niet-geconditioneerde stimulus) een geconditioneerde respons (kwijlen) kan oproepen, zelfs zonder het voedsel [12](#page=12).
* **Toepassing op menselijk gedrag (Watson):** John B. Watson paste dit principe toe op mensen, stellend dat zelfs complexe gedragingen kunnen worden teruggebracht tot responsen op stimuli en wetenschappelijk bestudeerd kunnen worden [12](#page=12).
Hoewel er complexere leertheorieën bestaan, wordt het rudimentaire SR-model vaak gebruikt om het vroege denken over media-effecten te typeren [12](#page=12).
#### 2.2.2 Het injectienaald- en magische kogelmodel
Het eenvoudige stimulus-responsmodel leidde tot metaforen als de "injectienaald" en "magische kogels", die een directe en krachtige beïnvloeding van massamedia op een passief en manipuleerbaar individu veronderstellen [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Injectienaaldmodel (Hypodermic Needle Model):** Een boodschap wordt als het ware rechtstreeks in de geest van de ontvanger geïnjecteerd, die de inhoud zonder kritiek overneemt [13](#page=13).
* **Magische kogelmodel (Magic Bullet Model):** Almachtige media vuren "kogels" van symbolische boodschappen af op een machteloos publiek, wat leidt tot een onmiddellijke en uniforme respons [13](#page=13).
Deze modellen gaan ervan uit dat media-organisaties, als bron van communicatie, enorme macht bezitten. Het individu in de massamaatschappij wordt als eenzaam, kwetsbaar en gemakkelijk manipuleerbaar beschouwd [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 2.2.3 Freuds psychoanalyse
Sigmund Freuds psychoanalyse, met zijn focus op onderbewuste mentale processen, bood ook een kader om gedrag te verklaren, met name irrationeel gedrag. Hij verdeelde de persoonlijkheid in drie basiselementen [13](#page=13):
* **Id:** Het egocentrische deel dat zoekt naar bevrediging van driften en begeerte.
* **Ego:** Het rationele deel dat contact houdt met de externe wereld en de driften van het Id probeert te controleren.
* **Superego:** Het controlerende, vaak onderbewuste en emotioneel opererende deel dat culturele regels internaliseert en het morele geweten vormt [13](#page=13).
> **Voorbeeld:** In het interviewfragment met advocaat Sven Mary over de Sanda Dia-zaak wordt verwezen naar de verschuiving van emotie naar ratio (Ego) en het gebrek aan schuldinzicht (Superego), wat gerelateerd kan worden aan de Id, Ego en Superego concepten [14](#page=14).
Dominantie van het Id kan leiden tot mentale problemen zoals hysterie, terwijl dominantie van het Superego kan leiden tot het uitschakelen van basale emoties. Propaganda werd gezien als effectiever wanneer het Ego op een zijspoor werd gezet, door direct het Id aan te spreken of het Superego te sturen. Zowel behaviorisme als Freuds ideeën schetsten een beeld van een passief, manipuleerbaar individu met weinig rationele zelfcontrole [14](#page=14).
### 2.3 De massamaatschappijtheorie
De massamaatschappijtheorie, met een focus op media en communicatie, is een amalgaam van ideeën uit diverse benaderingen en denkers uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Deze theorie kent verschillende rode draden en assumpties over de rol van media [15](#page=15).
#### 2.3.1 Kernassumpties van de massamaatschappijtheorie
* **Wijdverspreide media en negatieve kracht:** Massamedia bereiken vrijwel iedereen en worden gezien als een negatieve, destructieve kracht die normen en waarden ondermijnt en sociale orde bedreigt. Elitaire controle over de media wordt als noodzakelijk beschouwd [15](#page=15).
* **Directe beïnvloeding en lineair communicatieproces:** Mensen worden geboren met instincten die hun gedrag bepalen, waarop media direct inspelen. Het communicatieproces is lineair: een communicator stuurt via een medium een boodschap naar een massa ontvangers. Er is een direct verband tussen de boodschap en de invloed op de ontvanger, conform het stimulus-responsidee [15](#page=15).
* **Passieve en kritiekloze ontvanger:** Het individu is zowel in staat als bereid de boodschap passief en zonder kritiek op te nemen. De respons wordt geconditioneerd door de stimulus; individuen reageren instinctief op vergelijkbare wijze op gebeurtenissen of mediaboodschappen [15](#page=15).
* **Kwetsbaarheid door sociale isolatie:** Individuen in de massamaatschappij (bv. in grote steden) zijn geïsoleerd van traditionele sociale instituties (familie, kerk), waardoor ze kwetsbaarder zijn voor mediainvloed en manipulatie. Ze delen geen gemeenschappelijke basis van normen en waarden, wat leidt tot sociale isolatie en vervreemding [16](#page=16).
