Cover
Aloita nyt ilmaiseksi H12 - Glycopeptiden, aminoglycosiden & reserve AB.pdf
Summary
# Classificatie en gebruik van antibiotica
Dit document behandelt de classificatie, werking en toepassing van verschillende klassen antibiotica, met speciale aandacht voor hun gebruik bij multiresistente bacteriën en de uitdagingen rondom resistentie.
## 1. Classificatie en gebruik van antibiotica
### 1.1 Algemene context en trends
De ontwikkeling van antibiotica (AB) kende een piek na de Tweede Wereldoorlog, maar de ontdekking van nieuwe middelen stagneerde in de jaren '90, waardoor de nevenwerkingen van oudere middelen duidelijker werden. Toegenomen antibioticagebruik in opkomende economieën leidt tot meer resistentie. Een belangrijke focus ligt op antibiotica die effectief zijn tegen methicilline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA), vancomycine-resistente enterokokken (VRE) en multiresistente gramnegatieve bacteriën [1](#page=1).
### 1.2 Classificatie van specifieke antibiotica
De classificatie van antibiotica wordt hieronder uiteengezet, vaak gegroepeerd onder acroniemen voor gebruiksgemak of specifieke indicaties [2](#page=2).
#### 1.2.1 ACCES-groep
Deze groep omvat antibiotica die toegankelijk en breed inzetbaar zijn.
* **Clindamycine** (lincomycines): Effectief tegen grampositieven, streptokokken, complexe weke delen infecties, malaria en zeldzame parasieten. Het werkt tegen het 'Eagle effect' (overleving van bacteriën in stationaire fase tegen penicilline) en remt toxineproductie. Het heeft een postantibiotisch effect en bevordert fagocytose van *Streptococcus pyogenes*. Clindamycine kan *Clostridium difficile*-infecties veroorzaken [4](#page=4).
* **Gentamicine** (aminoglycoside, AG): Wordt gebruikt om het spectrum te verbreden, vooral in combinatie met bèta-lactams bij onzekerheid over de verwekker. Het is piek-afhankelijk. Belangrijke nadelen zijn toxiciteit voor nieren en oren [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.2 WATCH-groep
Deze groep bevat antibiotica die belangrijk zijn voor specifieke, vaak ernstige infecties.
* **Vancomycine** (glycopeptide, GP): Effectief tegen MRSA en VRE. Het heeft een smalle therapeutische marge, wat monitoring van bloedconcentraties vereist om zowel effectiviteit als toxiciteit te waarborgen. Het werkt door de opbouw van celwandlagen te remmen. Vancomycine penetreert weefsels slecht en wordt intraveneus toegediend. Toxiciteit kan leiden tot 'red man syndrome' (door te snelle infusie), cytopenie, flebitis en renale toxiciteit (vooral in combinatie met andere nefrotoxische middelen of bij reeds bestaande nierfalen). Dosering kan continu of intermitterend zijn, aangepast aan nierfunctie en dal- of steady-state concentraties. Een laaddosis kan helpen om sneller een therapeutische concentratie te bereiken [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Ceftriaxon** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2).
* **Temocilline** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2).
* **Piperacilline-tazobactam** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2).
* **Meropenem** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2).
* **Azitromycine** (macrolide, ML): Wordt vermeld als een mogelijk alternatief bij resistentie voor andere middelen [1](#page=1).
* **Ciprofloxacine** (fluorochinolon, FQ): Wordt vermeld als een mogelijk alternatief bij resistentie voor andere middelen [1](#page=1).
#### 1.2.3 RESERVE-groep
Deze antibiotica worden gereserveerd voor specifieke, moeilijk te behandelen infecties vanwege hun potentieel voor toxiciteit of het risico op resistentieontwikkeling.
* **Linezolid** (oxazolidinone): Vooral voor MRSA, VRE, huid- en weke delen infecties, en tweedelijnsbehandeling voor multiresistente tuberculose (MDR-TB). Vanwege significante toxiciteit wordt het gebruik beperkt. Een belangrijk neveneffect is lactaatacidose door mitochondriale toxiciteit, veroorzaakt door inhibitie van mitochondriale en oxidatieve processen [5](#page=5).
