Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Thema 2_Sociale gradiënt in gezondheid 25_26.pdf
Summary
# De sociale gradiënt in gezondheid
Dit document onderzoekt de ongelijke verdeling van gezondheid en levensverwachting binnen de samenleving, inclusief geografische, gender- en sociale klassenverschillen.
## 1\. De sociale gradiënt in gezondheid
### 1.1 Introductie en algemeen beeld
De levensverwachting bij geboorte is wereldwijd en in België aanzienlijk toegenomen, en deze trend zal zich naar verwachting voortzetten. Echter, er bestaan grote geografische verschillen, zowel mondiaal als binnen België, met de hoogste levensverwachting in het Vlaams Gewest, ondanks stagnatie in die regio [10](#page=10) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.2 Genderverschillen in gezondheid
De levensverwachting is sneller gestegen bij mannen dan bij vrouwen, wat leidt tot een verkleining van de 'gender gap' tussen 2000 en 2024. Niettemin daalde de levensverwachting voor vrouwen tussen 2021 en 2022 met 0,25 jaar. Vrouwen hebben doorgaans een hogere levensverwachting, mede door levensstijlfactoren, maar ervaren een lagere kwaliteit van leven met hogere morbiditeit en meer beperkingen. Mannen daarentegen hebben een lagere levensverwachting door biologische en levensstijlfactoren, maar een hogere kwaliteit van leven. Dit fenomeen wordt de 'male-female health-survival paradox' genoemd [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13).
### 1.3 Verschillen tussen sociale klassen
De kloof in levensverwachting tussen de meest bevoorrechte en de meest achtergestelde groepen neemt toe. In 2019 bedroeg deze kloof 8,9 jaar voor mannen en 6,0 jaar voor vrouwen, oplopend tot 9,3 jaar voor mannen en 6,3 jaar voor vrouwen in 2020 [14](#page=14).
#### 1.3.1 Sociale verschillen in gezondheid
Er is een belangrijke samenhang tussen sociale positie en kankerincidentie/overlijden aan kanker. Sociale verschillen in gezondheid zijn systematisch en nemen toe, zoals de groeiende kloof in angststoornissen en depressieve stoornissen. De start in het leven is reeds ongelijk, met verschillen in onder andere zuigflescariës gebaseerd op de beroepsklasse van de ouders [29](#page=29) [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
De sociale gradiënt in gezondheid is niet beperkt tot de meest kwetsbare groepen, maar is zichtbaar in zelfmoordgedachten en zelfgerapporteerde gezondheid naar opleidingsvorm. Ongelijkheden zijn ook aanwezig bij volwassenen, zowel in fysieke gezondheid als in de snelheid waarmee multimorbiditeit optreedt [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
Hoog opgeleide mannen leven significant langer dan laag opgeleide mannen, en hoog opgeleide vrouwen langer dan laag opgeleide vrouwen. De toename in levensverwachting is dus niet voor iedereen in dezelfde mate zichtbaar. Naast een lagere levensverwachting, leven mensen met een lagere SEP ook minder jaren in goede gezondheid [37](#page=37) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41).
België behoort echter tot de betere leerlingen in de Europese context wat betreft gezondheidsongelijkheden [42](#page=42).
