Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Wetenschappelijke Onderbouwing van het beroep 1 Britt Verpleegkundige modellen en theorieën EX SV.docx
Summary
# Florence Nightingale en de historische ontwikkeling van de verpleegkunde
Dit onderwerp onderzoekt de revolutionaire rol van Florence Nightingale in de ontwikkeling van de moderne verpleegkunde en de historische evolutie van het beroep door de eeuwen heen, parallel aan de ontwikkeling van de geneeskunde.
## 1. Florence Nightingale en de erkenning van verpleegkunde als beroep
Florence Nightingale wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne verpleegkunde. Zij definieerde verpleegkunde als het **"put the patient in the best condition for nature to act upon him"**, wat de holistische visie weerspiegelt dat mensen een aangeboren vermogen tot zelfgenezing hebben, dat door de verpleegkundige gevoed en ondersteund dient te worden. Haar werk zorgde voor de erkenning van verpleegkunde als een volwaardig beroep voor vrouwen, waarbij ze de nadruk legde op wetenschap, vakbekwaamheid en een holistische benadering van zorg, gericht op gezondheidsbevordering, ziektepreventie en zorg tijdens ziekte.
### 1.1 Vereiste verpleegkundige vaardigheden
Een succesvolle uitoefening van het verpleegkundig beroep vereist een breed scala aan vaardigheden:
* **Cognitieve (intellectuele) vaardigheden**:
* Denken, beslissen en problemen oplossen.
* Kritisch denken: goed nadenken en de juiste informatie gebruiken.
* Creativiteit en nieuwsgierigheid: altijd vragen **waarom** iets gebeurt en zoeken naar betere methoden.
* **Verpleegtechnische vaardigheden**:
* Essentieel voor het winnen van vertrouwen en het bereiken van wenselijke resultaten. Onhandig handelen kan leiden tot twijfel bij de patiënt.
* **Technologische vaardigheden**:
* Omgaan met geavanceerde, vaak computergestuurde apparatuur zoals infuuspompen en beademingsmachines.
* **Intermenselijke/interpersoonlijke vaardigheden**:
* Effectieve communicatie en het opbouwen van vertrouwen.
* Ingrijpen zonder iemand te vernederen.
* **Culturele competentie**:
* Rekening houden met culturele verschillen en overeenkomsten.
* Ontvankelijk en respectvol zijn voor andere culturen. Dit omvat kennis, gedrag en zelfbewustzijn.
### 1.2 Holistische benadering in de praktijk
Een holistische benadering houdt rekening met alle reacties van de patiënt, inclusief fysieke, psychologische, sociale en spirituele dimensies.
> **Voorbeeld:** Bij een hartaanval zijn de fysieke reacties (pijn, kortademigheid) belangrijk, maar ook de psychologische (angst, paniek), sociale (behoefte aan steun) en spirituele (nadenken over leven/geloof) aspecten.
### 1.3 Verpleegkunde en medische focus: interdisciplinaire samenwerking
Verpleegkundigen werken nauw samen met artsen en andere zorgverleners. Waar artsen zich richten op diagnose en behandeling van ziekte, focussen verpleegkundigen zich op de zorg *tijdens* de ziekte.
### 1.4 Wettelijke regulering van de verpleegkunde (België)
De verpleegkundige opdracht is wettelijk vastgelegd en bestaat uit drie hoofdfuncties:
* **A-handelingen**: Volledig autonoom, geen voorschrift van een arts nodig (observeren, registreren, verpleegproblemen omschrijven, bijdragen aan diagnose, patiënt/familie informeren, handelingen uitvoeren voor behoud/verbetering/herstel, palliatieve zorg, stervens- en rouwbegeleiding).
* **B-handelingen**:
* **B1**: Geen voorschrift arts nodig, VPK verantwoordelijk (bv. zuurstoftoediening, fixatiemiddelen, isolatie).
* **B2**: Voorschrift arts nodig, VPK verantwoordelijk (bv. blaassondage, parenterale voeding, verwijderen van hechtingen, vaccinaties).
* **C-handelingen (Toevertrouwde medische handelingen)**: Normaal artsenwerk, maar kan door een arts aan een VPK worden toevertrouwd (bv. chemotherapie, bediening radiologieapparatuur, arteriële punctie).
> **Tip:** Belangrijke wijzigingen in wetgeving, zoals de classificatie van zuurstoftoediening en IV-infusie als B1-functie, tonen de evolutie van de autonomie van verpleegkundigen aan.
## 2. Historische ontwikkeling van de verpleegkunde en geneeskunde
Kennis van de historische evolutie van verpleegkunde, geneeskunde en het mensbeeld is essentieel voor het ontwikkelen van een visie op het beroep.
### 2.1 Vroege volkeren (ca. 2000 – 500 v.Chr.)
* **Oorsprong**: Zorg was een intuïtieve handeling, uitgevoerd door directe naasten. De "medicijnman" speelde een sleutelrol.
* **Babylonië**: Verbinding van de kleur "wit" met gezondheidszorg; verzorgenden in witte kledij. Handelingen zoals massage, dieet en aderlating werden toegepast. Er was een groeiend begrip voor hygiëne en infectiepreventie.
* **Egypte**: Toenemend gebruik van geneesmiddelen op basis van ervaring en grote belangstelling voor persoonlijke hygiëne. Eerste onderzoeksmethoden (bv. zwangerschapsvaststelling) en verpleegtechnische handelingen (bv. lavement).
* **Israël**: De Wetten van Mozes vormden een belangrijke oorsprong van de gezondheidsleer.
### 2.2 Klassieke oudheid (ca. 500 v.Chr. – 500 na Chr.)
* **Griekenland**: Gezondheidszorg nauw verbonden met religie; eerste ziekenhuizen waren tempelziekenhuizen. Ongeneeslijk zieken, stervenden en kraamvrouwen werden hier niet verzorgd. Verpleegkundige handelingen omvatten massage, geneeskrachtige baden en dieet. Mannen waren voornamelijk werkzaam in ziekenhuizen, vrouwen verzorgden thuis. **Hippocrates** wordt beschouwd als de Vader der Geneeskunde.
* **Rome**: De Romeinen importeerden Griekse kennis en verbeterden voorzieningen zoals badhuizen, riolering en watervoorziening. Ziekenzorg werd aangeduid met "Esculaaptaken", naar Aesculapius (Romeinse god van de geneeskunde).
### 2.3 Middeleeuwen (ca. 500 – 1100)
* **Val Romeinse Rijk**: Geneeskunde raakte in verval; ziekte werd vaak toegeschreven aan het "boze oog". Kloosterlingen mochten niet snijden in het lichaam.
* **Eerste verpleegorden (ca. 1000 na Chr.)**: Lekenorganisaties begonnen zich te ontfermen over zieken. Lepra en pestplagen hadden grote invloed op de gezondheidszorg.
* **Christelijke invloed**: Vrouwen kregen meer functies in het openbare leven. Diaconessen werden de eerste wijkverpleegkundigen. Verpleging werd gezien als een daad van naastenliefde. Gasthuizen werden gebouwd om behoeftigen op te vangen.
### 2.4 Renaissance (ca. 1500 – 1600)
* **Maatschappelijke veranderingen**: Opkomst van humanisme, kerkhervorming en boekdrukkunst.