* **Lange termijn gevolgen en totalitaire orde:** Corruptie van de geest door media heeft onvoorziene langetermijngevolgen, zowel individueel als maatschappelijk. De sociale chaos die door media wordt ingeleid, kan uitmonden in een totalitaire sociale orde, waarin het individu slechts onder controle gehouden kan worden door een centraal gecontroleerde staat [16](#page=16).
* **Verval van beschaving en massacultuur:** Massamedia worden gezien als de antithese van hogere culturele vormen en leiden tot een verval van de beschaving. Massacultuur wordt gezien als een subtiele vorm van maatschappelijke corruptie die het verlichtingsideaal bedreigt [16](#page=16).
#### 2.3.2 Hedendaagse relevantie
Flarden van het massamaatschappijdenken duiken nog steeds op in hedendaagse academische analyses en publieke opinie, zoals discussies over de 'verkleutering' van cultuur en morele paniekreacties die de destructieve rol van media benadrukken [16](#page=16).
> **Tip:** De massamaatschappijtheorie wordt tegenwoordig vaak bekritiseerd als te pessimistisch en generaliserend, waarbij de actieve rol van de mediagebruiker en de diversiteit aan media-effecten onderbelicht blijven.
---
# Propaganda en de rol van media in de vroege 20e eeuw
Dit deel analyseert de theorieën over propaganda, met name die van Lasswell, en de kritieken op de massamaatschappijvisie, inclusief het paradigma van kritische propagandastudies en de verschuiving naar een meer mainstream communicatieonderzoek.
### 3.1 De propagandatheorie van Lasswell
Harold D. Lasswell wordt in de communicatiewetenschappen sterk geassocieerd met propaganda, waarbij hij deels de assumpties van de massamaatschappijtheorie deelt. Hij baseert zich op ideeën uit de behavioristische en freudiaanse psychologie, met de kwetsbare geest van het individu in een ontwrichte samenleving als centraal punt. Wel wijkt Lasswell af van de ruwe vorm van de massamaatschappijtheorie; zijn stimulus-responsmodel is complexer en hij gelooft dat individuele en maatschappelijke ontreddering beheerst kan worden door propagandatechnieken, afgestemd op de democratie [22](#page=22).
#### 3.1.1 Definitie en concepten van Lasswell
Lasswell definieert propaganda als het beheer van collectieve attitudes door de manipulatie van significante symbolen. Attitudes zijn volgens hem geen directe gevolg van ervaringen, maar eerder van tekens met een betekenis gebaseerd op culturele conventies. Deze waardepatronen worden gevormd door 'gebaren' die gezamenlijk een set van significante symbolen vormen binnen een cultuur, zoals specifieke taal, kleding of handdrukken [23](#page=23).
De significante symbolen hebben een tweeledige functie:
* **Expressieve functie:** Het uitdrukken van bestaande attitudes [23](#page=23).
* **Propagandistische functie:** Het gebruiken van significante symbolen om attitudes te herbevestigen of te herdefiniëren. Voorbeelden zijn de symboliek rondom nazi-Duitsland, zoals de Hitlergroet, de swastika of de creatie van een vijandbeeld [23](#page=23).
#### 3.1.2 De rol van propaganda in de maatschappij
Lasswell linkt de functie van propaganda in de interbellumperiode expliciet aan sociale chaos veroorzaakt door technologische veranderingen en maatschappelijke omwentelingen. Economische depressie en politieke conflicten kunnen leiden tot een gedeelde psychose, waardoor hele naties psychologisch uit balans raken en vatbaar worden voor manipulatie. De kracht van propaganda ligt volgens Lasswell niet zozeer in de inhoud van de boodschap, maar in de kwetsbaarheid van het individu in een veranderende samenleving. Hij zag het managen en controleren van politieke communicatie via propaganda als noodzakelijk en zelfs democratischer dan conflictgedreven, irrationele publieke debatten [24](#page=24).
De propagandist creëert en vormt significante symbolen zodanig dat mensen geleidelijk leren bepaalde emoties aan deze symbolen te koppelen. Het gevoel van patriottisme dat de Amerikaanse vlag oproept, is bijvoorbeeld gradueel geconditioneerd in relatie met andere symbolen zoals Uncle Sam, die de bevolking oproept het land te dienen [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** De figuur van Uncle Sam, met de iconische poster "I WANT YOU FOR U.S. ARMY", is een duidelijk voorbeeld van hoe een symbool gebruikt wordt om de attitude van patriottisme en plichtsbesef bij de bevolking te manipuleren voor militaire doeleinden [24](#page=24).