* **Tigecycline** (glycylcycline) [2](#page=2).
* **Amikacine** (aminoglycoside, AG): Heeft veiligheidsrisico's en is piek-afhankelijk. Het werkt synergistisch met bèta-lactams tegen grampositieven (streptokokken, enterokokken, staphylokokken) en verbreedt het spectrum tegen gramnegatieven (waaronder *Pseudomonas* spp. en MDR-enterobacteriaceae). Het is niet effectief tegen anaëroben, intracellulaire bacteriën of bij abcessen. Amikacine wordt ook gebruikt als tweedelijnsbehandeling voor tuberculose en voor *Cryptosporidium* (paromycine) [6](#page=6).
* **Colistine** (polymyxines): Wordt gebruikt voor de meest hardnekkige gramnegatieve kiemen, inclusief resistente stammen. Het werkt als een kationisch detergent dat het celmembraan van gramnegatieve bacteriën beschadigt, leidend tot celdood. Colistimethate sodium is een prodrug die omgezet wordt naar actief colistine (polymyxine E). Het kan intraveneus of via inhalatie worden toegediend. Een groot nadeel is niertoxiciteit. Het gebruik ervan wordt als een laatste redmiddel beschouwd [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Ceftazidime-avibactam** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2) [8](#page=8).
* **Ceftolozane-tazobactam** (bèta-lactam, BL) [2](#page=2) [8](#page=8).
### 1.3 Specifieke infectietypes en gerelateerde antibiotica
#### 1.3.1 Difficult-to-treat grampositieve infecties
Dit omvat infecties veroorzaakt door MRSA, VISA/VSRA, VRE en penicillineresistente *S. pneumoniae* [2](#page=2).
#### 1.3.2 Eerste keuze antibiotica voor bacteriën
* *S. aureus*: Cloxacilline [2](#page=2).
* Enterokokken: Amoxicilline, Penicilline [2](#page=2).
* Pneumokokken: Penicilline [2](#page=2).
#### 1.3.3 Difficult-to-treat gramnegatieve infecties
Dit omvat infecties door ESBL/derde generatie cefalosporine-resistente *E. coli*, *Klebsiella*, *Enterobacter*, multiresistente *Pseudomonas aeruginosa* en multiresistente *Acinetobacter spp.* [5](#page=5).
### 1.4 Werking en toxiciteit van specifieke antibiotica
#### 1.4.1 Vancomycine
* **Mechanisme**: Voorkomt het aan elkaar kleven van celwandlagen [2](#page=2).
* **Penetratie**: Komt na intraveneuze toediening moeilijk in longen, benen en hersenen [3](#page=3).
* **Toxiciteit**: Red man syndrome, cytopenie, flebitis, renale toxiciteit (verhoogd risico bij co-medicatie met nefrotoxische middelen of bij nierfalen) [3](#page=3).
* **Dosering**: Continue infusie heeft de voorkeur boven intermitterende toediening, afhankelijk van nierfunctie en therapeutische spiegels (trough/steady state) [3](#page=3).
#### 1.4.2 Clindamycine
* **Eagle effect**: Clindamycine is 'resistent' tegen het fenomeen waarbij penicilline-gevoelige bacteriën overleven in stationaire fase door verminderde deling [4](#page=4).
* **Werking**: Werkt tegen toxineproductie, heeft een postantibiotisch effect en bevordert fagocytose [4](#page=4).
* ***Clostridium difficile***: Clindamycinegebruik kan leiden tot *C. difficile*-infecties (hospitaalinfectie, diarree, koorts, colitis). Preventie omvat minder antibioticagebruik en contactisolatie [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.4.3 Linezolid
* **Mechanisme bij toxiciteit**: Inhibeert mitochondriale en oxidatieve processen, leidend tot lactaatproductie door anaërobe processen en lactaatacidose. Dit is een bijkomend neveneffect dat het gebruik beperkt [5](#page=5).