* **Humanisme**: Mens als individu; patiënten werden gecategoriseerd (bv. pestlijders, geestenzieken), wat leidde tot gedifferentieerde zorg.
* **Kerkhervorming**: Veel kloostergasthuizen werden opgeheven of overgenomen door de burgerij. **Vincent de Paul** in Frankrijk richtte opleidingen voor verplegenden op.
* **Boekdrukkunst**: Cruciaal voor de verspreiding van medische wetenschap.
* **Verpleegkundig handelen**: Bedden opmaken, eten uitdelen, assisteren bij aderlatingen, gebruik van planten zalven en pleisters, en het toedienen van klysma's.
### 2.5 Rationalisme (ca. 1700 – 1800)
* Zorg voor welgestelde zieken vond thuis plaats. Alleen de armste zieken kwamen in het gasthuis, waar het sterftecijfer hoog was (ca. 25%).
### 2.6 Moderne tijd (1950 – heden)
* **Jaren '50**: De "roeping" als inspiratiebron verdween. Meer nadruk op verpleegtechnieken en een functionelere benadering, wat leidde tot meer afstand. Mannen kwamen in de verpleging, en het begrip "verpleegster" werd vervangen door "verpleegkundige".
* **Jaren '70**: Reactie op de afstandelijke benadering; opkomst van sociale en menswetenschappen, met meer aandacht voor de psychosociale kant van zorg en theorieontwikkeling. De patiënt werd steeds meer holistisch benaderd.
* **Jaren '80**: Opkomst van methodisch, wetenschappelijk en patiëntgericht verplegen.
* **Vanaf 2000**: Toenemende invloed van wetenschap, opkomst van de Nurse Practitioner, Evidence Based Practice en masteropleidingen.
## 3. Evolutie van de geneeskunde
De geneeskunde heeft eveneens een aanzienlijke evolutie doorgemaakt:
* **Renaissance**: Schuchtere heropleving met pioniers zoals **Andreas Vesalius** (anatomie), **William Harvey** (bloedsomloop) en **Ambroise Paré** (wondbehandeling). **Ignaz Semmelweis** legde de nadruk op handhygiëne en de overdracht van micro-organismen.
* **19e en 20e eeuw**: Belangrijke ontdekkingen door **Louis Pasteur** (sterilisatie), **Robert Koch** (tuberkelbacil), **Löwenstein** (bloedgroepen) en **Alexander Fleming** (penicilline).
* **Oorlogen**: Stimuleerden ontwikkelingen zoals bloedtransfusie en antibioticatherapie. De farmacologie en anesthesietechnieken verbeterden.
* **Gevolgen**: Veranderende ziekenhuisstructuur van gasthuizen naar gespecialiseerde ziekenhuizen, waarbij de artsen op de voorgrond kwamen te staan en verpleegkundigen als hulpkrachten werden gezien.
* **Moderne geneeskunde**: Gekenmerkt door toenemende specialisatie, soms leidend tot een fragmentarische benadering van de mens (reductionisme).
## 4. Evoluerend mensbeeld en de invloed daarvan op de verpleegkunde
Het mensbeeld is door de geschiedenis heen geëvolueerd, wat diepgaande invloed heeft gehad op de verpleegkunde.
### 4.1 Historische perspectieven op de mens
* **Vroegchristelijk denken (Julianus)**: Onderscheid tussen lichaam (tijdelijk omhulsel) en geest/ziel (wezenlijk).
* **Cartesiaans dualisme (Descartes, 17e eeuw)**: Strikte scheiding tussen lichaam (machine) en geest, wat de geneeskunde sterk beïnvloedde met nadruk op het fysieke en technische.
* **19e eeuw en later**: Opkomst van holistische stromingen die de mens zien als een ondeelbaar geheel van lichaam, geest en omgeving.
* **Arbeidsmarkt (19e eeuw)**: De mens werd gezien als arbeidskracht, met nadruk op efficiëntie en productiviteit (Taylor). Later verschoof de focus naar sociale en menselijke aspecten (Human Relations-beweging).
### 4.2 De impact van het mensbeeld op de gezondheidszorg
* **Problemen eind jaren '60**: Patiënten kwamen onvoldoende aan bod; verpleegkundigen ervoeren ontevredenheid. Dit leidde tot de toepassing van organisatieleer (arbeidsanalyse, functiedifferentiatie, klinische paden) om de mens weer centraal te stellen en participatie te bevorderen.
* **Actueel mensbeeld**: De mens wordt gezien als een uniek, autonoom en totaal wezen in wisselwerking met zijn omgeving, en als een actieve partner in zijn zorgproces.
### 4.3 Theoretische kaders voor het mensbeeld in de verpleegkunde
Verschillende theoretici hebben bijgedragen aan ons begrip van het mensbeeld in de verpleegkunde:
* **Allport**: "De mens is wat hij nastreeft." Gezonde persoonlijkheid kiest vrij in functie van toekomstige idealen.
* **Kelly**: De mens als wetenschapper en actieve, toekomstgerichte denker.
* **Frankl**: Mens wordt getypeerd door vrijheid, de keuze om betekenis te geven aan het bestaan, en het kiezen van waarden.
* **Levinas**: Verantwoordelijkheid voor de ander gaat vooraf aan de eigen wil, de kern van mens-zijn.
> **Tip:** Het mensbeeld bepaalt hoe we "zorg dragen" definiëren en beïnvloedt de visie op het verpleegkundig beroep.
### 4.4 Holistische mensvisie van Martha Rogers
Martha Rogers (1914-1994) legde de basis voor de "Science of Unitary Human Beings". Haar holistische mensvisie bestaat uit vijf stellingen:
1. **Mens is meer en anders dan de som van somatische en niet-somatische delen**: Lichaam en geest zijn onlosmakelijk verbonden; het geheel is meer dan de som der delen. Dit vereist een aandacht voor de gehele mens, zijn belevingswereld en uniciteit.
2. **Mens in constante wisselwerking met omgeving**: De mens wordt beïnvloed door, en oefent invloed uit op zijn omgeving. Dit maakt de mens een relationeel wezen, waarbij persoonlijke en functionele relaties belangrijk zijn.
3. **Leven verloopt unidirectioneel**: Het leven is een onomkeerbare opeenvolging van gebeurtenissen en ervaringen die de huidige reacties bepalen.
4. **Leven gekenmerkt door patroon en organisatie**: Mensen ontwikkelen individuele gedragspatronen om continuïteit te creëren. De verpleegkundige dient rekening te houden met de voorgeschiedenis en eerdere ervaringen van de patiënt.
5. **Mens kan abstraheren, symboliseren, verbeelden en voelen**: De menselijke beleving is subjectiever en complexer dan de objectieve realiteit. Verpleegkundigen moeten rekening houden met de subjectieve beleving van de patiënt.
## 5. Integrerende Verpleegkunde (IV)
IV is een holistische zorgbenadering die de patiënt en verpleegkundige centraal stelt, met de patiënt als autonome partner.
### 5.1 Kernbegrippen van Integrerende Verpleegkunde
* **Patiënt centraal, maar als autonome partner**: De patiënt is de belangrijkste partner in zijn zorgproces, niet passief omringd door zorgverleners.