De propagandist werkt aan het versterken of wijzigen van attitudes ten opzichte van personen, groepen, beleid of instellingen. De strategie bestaat erin een object zodanig te presenteren dat culturele attitudes erop worden afgestemd: gunstige attitudes worden geïntensiveerd, vijandige omgekeerd en onverschilligheid wordt omgebogen of voorkomen [25](#page=25).
Lasswell's verwijzing naar het stimulus-responsmodel is verfijnder en ziet propaganda als een uitgebreide strategie op de lange termijn, waarbij stimuli (cultureel materiaal met herkenbare betekenis) worden vermenigvuldigd voor gewenste responsen en ongewenste stimuli worden geneutraliseerd. Stimuli kunnen worden aangeboden via gesproken of geschreven woord, beelden, muziek, etc., afhankelijk van wat het meest geschikt is voor subtiele manipulatie [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** De communicatiestrategie van Donald Trump, bijvoorbeeld zijn terugkeer naar het Witte Huis na een COVID-19-infectie, toont hoe verschillende stimuli en significante symbolen ingezet werden om de collectieve attitudes van het (kies)publiek te manipuleren [25](#page=25).
Lasswell beoogde niet onmiddellijke effecten, maar de massa stap voor stap voor te bereiden op het overnemen van ideeën en acties door zorgvuldig nieuwe ideeën te introduceren en te cultiveren. Hij zag de verantwoordelijkheid hiervoor bij een wetenschappelijke technocratie, de "science of democracy", die haar kennis ten goede zou gebruiken. Auteurs als Walter Lippmann en Edward Bernays deelden deze visie op het beheer van publieke communicatie door een elite [26](#page=26).
### 3.2 Het paradigma van kritische propagandastudies
Volgens Sproule waren Lasswell, Lippmann en Bernays uitzonderingen in hun benadering van "engineering consent". De mainstream in de jaren 1920 en 1930 situeert hij in een ander paradigma: de propaganda-analyse. Dit paradigma vertrok vanuit een progressieve en humanistische benadering die sociale beïnvloeding via retoriek en moderne persuasieve communicatie bestudeerde en ter discussie stelde. Propagandacampagnes werden gezien als fundamenteel wijzigend voor de aard van de democratische staat [26](#page=26).
Dit paradigma ging er *niet* vanuit dat mediaboodschappen op dezelfde wijze door het publiek werden geïnterpreteerd als bedoeld. Met een progressief ideaal wilden propagandacritici bijdragen aan democratie door participatie te verhogen en corruptie bloot te leggen. De focus lag op de rol van instituties bij het kleuren van communicatieboodschappen en op het verschaffen van inzichten aan burgers om gekleurde communicatie te herkennen en doorprikken. Het publiek werd hierbij als cognitief competent beschouwd, met vroege vormen van mediageletterdheid centraal [26](#page=26).
De missie van de propaganda-analyse was de Amerikaanse democratische traditie te bewaren door:
* Het onderzoeken en documenteren van manipulatieve communicatiepraktijken [27](#page=27).
* Het identificeren van wiens belangen door de media behartigd worden en de ethische implicaties daarvan [27](#page=27).
* Het in de openbaarheid brengen van problemen tussen moderne communicatiesystemen en democratische organisatie [27](#page=27).
* Het voorstellen van hervormingen om het publiek te beschermen tegen manipulatie en hen de nodige bagage te verschaffen voor participatie [27](#page=27).
Deze aanpak steunde op historische en kritische casestudies. Het paradigma was sterk aanwezig in Amerikaanse academische en journalistieke kringen van 1919 tot 1937 en culmineerde in de oprichting van het Institute for Propaganda Analysis [27](#page=27).
#### 3.2.1 Technieken van propaganda-analyse
Het Institute for Propaganda Analysis identificeerde verschillende propagandatechnieken:
* **Name calling:** Het koppelen van een negatieve connotatie aan ideeën, personen of bedrijven via retoriek [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** Donald Trump die tegenstanders wegzet met bijnamen als 'Crooked Hillary Clinton' of 'Sleepy Joe (Biden)' [27](#page=27).
* **Glittering generality:** Het retorisch verbinden van positieve connotaties aan ideeën, personen of bedrijven [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** Politici die deugdzaamheid als 'rustig blijven' of 'hard werken' benadrukken [27](#page=27).
