Cover
Aloita nyt ilmaiseksi lymfoproliferatie 1,2025.pdf
Summary
# Oorzaken van lymfeklierzwelling
Lymfeklierzwelling, ook wel lymfadenopathie genoemd, kan verschillende onderliggende oorzaken hebben, die hoofdzakelijk kunnen worden ingedeeld in drie brede categorieën: infectieuze, reactief/inflammatoire en maligne [15](#page=15) [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6) [8](#page=8).
### 1.1 Infectieuze oorzaken
Infecties zijn een veelvoorkomende reden voor lymfeklierzwelling. Deze kunnen worden veroorzaakt door een verscheidenheid aan pathogenen, waaronder bacteriën, virussen, parasieten en schimmels [3](#page=3).
#### 1.1.1 Bacteriële infecties
Bacteriële infecties kunnen leiden tot zowel acute als subacute lymfeklierzwelling. Voorbeelden van bacteriële oorzaken zijn onder andere tuberculose (tbc) en atypische mycobacteriën, die vaak subacute ontstekingen veroorzaken [3](#page=3).
#### 1.1.2 Virale infecties
Verschillende virussen kunnen lymfeklierzwelling veroorzaken. Bekende voorbeelden zijn infecties met het influenzavirus (MI), cytomegalovirus (CMV), herpesvirussen en het humaan immunodeficiëntievirus (HIV) [3](#page=3).
#### 1.1.3 Parasitaire infecties
Parasieten kunnen ook bijdragen aan de zwelling van lymfeklieren. Specifieke parasitaire oorzaken die worden genoemd zijn toxoplasmose en leishmaniase [3](#page=3).
#### 1.1.4 Schimmelinfecties
Schimmels vormen een vierde categorie van infectieuze oorzaken. Voorbeelden hiervan zijn actinomyces en aspergillus, die, naast andere schimmels, lymfadenopathie kunnen induceren [3](#page=3).
### 1.2 Reactieve/inflammatoire oorzaken
Naast infecties, kunnen niet-infectieuze ontstekingsprocessen ook leiden tot reactieve zwelling van lymfeklieren. Deze categorie omvat een breed scala aan aandoeningen waarbij het immuunsysteem wordt geactiveerd [15](#page=15) [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6) [8](#page=8).
### 1.3 Maligne oorzaken
Maligne (kwaadaardige) oorzaken, zoals lymfomen of metastasen van andere kankers, zijn een andere belangrijke reden voor lymfeklierzwelling. De aard en locatie van de gezwollen klieren, evenals andere symptomen, zijn cruciaal voor het differentiëren tussen deze categorieën [15](#page=15) [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6) [8](#page=8).
---
# Differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling
Het systematisch benaderen van lymfeklierzwelling is cruciaal en omvat anamnese, lokalisatie, grootte, consistentie, het uitsluiten van niet-klieropzettingen, en aanvullende onderzoeken.
### 2.1 Anamnese bij lymfeklierzwelling
De anamnese is de eerste stap in het differentiëren van de oorzaak van een lymfeklierzwelling. Belangrijke vragen richten zich op de snelheid van opkomst, beroep, contact met huisdieren, medicatiegebruik, recente infecties, mogelijke contacten met tuberculose, voedingsgewoonten en tropische reizen [9](#page=9).
* **Snelheid van opkomst:** Hoe snel de zwelling is ontstaan, kan een indicatie geven van de oorzaak (acuut versus geleidelijk) [9](#page=9).
* **Beroep:** Beroepen die geassocieerd zijn met traumata kunnen relevant zijn [9](#page=9).
* **Huisdieren:** Contact met huisdieren, met name katten, kan wijzen op infecties zoals kattenkrabziekte of toxoplasmose [9](#page=9).
* **Medicatie:** Bepaalde medicijnen, zoals hydantoïne, of recent ontvangen vaccins (bv. COVID-vaccin) kunnen lymfeklierzwelling veroorzaken [9](#page=9).
* **Recente infecties:** Een recent doorgemaakte infectie is een belangrijke aanwijzing [9](#page=9).
* **Tuberculose (TBC):** Contact met personen met TBC is een risicofactor [9](#page=9).
* **Voedingsgewoonten:** Het consumeren van rauw vlees kan wijzen op bepaalde infectieuze oorzaken [9](#page=9).
* **Tropische reizen:** Reizen naar tropische gebieden kan de kans op specifieke infectieuze aandoeningen vergroten [9](#page=9).
### 2.2 Lokalisatie van lymfeklierzwelling
De locatie van de gezwollen lymfeklier kan suggestief zijn voor de onderliggende oorzaak.
* **Hoge hals:** Lymfeklieren hoog in de hals zijn meestal banaal, maar waakzaamheid is geboden voor maligniteiten van de neus-keel-oor regio (NKO) [10](#page=10).
* **Kleine liesklieren:** Kleine klieren in de lies zijn doorgaans banaal [10](#page=10).