#### 1.4.4 Aminoglycosiden (AG)
* **Indicaties**: Synergisme met bèta-lactams tegen grampositieven; verbreding spectrum tegen gramnegatieven. Niet effectief tegen anaëroben, intracellulaire bacteriën [6](#page=6).
* **Nadelen**: Toxiciteit voor nieren en oren (doofheid). Ototoxiciteit wordt beïnvloed door cumulatieve dosis (AUC), lichaamsgewicht en duur van de behandeling [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Effectiviteit**: Goed in bloedbaan-, endovasculaire en urogenitale infecties. Zwak in anaerobe/lage pH-omgevingen, hersenvocht, en bij intracellulaire pathogenen [7](#page=7).
* **Resistentie**: Veroorzaakt door ribosoommutaties, aminoglycoside-modifying enzymes (AMEs), celmembraanmodificaties, en effluxpompen [7](#page=7).
#### 1.4.5 Colistine
* **Mechanisme**: Bindt aan lipopolysachariden (LPS) aan de buitenzijde van gramnegatieve bacteriën, dringt het membraan binnen en veroorzaakt lekkage van intracellulaire inhoud [8](#page=8).
* **Kenmerken**: Inactieve prodrug (colistimethate sodium) wordt actief colistine. Werkt als een kationisch detergent [8](#page=8).
* **Gebruik**: Alleen voor gramnegatieve bacteriën zoals *Pseudomonas aeruginosa* en *Acinetobacter baumannii*. Wordt als laatste redmiddel gebruikt [8](#page=8).
* **Toxiciteit**: Hoog geassocieerd met nefrotoxiciteit [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.5 Combinaties van antibiotica
Combinaties kunnen synergetisch (versterkend), antagonistisch (tegenwerkend) of suppressief (aanvullend) zijn [7](#page=7).
### 1.6 Nieuwe bèta-lactam-combinaties
Nieuwe combinaties van bèta-lactam antibiotica met bèta-lactamase/carbenemase-remmers, zoals ceftazidime + avibactam, ceftolozona + tazobactam, en meropenem + vaborbactam, worden ontwikkeld om resistentie te overwinnen [8](#page=8).
### 1.7 Toekomstperspectieven
De verwachting is toenemende resistentie. Alternatieve behandelingsmethoden zonder antibiotica, zoals bacteriofagen, monoklonale antistoffen en antilichamen, worden onderzocht [8](#page=8).
---
# Specifieke antibiotica en hun eigenschappen
Dit gedeelte bespreekt de eigenschappen, indicaties, toxiciteit en doseringsstrategieën van diverse individuele antibiotica, waaronder Vancomycine, Clindamycine, Linezolid en Aminoglycosiden [2](#page=2).
### 2.1 Vancomycine
Vancomycine is een glycopeptide antibioticum met een nauwe therapeutische marge, wat betekent dat de dosis nauwkeurig moet worden gemonitord om zowel ineffectiviteit als toxiciteit te voorkomen [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.1.1 Mechanisme van actie
Het mechanisme van Vancomycine berust op het voorkomen van de aanhechting van de celwandlagen aan elkaar, vergelijkbaar met een sleutel-slot mechanisme [2](#page=2).
#### 2.1.2 Farmacokinetiek en penetratie
Vancomycine wordt intraveneus toegediend en komt in de bloedbaan. De penetratie in weefsels zoals de longen, benen en hersenen is echter beperkt. Bij infecties in de hersenen of botten dient eerst onderzocht te worden of er een beter alternatief beschikbaar is [3](#page=3).
#### 2.1.3 Toxiciteit
Vancomycine kan diverse toxische bijwerkingen veroorzaken:
* **Red man syndrome**: Een snel opkomende en weer verdwijnende huiduitslag die ontstaat door te snelle toediening [3](#page=3).
* **Cytopenie** [3](#page=3).
* **Phlebitis** [3](#page=3).
* **Renale toxiciteit**: Verhoogd risico bij gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen of bij reeds bestaande nierfalen [3](#page=3).