### 1.4 Mechanismen die de sociale gradiënt in gezondheid verklaren
Verschillende mechanismen dragen bij aan de sociale gradiënt in gezondheid:
#### 1.4.1 Hogere blootstelling aan gezondheidsrisico's
Dit mechanisme verklaart waarom bepaalde groepen vaker blootgesteld zijn aan schadelijke omstandigheden. De determinanten van gezondheid, zoals beschreven in het model van Dahlgren en Whitehead, omvatten vaste kenmerken (leeftijd, geslacht, erfelijkheid), individueel gedrag/leefstijl (roken, beweging, voeding, alcoholgebruik), interactie met de gemeenschap (gezin, vrienden, collega's), leef- en werkomstandigheden (werkomgeving, opleiding, woningkwaliteit) en economische, culturele en milieu factoren (maatschappelijke context) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* **Genetica**: Hoewel er een genetische predispositie kan zijn voor bepaalde aandoeningen in specifieke populatiegroepen, kan genetica de sociale gradiënt niet volledig verklaren. Het 'founder effect' verklaart de hogere prevalentie van bepaalde genetische aandoeningen in specifieke etnische groepen door gemeenschappelijke voorouders. De 'sociale selectietheorie' ("ziek maakt arm") stelt dat sociale ongelijkheid verklaard wordt door genetische aandoeningen die leiden tot een ongelijke sociale status, wat resulteert in een hogere ziektelast in lagere sociale klassen. Transgenerationele mechanismen, waarbij genetica de overdracht van kansen tussen generaties beïnvloedt (direct door genen, indirect door de omgeving die genen creëren), spelen ook een rol. Er is ook een sociale ongelijkheid in cognitieve ontwikkeling gerelateerd aan risicofactoren in het gezin [49](#page=49) [50](#page=50) [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54) [56](#page=56).
* **Individueel gedrag/leefstijl**: Er zijn belangrijke sociale verschillen in leefstijlpatronen. Individueel gedrag wordt vaak als verklaring aangehaald voor SEP-gezondheidsverschillen. Er zijn verschillen in seksueel risicogedrag gebaseerd op opleiding en geslacht [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Preventie**: De sociale gradiënt is ook zichtbaar in preventie, zoals de deelname aan kankerscreening, die varieert op basis van SEP, migratieachtergrond en het hebben van een beperking [62](#page=62).
* **Pre- en postnatale zorg**: Vrouwen met een lagere SEP, migratieachtergrond of een beperking krijgen soms onvoldoende pre- en postnatale zorg [63](#page=63) [64](#page=64).
#### 1.4.2 Eenzelfde blootstelling, een verschillend effect
De impact van blootstelling aan risicofactoren kan groter zijn voor bepaalde groepen, zelfs bij gelijke blootstelling. Dit komt door verschillen in kwetsbaarheid, gelijktijdige blootstelling aan andere risicofactoren, levensloopeffecten en epigenetica [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69).
#### 1.4.3 Levensloopeffecten en epigenetica
Blootstelling aan stress en negatieve copingstijlen, ongezonde voeding en roken, die vaak geassocieerd zijn met een lagere SEP, kunnen de impact van schadelijke blootstellingen vergroten. Levensloopeffecten en epigenetische veranderingen, beïnvloed door de leefomgeving, spelen een rol in hoe gezondheid wordt beïnvloed over de tijd [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 1.4.4 Ongelijke verdeling van macht en middelen
De ongelijke verdeling van geld, macht en middelen op verschillende niveaus creëert de omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, werken en ouder worden, en beïnvloedt zo de sociale determinanten van gezondheid. Gezondheidsongelijkheden die hierdoor ontstaan, zijn vermijdbaar en onrechtvaardig. De maatschappelijke context, inclusief beleid, sociale normen en maatschappelijke waarden, is cruciaal in het begrijpen van gezondheidsongelijkheden, waarbij een verschuiving van 'downstream' naar 'midstream' en 'upstream' oorzaken van gezondheid nodig is [80](#page=80) [87](#page=87).
* **Armoede stigma**: Armoede stigma is sociaal en politiek geproduceerd en versterkt economische ongelijkheid. Het uit zich in institutioneel stigma (discriminerend beleid), ervaren stigma (slechte behandeling) en zelfstigma (geïnternaliseerd negatieve overtuigingen). De effecten hiervan omvatten impact op mentale gezondheid, sociale isolatie, uitstel/afstel van medische zorg, drempels in het onderwijs en versterking van maatschappelijke stereotiepen [90](#page=90) [91](#page=91).
#### 1.4.5 Gevolgen van ziek-zijn
De consequenties van ziek-zijn zelf dragen ook bij aan de sociale gradiënt in gezondheid [95](#page=95).
### 1.5 Health inequity vs. health inequality
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen 'health inequality' en 'health inequity' [88](#page=88).