* **Transfer:** Het verbinden van een object met de positieve eigenschappen, prestige of autoriteit van een ander object om het eerste acceptabeler te maken [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Het benadrukken van werkgelegenheid door bedrijven die weinig belastingen betalen, of het gebruik van nationale vlaggen om patriottisme te koppelen [28](#page=28).
* **Testimonial:** Het gebruiken van een getuigenis van iemand om diens positieve eigenschappen aan een object te koppelen [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** De slogan "Nespresso, what else?" met celebrity George Clooney [28](#page=28).
* **Plain folks:** Het presenteren van een idee als normaal en gedeeld door het volk, zodat het niet ter discussie wordt gesteld [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Politici die generalisaties gebruiken zoals 'iedereen' of 'elke burger' [28](#page=28).
* **Bandwagon:** De suggestie van een trend om mensen zich daarbij te laten aansluiten [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Reclames die verwijzen naar enquêteresultaten die aantonen dat een product door een meerderheid geprefereerd wordt [28](#page=28).
* **Card stacking:** Het selectief presenteren van argumenten om een object positief dan wel negatief voor te stellen, waarbij positieve feiten worden geselecteerd en negatieve worden weggelaten [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** De rechtvaardiging van de militaire actie in Irak op basis van selectieve informatie over massavernietigingswapens, of lobbygroepen voor kernenergie die enkel de voordelen presenteren [28](#page=28).
> **Tip:** Bij het analyseren van politieke of commerciële communicatie is het nuttig om naast de communicatievorm ook de redenen, de belangen en de mogelijke impact te bevragen [28](#page=28).
De Boer en Brennecke beweren dat deze technieken wel geïdentificeerd, maar niet op hun effectiviteit onderzocht werden, omdat men overtuigd was van de almacht van de media. Sproule ziet dit echter als een gevolg van de mythe van de magische kogel, die leidde tot historische amnesie over de bijdragen van vroege propagandastudies [29](#page=29).
### 3.3 Paradigmatische strijd
Volgens Sproule diende de mythe van de magische kogel de argumentatie van een ander paradigma dat zich afzette tegen de kritische propagandastudies. Dit rivaliserende paradigma, dat later dat van het communicatieonderzoek zou worden en de basis vormt voor het mainstreamparadigma, kwam vanaf midden jaren 1930 op [29](#page=29).
Dit nieuwe paradigma deelde de ambitie om onderzoek te verrichten met het oog op hervormingen ter ondersteuning van een democratische samenleving, maar bond de strijd aan met de kritische propagandastudies door meer betrouwbare, wetenschappelijk verantwoorde kennis te claimen. Centraal stonden nieuwe opvattingen over 'goed' sociaalwetenschappelijk onderzoek [29](#page=29):
1. Het gebruik van meer 'exacte' methoden zoals kwantitatief-statistisch onderzoek, surveys, kwantitatieve inhoudsanalyse en experimentele methoden [29](#page=29).
2. Het idee dat sociale wetenschap politiek neutraal moest zijn en de sociale status quo niet moest aanvechten [29](#page=29).
Deze positionering maakte het nieuwe paradigma aantrekkelijk voor onderzoeksfinanciering [29](#page=29).
Kenmerken die het communicatieonderzoek bevoordeelden:
* **Methodologische focus:** Statistisch-experimenteel onderzoek en marktonderzoekstechnieken boden ogenschijnlijk precieze en betrouwbare metingen van boodschapseffecten [30](#page=30).
* **Praktische toepasbaarheid:** Antwoorden op onderzoeksvragen waren praktisch bruikbaar voor beleidsvoerders in overheden en bedrijven, en het onderzoek was politiek minder gevoelig [30](#page=30).
* **Legitimiteit:** Het nieuwe paradigma claimde "to ride the wave of the perceived future in social science" [30](#page=30).
Het progressief-kritische onderzoek kwam in de verdrukking door:
* De karakterisering van traditionele propaganda-analyses als onwetenschappelijk en gedateerd [30](#page=30).
* Het ontbreken van een sterke theoretische oriëntatie bij de propaganda-analyse [30](#page=30).
* Brede en maatschappijkritische onderzoeksvragen werden als te vaag, algemeen of sociaal schadelijk beschouwd [30](#page=30).
In de tweede helft van de jaren 1930 verschoof de aandacht van interne Amerikaanse problemen naar een externe buitenlandse dreiging. Mobilisatie tegen totalitaire regimes creëerde een sfeer van sociale cohesie, waardoor interne kritiek als ongewenst werd gezien ten faveure van antifascistische nationale solidariteit [30](#page=30).