* **Supraclaviculair:** Zwelling van supraclaviculaire klieren is vaak belangrijk en vereist nadere evaluatie [10](#page=10).
### 2.3 Grootte en vorm van lymfeklieren
De grootte en vorm van de lymfeklier zijn belangrijke morfologische kenmerken.
* Een platte ovale klier wordt als minder belangrijk beschouwd dan een bolronde klier [10](#page=10).
* Over het algemeen geldt: grote klieren zijn slechter dan kleine klieren [10](#page=10).
### 2.4 Consistentie en gevoeligheid van lymfeklieren
De consistentie en gevoeligheid van de lymfeklier bieden eveneens waardevolle diagnostische informatie.
* **Pijnloos versus pijnlijk:** Een pijnloze zwelling is verdachter dan een pijnlijke zwelling, die vaker geassocieerd is met infectie [11](#page=11).
* **Verkleving:** Verkleving met de omgeving of met andere klieren is verdacht bij niet-infectieuze oorzaken [11](#page=11).
* **Fluctuatie:** Fluctuatie van de klier suggereert de aanwezigheid van een abces [11](#page=11).
* **Consistentie:**
* Hard: Kan wijzen op metastasen of verkalkte granulomen [11](#page=11).
* Rubberachtig: Vaak geassocieerd met lymfoom [11](#page=11).
* Week: Kan gezien worden bij chronische lymfatische leukemie (CLL) [11](#page=11).
### 2.5 Evaluatie van niet-klieropzettingen
Het is essentieel om te beseffen dat niet elke opzetting in het lichaam een lymfeklier is. Er zijn diverse anatomische structuren die opgezette klieren kunnen nabootsen.
* **Hals:**
* Branchiaalkyste [12](#page=12).
* Thyroid nodule (schildkliernoodule) [12](#page=12).
* Glomus caroticum tumor [12](#page=12).
* Halsrib [12](#page=12).
* **Oksel:**
* Hydrosadenitis (zweetklierontsteking) [12](#page=12).
* Lateraal ribletsel [12](#page=12).
* **Lies:**
* Hernia [13](#page=13).
* Cyste [13](#page=13).
* Niet-ingedaalde testis [13](#page=13).
### 2.6 Aanvullende onderzoeken
Indien de anamnese, inspectie en palpatie onvoldoende uitsluitsel geven, zijn aanvullende onderzoeken noodzakelijk.
* **Bloedonderzoek:**
* **WBC telling en differentiatie:** Het aantal en de verhouding van de verschillende witte bloedcellen kunnen inzicht geven in infectie, ontsteking of maligniteit [14](#page=14).
* **Serologie:** Onderzoek naar specifieke infecties zoals Epstein-Barr virus (EBV), Cytomegalovirus (CMV), Toxoplasmose, HIV, Borrelia, Bartonella, en tropische pathogenen [14](#page=14).
* **Inflammatoire parameters:**
* Bezinking (BSE) [14](#page=14).
* Alfa-2 fractie [14](#page=14).
* C-reactief proteïne (CRP) [14](#page=14).
* ** Dunne naaldaspiraat (cytologie):** Een minimaal invasieve techniek om cellen uit de zwelling te verkrijgen voor microscopisch onderzoek [14](#page=14).
* **Biopsie (histologie):** Bij twijfel of verdenking op maligniteit is een chirurgische biopsie van de lymfeklier vaak de gouden standaard voor definitieve diagnose [14](#page=14).
> **Tip:** Een systematische aanpak, beginnend met de anamnese en voortbouwend op klinische bevindingen, minimaliseert de noodzaak voor invasieve onderzoeken en leidt sneller tot de juiste diagnose [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [9](#page=9).
---
# Maligne lymfoproliferaties
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de kwaadaardige aandoeningen van lymfocyten en hun voorlopers, inclusief de etiologie, classificatie, kliniek en behandeling van Non-Hodgkin lymfomen, de ziekte van Hodgkin en chronische lymfatische leukemie (CLL).
## 3. Maligne lymfoproliferaties
Maligne lymfoproliferaties ontstaan door kwaadaardige transformaties van lymfocyten of hun voorlopers, waarbij mutaties in genen die celproliferatie en apoptose controleren een sleutelrol spelen. De klinische presentatie wordt mede bepaald door het adhesiemolecuulpatroon van de lymfoïde precursor waaruit de maligne kloon is ontstaan, wat kan leiden tot een leukemisch (bv. CLL, hairy cell leukemie) of een lymfoombeeld (bv. folliculair lymfoom) [18](#page=18).
### 3.1 Etiologie en pathogenese
De pathogenese van maligne lymfoproliferaties, met name Non-Hodgkin lymfomen (NHL), is vaak gerelateerd aan chromosoomtranslokaties tussen de immunoglobuline (Ig) of T-celreceptor (TCR) loci (vaak op chromosoom 14) en genen die betrokken zijn bij celcyclusregulatie en apoptose. Risicofactoren omvatten immuundeficiëntie, auto-immuunziekten, infecties, blootstelling aan chemische stoffen en straling [22](#page=22).