* **Health inequality**: Verschillen in gezondheid tussen groepen, die gerechtvaardigd kunnen zijn (bijvoorbeeld verschillen in levensverwachting op basis van leeftijd) [88](#page=88).
* **Health inequity**: Ongerechtvaardigde, vermijdbare en onbillijke verschillen in gezondheid die voortkomen uit sociale, economische en omgevingsdeterminanten [87](#page=87) [88](#page=88).
### 1.6 Conclusie
De sociale gradiënt in gezondheid is een complex fenomeen met meerdere overlappende mechanismen, waaronder hogere blootstelling aan risico's, een verschillend effect van blootstelling, levensloopeffecten, epigenetica, ongelijke verdeling van macht en middelen, en stigmatisering. Gezondheid wordt niet enkel als een individuele verantwoordelijkheid beschouwd, maar is sterk beïnvloed door de bredere maatschappelijke context en de omstandigheden waarin mensen leven [74](#page=74) [75](#page=75) [86](#page=86) [89](#page=89) [92](#page=92).
* * *
# Mechanismen die de sociale gradiënt in gezondheid verklaren
Dit deelonderzoek de diverse mechanismen die bijdragen aan de sociale gradiënt in gezondheid, waaronder blootstelling aan risico's, levensloopeffecten, epigenetica, en ongelijke verdeling van macht en middelen [45](#page=45) [74](#page=74) [89](#page=89) [92](#page=92) [95](#page=95).
### 2.1 Het Dahlgren & Whitehead model als kader
Het Dahlgren & Whitehead model biedt een structuur om determinanten van gezondheid te begrijpen, variërend van vaste kenmerken tot maatschappelijke context [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
#### 2.1.1 Kern: vaste kenmerken
In de kern van het model bevinden zich vaste, persoonsgebonden kenmerken die de gezondheid kunnen beïnvloeden. Deze omvatten [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81):
* Leeftijd [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Geslacht [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Erfelijkheid [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
#### 2.1.2 Laag 1: individueel gedrag/leefstijl
Deze laag omvat individuele keuzes en gewoonten die de gezondheid beïnvloeden zoals [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81):
* Roken [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Beweging [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Voeding [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Veilig vrijen [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Alcoholgebruik [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
#### 2.1.3 Laag 2: interactie met de gemeenschap (sociale omgeving)
De sociale omgeving, bestaande uit relaties met anderen, beïnvloedt ook de gezondheid. Dit omvat interacties met [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81):
* Gezin [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Familie [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Vrienden [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Collega’s [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Buurtbewoners [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
#### 2.1.4 Laag 3: leef- en werkomstandigheden
De omstandigheden waarin mensen leven en werken spelen een cruciale rol. Hieronder vallen [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81):
* Werkomgeving [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Opleiding [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* Kwaliteit van de woning/woonomgeving [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
#### 2.1.5 Laag 4: economische, culturele en milieu factoren (maatschappelijke context)
De breedste laag betreft de maatschappelijke context, inclusief economische, culturele en omgevingsfactoren [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55) [57](#page=57) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
### 2.2 Hogere blootstelling aan gezondheidsrisico’s
Verschillende mechanismen leiden tot een hogere blootstelling aan gezondheidsrisico’s bij lagere sociaaleconomische posities (SEP). Dit uit zich onder andere in verschillen in leefstijl en seksueel risicogedrag naar opleidingsniveau [45](#page=45) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [74](#page=74).
#### 2.2.1 Sociale gradiënt in preventie en zorg
Er zijn sociale verschillen zichtbaar in de deelname aan preventieve zorg, zoals kankerscreening, beïnvloed door SEP, migratieachtergrond en beperkingen. Ook pre- en postnatale zorg laten sociale ongelijkheden zien. Vrouwen met een lagere SEP, jonge leeftijd, meerdere kinderen, buitenlandse nationaliteit, alleenstaand ouderschap, ongeplande zwangerschap, geen vast inkomen of een korter opleidingsniveau krijgen vaker onvoldoende prenatale zorg. In België krijgen moeders met een verhoogde tegemoetkoming (VT-statuut) te weinig begeleiding, en de postnatale zorg is gefragmenteerd met regionale en sociaal-economische verschillen. Kwetsbare gezinnen nemen minder zorg af en hebben minder toegang tot informele ondersteuningsnetwerken [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64).