* Vanwege de nauwe therapeutische marge is monitoring essentieel om zowel toxiciteit als effectiviteit te waarborgen [3](#page=3).
#### 2.1.4 Doseringsstrategieën
De dosering van Vancomycine kan continu of intermitterend plaatsvinden. Continue toediening (druppels) wordt vaak verkozen indien mogelijk. De dosering moet worden aangepast op basis van de nierfunctie en de gemeten dalwaarde (trough value) bij intermitterende dosering, of de steady state waarde bij continue dosering. Het beoogde serumspiegel hangt af van de ernst van de infectie. Een laaddosis (een dubbele dosis in het begin) kan helpen om sneller een adequate bloedconcentratie te bereiken [3](#page=3).
### 2.2 Clindamycine
Clindamycine, een lincosamide, is effectief tegen gram-positieve bacteriën, waaronder Groep-A-Streptokokken (GAS) en wordt gebruikt bij complexe weke delen infecties, malaria en zeldzame parasieten [2](#page=2) [4](#page=4).
#### 2.2.1 Eagle-effect en resistentie
Clindamycine is "resistent" tegen het Eagle-effect, een fenomeen waarbij penicilline-gevoelige bacteriën in hun stationaire groeifase minder vatbaar zijn voor penicilline door verminderde deling. Clindamycine werkt ook tegen toxineproductie, heeft een postantibiotisch effect en bevordert de fagocytose van Streptococcus pyogenes [4](#page=4).
#### 2.2.2 Indicaties en bijwerkingen
Het wordt ingezet bij infecties veroorzaakt door gram-positieven, GAS, complexe weke delen infecties, malaria en zeldzame parasieten. Een belangrijke overweging bij Clindamycine is het risico op *Clostridium difficile*-geassocieerde diarree (CDAD), een veelvoorkomende hospitaalinfectie die ontstaat door uitselectie van de normale darmflora door antibiotica. Symptomen van CDAD zijn diarree, koorts, en in ernstige gevallen toxisch megacolon, perforatie of gangreen. Preventie van CDAD omvat het verminderen van antibioticagebruik en het toepassen van contactisolatie. Clindamycine wordt daarom vaak achter de hand gehouden en pas gebruikt indien nodig [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.3 Linezolid
Linezolid behoort tot de oxazolidinonen en wordt voornamelijk gebruikt tegen MRSA, VRE en bij huid- en weke delen infecties. Het is tevens een tweedelijnsbehandeling voor multiresistente tuberculose (MDR-TB) [2](#page=2) [5](#page=5).
#### 2.3.1 Toxiciteit en reservering
Linezolid heeft significant toxische bijwerkingen, waaronder lactaatacidose door mitochondriale toxiciteit. Dit mechanisme ontstaat doordat Linezolid de mitochondriale en oxidatieve processen remt, wat leidt tot de productie van lactaat door anaerobe processen. Vanwege deze vele bijwerkingen wordt Linezolid beschouwd als een RESERVE-antibioticum en wordt het gebruik ervan beperkt [5](#page=5).
#### 2.3.2 Indicaties voor difficile-to-treat gram-negatieve infecties
Linezolid wordt ook overwogen bij moeilijke te behandelen gram-negatieve infecties, zoals infecties door ESBL-producerende E. coli en Klebsiella, MDR Pseudomonas aeruginosa en MDR Acinetobacter spp. [5](#page=5).
### 2.4 Aminoglycosiden (AG)
Aminoglycosiden worden gebruikt om het spectrum van antibiotica te verbreden, met name wanneer de oorzaak van een infectie onzeker is en zowel gram-positieve als gram-negatieve bacteriën mogelijk zijn. Bij een bekende verwekker kan één van de twee antibiotica worden geschrapt [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.4.1 Spectrums en indicaties
Aminoglycosiden zijn effectief tegen gram-positieve bacteriën (in synergie met beta-lactams, zoals Streptococci en Enterococci) en verbreden het spectrum tegen gram-negatieven (zoals Pseudomonas spp. en MDR-Enterobacteriaceae). Ze zijn echter niet effectief tegen anaëroben en intracellulaire bacteriën (bijvoorbeeld Listeria, Rickettsia). Ze worden ook als tweedelijnsbehandeling bij tuberculose en tegen *Cryptosporidium* (paromycine) ingezet [6](#page=6).