De ontwikkeling van B-cel maligniteiten is nauw verbonden met genetische laesies die leiden tot ongecontroleerde groei en afwijkend celgedrag. Maligne B-cellen en hun normale tegenhangers uiten vergelijkbare celoppervlakteantigenen en bevinden zich op dezelfde locaties. B-cel maligniteiten kunnen worden onderverdeeld op basis van de drie brede ontwikkelingsstadia van B-cel hematopoëse. Lymfomagenese kan begrepen worden in relatie tot de normale kiemcentrumreactie [25](#page=25) [26](#page=26).
### 3.2 Indelingen van lymfoproliferaties
De classificatie van lymfomen is door de jaren heen geëvolueerd [20](#page=20):
* **Jaren '70:** Pathologische classificaties (bv. Lukes-Collin, Rappaport, Kiel) [20](#page=20).
* **1982:** Working Formulation, onderverdeeld in low grade, intermediate grade en high grade [20](#page=20).
* **1994:** REAL (Revised European American Lymphoma) classificatie, met een onderverdeling in indolent, agressief en zeer agressief [20](#page=20).
* **1997:** WHO-classificatie, een aanpassing van de REAL-classificatie [20](#page=20).
* **2008:** Een update van de WHO-classificatie, met revisies voorzien voor 2017 [20](#page=20).
### 3.3 Non-Hodgkin lymfomen (NHL)
#### 3.3.1 Overzicht en classificatie
NHL is een diverse groep maligne lymfoproliferaties. De classificaties zijn complex. Twee frequente prototypes zijn [28](#page=28):
1. **Indolent NHL:** Voorbeelden zijn folliculair lymfoom. Deze zijn goed gedifferentieerd, traaggroeiend en worden niet agressief behandeld [28](#page=28).
2. **Agressief NHL:** Een voorbeeld is diffuus grootcellig NHL. Deze zijn morfologisch minder gedifferentieerd, groeien snel, maar kunnen curatief agressief behandeld worden [28](#page=28).
#### 3.3.2 Kliniek
De kliniek van NHL is zeer variabel en kan variëren van pijnloze klierzwellingen tot een volledig ontwikkelde leukemie. De symptomen kunnen worden ingedeeld in [31](#page=31):
1. **Lokale symptomen:** Door klieropzetting, splenomegalie en aantasting van extranodale organen [31](#page=31).
2. **Systemische symptomen:** Gerelateerd aan een inflammatoire reactie, zoals koorts, gewichtsverlies en nachtzweten [31](#page=31).
3. **Symptomen door beenmerginvasie:** Anemie, bloedingen en infecties [41](#page=41).
4. **Specifieke categorieën:** Huidlymfomen (bv. mycosis fungoides, Sézary syndroom met bloedinvasie), MALT-lymfoom, lymfoblastenlymfoom en centrale zenuwstelsel (CNS) lymfomen [41](#page=41).
> **Tip:** Let op de symptomen die gerelateerd zijn aan de 'B-symptomen' (koorts, nachtzweten, gewichtsverlies), deze zijn kenmerkend voor verschillende lymfomen [31](#page=31).
#### 3.3.3 Laboratoriumonderzoek
Laboratoriumonderzoek bij NHL kan variëren [45](#page=45):
* **Geen afwijkingen:** Soms zijn er geen specifieke afwijkingen aantoonbaar [45](#page=45).
* **Indirecte afwijkingen:** Anemie, trombopenie, en ontstekingsparameters [45](#page=45).
* **Directe lymfoomgerelateerde afwijkingen:** Circulerende lymfoomcellen, verhoogde LDH en bèta-2 microglobuline. Soms kan er een specifieke eiwitfractie (M-proteïne) worden aangetoond met onderdrukking van andere gammaglobulines [45](#page=45).
Een beenmergpunctie toont bij 20-50% van de patiënten invasie. Een botbiopt is essentieel voor de typering van het NHL middels celmarkers, histologie en chromosomanalyse. Deze gegevens zijn prognostisch relevant, evenals de waarden van LDH en bèta-2 microglobuline, en of het een B- of T-cel lymfoom betreft [46](#page=46).
#### 3.3.4 Stadiëring
De stadiëring van NHL volgt grotendeels dezelfde classificatie als bij de ziekte van Hodgkin, maar een veralgemening (stadium III-IV) komt frequenter voor. De bepaling van het lymfoomtype en de Internationale Prognostische Index (IPI) is cruciaal. De IPI kent de volgende factoren [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49):
* Stadium (I-II vs. III-IV)
* Leeftijd > 60 jaar
* LDH > normaal
* Extranodale lokalisatie
* WHO performance status < 2
De WHO performance status wordt als volgt gecategoriseerd [49](#page=49):
* 0: normale activiteit
* 1: matig beperkt in dagelijkse activiteit
* 2: ernstig beperkt, tot bedlegerig
Onderzoeken voor stadiëring omvatten een CT- of echogeleide biopsie, CT-scans van thorax en abdomen, een botbiopt, en bij agressieve NHL een lumbaalpunctie (LP). PET-CT scans hebben bewezen waarde bij agressieve NHL en Hodgkin lymfoom, en bij indolent NHL hebben ze prognostische betekenis aan het einde van de behandeling. De NCCN IPI is een recente ontwikkeling voor risicostratificatie [50](#page=50) [51](#page=51).