### 2.3 Genetica en de sociale gradiënt in gezondheid
Genetica kan gedeeltelijk de sociale gradiënt in gezondheid verklaren, met name door een hogere genetische predispositie voor bepaalde aandoeningen bij specifieke populatiegroepen [49](#page=49) [50](#page=50) [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 2.3.1 Founder effect
Het founder effect treedt op wanneer bepaalde genetische aandoeningen vaker voorkomen bij specifieke etnische groepen door een gemeenschappelijke vooroudersgeschiedenis. Voorbeelden zijn sikkelcelziekte bij mensen van Afrikaanse en mediterrane afkomst, de ziekte van Tay-Sachs en Canavan bij Asjkenazische Joden, en cystische fibrose en hemochromatose bij Europese bevolkingsgroepen [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Ziekte van Tay-Sachs**: Erfelijke stofwisselingsziekte door tekort aan beta-hexosaminidase A, leidend tot ophoping van GM2-ganglioside in hersen- en zenuwcellen [51](#page=51).
* **Ziekte van Canavan**: Ernstige, erfelijke stofwisselingsziekte die de witte stof van de hersenen aantast door een tekort aan aspartoacylase [51](#page=51).
* **Sikkelcelziekte**: Erfelijke ziekte van rode bloedcellen door een afwijking op het hemoglobine-gen, wat leidt tot minder efficiënte zuurstoftransport en snellere afbraak van rode bloedcellen [51](#page=51).
* **Cystische fibrose (taaislijmziekte)**: Erfelijke ziekte waarbij taai slijm verstoppingen veroorzaakt in verschillende organen [51](#page=51).
* **Hemochromatose**: Erfelijke aandoening waarbij het lichaam te veel ijzer opneemt en opslaat in organen, wat schade kan veroorzaken [51](#page=51).
#### 2.3.2 Sociale selectietheorie (“ziek maakt arm”)
Deze theorie stelt dat sociale ongelijkheid verklaard wordt door genetische aandoeningen die leiden tot een ongelijke sociale status en daardoor een hogere ziektelast in lagere sociale klassen. Een ziekte kan leiden tot beperkte opleidings- en carrièrekansen, wat resulteert in een lagere SEP [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 2.3.3 Transgenerationele mechanismen en genetische invloed op kansen
Genetica beïnvloedt de overdracht van kansen tussen generaties op twee manieren [54](#page=54).
* **Direct mechanisme**: Ouders geven genen door die invloed hebben op de aanleg en vaardigheden van kinderen, zoals cognitieve capaciteiten en persoonlijkheidstrekken. Hoge intelligentie, indien genetisch bepaald, kan direct bijdragen aan betere schoolprestaties [54](#page=54).
* **Indirect mechanisme**: De genen van ouders dragen bij aan de omgeving waarin kinderen opgroeien. Ouders met een hoge intelligentie creëren bijvoorbeeld een stimulerende leeromgeving met veel boeken in huis. Dit kan ook via epigenetische effecten verlopen [54](#page=54).
Een studie in het VK toonde een verband aan tussen het aantal risicofactoren in het gezin en sociale ongelijkheid in cognitieve ontwikkeling bij zevenjarigen, waarbij reken- en taalvaardigheden negatief werden beïnvloed door factoren als laag geboortegewicht, geen borstvoeding, depressie bij de moeder, alleenstaand ouderschap, laag mediaan inkomen, werkloosheid, laag opleidingsniveau van de moeder, vochtige woning, sociale woning en een achtergestelde buurt [56](#page=56).
### 2.4 Eenzelfde blootstelling, een grotere impact op gezondheid
Hoewel blootstelling aan risicofactoren kan verschillen, kan de impact ervan op de gezondheid groter zijn bij sociaal kwetsbare groepen [65](#page=65) [66](#page=66).