* **Wisselwerking tussen patiënt en hulpverleners**: Samenwerking is cruciaal, waarbij de verpleegkundige een partner is, niet enkel een aanbieder van zorg.
* **Focus op de belevingswereld van de patiënt**: Centrale aandacht voor de subjectieve beleving van de objectieve realiteit.
* **Drie centrale objectieve realiteiten**: Ziekte-ervaring, het zieke zijn (patiënt zijn), en hospitalisatie-ervaring.
### 5.2 Probleemidentificatie en verpleegkundige bevoegdheid
* **Verpleegproblemen**: Ontstaan wanneer noden uit een situatie voortkomen die de patiënt zelf niet kan oplossen en waarvoor de deskundigheid van de verpleegkundige wordt ingeroepen. Ze kunnen actueel of potentieel, manifest of bedekt zijn.
* **Beperkingen van de verpleegkundige**: Hulpverlening is gericht op noden binnen de verpleegkundige bevoegdheid (ziekte, zieke zijn, opname). Problemen van de verpleegkundige zelf zijn geen verpleegproblemen.
## 6. Verpleegkundige theorieën en modellen
Verpleegkundige theorieën en modellen bieden specifieke visies op het verpleegkundig beroep.
### 6.1 Belangrijke verpleegkundige theorieën en modellen
* **Theorie van Florence Nightingale**: Focus op omgevingsfactoren en observatie.
* **Zelfzorgtheorie (Orem)**: Benadrukt bestaanszorg en ondersteuning van de patiënt binnen zijn "mens-in-zijn-wereld".
* **Adaptatietheorie (Roy)**: Richt zich op de psycho-sociosomatische aanpassing van de mens aan interne en externe invloeden.
* **Relatietheorieën**: De interactie tussen patiënt en verpleegkundige als kern van verpleegkunde.
* **Holistische theorieën (Martha Rogers)**: Beschrijft de mens als een ondeelbaar geheel met vijf stellingen over zijn bestaan.
* **Interactionistische theorieën**: Nadruk op de professionele interactie tussen verpleegkundige en patiënt.
* **Gedragstheorieën**: Focussen op het gedrag van de patiënt als antwoord op omgevingsveranderingen.
* **Systeemmodel van Neuman**: Beschrijft hoe een cliëntsysteem omgaat met stressoren.
* **Functionele gezondheidspatronen (Gordon)**: Biedt een kader voor gegevensverzameling.
> **Tip:** Elke theorie heeft zijn sterke en zwakke punten. Het bestuderen van meerdere theorieën biedt verschillende invalshoeken op het verpleegkundig beroep.
## 7. Het verpleegkundig proces
Het verpleegkundig proces is een systematische, probleemoplossende methode die de complexiteit van de zorg beheert.
### 7.1 Fasen van het verpleegkundig proces
1. **Anamnese**: Gegevens verzamelen, ordenen en verifiëren uit diverse bronnen (patiënt, dossier, naasten). De nadruk ligt op de belevingswereld van de patiënt en zijn reacties op gezondheidsproblemen.
2. **Verpleegkundige diagnose**: Vaststellen van feitelijke, dreigende of mogelijke gezondheidsproblemen van de patiënt (menselijke reacties op levensprocessen of stressoren), vaak geformuleerd volgens de **PES-structuur (Probleem, Etiologie, Symptomen)**.
3. **Planning van de resultaten**: Vaststellen van de gewenste, haalbare (SMART of RUMBA) en patiëntgerichte resultaten, samen met de patiënt.
4. **Planning van de interventies**: Keuze van onafhankelijke, afhankelijke of onderling afhankelijke interventies die gericht zijn op observatie, preventie, behandeling of gezondheidsbevordering, om de gewenste resultaten te bereiken.
5. **Uitvoering**: Het daadwerkelijk uitvoeren, delegeren en vastleggen van de geplande interventies, waarbij de participatie van de patiënt gestimuleerd wordt.
6. **Evaluatie**: Beoordelen van de voortgang van de patiënt ten opzichte van de gestelde doelen en de effectiviteit van de interventies, wat leidt tot bijsturing van het zorgplan. Dit is een cyclisch proces.
### 7.2 Kritisch denken in het verpleegkundig proces
Kritisch denken, inclusief taalgebruik, waarneming, verduidelijking, vergelijking, oordelen, evalueren en redeneren, is essentieel in elke fase van het verpleegkundig proces om weloverwogen beslissingen te nemen en de zorgkwaliteit te waarborgen.
### 7.3 Systemen van zorgverlening
* **Managed Care**: Standaardisatie van zorg voor veelvoorkomende aandoeningen.
* **Klinisch pad**: Gedetailleerde, multidisciplinaire en gestandaardiseerde beschrijving van zorgstappen voor een specifieke pathologie.
* **Casemanagement**: Coördinatie van zorg voor individuele patiënten met complexe behoeften.
* **Leren van zelfzorg (Patiënteneducatie)**: Een groeiende taak, cruciaal voor zelfstandigheid na ontslag.
### 7.4 Vastlegging en kwaliteitszorg
De uitvoering en evaluatie van het verpleegkundig proces worden nauwkeurig gedocumenteerd in het patiëntendossier. Kwaliteitszorg omvat de evaluatie van structuur, proces en resultaten van de zorg om de algehele kwaliteit te verbeteren. Ontslagplanning is een integraal onderdeel hiervan om continuïteit van zorg na ontslag te waarborgen.
---
# Het verpleegkundig beroepsprofiel en wettelijke kaders
Dit onderwerp verkent het verpleegkundig beroepsprofiel in België, de bijhorende wettelijke kaders die de verpleegkundige opdracht definiëren, de verschillende functies (A, B1, B2, C), en de essentiële basisprincipes van verpleegtechnieken, met de nadruk op de wettelijke bepalingen en de rol van de verpleegkundige.
### 2.1 Het verpleegkundig beroepsprofiel
Het verpleegkundig beroepsprofiel is een officiële omschrijving van de rol, verantwoordelijkheden en professionele verwachtingen van verpleegkundigen. Het dient als duidelijk referentiekader voor opleiding, praktijk en professionele ontwikkeling, en ondersteunt de levering van kwalitatieve, patiëntgerichte en wetenschappelijk onderbouwde zorg. Het profiel maakt onderscheid tussen de basisverpleegkundige en de verpleegkundig specialist (APN).
#### 2.1.1 Specifieke verpleegkundige beroepsactiviteiten
De brede scope van verpleegkundige activiteiten omvat onder andere:
* **Onthaal:** Patiënten verwelkomen en wegwijs maken.
* **Gegevensverzameling:** Observeren, bevragen en onderzoeken van functionele gezondheidspatronen.
* **Verpleegkundige diagnose:** Formuleren van verpleegproblemen.
* **Voorstudie:** Opstellen van verpleegplannen en literatuuronderzoek.
* **Organisatie en coördinatie:** Plannen, delegeren, realiseren en bewaken van zorg.
* **Voorbereiding:** Materiaal kennen, voorlichting geven, patiënt installeren en assisteren bij invasieve ingrepen.
* **Analyse:** Meten en beoordelen van parameters, apparaten bedienen en testen uitvoeren.