> **Tip:** De IPI score helpt bij het inschatten van de prognose en het plannen van de behandeling [49](#page=49).
#### 3.3.5 Behandeling
De behandeling van NHL is een combinatie van chemotherapie, radiotherapie en/of anti-CD20 antilichamen [53](#page=53).
1. **Indolent NHL:**
* **Lokaal (5-10%):** Lokale radiotherapie (RT) [53](#page=53).
* **Gegeneraliseerd:** Chemotherapie regimes zoals R-CVP, R-CHOP, R-Benda, R-chlorambucil-corticosteroïden, gevolgd door onderhoudstherapie met anti-CD20 antilichamen. Dit resulteert in >80% remissie, maar recidieven komen vaak voor. De progressievrije overleving (PFS) kan boven de 5 jaar liggen en de algehele overleving (OS) boven de 10 jaar [53](#page=53).
* De behandeling wordt vaak uitgesteld tot de ziekte symptomatisch is [53](#page=53).
* **Rescue-therapie:** Herhaling van Rituximab-gebaseerde regimes, R-chemo, R-lenalidomide, intensificatie van chemotherapie, soms met stamceltransplantatie of bispecifieke antilichamen [53](#page=53).
2. **Agressief NHL:**
* **Chemotherapie:** Regimes zoals R-CHOP of intensificaties daarvan (bv. R-CHOP-14, R-ACVBP) bieden een genezingskans van 60-70% [56](#page=56).
* Dit wordt begeleid door profylactische intrathecale injecties en soms door RT [56](#page=56).
* **Rescue:** Hoge dosis chemotherapie (bv. R-DHAP, R-GEMOX) gevolgd door autologe stamceltransplantatie wordt steeds vaker vervangen door CAR T-celtherapie [56](#page=56).
* Recent zijn immunotoxines en bispecifieke antilichamen ontwikkeld [56](#page=56).
#### 3.3.6 Overleving
* **Indolente lymfomen:** Deze genezen meestal niet volledig, maar patiënten overleven vaak lang [59](#page=59).
* **Agressieve lymfomen:** Deze kunnen volledig genezen, of patiënten hervallen en overlijden binnen twee jaar [59](#page=59).
* De IPI score laat een voorspelling toe [59](#page=59):
* Laag risico (<2 ongunstige factoren): 5-jaar DFS van 80% [59](#page=59).
* Intermediair (2 of 3 ongunstige factoren): 5-jaar DFS van 70% [59](#page=59).
* Hoog risico (>3 ongunstige factoren): 5-jaar DFS van 40% [59](#page=59).
* Daarnaast bestaan er moleculaire prognostische markers, zoals de GC/nonGC-status en 'double hit' myc/bcl2 [59](#page=59).
> **Voorbeeld:** Patiënten met een laag risico NHL volgens de IPI hebben een significant betere prognose dan patiënten met een hoog risico [59](#page=59).
De overleving bij DLBCL in België toont de impact van behandelingen. De introductie van R-CHOP heeft de overleving significant verbeterd ten opzichte van CHOP alleen [57](#page=57) [58](#page=58).
### 3.4 Ziekte van Hodgkin
De ziekte van Hodgkin is een maligne lymfoproliferatie die distinct is van NHL en gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Reed-Sternbergcellen [20](#page=20).
### 3.5 Chronische Lymfatische Leukemie (CLL)
CLL is een maligne aandoening waarbij lymfocyten ongeremd prolifereren. Het wordt gekenmerkt door een verhoogd aantal lymfocyten in het bloed, vaak van B-cel oorsprong. De behandeling van CLL is afhankelijk van het stadium en de aanwezigheid van risicofactoren. Moderne therapieën omvatten ook tyrosinekinaseremmers zoals ibrutinib, acalabrutinib en zanubrutinib, en venetoclax [18](#page=18) [53](#page=53) [60](#page=60).
### 3.6 Novel Modalities voor Lymfoïde Maligniteiten
Er worden continu nieuwe behandelingsmodaliteiten ontwikkeld voor lymfoïde maligniteiten. Deze omvatten [60](#page=60):
* **CAR T-cel therapie:** Genetisch gemodificeerde T-cellen die kankercellen herkennen en vernietigen [56](#page=56) [60](#page=60).
* **Bispecifieke antilichamen (BiTEs):** Deze antilichamen verbinden een T-cel met een kankercel, waardoor de T-cel de kankercel kan aanvallen. Voorbeelden van B-cel gerichte BiTEs zijn mosunetuzumab, epcoritamab, glofitimab en odronextamab [55](#page=55) [60](#page=60) [62](#page=62).