#### 2.4.1 Factoren die de impact beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de impact van blootstelling op de gezondheid versterken [66](#page=66):
* **Vulnerability**: De individuele kwetsbaarheid voor een risicofactor kan verschillen [66](#page=66).
* **Gelijktijdige blootstelling aan andere risicofactoren**: Cumulatie van risico's verhoogt de impact. Dit kan bijvoorbeeld bij alcoholgerelateerde aandoeningen het geval zijn in combinatie met hoge stresslevels, negatieve copingstijlen (binge drinking), ongezonde voeding en roken [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Levensloop-effecten**: Ervaringen gedurende het hele leven, van prenatale fase tot ouderdom, kunnen de impact van blootstelling beïnvloeden [66](#page=66) [68](#page=68) [69](#page=69).
* **Epigenetica en leefomgeving**: Omgevingsinvloeden kunnen via epigenetische mechanismen de genexpressie beïnvloeden en zo de impact op de gezondheid moduleren [66](#page=66) [68](#page=68) [69](#page=69).
### 2.5 Levensloopeffecten
Ervaringen gedurende de hele levensloop, beginnend in de prenatale fase, kunnen de gezondheid op latere leeftijd significant beïnvloeden. Sociale omstandigheden hebben een cumulatief effect gedurende de levensloop [56](#page=56) [66](#page=66) [68](#page=68) [69](#page=69).
### 2.6 Epigenetica
Epigenetica bestudeert omkeerbare, erfelijke veranderingen in de genexpressie die optreden zonder wijzigingen in de DNA-sequentie. Het gaat om veranderingen in de "schakelaars" die genen aan- of uitzetten, bijvoorbeeld door methylering van DNA of inkapseling van genen door histonen. Epigenetica onderzoekt hoe omgevingsprocessen de ontwikkeling van een organisme beïnvloeden en hoe gen-regulerende informatie, "bijkomend aan" de genetische code, wordt overgedragen tussen generaties [71](#page=71).
#### 2.6.1 Invloed van omgevingsfactoren op epigenetica
Verschillende factoren kunnen epigenetische veranderingen induceren [72](#page=72):
* **Voeding**: Foliumzuurtekort tijdens de zwangerschap kan leiden tot DNA-methylatieveranderingen die de foetale ontwikkeling beïnvloeden [72](#page=72).
* **Chemische blootstelling**: Blootstelling aan milieuverontreinigende stoffen (zware metalen, pesticiden, luchtvervuiling) is gekoppeld aan epigenetische veranderingen die bijdragen aan ziekten zoals kanker, neurologische en cardiovasculaire aandoeningen [72](#page=72).
* **Levensstijlfactoren**: Roken, alcoholgebruik, lichaamsbeweging, stress en slaaptekort kunnen epigenetische veranderingen veroorzaken [72](#page=72).
* **Sociale en psychologische stressoren**: Armoede, trauma, sociale isolatie en emotionele stress kunnen epigenetische veranderingen induceren geassocieerd met een verhoogd risico op depressie, angststoornissen, ontstekingsziekten en cardiovasculaire aandoeningen [72](#page=72).
> **Tip:** Het begrijpen van de TED talk van Moshe Szyf over hoe ervaringen uit de vroege jeugd in het DNA worden geschreven, is essentieel voor dit examen. U moet de inhoud van de film kunnen toelichten en het epigenetische mechanisme kunnen toepassen op andere casussen [73](#page=73).
### 2.7 Ongelijke verdeling van macht en middelen
De ongelijke verdeling van macht en middelen is een fundamentele oorzaak van gezondheidsverschillen. Dit omvat economische, sociale en politieke factoren die de toegang tot hulpbronnen en de maatschappelijke positie bepalen [80](#page=80) [89](#page=89) [92](#page=92) [95](#page=95).