* **Accommodatie:** Zorg dragen voor de omgeving, prikkelcontrole en oproepen beantwoorden.
* **Verzorging:** Uitvoeren van wettelijk bepaalde functies (A, B, C).
* **Hulpverlening:** Psychosociaal ondersteunen, levensstijl aanpassen, een therapeutisch milieu creëren en familie ondersteunen.
* **Educatie en onderwijs:** Aanleren van praktische vaardigheden, zelfzorg, gezondheidsvoorlichting en bijscholing.
* **Interventie:** Spoed- en crisisinterventie.
* **Informatieverstrekking en advies:** Over zelfzorg, hygiëne en hulpmiddelen.
* **Productieve informatieverstrekking:** Rapporteren en registreren ten behoeve van diagnose en behandelplan.
* **Onderhoud:** Supervisie van reiniging van hulpmiddelen en apparatuur.
* **Goederenbehandeling:** Voorraadbeheer, afvalbeheer en preventie van prikaccidenten.
* **Controle:** Resultaat van verpleegkundige zorg en uitvoering van opdrachten.
* **Communicatie:** Rapporteren, interdisciplinair samenwerken en patiëntenbezoek arts.
* **Samenwerking:** Met collega's, andere hulpverleners, in interdisciplinaire teams en transmuraal.
* **Medewerking aan ziekenhuis- en overheidsbeleid:** Bijdragen aan organisatorische taken en wettelijk opgelegde registraties.
#### 2.1.2 Vereiste verpleegkundige vaardigheden
Effectieve uitoefening van het verpleegkundig proces vereist een breed scala aan vaardigheden:
* **Cognitieve (intellectuele) vaardigheden:** Denken, beslissen, problemen oplossen, kritisch denken, creativiteit en nieuwsgierigheid.
> **Tip:** Vraag je constant af "Waarom doen we dit (zo)?" om processen te verbeteren en onnodige handelingen te vermijden.
* **Verpleegtechnische vaardigheden:** Cruciaal voor het winnen van patiëntvertrouwen en het bereiken van gewenste resultaten. Onhandig handelen kan twijfel wekken aan competentie.
* **Technologische vaardigheden:** Omgaan met geavanceerde, vaak computergestuurde, apparatuur.
* **Interpersoonlijke/intermenselijke vaardigheden:** Goede communicatie en het opbouwen van vertrouwen, rekening houdend met de beleving van de patiënt.
* **Culturele competentie:** Bewustzijn van en respect voor culturele verschillen, om patiënten op een respectvolle manier te kunnen benaderen.
### 2.2 Wettelijke kaders rond de verpleegkundige opdracht in België
De verpleegkundige opdracht is wettelijk vastgelegd in België, voornamelijk via:
* Koninklijk Besluit van 10 november 1967.
* Wet op de verpleegkunde van 1974.
* Koninklijk Besluit van 18 juni 1990 (handelingen, prestaties, kwalificaties).
Deze regelgevingen definiëren de drie functies van de verpleegkundige opdracht, die regelmatig worden aangepast aan de evoluties in de geneeskunde.
#### 2.2.1 De drie functies van de verpleegkundige opdracht (A, B, C)
* **A-handelingen (Autonome verpleegkundige handelingen):**
* Volledig autonoom, geen voorschrift van de arts vereist.
* Inclusief: observeren en registreren, verpleegproblemen omschrijven, bijdragen aan de diagnose, patiënt/familie informeren, handelingen uitvoeren voor behoud/verbetering/herstel, palliatieve zorg, en stervens- en rouwbegeleiding.
* **B-handelingen (Verpleegkundige handelingen op voorschrift):**
* **B1-handelingen:** Geen voorschrift van de arts nodig, de verpleegkundige is verantwoordelijk. Voorbeelden zijn zuurstoftoediening, gebruik van fixatiemiddelen, isolatie toepassen en preventie van letsels.
* **B2-handelingen:** Voorschrift van de arts nodig, de verpleegkundige is verantwoordelijk. Voorbeelden zijn blaassondage, parenterale voeding, verwijderen van hechtingen en vaccinaties.
* **C-handelingen (Toevertrouwde medische handelingen):**
* Normaal gesproken artsenwerk, maar kan door de arts worden toevertrouwd aan de verpleegkundige.
* Voorbeelden zijn chemotherapie, bediening van radiologieapparatuur, arteriële punctie en beoordeling van bepaalde parameters.
#### 2.2.2 Belangrijke wijzigingen in de wettelijke functies
* **2007:** Zuurstoftoediening, IV-infusie en reanimatie werden geclassificeerd als B1-functies. Arteriële punctie werd een C-functie.
* **2016:** Vaccinaties werden geclassificeerd als B2-functies.
> **Voorbeeld:**
> * Bloedafname via arteriële punctie: C-functie.
> * Stermensbegeleiding: A-functie.
> * Zuurstof geven bij cyanose: B1-functie.
> * Griepvaccin plaatsen: B2-functie (vereist voorschrift van arts).
### 2.3 Basisprincipes van verpleegtechnieken
De uitvoering van verpleegtechnische handelingen is gebaseerd op acht fundamentele principes:
1. **Hygiëne en steriliteit:** Minimaliseren van besmettingskansen door handhygiëne, scheiden van zuiver en bevuild materiaal, en onmiddellijk verwijderen van mogelijk besmet materiaal.
2. **Veiligheid en preventie van specifieke gevaren:** Minimaliseren van risico's voor patiënt en verpleegkundige.
3. **Beleving van de patiënt:** Aandacht besteden aan de gevoelens van de patiënt.
4. **Zelfzorg en inspraak van de patiënt:** Patiënt betrekken bij de zorgplanning en -uitvoering, en laten uitvoeren wat hij/zij zelf nog kan.
5. **Comfort:** Rekening houden met houding, temperatuur, geluid, enz.
6. **Ergonomie:** Zorgen voor een veilige en comfortabele uitvoering van de zorg, met aandacht voor rugsparende technieken.
7. **Economie:** Kritisch omgaan met middelen en materialen.
8. **Ecologie:** Aandacht besteden aan afvalbeleid en milieuvriendelijke keuzes.
Deze principes vormen de ruggengraat van elke verpleegkundige handeling, ongeacht de specifieke functie (A, B1, B2, C). Ze garanderen dat zorg niet alleen technisch correct, maar ook veilig, respectvol en efficiënt wordt uitgevoerd.
---
# Het evoluerende mensbeeld in de zorg en de holistische visie
Dit onderdeel onderzoekt de verschuivende perspectieven op mens, gezondheid, ziekte en zorg, met een diepgaande analyse van de evolutie van het mensbeeld naar de hedendaagse holistische visie, inclusief de theorie van Martha Rogers.
## 3 Het evoluerende mensbeeld in de zorg en de holistische visie
Het mensbeeld binnen de gezondheidszorg ondergaat een voortdurende evolutie, waarbij de opvattingen over de mens, gezondheid, ziekte en de aard van zorgverlening steeds veranderen. Deze ontwikkeling weerspiegelt een verschuiving van een meer mechanistisch en reductionistisch perspectief naar een integraal, holistisch en mensgericht model.