* **Immunotoxines:** Antilichamen gekoppeld aan een toxine [56](#page=56).
* **Lenalidomide:** Een immunomodulerend middel [60](#page=60).
---
# Mononucleosis infectiosa
Mononucleosis infectiosa, ook wel de ziekte van Pfeiffer genoemd, is een infectieziekte die zich kenmerkt door een breed spectrum aan klinische presentaties, variërend van asymptomatisch tot ernstige, acute ziektebeelden. Deze ziekte komt frequent voor bij jongeren [4](#page=4).
### 4.1 Klinische presentatie
De klinische presentatie van mononucleosis infectiosa kan sterk variëren [4](#page=4).
#### 4.1.1 Typische symptomen
De meest voorkomende symptomen omvatten:
* **Koorts**: Vaak gepaard gaande met tonsillitis of faryngitis [4](#page=4).
* **Veneraliseerde lymfeklierzwelling**: Vooral opvallend in de hals en de oksels [4](#page=4).
* **Uitgesproken vermoeidheid**: Dit is een zeer kenmerkend symptoom [4](#page=4).
* **Hepatosplenomegalie**: Bij ongeveer 50% van de patiënten is er sprake van een vergrote lever en milt [4](#page=4).
* **Exantheem**: Een huiduitslag die vaak optreedt na het gebruik van penicilline-preparaten [4](#page=4).
> **Tip:** Let op de combinatie van koorts, keelklachten en opgezette lymfeklieren, vooral bij jonge volwassenen. Dit is een klassieke presentatie van mononucleosis infectiosa.
#### 4.1.2 Ernstige complicaties
Hoewel minder frequent, kan mononucleosis infectiosa leiden tot ernstige complicaties. Deze omvatten [5](#page=5):
* **Miltruptuur**: Een potentieel levensbedreigende complicatie waarbij de milt scheurt [5](#page=5).
* **Myocarditis**: Ontsteking van de hartspier [5](#page=5).
* **Hemolytische anemie**: Bloedarmoede veroorzaakt door de versnelde afbraak van rode bloedcellen [5](#page=5).
* **Immuungemedieerde trombocytopenie**: Een aandoening waarbij het immuunsysteem de bloedplaatjes aanvalt en afbreekt [5](#page=5).
* **Meningo-encefalitis**: Ontsteking van de hersenvliezen en de hersenen [5](#page=5).
> **Let op:** Bij patiënten met mononucleosis infectiosa is voorzichtigheid geboden met sportieve activiteiten vanwege het risico op miltruptuur.
### 4.2 Laboratoriumbevindingen
Bij laboratoriumonderzoek kunnen de volgende afwijkingen worden waargenomen:
* **Gestoorde levertesten**: Verhoogde leverenzymen in het bloed [5](#page=5).
* **Sterke stijging van atypische lymfocyten**: Een kenmerkend beeld op het bloeduitstrijkje, wat de diagnose ondersteunt [5](#page=5).
* **"Al virage"**: Een term die mogelijk verwijst naar een specifieke bloedcelverandering, hoewel de precieze betekenis in dit fragment niet verder wordt toegelicht [5](#page=5).
---
# Reactieve/inflammatoire oorzaken van lymfeklierzwelling
Dit gedeelte behandelt de oorzaken van lymfeklierzwelling die voortkomen uit inflammatoire reacties, waaronder specifieke aandoeningen zoals sarcoïdose en reumatische aandoeningen, maar ook reacties op medicatie en vaccinaties, en dermatopathische lymfadenitis [7](#page=7).
### 5.1 Sarcoïdose
Sarcoïdose is een multisystemische granulomateuze aandoening die kan leiden tot lymfeklierzwelling [7](#page=7).
### 5.2 Reumatische aandoeningen
Verschillende reumatische aandoeningen kunnen gepaard gaan met lymfeklierzwelling. Systemische lupus erythematosus (SLE) is hier een voorbeeld van [7](#page=7).
### 5.3 Reacties op farmaca en vaccinaties
Lymfeklierzwelling kan een gevolg zijn van reacties op bepaalde medicijnen (farmaca) of vaccinaties. Hydantoïne is een voorbeeld van een medicijn dat deze reactie kan veroorzaken [7](#page=7).
### 5.4 Dermatopathische lymfadenitis
Dermatopathische lymfadenitis is een specifieke vorm van lymfeklierzwelling die gerelateerd is aan huidaandoeningen [7](#page=7).