#### 2.7.1 Upstream causes of health
Er dient een verschuiving te zijn van het focussen op "downstream" oorzaken (individueel gedrag) naar "midstream" (sociale omstandigheden) en "upstream" oorzaken (sociaaleconomische en politieke context). Deze upstream oorzaken omvatten beleid, sociale normen en maatschappelijke waarden die de sociale positie (inkomen, beroep, opleiding, gender, etniciteit/ras) bepalen en zo de levensstijl, biologische factoren, materiële omstandigheden en sociale cohesie beïnvloeden, wat leidt tot gezondheidsongelijkheden [80](#page=80).
#### 2.7.2 Stigmatisering
Ongelijke verdeling van macht en middelen kan leiden tot stigmatisering, wat eveneens een mechanisme is dat de sociale gradiënt in gezondheid verklaart [92](#page=92) [95](#page=95).
### 2.8 Interdependentie tussen determinanten
Het is cruciaal om te erkennen dat er een belangrijke interdependentie bestaat tussen alle lagen van het Dahlgren & Whitehead model. De determinanten van gezondheid zijn niet geïsoleerd, maar beïnvloeden elkaar wederzijds [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [81](#page=81).
* * *
# Verschil tussen sociale groep en sociale klasse
Dit onderwerp definieert en onderscheidt de begrippen sociale groep en sociale klasse, en legt uit waarom dit onderscheid belangrijk is voor het begrijpen van gezondheidsverschillen [15](#page=15).
### 3.1 Waarom dit onderscheid belangrijk is in de gezondheidszorg
Gezondheidsverschillen ontstaan tussen groepen in de samenleving, maar niet elke groep is een sociale klasse. Om de oorzaken van ongelijkheid te begrijpen en aan te pakken, is het cruciaal om te weten welke groepen we onderscheiden en wat hen verschillend maakt. Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen migrantenjongeren en sociaal-economische klassenverschillen, wat wijst op andere mechanismen en dus een andere aanpak vereist [16](#page=16).
### 3.2 Wat wordt bedoeld met “sociale groep”
Een sociale groep wordt gedefinieerd als een verzameling mensen die bepaalde gemeenschappelijke kenmerken of een gedeelde identiteit hebben. De indeling kan gebaseerd zijn op factoren zoals leeftijd, geslacht, etnische achtergrond, beroep, religie, seksuele oriëntatie, woonplaats, muzikale voorkeur, kleding, enzovoort. Sociale groepen hebben vaak een samenhang met sociale identiteit en ervaren verbondenheid. Ze hebben doorgaans gedeelde doelen en relaties, en hanteren expliciete of impliciete afspraken of gedragsregels. Het is belangrijk te benadrukken dat sociale groepen niet noodzakelijk hiërarchisch of structureel ongelijk zijn. Voorbeelden van sociale groepen zijn "artsen", "mensen met migratieachtergrond", "alleenstaande moeders", "goths", "hipsters" en "gabbers" [17](#page=17).
#### 3.2.1 Kenmerken van sociale groepen
Sociale groepen kenmerken zich door een streven naar conformiteit, wat wordt gestimuleerd door verschillende vormen van druk [18](#page=18):
* **Normatieve druk:** Het vermijden van beloning of straf, inclusief sociale afwijzing [18](#page=18).
* **Informationele druk:** De groep als bron van informatie of middelen [18](#page=18).
* **Intergroep druk:** De groep die bescherming biedt tegen andere groepen [18](#page=18).
Dit streven naar conformiteit leidt tot een "sense of belonging". De bekende Asch conformity studies illustreren dit fenomeen [18](#page=18).
Een ander kenmerk is gehoorzaamheid of volgzaamheid. Het Milgram experiment uit 1963 toont het belang van volgzaamheid aan voor efficiëntie en kwaliteitsborging. Echter, een blijvend kritische geest is evenzeer van belang [19](#page=19).
Groepsleden met deviant gedrag worden vaak niet populair, omdat zij de samenhang van de groep bedreigen en kans lopen op uitsluiting. Dergelijke leden hebben vaak een 'fall-back plan' nodig om deviant te kunnen zijn, mogelijk door aansluiting te zoeken bij een andere groep. Deviant gedrag kan de groep echter ook uitdagen om eigen standpunten te herzien of te bekrachtigen, wat het belang ervan onderstreept [20](#page=20).