### 3.1 Historische evolutie van het mensbeeld
Door de geschiedenis heen zijn verschillende stromingen en denkers bepalend geweest voor de visie op de mens:
* **Vroege christelijke denken (Julianus):** Hierin werd onderscheid gemaakt tussen lichaam en geest, waarbij de geest als essentieel werd beschouwd en het lichaam als tijdelijk omhulsel.
* **Cartesiaans dualisme (Descartes, 17e eeuw):** Deze filosofie scheidde lichaam en geest strikt van elkaar. Het lichaam werd beschouwd als een machine, wat een aanzienlijke impact had op de geneeskunde door de nadruk te leggen op fysieke en technische aspecten.
* **Opkomst van alternatieve en holistische stromingen (vanaf 19e eeuw):** Deze bewegingen begonnen de mens te zien als een ondeelbaar geheel van lichaam, geest, omgeving en emoties, wat de verpleegkunde stimuleerde om de totale mens te omarmen in plaats van enkel de ziekte.
* **Mensbeeld op de arbeidsmarkt (19e eeuw):** In deze periode werd de mens voornamelijk gezien als arbeidskracht, waarbij efficiëntie en productiviteit centraal stonden (denk aan Adam Smith en F. Taylor). De Human Relations-beweging bracht hier verandering in door aandacht te besteden aan sociale en menselijke aspecten, wat leidde tot een verhoogde arbeidsvoldoening en motivatie.
### 3.2 Problemen en de heroriëntatie van het mensbeeld
Eind jaren '60 ontstond er ongenoegen omdat patiënten onvoldoende als mens centraal stonden en verpleegkundigen minder arbeidsvoldoening ervoeren. De gezondheidszorg werd bovendien als te duur ervaren. Dit leidde tot een heroriëntatie:
* **Toepassen van organisatieleer:** Methodes zoals arbeidsanalyse en functiedifferentiatie werden ingezet om efficiëntie te verhogen en taken te optimaliseren.
* **Klinische paden:** Standaardisatie en stroomlijning van zorgprocessen voor efficiëntie en kwaliteit.
* **Mens meer centraal:** Participatiebeleid waarbij patiënten meer inspraak kregen en actiever betrokken werden bij hun zorgproces.
### 3.3 Het actuele mensbeeld: De holistische visie
Het hedendaagse mensbeeld in de zorg kenmerkt zich door een **holistische visie**, waarbij de mens wordt beschouwd als een uniek, autonoom en totaal wezen dat in wisselwerking staat met zijn omgeving en actief deelneemt aan zijn eigen zorgproces.
* **Kern van de visie:** De mens wordt niet gereduceerd tot een verzameling organen of symptomen, maar gezien als een **psychosomatische eenheid**. Lichaam en geest zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
* **Mens als actieve partner:** De patiënt wordt gezien als een **autonome partner** in zijn eigen zorg.
* **Focus op de belevingswereld:** De **subjectieve beleving** van de patiënt staat centraal, naast de objectieve realiteit van de ziekte of aandoening.
#### 3.3.1 Vertegenwoordigers van het holistische mensbeeld
Verschillende denkers hebben bijgedragen aan dit actuele mensbeeld:
* **Allport:** "De mens is wat hij nastreeft." Gezonde persoonlijkheid wordt gekenmerkt door vrijheid om te kiezen en te handelen in functie van toekomstige idealen, die fungeren als energiebron.
* **Kelly:** De mens als "wetenschapper en steeds in actie." Gedrag is toekomstgericht en doordacht, waarbij ideeën worden getoetst en bijgesteld aan de realiteit. Leven is een proces van aanpassing.
* **Frankl:** De mens wordt getypeerd door zijn **vrijheid om te kiezen** en **betekenis te geven** aan zijn bestaan. Mensen kiezen wat zinvol lijkt en bepalen zelf hun waarden.
* **Levinas:** De **verantwoordelijkheid voor de ander gaat vooraf aan de eigen wil**. Dit onderstreept het mens-zijn als een morele verplichting om op de "appel" van de ander in te gaan.
Deze perspectieven benadrukken dat keuzes waarden en idealen uitdrukken, en dat verantwoordelijkheid een wezenlijk onderdeel is van het mens-zijn.
### 3.4 De holistische mensvisie van Martha Rogers
Martha Rogers, een invloedrijke verpleegkundig theoretica, vormt een belangrijke basis voor de holistische benadering in de Integrerende Verpleegkunde. Haar theorie, "Science of Unitary Human Beings," focust op de mens als een energieveld in constante interactie met de omgeving.
#### 3.4.1 Kernprincipes van Martha Rogers' holistische visie
Rogers' visie wordt samengevat in vijf fundamentele stellingen:
1. **De mens is meer en anders dan de som van het somatische (lichamelijke) en het niet-somatische (psychosociale):** Dit impliceert dat de mens een psychosomatische eenheid is. Het geheel is meer dan de optelsom van de delen.
* **Gevolgen voor de verpleegkunde:** Aandacht voor de totale mens, de belevingswereld, en een individuele benadering.
2. **De mens is in een bestendige wisselwerking met zijn omgeving:** Er is sprake van een wederzijdse beïnvloeding. De mens beïnvloedt zijn omgeving, en wordt erdoor beïnvloed.
* **Gevolgen voor de verpleegkunde:** De mens is een relationeel wezen. De verpleegkundige moet rekening houden met persoonlijke en functionele relaties, vertrouwen, afstand/nabijheid, en sympathie/antipathie.
3. **Het leven verloopt unidirectioneel:** Leven is onomkeerbaar en een aaneenschakeling van gebeurtenissen en ervaringen die de huidige reacties en toekomstige ontwikkeling bepalen.
* **Gevolgen voor de verpleegkunde:** Ervaringen uit het verleden bepalen hoe een patiënt nu reageert. Actuele gebeurtenissen spelen een rol voor de toekomst.
4. **Het leven wordt gekenmerkt door patroon en organisatie:** Er is continuïteit en orde in het leven, hoewel dit constant in verandering is. Het leven wordt deels voorspelbaar.
* **Gevolgen voor de verpleegkunde:** De verpleegkundige helpt de breuk in continuïteit te voorkomen door het levenspatroon van de patiënt te begrijpen. Erkenning van individuele gedragspatronen en het vermijden van generalisaties.
5. **De mens heeft de mogelijkheid tot abstraheren, symboliseren, verbeelden en voelen:** Dit leidt tot een ruimere betekenis van de beleefde realiteit. De subjectieve realiteit is complexer dan de objectieve realiteit.
* **Gevolgen voor de verpleegkunde:** Rekening houden met de subjectieve beleving van de patiënt, waarbij verbale en non-verbale signalen cruciaal zijn. Het verschil tussen objectieve realiteit (meetbare feiten) en subjectieve beleving (ervaring van pijn, angst, etc.) is essentieel.
#### 3.4.2 Toepassing in Integrerende Verpleegkunde
De holistische mensvisie van Martha Rogers vormt de basisfilosofie van Integrerende Verpleegkunde (IV). IV reageert op ongenoegen over de reductionistische benadering van patiënten en verpleegkundigen.
* **Centrale uitgangspunten van IV:**
* De **patiënt** staat centraal als **autonome partner**.
* De **subjectieve beleving** van de patiënt is de focus van verpleegkundige hulpverlening.