### 5.5 Aspecifieke lymfadenitis
Naast de specifieke oorzaken, kan lymfeklierzwelling ook optreden door aspecifieke inflammatoire processen [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lymfeklier zwelling | Een abnormale vergroting van één of meerdere lymfeklieren, wat kan duiden op infectie, ontsteking of kwaadaardigheid. |
| Infectie | Het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen, parasieten of schimmels in het lichaam, wat kan leiden tot immuunreacties en zwelling van lymfeklieren. |
| Viraal | Verwijst naar ziekten of aandoeningen veroorzaakt door virussen, die zich kunnen manifesteren als infecties die lymfeklierzwelling teweegbrengen. |
| Maligne | Betekent kwaadaardig en verwijst naar ziekten zoals kanker, die ongecontroleerde celgroei kenmerken en kunnen leiden tot uitzaaiingen en weefselschade. |
| Mononucleosis infectiosa | Ook bekend als de ziekte van Pfeiffer, een virale infectie veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus (EBV), die vaak gepaard gaat met koorts, keelpijn en vergrote lymfeklieren, vooral in de hals. |
| Hepatopslenomegalie | Een gelijktijdige vergroting van de lever (hepatomegalie) en de milt (splenomegalie), wat kan voorkomen bij verschillende systemische aandoeningen, waaronder infecties en maligniteiten. |
| Miltruptuur | Een levensbedreigende scheur in de milt, die kan optreden als complicatie van een ernstige infectie zoals mononucleosis infectiosa door de vergrote en verzwakte toestand van de milt. |
| Gestoorde levertesten | Afwijkende waarden in bloedtesten die de functie van de lever beoordelen, wat kan wijzen op leverbeschadiging of -ziekte, zoals gezien kan worden bij mononucleosis infectiosa. |
| Atypische lymfo's | Lymfocyten met een afwijkende morfologie, die vaak worden waargenomen in het bloedbeeld tijdens virale infecties zoals mononucleosis infectiosa. |
| Sarcoïdose | Een ontstekingsziekte waarbij opeenhopingen van ontstekingscellen (granulomen) zich vormen in diverse organen, waaronder lymfeklieren, wat leidt tot zwelling. |
| SLE | Systemische Lupus Erythematosus, een chronische auto-immuunziekte die verschillende lichaamsweefsels kan aantasten en gepaard kan gaan met lymfeklierzwelling. |
| Dermatopathisch | Verwijst naar huidaandoeningen of huidgerelateerde processen, waarbij dermatopathische lymfadenitis verwijst naar lymfeklierzwelling veroorzaakt door een huidontsteking of huidaandoening. |
| Anamnese | Het medische interview waarbij een arts informatie verzamelt over de medische geschiedenis, symptomen en levensstijl van de patiënt om een diagnose te stellen. |
| Supraclaviculaire klieren | Lymfeklieren die zich boven het sleutelbeen bevinden en die, indien gezwollen, vaak een indicatie zijn van een serieuzere onderliggende aandoening, mogelijk maligniteit. |
| Consistentie | De mate van stevigheid of zachtheid van een weefsel of structuur, in de context van lymfeklieronderzoek kan dit helpen bij het differentiëren van oorzaken (bv. hard bij maligniteit, week bij CLL). |
| Fluctuatie | Een golfachtige beweging die gevoeld kan worden bij palpatie van een met vloeistof gevulde massa, zoals een abces, wat suggereert dat er pus aanwezig is. |
| Metastase | Een uitzaaiing van een kwaadaardige tumor (kanker) van de oorspronkelijke locatie naar een ander deel van het lichaam, vaak via het lymfestelsel of bloedbaan. |
| Lymfoom | Een type kanker dat ontstaat in de lymfocyten, een soort witte bloedcel, en zich manifesteert als zwelling van lymfeklieren of andere lymfoïde weefsels. |
| CLL | Chronische Lymfatische Leukemie, een langzaam progressieve vorm van bloedkanker die de lymfocyten aantast, wat kan leiden tot zwelling van lymfeklieren en een hoog aantal lymfocyten in het bloed. |
| Maligne lymfoproliferaties | Een groep van kwaadaardige aandoeningen die worden gekenmerkt door een ongecontroleerde toename van lymfocyten of hun voorlopercellen. |
| Lymfocyten | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem, betrokken bij de herkenning en bestrijding van infecties en ziektecellen. |
| Apoptose | Geprogrammeerde celdood, een essentieel proces voor de normale ontwikkeling en weefselhomeostase, dat verstoord kan zijn bij kanker. |
| Adhesiemolecule | Moleculen op het oppervlak van cellen die betrokken zijn bij cel-cel hechting en interactie, belangrijk voor de migratie en lokalisatie van cellen in het lichaam. |
| Leukemisch beeld | Een klinische presentatie die kenmerkend is voor leukemie, waarbij er abnormaal hoge aantallen witte bloedcellen (of hun voorlopers) in het bloed en beenmerg aanwezig zijn. |