De structuur van groepen kan variëren [21](#page=21):
* **Taakgerichte groepen:** Deze groepen vormen zich langzaam, zijn conflictgevoelig en doelgericht/efficiënt. Ze hebben vaak geen lang leven beschoren [21](#page=21).
* **Groepen met een sociale functie:** Deze groepen zijn vaak hecht en loyaliteit staat centraal [21](#page=21).
Verder kunnen groepen heterogeen of homogeen zijn; heterogene groepen zijn moeilijker te vormen maar efficiënt in het bereiken van doelen [21](#page=21).
### 3.3 Wat wordt bedoeld met “sociale klasse”
Een sociale klasse is een groep mensen in de maatschappij met een vergelijkbare sociaal-economische positie (SEP). Deze positie geeft hen toegang tot of is gelinkt aan vergelijkbare kansen en levensomstandigheden, inclusief de daarmee samenhangende problemen. De SEP wordt bepaald door factoren zoals inkomen, opleiding, beroep en bezittingen (bijvoorbeeld het verschil tussen huiseigenaar en huurder). Sociale klasse is belangrijk voor het verklaren van sociale ongelijkheden in gezondheid, omdat klassen ook verschillen in macht en hulpbronnen uitdrukken [22](#page=22).
#### 3.3.1 Sociale klasse en sociale stratificatie
Sociale klasse is sterk verbonden met het concept sociale stratificatie. Het begrip 'stratificatie' is afgeleid van het Latijnse \_stratificare, wat de combinatie is van \_strātum (parallelle, horizontale laag) en \_facere (doen, maken). Sociale stratificatie verwijst naar de gelaagdheid van een maatschappij, waarbij tussen deze lagen een ongelijkheidsverhouding bestaat. Deze ongelijkheid uit zich in ongelijke toegang tot materiële waarden (zoals inkomen en bezit) en immateriële waarden (zoals aanzien en macht). Sociale stratificatie is een geïnstitutionaliseerd proces dat niet voortkomt uit individueel handelen, maar uit formele en informele normen binnen een samenleving [23](#page=23).
Historische voorbeelden van sociale stratificatie omvatten de maatschappelijke lagen in een feodale staat (rond de 9e eeuw), zoals de koning en kerk, adel, heren (ridders en hereboeren), en boeren en lijfeigenen [24](#page=24).
#### 3.3.2 Sociologische perspectieven op sociale stratificatie
Verschillende sociologische perspectieven bieden inzicht in sociale stratificatie [25](#page=25):
* **Karl Marx:** Hij definieerde klasse primair op basis van de positie in het productiesysteem, specifiek door bezit versus arbeid [25](#page=25).
* **Max Weber:** Zijn theorie stelt dat sociale stratificatie niet enkel economisch bepaald is, maar ook door status (sociaal) en macht (politiek). Sociale klasse wordt hierdoor gezien als een combinatie van iemands economische positie, sociale en culturele status, en politieke macht [25](#page=25).
* **Pierre Bourdieu:** Deze Franse socioloog onderscheidt verschillende vormen van kapitaal. Klassen worden niet uitsluitend bepaald door economisch kapitaal, maar ook door cultureel en sociaal kapitaal. Deze kapitaalsoorten bepalen de 'habitus' (levensstijl en smaak) en de positie van een persoon in de 'sociale ruimte', wat leidt tot de intergenerationele overdracht van klassenverschillen via sociale reproductie [25](#page=25).