* De drie centrale objectieve realiteiten die de patiënt ervaart zijn: **ziek zijn, zieke zijn (patiënt zijn) en gehospitaliseerd worden**.
* **Relatie tussen patiënt en hulpverlener:** De samenwerking tussen patiënt en hulpverlener staat centraal, waarbij de zorgverlener een partner is en niet enkel een dienstverlener.
* **Verpleegkundige focus:** De verpleegkundige benadert de mens vanuit zijn **persoonlijkheid, levensgeschiedenis en actuele situatie**, en gaat "mee" met de mens in zijn keuzes en waarden.
### 3.5 Het verpleegkundig proces en het mensbeeld
Het evoluerende mensbeeld heeft een directe invloed gehad op de ontwikkeling van het **verpleegkundig proces**, een systematische, probleemoplossende methode die centraal staat in de moderne verpleegkunde. Dit proces, dat bestaat uit fasen zoals anamnese, diagnose, planning, uitvoering en evaluatie, weerspiegelt de holistische en patiëntgerichte benadering.
* **Anamnese:** Het systematisch verzamelen van gegevens, waarbij de belevingswereld van de patiënt centraal staat.
* **Verpleegkundige diagnose:** Het identificeren van menselijke reacties op gezondheidsproblemen, die zowel fysieke, psychologische, intermenselijke als spirituele dimensies kunnen hebben.
* **Planning:** Het formuleren van resultaten en interventies, altijd in samenwerking met de patiënt.
* **Uitvoering:** Het uitvoeren van de geplande interventies, met continue observatie van de patiëntreacties.
* **Evaluatie:** Het beoordelen of de gestelde doelen zijn bereikt en het aanpassen van het zorgplan indien nodig.
De **holistische visie** is impliciet aanwezig in elke fase van het verpleegkundig proces, door de nadruk op de totale mens, zijn subjectieve beleving, en zijn interactie met de omgeving.
> **Tip:** Begrijp dat het mensbeeld niet statisch is, maar dynamisch evolueert. De holistische visie is de huidige standaard, maar de verpleegkunde blijft zich ontwikkelen.
> **Tip:** Oefen met het toepassen van de vijf stellingen van Martha Rogers op casuïstiek om je begrip te verdiepen.
> **Voorbeeld:** Bij de eerste stelling van Rogers (mens is meer dan de som van delen) kan men denken aan een patiënt met diabetes. De objectieve realiteit is de bloedsuikerspiegel, maar de subjectieve beleving omvat angst voor complicaties, de impact op sociale activiteiten, en de betekenis die de patiënt aan zijn ziekte geeft.
---
# Het verpleegkundig proces en kritisch denken
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor "Het verpleegkundig proces en kritisch denken".
## 4. Het verpleegkundig proces en kritisch denken
Het verpleegkundig proces is een systematische, doelgerichte en cyclische methode die verpleegkundigen gebruiken om patiëntenzorg te plannen, te implementeren en te evalueren, waarbij kritisch denken een cruciale rol speelt in elke fase.
### 4.1 Het verpleegkundig proces: een systematische aanpak
Het verpleegkundig proces (SVH - Systematisch Verpleegkundig Handelen) is een gestructureerde methode die verpleegkundigen helpt om patiëntenzorg op een efficiënte, effectieve en patiëntgerichte manier te organiseren. Het proces bestaat uit zes fasen die elkaar logisch opvolgen en tegelijkertijd een cyclus vormen.
#### 4.1.1 De zes fasen van het verpleegkundig proces
1. **Anamnese (Gegevensverzameling):**
* **Doel:** Systematisch verzamelen, ordenen, verifiëren en vastleggen van alle relevante informatie over de patiënt. Dit omvat zowel subjectieve (wat de patiënt vertelt) als objectieve (meetbare feiten) gegevens.
* **Methoden:** Gesprek (directief en non-directief), observatie (gebruik van zintuigen) en lichamelijk onderzoek (inspectie, palpatie, etc.).
* **Belang:** Vormt de basis voor alle volgende fasen. Een grondige anamnese leidt tot een beter begrip van de patiënt als totale persoon, inclusief zijn belevingswereld.
* **Kritisch denken:** Onderscheiden van relevante en irrelevante gegevens, verifiëren van tegenstrijdige informatie, bewust zijn van eigen referentiekader, herkennen van subjectieve en objectieve gegevens, en correct toepassen van luistertechnieken (ZOLLOR-methode).
2. **Verpleegkundige diagnose (Probleemidentificatie):**
* **Doel:** Analyseren en interpreteren van de verzamelde gegevens om de huidige en potentiële gezondheidsproblemen van de patiënt vast te stellen. Dit zijn menselijke reacties op levensprocessen, gebeurtenissen of stressoren.
* **Onderscheid:**
* **Actuele problemen:** Problemen die zich op dit moment voordoen (manifest of bedekt).
* **Potentiële problemen:** Risico's die zich in de toekomst kunnen ontwikkelen (preventief optreden).
* **Kenmerken van een verpleegprobleem:** Een menselijke reactie, een situatie die verandering behoeft, vereist verpleegkundige interventie, en kan leiden tot ineffectieve coping.
* **PES-structuur (Gordon):**
* **P (Probleem):** De kern van de diagnose, beknopt omschreven.
* **E (Etiologie/Oorzaak):** Factoren die bijdragen aan het probleem.
* **S (Signs and Symptoms):** Kenmerken en verschijnselen die wijzen op het probleem.
* **Kritisch denken:** Analyseren van gegevens, vergelijken met normen, identificeren van oorzaken, differentiëren tussen verpleegkundige en medische diagnoses, en het correct formuleren van diagnoses met de PES-structuur.
3. **Planning van resultaten (Doelformulering):**
* **Doel:** Gezamenlijk met de patiënt (en eventueel familie) specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden (SMART of RUMBA) resultaten of doelen formuleren. Deze doelen beschrijven de gewenste gezondheidstoestand van de patiënt.
* **Kenmerken van doelen:** Kort, globaal (indien nodig met tussendoelen), positief geformuleerd, en bevatten evaluatiecriteria.
* **Soorten planning:**
* **Initiële planning:** Start bij opname, op basis van eerste gegevens.
* **Voortgangsplanning:** Dagelijkse aanpassing van het plan op basis van nieuwe observaties.
* **Kritisch denken:** Prioriteren van behoeften, afwegen van haalbaarheid en wenselijkheid van doelen, en betrekken van de patiënt bij het formuleren van doelen om motivatie te bevorderen.
4. **Planning van interventies (Actieplanning):**
* **Doel:** Bepalen van de specifieke verpleegkundige acties (interventies) die nodig zijn om de geformuleerde doelen te bereiken.
* **Soorten interventies:**
* **Onafhankelijke interventies:** Door verpleegkundige geïnitieerd en uitgevoerd.
* **Afhankelijke interventies:** Uitgevoerd op voorschrift van de arts.
* **Onderling afhankelijke interventies:** Uitgevoerd in samenwerking met andere disciplines.
* **Soorten interventies gericht op probleem:** Observatie, preventie, behandeling, gezondheidsbevordering.
* **Kritisch denken:** Keuze van interventies gebaseerd op de oorzaak van het probleem, de opgestelde doelen, effectiviteit, risico's, patiëntacceptatie, haalbaarheid en positieve neveneffecten.