| Lymfoombeeld | Een klinische presentatie die kenmerkend is voor lymfomen, waarbij de maligniteit zich primair manifesteert als tumoren in het lymfestelsel (lymfeklieren, milt, etc.). |
| Kiemcentrumreactie | Een proces dat plaatsvindt in de lymfoïde organen, waarbij B-lymfocyten zich activeren en differentiëren tot geheugencellen en plasmacellen na blootstelling aan antigenen. |
| Non Hodgkin Lymfomen (NHL) | Een heterogene groep van lymfomen die ontstaan uit B-lymfocyten of T-lymfocyten en die niet voldoen aan de criteria voor Hodgkin lymfoom. |
| Ziekte van Hodgkin | Een specifiek type lymfoom dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Reed-Sternberg-cellen, meestal beginnend in de lymfeklieren. |
| B-CLL | B-cel Chronische Lymfatische Leukemie, een langzaam progressieve vorm van leukemie die specifiek de B-lymfocyten aantast. |
| Chromosoomtranslokaties | Een type genetische mutatie waarbij een deel van een chromosoom wordt verplaatst naar een ander niet-homoloog chromosoom, wat de genfunctie kan verstoren en kanker kan veroorzaken. |
| Immuundeficiëntie | Een verzwakt immuunsysteem dat de vatbaarheid voor infecties en bepaalde vormen van kanker verhoogt. |
| Chemische stoffen | Externe agentia of verbindingen die potentiële risicofactoren kunnen zijn voor de ontwikkeling van kanker, inclusief lymfomen. |
| Straling | Ioniserende straling die schade aan het DNA kan veroorzaken en het risico op kanker, waaronder lymfomen, kan verhogen. |
| Indolente NHL | Een langzaam groeiend, minder agressief type Non-Hodgkin lymfoom dat vaak goed reageert op behandeling maar moeilijk volledig te genezen is. |
| Agressief NHL | Een snel groeiend, agressiever type Non-Hodgkin lymfoom dat een intensievere behandeling vereist, maar potentieel wel curatief te behandelen is. |
| Diffuus grootcellig NHL | Een veelvoorkomend type agressief Non-Hodgkin lymfoom dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van grote, onregelmatig gevormde B-lymfocyten. |
| Folliculair lymfoom | Een veelvoorkomend type indolent Non-Hodgkin lymfoom dat ontstaat uit de B-lymfocyten in de follikels van de lymfeklieren. |
| MALT lymfoom | Mucosa-Associated Lymphoid Tissue (MALT) lymfoom, een type Non-Hodgkin lymfoom dat ontstaat in weefsels van het slijmvlies, zoals in de maag of darmen. |
| Mycosis fungoides | Een type cutaan T-cel lymfoom dat zich in de huid manifesteert, vaak beginnend als eczeemachtige laesies die kunnen evolueren tot tumoren. |
| Sezary syndroom | Een geavanceerd stadium van mycosis fungoides waarbij kankercellen zich verspreiden naar het bloed. |
| Lymfoomgerelateerde afwijkingen | Veranderingen in bloedtesten die specifiek wijzen op de aanwezigheid van een lymfoom, zoals circulerende tumorcellen of verhoogde tumormarkers. |
| Beenmergpunctie | Een diagnostische procedure waarbij een kleine hoeveelheid beenmerg wordt afgenomen om te onderzoeken op afwijkingen, zoals de aanwezigheid van kankercellen bij leukemie of lymfoom. |
| Botbiopt | Een monster van botweefsel dat wordt afgenomen voor onderzoek, kan gebruikt worden om de diagnose en typering van lymfomen te bevestigen. |
| Celmerkers | Specifieke eiwitten of antigenen op het oppervlak van cellen die gebruikt kunnen worden om het type cel en de oorsprong ervan te identificeren, belangrijk voor de diagnose van lymfomen. |
| Histologie | De studie van de microscopische structuur van weefsels en organen, essentieel voor de diagnose en classificatie van ziekten zoals lymfomen. |
| Chromosoomanalyse | Onderzoek van de chromosomen van een cel om structurele of numerieke afwijkingen te detecteren, wat belangrijk is voor de diagnose en prognose van lymfomen. |
| Prognostische waarde | De mate waarin bepaalde klinische of biologische kenmerken de waarschijnlijke uitkomst van een ziekte kunnen voorspellen. |
| Ann Arbor Classificatie | Een classificatiesysteem dat wordt gebruikt om de uitgebreidheid (stadium) van lymfomen te bepalen, gebaseerd op de lokalisatie en verspreiding van de ziekte. |
| Stagering | Het proces van het bepalen van de mate van verspreiding van kanker in het lichaam, cruciaal voor de behandelplanning en prognose. |
| Internationale prognostische Index (IPI) | Een scoringssysteem dat wordt gebruikt om het risico en de prognose van patiënten met Non-Hodgkin lymfomen te voorspellen, gebaseerd op verschillende klinische factoren. |
| Extranodale lokalisatie | Een aandoening die zich buiten de lymfeklieren manifesteert, wat bij lymfomen kan duiden op een meer uitgebreide ziekte. |