#### 2.4.2 Resistentie
Resistentie tegen aminoglycosiden kan optreden door:
1. Ribosoommutaties [7](#page=7).
2. Productie van aminoglycoside-modifying enzymes (AMEs) [7](#page=7).
3. Modificaties van het celmembraan die opname blokkeren [7](#page=7).
4. Activering van effluxpompen [7](#page=7).
#### 2.4.3 Combinaties en effectiviteit
Combinaties van antibiotica kunnen leiden tot een synergetisch (1+1=3), antagonistisch (1+1=0) of suppressief (1+1=2) effect. Aminoglycosiden zijn effectief bij bloedbaaninfecties, endovasculaire infecties en urogenitale infecties. Hun effectiviteit is echter zwakker in anaërobe of laag-pH-omgevingen (zoals abcessen en empyema), in het centrale zenuwstelsel (CSF), hersenen en ogen, en tegen intracellulaire pathogenen [7](#page=7).
#### 2.4.4 Toxiciteit
De belangrijkste nadelen van aminoglycosiden zijn toxiciteit voor de nieren en het gehoor (ototoxiciteit). Ototoxiciteit kan worden verergerd door hogere doseringen (Accumulation of the drug: AUC), het gewicht van de patiënt, en langdurige blootstelling aan de behandeling [6](#page=6) [7](#page=7).
##### 2.4.4.1 Specifieke Aminoglycosiden
* **Gentamycine**: Wordt vaak in combinatie met andere antibiotica gebruikt (bv. penicilline voor *S. endocarditis*). De effectiviteit is piek-afhankelijk [6](#page=6).
* **Amikacine**: Heeft meer veiligheidsproblemen. Het is piek-afhankelijk en wordt daarom één keer per dag krachtig toegediend, waarbij de dalwaarde niet te hoog mag zijn [6](#page=6).
### 2.5 Colistine
Colistine behoort tot de polymyxines en wordt ingezet tegen gram-negatieve bacteriën, inclusief resistente stammen. De exacte doseringsstrategieën waren lange tijd onduidelijk, maar het antibioticum wordt weer vaker gebruikt. Colistine veroorzaakt niertoxiciteit. Er bestaan verschillende formuleringen van colistine [2](#page=2) [7](#page=7).
---
# Resistentie mechanismen en toekomstige behandelingen
Dit onderwerp bespreekt de mechanismen van antibioticaresistentie en verkent innovatieve toekomstige behandelingen zoals bacteriofagen, monoklonale antistoffen en vaccinaties ter vervanging van antibiotica [8](#page=8).
### 3.1 Huidige behandelingen en hun beperkingen
#### 3.1.1 Colistine
Colistine (ook bekend als polymyxin E) is een antibioticum dat wordt gebruikt voor infecties met gram-negatieve bacteriën, zoals *Pseudomonas* aeruginosa en *Acinetobacter* baumannii. Het werkt als een kationisch detergent door zich te binden aan lipopolysacchariden (LPS) aan de buitenzijde van gram-negatieve bacteriën, zich in het celmembraan te wringen en het te vernietigen, waardoor de bacterie openbarst. Colistimethate sodium is een inactieve prodrug die in het lichaam wordt omgezet in de actieve vorm, colistine [8](#page=8).
Colistine wordt beschouwd als een antibioticum van de laatste lijn en wordt typisch alleen gebruikt wanneer er weinig tot geen andere opties meer zijn. Het gebruik ervan is echter de laatste tijd toegenomen, wat niet wenselijk is vanwege de sterke associatie met nefrotoxiciteit [8](#page=8).