Amusement en entertainment, met name Hollywood, werden ingezet voor deze mobilisatie, met nauwe samenwerking tussen overheid, leger en filmindustrie [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** Walt Disney's kortfilm "Der Fuehrer's Face" en de figuur Captain America in strips en posters, die opriepen tot eensgezindheid tegen fascisme, illustreren deze samenwerking [31](#page=31).
In plaats van de nieuwe communicatiekanalen te problematiseren, won een consensusbenadering veld waarin communicatie een instrument was ter ondersteuning van de Amerikaanse samenleving. Het hoofddoel van wetenschappelijk studie werd het helpen winnen van de propagandaoorlog, in plaats van het publiek te helpen propaganda te herkennen. De aandacht verschoof naar effectonderzoek om gewenste effecten te maximaliseren en ongewenste effecten te neutraliseren [32](#page=32).
Het paradigma van communicatieonderzoek werd dominant en leidde tot de institutionalisering van de communicatiewetenschappelijke discipline. Kritische propagandastudies raakten grotendeels vergeten, deels door een simplistische associatie met een directe-effectenkader en de mythe van de magische kogel, waar onder andere Katz en Lazarsfeld aan bijdroegen [32](#page=32).
Ondanks mogelijke complementariteit, vond er zelden een vruchtbare dialoog plaats tussen beide benaderingen, en het schisma werkt nog steeds door in hedendaagse communicatiewetenschappen, met een duidelijke scheiding tussen mainstream- en kritische benaderingen [33](#page=33).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Massamaatschappij | Een sociologisch concept dat de samenleving beschrijft waarin individuen worden gezien als onderdeel van een grote, homogene groep die gemakkelijk te beïnvloeden is door middel van massamedia en waarbij traditionele sociale structuren en gemeenschapsbanden afbrokkelen. |
| Massacommunicatie | Het proces van het verspreiden van boodschappen en symbolen via media zoals radio, film en pers naar een groot, ruimtelijk verspreid publiek, vaak met de nadruk op de potentie voor beïnvloeding en manipulatie. |
| Stimulus-responsmodel | Een theoretisch kader uit de behavioristische psychologie dat stelt dat gedrag (respons) wordt uitgelokt door specifieke prikkels (stimuli), wat de basis vormt voor het begrijpen van leerprocessen en de directe effecten van communicatie. |
| Injectienaaldmodel (Hypodermic Needle Model) | Een metafoor die de directe en krachtige invloed van massamedia op een passief publiek beschrijft, waarbij boodschappen als een injectie in de geest van de ontvanger worden opgenomen. |
| Magische Kogels (Magic Bullets) | Een vergelijkbare metafoor als het injectienaaldmodel, die de almacht van media benadrukt door te stellen dat mediaboodschappen als kogels een machteloos publiek treffen en onmiddellijke en soortgelijke reacties veroorzaken. |
| Id, Ego, Superego | Drie basiselementen van de persoonlijkheid volgens Sigmund Freuds psychoanalyse. Het Id zoekt directe bevrediging van driften, het Ego vertegenwoordigt de ratio en contact met de realiteit, en het Superego internaliseert morele regels en normen. |
| Propaganda | De doelbewuste en systematische poging om percepties te vormen, cognities te manipuleren en gedrag te sturen om een gewenste respons te bereiken die de intentie van de propagandist dient, vaak via significante symbolen en retorische technieken. |
| Significante Symbolen | Tekens, gebaren, woorden of beelden die binnen een bepaalde cultuur een gedeelde betekenis hebben en gebruikt kunnen worden om attitudes te beïnvloeden, te bevestigen of te herdefiniëren. |
| Gemeinschaft | Een sociologisch concept van Ferdinand Tönnies dat een volksgemeenschap beschrijft met intieme, coöperatieve en persoonlijke relaties, gebaseerd op natuurlijke wil en wederzijds welzijn, kenmerkend voor traditionele samenlevingen. |
| Gesellschaft | Een sociologisch concept van Ferdinand Tönnies dat een industriële samenleving beschrijft met onpersoonlijke, onafhankelijke en rationele relaties, gericht op individuele belangen en voornamelijk formeel van aard, kenmerkend voor moderne samenlevingen. |
| Kritische Propaganda Studies | Een paradigma dat zich richt op het analyseren en blootleggen van manipulatieve communicatiepraktijken, met als doel burgers mediawijsheid bij te brengen en de democratische participatie te versterken door corruptie en de belangen van dominante groepen aan het licht te brengen. |
| Mediageletterdheid | Het vermogen van individuen om media-inhoud kritisch te analyseren, te evalueren en te begrijpen, inclusief het herkennen van beïnvloedingstechnieken en het doorzien van de achterliggende belangen. |