5. **Uitvoering (Implementatie):**
* **Doel:** Het daadwerkelijk uitvoeren van de geplande interventies en het documenteren van de uitgevoerde acties en de reacties van de patiënt.
* **Belang:** Patiëntparticipatie moet gestimuleerd worden. Noodsituaties vereisen onmiddellijke actie, maar over het algemeen wordt eerst gepland, dan uitgevoerd.
* **Kritisch denken:** Gelijktijdig denken en doen, observeren van patiëntreacties, aanpassen van interventies indien nodig, en kritische reflectie tijdens de uitvoering (standaarden voor kritische zorgbenadering: duidelijkheid, nauwkeurigheid, precisie, relevantie, diepte, breedte, logica).
* **Vastlegging:** Cruciaal voor continuïteit, communicatie, juridische bescherming en kwaliteitsborging.
6. **Evaluatie:**
* **Doel:** Beoordelen of de gestelde doelen zijn bereikt, de effectiviteit van de interventies, en de algehele kwaliteit van de verleende zorg.
* **Proces:** Verzamelen van evaluatiegegevens, vergelijken met de gestelde doelen, trekken van conclusies (doel bereikt, gedeeltelijk bereikt, niet bereikt), en vastleggen van de uitkomsten.
* **Kritische evaluatie:** Beoordelen van alle fasen van het verpleegkundig proces (anamnese, diagnose, doelen, interventies, uitvoering) om het zorgplan indien nodig bij te stellen.
* **Kwaliteitszorg:** Evaluatie van structuur (faciliteiten, personeel), proces (hoe zorg werd verleend) en resultaat (veranderingen bij de patiënt).
* **Kritisch denken:** Nagaan waarom doelen al dan niet zijn bereikt, analyseren van eventuele fouten in eerdere fasen, en reflecteren op de effectiviteit en efficiëntie van het gehele proces.
#### 4.1.2 Het belang van het verpleegkundig proces
* Bevordert samenwerking en efficiëntie.
* Verhoogt patiëntenparticipatie en autonomie.
* Zorgt voor individuele en continuïteit van zorg.
* Verhoogt arbeidssatisfactie van verpleegkundigen.
* Bevordert kosteneffectiviteit.
* Helpt de rol van verpleegkundigen beter te begrijpen.
### 4.2 Kritisch denken in het verpleegkundig proces
Kritisch denken is een essentieel onderdeel van het verpleegkundig proces en omvat zowel houdingen als cognitieve vaardigheden. Het stelt verpleegkundigen in staat om complexe, stressvolle situaties te hanteren, belangrijke beslissingen te nemen en hoogwaardige, patiëntgerichte zorg te verlenen.
#### 4.2.1 Belang van kritisch denken
* Verpleegkunde is een toegepaste wetenschap die kennis uit diverse vakgebieden integreert.
* Verpleegkundigen werken in dynamische en vaak stressvolle omgevingen.
* Het nemen van veel, diverse en cruciale beslissingen is dagelijkse praktijk.
* Kritisch denken kan door oefening worden verbeterd.
#### 4.2.2 Essentiële cognitieve vaardigheden voor kritisch denken
* **Taalgebruik:** Gebruik van precieze, ondubbelzinnige bewoordingen, vermijden van clichés en jargon, en het stellen van duidelijke vragen (wie, wat, wanneer, waar, waarom, hoe).
* **Waarneming:** Systematisch gebruik van zintuigen, herkennen van selectieve waarnemingen en verschillen in waarneming.
* **Geloven en weten:** Onderscheid maken tussen feiten (verifieerbaar) en overtuigingen (interpretaties, conclusies).
* **Verduidelijken:** Vragen stellen om betekenis van woorden, zinnen, kwesties, overtuigingen en gezichtspunten te verhelderen.
* **Vergelijken:** Waarnemen van overeenkomsten en verschillen tussen situaties, idealen en feitelijke omstandigheden.
* **Oordelen en evalueren:** Het vormen van een evaluatie van feiten, onderbouwd met argumenten, en het ontwikkelen van evaluatiecriteria.
* **Redeneren:** Logisch denken, verbanden leggen tussen gegevens, relevante van irrelevante informatie scheiden, bronnen evalueren, en oplossingen genereren en evalueren.
#### 4.2.3 Kritisch denken in elke fase van het verpleegkundig proces
* **Anamnese:** Onderscheiden van relevante/irrelevante gegevens, correct interpreteren van subjectieve en objectieve data, actief luisteren.
* **Diagnose:** Analyseren van gegevens, identificeren van oorzaken, correct formuleren van diagnoses.
* **Planning van resultaten:** Realistisch en haalbaar formuleren van doelen, prioriteren van behoeften.
* **Planning van interventies:** Kiezen van de meest effectieve en veilige interventies, rekening houdend met patiëntacceptatie.
* **Uitvoering:** Gelijktijdig uitvoeren van zorg en observeren van patiëntreacties, aanpassen van acties indien nodig.
* **Evaluatie:** Systematisch beoordelen van bereikte resultaten, analyseren van de effectiviteit van de zorg en het gehele proces.
### 4.3 Verpleegkundige theorieën en modellen (Context)
Verpleegkundige theorieën en modellen, zoals die van Florence Nightingale, Orem (zelfzorg), Roy (adaptatie) en Martha Rogers (holistische mensvisie), bieden denkkaders die het verpleegkundig proces ondersteunen en verrijken door verschillende perspectieven op de patiënt, gezondheid, omgeving en het verpleegkundig handelen te bieden.
### 4.4 Kritische reflectie bij de evaluatie
Bij de evaluatie is het cruciaal om kritisch te reflecteren op de effectiviteit van het zorgplan. Vragen zoals: "Is het doel bereikt?", "Zijn de juiste gegevens verzameld?", "Hoe hebben de interventies bijgedragen?", en "Kan de zorg verbeterd worden?" helpen om het verpleegkundig proces continu te optimaliseren.
---
**Tip:** Oefen het toepassen van de zes fasen van het verpleegkundig proces met casussen. Probeer in elke fase expliciet aan te geven hoe kritisch denken wordt toegepast.
**Tip:** Bestudeer de verschillende classificatiesystemen (NANDA, NIC, NOC, ICF) om een beter begrip te krijgen van de terminologie en structuur binnen het verpleegkundig proces.
**Voorbeeld:** Bij het evalueren van een wondzorgplan, vraag jezelf af: "Is het doel (bv. volledige genezing van de wond binnen 10 dagen) bereikt?" en "Waarom wel/niet? Waren de interventies (bv. steriel verbandwissel, juiste wondzalf) effectief?". Als het doel niet is bereikt, analyseer dan kritisch welke fase van het proces mogelijk tekortschoot.
---
# Verpleegkundige theorieën en modellen
Hieronder volgt een samenvatting van het onderwerp "Verpleegkundige theorieën en modellen", bedoeld als studiemateriaal voor een examen.
## 5 Verpleegkundige theorieën en modellen
Dit onderwerp biedt een overzicht van diverse verpleegkundige theorieën en modellen die de essentie en praktijk van verpleegkunde beschrijven, vanuit verschillende perspectieven op de mens, zorg en omgeving.