#### 3.1.2 Nieuwere bèta-lactam medicatie met bèta-lactamase/carbapenemase-remmers
Nieuwe combinaties van bèta-lactam antibiotica met bèta-lactamase-remmers ("schilden") worden ontwikkeld om de werkzaamheid te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn ceftazidime met avibactam, ceftolozona met tazobactam, en meropenem met vaborbactam. Deze combinaties bieden een strategie om resistentie tegen bèta-lactamase-producerende bacteriën te omzeilen. Er is echter een voortdurende behoefte aan nieuwe medicatie in de pijplijn, aangezien veel medicijnen zich nog in de vroege ontwikkelingsfasen bevinden. Nieuwere mechanismen bieden doorgaans een kleiner risico op snelle resistentieontwikkeling [8](#page=8).
#### 3.1.3 Beperkingen van bestaande antibiotica
Linezolid is een antibioticum dat voornamelijk wordt ingezet tegen MRSA, VRE, en huid- en weke delen infecties, maar ook als tweedelijnstherapie voor multidrug-resistente tuberculose (MDR-TB). Echter, linezolid kent aanzienlijke toxische bijwerkingen, waaronder lactaatacidose door mitochondriale toxiciteit. Dit effect ontstaat doordat linezolid de mitochondriale en oxidatieve werking remt, waardoor andere aerobe processen stagneren en lactaat wordt geproduceerd door anaërobe processen. Vanwege deze vele bijwerkingen wordt linezolid beschouwd als een reservereserve antibioticum en dient het gebruik ervan beperkt te worden [5](#page=5).
### 3.2 Toekomstige behandelingen en strategieën
De toekomst van de bestrijding van bacteriële infecties zal waarschijnlijk een combinatie van strategieën omvatten, gericht op het verminderen van antibioticaresistentie en het ontwikkelen van alternatieve behandelmethoden [8](#page=8).
#### 3.2.1 Alternatieve behandelmethoden zonder antibiotica
* **Bacteriofagen:** Dit zijn aangepaste virussen die specifiek bacteriën aanvallen. Ze zijn soortspecifiek, evolueren mee met hun gastheerbacterie, en infecteren geen menselijke cellen [8](#page=8).
* **Monoklonale antistoffen:** Deze antistoffen kunnen gericht worden ingezet om bacteriële componenten te neutraliseren of om het immuunsysteem van de patiënt te stimuleren [8](#page=8).
* **Lysines:** Deze enzymen kunnen bacteriële celwanden afbreken.
* **Immuunstimulatie:** Methoden die het immuunsysteem van de patiënt versterken om infecties beter te bestrijden.
* **Faecale transplantatie (FMT):** Het toedienen van bevroren stoelgang van gezonde donoren, vaak via orale pillen, om de darmflora te herstellen en infecties zoals *Clostridium difficile* te bestrijden [9](#page=9).
#### 3.2.2 Vaccinaties
Vaccinaties spelen een cruciale rol in de preventie van infecties, waardoor de noodzaak voor antibiotica afneemt. Een voorbeeld hiervan is de pneumokokkenvaccinatie, die leidt tot een daling van het aantal pneumokokkeninfecties, koorts en daardoor ook tot minder antibioticagebruik. Hoewel de kosteneffectiviteit wereldwijd nog een uitdaging kan zijn, is de trend duidelijk: meer vaccinaties leiden tot minder antibioticagebruik. Andere belangrijke vaccins die bijdragen aan deze strategie omvatten vaccins tegen *Streptococcus pneumoniae*, *Haemophilus influenzae*, influenza en tyfus. De wereld beweegt zich naar een tijdperk waarin vaccinaties een primair middel zijn ter vervanging van antibiotica [9](#page=9).