##### 3.3.2.1 Toepassing van Bourdieu's theoretisch framework
Bourdieu's theoretisch framework kan worden toegepast op de kans die jongeren hebben om hogere studies te volgen. Dit toont aan hoe economisch, cultureel en sociaal kapitaal van invloed zijn op opleidingskansen [26](#page=26).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociale gradiënt in gezondheid | Het systematisch verband tussen sociaaleconomische positie en gezondheidsuitkomsten, waarbij hogere sociaaleconomische posities geassocieerd worden met betere gezondheid en hogere levensverwachting. |
| Levensverwachting bij geboorte | Het gemiddelde aantal jaren dat een pasgeborene naar verwachting zal leven, uitgaande van de huidige sterftecijfers. |
| Gender gap | Het verschil in uitkomsten, zoals levensverwachting of salaris, tussen mannen en vrouwen. |
| Male-female health-survival paradox | Een fenomeen waarbij vrouwen over het algemeen een hogere levensverwachting hebben dan mannen, ondanks dat ze vaker kampen met morbiditeit en een lagere kwaliteit van leven. |
| Sociale klasse | Een groep mensen in de samenleving met een vergelijkbare sociaaleconomische positie, bepaald door factoren zoals inkomen, opleiding en beroep, wat leidt tot gelijke kansen en levensomstandigheden. |
| Sociale stratificatie | Het proces waarbij een samenleving gelaagd is in verschillende maatschappelijke lagen met een ongelijke verhouding in toegang tot materiële en immateriële waarden zoals inkomen, bezit, aanzien en macht. |
| Sociaal kapitaal | De middelen en voordelen die voortvloeien uit sociale netwerken en relaties, zoals toegang tot informatie, steun en kansen. |
| Cultureel kapitaal | De kennis, vaardigheden, opleiding en culturele voorkeuren die iemand bezit, en die invloed hebben op sociale mobiliteit en status. |
| Habitus | Een geheel van aangeleerde gedragingen, houdingen en smaken die iemands sociale positie weerspiegelen en die onbewust worden toegepast in het dagelijks leven. |
| Determinanten van gezondheid | De factoren die gezondheid beïnvloeden, onderverdeeld in vaste kenmerken (leeftijd, geslacht, erfelijkheid), individueel gedrag/leefstijl, sociale omgeving, leef- en werkomstandigheden, en maatschappelijke context. |
| Sociale selectietheorie ("ziek maakt arm") | De theorie die stelt dat sociale ongelijkheid wordt verklaard door genetische aandoeningen die leiden tot een ongelijke sociale status en daarmee een hogere ziektelast in lagere sociale klassen. |
| Epigenetica | Het onderzoek naar omkeerbare erfelijke veranderingen in de genexpressie die optreden zonder wijzigingen in de DNA-sequentie, vaak beïnvloed door omgevingsfactoren en leefstijl. |
| Epigenetische effecten | Veranderingen in genexpressie die niet worden veroorzaakt door veranderingen in de DNA-sequentie zelf, maar door omgevingsinvloeden of leefstijl, en die kunnen worden doorgegeven aan volgende generaties. |
| Health literacy | Het vermogen van individuen om gezondheidsinformatie te vinden, te begrijpen en te gebruiken om passende gezondheidsbeslissingen te nemen. |
| Sociale normen | De impliciete of expliciete regels voor acceptabel gedrag binnen een groep of samenleving, die gedrag sturen en verwachtingen creëren. |
| Armoede stigma | Negatieve labeling, stereotypering en discriminatie die mensen ervaren vanwege hun lage sociaaleconomische status, wat leidt tot schaamte, sociale isolatie en uitstel van medische zorg. |
| Health inequality | Verschillen in gezondheid die voortkomen uit verschillen in sociaaleconomische en omgevingsfactoren, en die vermijdbaar en onrechtvaardig zijn. |
| Health inequity | Systematische, vermijdbare en onrechtvaardige verschillen in gezondheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. |
| Upstream causes of health | De fundamentele beleidsmatige en sociaaleconomische factoren die de basis vormen voor de directe oorzaken van gezondheidsproblemen, zoals inkomen, onderwijs en sociale normen. |
| Downstream causes of health | De directe factoren die gezondheid beïnvloeden, zoals individueel gedrag (roken, voeding) en biologische factoren. |
| Midstream causes of health | De factoren die tussen de upstream en downstream oorzaken in liggen, zoals sociale cohesie en toegang tot gezondheidszorg. |
| Sociale determinant van gezondheid | Niet-medische factoren die de gezondheid beïnvloeden, zoals de omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, werken en leven. |