| WHO performance status | Een schaal die de algemene toestand van een patiënt met kanker evalueert, gebaseerd op hun vermogen om dagelijkse activiteiten uit te voeren, wat relevant is voor prognose en behandeling. |
| CT-scan | Computertomografie, een beeldvormende techniek die gedetailleerde dwarsdoorsneden van het lichaam produceert, gebruikt voor het diagnosticeren en stagering van lymfomen. |
| Echografie | Ultrageluidsonderzoek, een beeldvormende techniek die geluidsgolven gebruikt om beelden van interne organen te creëren, vaak gebruikt voor het beoordelen van lymfeklieren. |
| Botbiopt | Een monster van botweefsel dat wordt afgenomen voor onderzoek, kan gebruikt worden om de diagnose en typering van lymfomen te bevestigen. |
| LP | Lumbaalpunctie, het afnemen van hersenvocht uit de onderrug, gebruikt om de aanwezigheid van kankercellen in het centrale zenuwstelsel te onderzoeken bij bepaalde lymfomen. |
| PET-CT scan | Positronemissietomografie-computertomografie, een geavanceerde beeldvormende techniek die metabole activiteit in het lichaam detecteert, zeer nuttig voor het stagering en monitoren van lymfomen. |
| Therapie | De medische behandeling van een ziekte, met inbegrip van medicatie, chirurgie, radiotherapie en immunotherapie. |
| Combinatie chemotherapie | De gelijktijdige toediening van twee of meer chemotherapeutische middelen om kanker te behandelen. |
| Radiotherapie | Een behandeling die gebruikmaakt van hoog-energetische straling om kankercellen te doden of hun groei te vertragen. |
| Anti-CD20 antilichamen | Monoklonale antilichamen die zich richten op het CD20-eiwit op de oppervlakte van B-cellen, gebruikt bij de behandeling van B-cel lymfomen. |
| R-CVP / R-CHOP / R-Benda | Combinaties van chemotherapie en/of immunotherapie die veel worden gebruikt bij de behandeling van Non-Hodgkin lymfomen. |
| Remissie | Een periode waarin de symptomen van een ziekte, zoals kanker, aanzienlijk verminderen of verdwijnen. |
| Recidiveren | Het terugkeren van een ziekte na een periode van verbetering of remissie. |
| PFS | Progression-Free Survival, de tijd die verstrijkt vanaf het begin van de behandeling totdat de ziekte voortschrijdt of de patiënt overlijdt. |
| OS | Overall Survival, de totale tijd dat een patiënt leeft na de diagnose van een ziekte of na het starten van de behandeling. |
| Rescue-therapie | Een intensieve behandeling die wordt toegepast wanneer de oorspronkelijke behandeling niet succesvol is of wanneer de ziekte terugkeert. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde beenmergstamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen, vaak gebruikt na hoge doses chemotherapie bij de behandeling van lymfomen. |
| Bispecifieke antilichamen | Antilichamen die aan twee verschillende antigenen kunnen binden, gebruikt in de immunotherapie om kankercellen te bestrijden. |
| CART | Chimeric Antigen Receptor T-cell therapy, een vorm van immuuntherapie waarbij patiëntenspecifieke T-cellen genetisch worden gemodificeerd om kankercellen te herkennen en te vernietigen. |
| Immunotoxins | Geneesmiddelen die bestaan uit een toxine gekoppeld aan een antilichaam dat zich specifiek bindt aan kankercellen, met als doel de kankercellen te doden. |
| Overleving | De mate waarin patiënten een bepaalde ziekte overleven, vaak uitgedrukt in percentages voor specifieke tijdsperioden (bv. 5-jaarsoverleving). |
| Moleculaire prognosemarkers | Genetische of moleculaire kenmerken die kunnen helpen bij het voorspellen van de prognose van een ziekte, zoals lymfomen. |
| GC/nonGC | Germinal Center / non-Germinal Center, moleculaire subtypen van B-cel lymfomen die verschillende prognoses en behandelreacties kunnen hebben. |
| Double hit myc/bcl2 | Een genetische classificatie van agressieve B-cel lymfomen gekenmerkt door de gelijktijdige aanwezigheid van herschikkingen in de MYC- en BCL2-genen, wat duidt op een slechte prognose. |
| Epcoritamab, Glofitimab, Odronextamab | Specifieke bispecifieke antilichamen die worden gebruikt in de behandeling van bepaalde bloedkankers, waaronder lymfomen. |
| Ibrutinib, Acalabrutinib, Zanubrutinib | Kinaseremmers die worden gebruikt bij de behandeling van bepaalde B-cel maligniteiten, waaronder CLL en lymfomen, door specifieke signaalroutes te blokkeren. |
| Venetoclax | Een medicijn dat de BCL2-eiwit remt, gebruikt bij de behandeling van CLL en andere B-cel maligniteiten. |
| Lenalidomide | Een immunomodulerend medicijn dat wordt gebruikt bij de behandeling van verschillende maligniteiten, waaronder multipel myeloom en sommige lymfomen. |
| BiTEs | Bispecific T-cell Engagers, een klasse van bispecifieke antilichamen die T-cellen rekruteren om kankercellen aan te vallen. |