> **Tip:** Het verminderen van het gebruik van antibiotica, met name breed-spectrum antibiotica zoals clindamycine (door het achter de hand te houden voor specifieke gevallen), is een sleutelstrategie in de preventie van resistentie. Contactisolatie tot het einde van diarree is ook essentieel in de preventie van verspreiding van resistente bacteriën zoals *C. difficile* [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Glycopeptiden | Een klasse van antibiotica die worden gebruikt bij de behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door Gram-positieve bacteriën, waaronder methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA). |
| Aminoglycosiden | Een groep antibiotica die vooral effectief zijn tegen Gram-negatieve bacteriën en vaak worden gebruikt in combinatie met bèta-lactam antibiotica voor een breder spectrum. |
| Reserve antibiotica | Antibiotica die worden gereserveerd voor infecties die resistent zijn tegen standaardbehandelingen, vanwege hun potentieel voor toxiciteit of de ontwikkeling van resistentie. |
| Resistentie | Het vermogen van bacteriën of andere micro-organismen om de effecten van een antimicrobieel medicijn te weerstaan, waardoor de behandeling minder effectief wordt. |
| Bèta-lactam antibiotica | Een grote klasse van antibiotica, waaronder penicillines en cefalosporines, die de synthese van de bacteriële celwand remmen. |
| Carbapenemase | Enzymen geproduceerd door bacteriën die bèta-lactam antibiotica, waaronder carbapenems, kunnen afbreken, wat leidt tot resistentie. |
| MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus) | Een type Staphylococcus aureus bacterie dat resistent is geworden tegen veelvoorkomende antibiotica, waaronder methicilline en oxacilline. |
| VRE (Vancomycine-resistente Enterokokken) | Enterokokken bacteriën die resistent zijn geworden tegen het antibioticum vancomycine, wat behandeling bemoeilijkt. |
| Multi-drug resistent (MDR) | Een term die wordt gebruikt om bacteriën aan te duiden die resistent zijn tegen meerdere klassen van antibiotica. |
| Vancomycine | Een glycopeptide antibioticum dat voornamelijk wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door Gram-positieve bacteriën, zoals MRSA. |
| Smalle therapeutische marge | Een medicijn waarvan de dosis die effectief is dicht bij de dosis ligt die toxische effecten veroorzaakt, wat zorgvuldige monitoring vereist. |
| Red Man Syndrome | Een bijwerking van snelle intraveneuze infusie van vancomycine, gekenmerkt door een rode huiduitslag, jeuk en soms hypotensie. |
| Cytopenie | Een algemene term voor een vermindering van het aantal bloedcellen, waaronder witte bloedcellen, rode bloedcellen of bloedplaatjes. |
| Renale toxiciteit | Schade aan de nieren veroorzaakt door medicatie of toxines, wat kan leiden tot een verminderde nierfunctie. |
| Linezolid | Een oxazolidinone antibioticum dat wordt gebruikt voor de behandeling van infecties veroorzaakt door resistente Gram-positieve bacteriën, zoals MRSA en VRE. |
| Lactaatacidose | Een medische aandoening die wordt gekenmerkt door een ophoping van melkzuur in het bloed, vaak geassocieerd met mitochondriale toxiciteit. |
| Aminoglycosiden | Een groep krachtige antibiotica die worden gebruikt voor de behandeling van ernstige Gram-negatieve infecties, maar die potentiële nier- en gehoortoxiciteit hebben. |
| Gentamycine | Een veelgebruikt aminoglycoside antibioticum voor de behandeling van ernstige Gram-negatieve infecties. |
| Amikacine | Een breed-spectrum aminoglycoside dat vaak wordt gebruikt als reservemiddel bij resistente infecties, ondanks aanzienlijke toxiciteit. |
| Colistine (Polymyxine E) | Een polymyxine antibioticum dat effectief is tegen multiresistente Gram-negatieve bacteriën, maar berucht is om zijn nefrotoxiciteit. |
| LPS (Lipopolysaccharide) | Een complex molecuul dat een essentieel onderdeel vormt van de buitenste membraan van Gram-negatieve bacteriën. |
| Bacteriofagen | Virussen die specifiek bacteriën infecteren en doden, en die worden onderzocht als een alternatief voor antibiotica. |
| Monoklonale antistoffen | Laboratorium-geproduceerde antistoffen die ontworpen zijn om specifieke doelen in het lichaam te herkennen en aan te vallen. |
| Immuun stimulatie | Behandelingen die het immuunsysteem stimuleren om infecties effectiever te bestrijden. |
| Microbiom | De gemeenschap van micro-organismen die in of op een gastheer leven, zoals de darmflora. |