### 5.1 De rol en essentie van verpleegkundige theorieën en modellen
Verpleegkundige theorieën en modellen bieden een conceptueel kader om de complexiteit van verpleegkunde te reduceren. Ze bundelen concepten en ideeën over verpleegkunde, de patiënt en de omgeving, en helpen zo de verpleegkundige opdracht te definiëren, te professionaliseren en te onderbouwen.
#### 5.1.1 Wat is een verpleegkundige theorie?
Een verpleegkundige theorie is een verzameling van begrippen, definities en stellingen die samen een gestructureerde manier bieden om een bepaald aspect van de verpleegkundige praktijk te beschrijven, te verklaren, te voorspellen of te sturen. Ze ontstaan vaak vanuit de behoefte om de essentie van "wat is verpleegkunde?" te definiëren en de professionalisering van het beroep te bevorderen.
#### 5.1.2 Wat is een verpleegkundig model?
Een verpleegkundig model is een meer abstracte, conceptuele voorstelling die voortkomt uit een theorie. Het dient als een denkkader dat de kernconcepten van de verpleegkunde, zoals de mens, de omgeving en gezondheid, organiseert en relaties daartussen schetst. Modellen bevatten doorgaans elementen zoals patiëntkenmerken, problemen die interventie vereisen, de focus van die interventies en evaluatie van zorg.
### 5.2 Historische en conceptuele grondslagen
Doorheen de geschiedenis zijn de opvattingen over de mens, gezondheid en ziekte geëvolueerd, wat de verpleegkunde diepgaand heeft beïnvloed.
#### 5.2.1 Evoluerend mensbeeld
Het mensbeeld in de gezondheidszorg is continu in ontwikkeling. Vroeger werd de patiënt vaak passief gezien, maar tegenwoordig ligt de focus op de mens als een uniek, autonoom en totaal wezen, in wisselwerking met zijn omgeving en actief betrokken bij zijn eigen zorgproces. Dit holistische mensbeeld is essentieel voor de moderne verpleegkunde.
* **Vroege opvattingen:** Julianus onderscheidde lichaam en geest, waarbij de geest als essentieel werd beschouwd.
* **Cartesiaans dualisme (Descartes):** Strikte scheiding tussen lichaam en geest, met nadruk op het fysieke aspect.
* **Holistische stromingen (vanaf 19e eeuw):** Mens gezien als een ondeelbaar geheel van lichaam, geest, omgeving en emoties.
* **Actueel mensbeeld:** De mens als uniek, autonoom wezen, actief betrokken bij zijn zorg, in wisselwerking met zijn omgeving.
#### 5.2.2 Verschillende perspectieven op de mens
Verschillende denkers hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het actuele mensbeeld:
* **Allport:** De mens wordt getypeerd door wat hij nastreeft (idealen en projecten).
* **Kelly:** De mens als een actieve, toekomstgerichte 'wetenschapper' die zijn ideeën en levensprocessen constant bijstelt.
* **Frankl:** De mens wordt gekenmerkt door zijn vrijheid om keuzes te maken en betekenis te geven aan zijn bestaan.
* **Levinas:** De fundamentele verantwoordelijkheid voor de ander gaat vooraf aan de eigen wil en is een kernaspect van het mens-zijn.
Deze perspectieven benadrukken de rol van waarden, keuzes, verantwoordelijkheid en de wisselwerking met anderen.
### 5.3 Belangrijke verpleegkundige theorieën en modellen
Verschillende theoretici hebben invloedrijke modellen ontwikkeld die de verpleegkundige praktijk structureren.
#### 5.3.1 Theorie van Florence Nightingale
Florence Nightingale, de grondlegger van de moderne verpleegkunde, legde de nadruk op de omgeving van de patiënt en observationele methoden. Haar visie omvatte zes pijlers voor een goede gezondheid: licht en lucht, eten en drinken, slapen en waken, bewegen en rust, afscheiding en uitscheiding, en gemoedsbewegingen. Verpleegkundigen moeten de patiënt observeren en kritisch handelen met het welzijn van de patiënt als prioriteit.
#### 5.3.2 Zelfzorgtheorie (Orem)
Dorothea Orem stelt dat verpleegkunde bestaat uit het ondersteunen van de bestaanszorg van de patiënt, zijn aangeboren vermogen om voor zichzelf te zorgen. Ze maakt onderscheid tussen de *zorgvraag* (hoe de verpleegkundige het ziet) en de *hulpvraag* (hoe de patiënt het zelf uitdrukt). De theorie benadrukt het holisme: alles is onlosmakelijk met elkaar verbonden.
#### 5.3.3 Adaptatietheorie (Roy)
Callista Roy beschouwt de mens als een psycho-sociosomatisch wezen dat zich constant aanpast aan uitwendige en inwendige invloeden. Het model helpt beoordelen waar de adaptatie van de patiënt stagneert op fysiologisch gebied, op het gebied van zelfbeeld, rolbeheersing en onderlinge afhankelijkheid.
#### 5.3.4 Relatietheorieën
Deze theorieën focussen op de **relatie** tussen de patiënt en de verpleegkundige als essentieel onderdeel van de zorg. De subjectieve beleving van de patiënt staat centraal. De Relatietheorie vormt de basis voor de Integrerende Verpleegkunde (IV).
#### 5.3.5 Holistische theorieën (Martha Rogers)
Martha Rogers' "Science of Unitary Human Beings" beschouwt de mens als een energieveld in constante wisselwerking met zijn omgeving. Ze stelde vijf fundamentele stellingen op:
1. De mens is meer en anders dan de som van zijn somatische en niet-somatische delen.
2. De mens staat in constante wisselwerking met zijn omgeving.
3. Het leven verloopt unidirectioneel (onomkeerbaar).
4. Het leven wordt gekenmerkt door patroon en organisatie.
5. De mens heeft de mogelijkheid tot abstraheren, symboliseren, verbeelden en voelen.
#### 5.3.6 Interactionistische theorieën
Deze theorieën benadrukken de **professionele interactie** tussen verpleegkundige en patiënt. De verpleegkundige is zich bewust van de meervoudige betekenissen van gedrag en toetst continu de interpretatie van patiëntgedrag.
#### 5.3.7 Gedragstheorieën
Het **gedrag van de patiënt** staat centraal. Gedrag wordt gezien als een antwoord op veranderingen in de omgeving. Deze theorieën worden met name in de psychiatrie toegepast.
#### 5.3.8 Systeemmodel van Neuman
Betty Neuman beschrijft hoe een cliëntsysteem (de mens) omgaat met **stressoren** (interne, externe of interpersoonlijke prikkels). De manier waarop men met stress omgaat (coping) is afhankelijk van hulpbronnen (fysiologisch, psychologisch, sociaal-cultureel, etc.). De verpleegkundige helpt de patiënt deze copingmechanismen te begrijpen en te versterken.
#### 5.3.9 Functionele gezondheidspatronen (Gordon)
Marjory Gordon ontwikkelde een systeem voor gegevensverzameling door de functionele gezondheid van de patiënt te ordenen volgens 11 gezondheidspatronen. Dit helpt om gedragspatronen te identificeren en de gezondheid, kwaliteit van leven en het functioneren van de patiënt vast te stellen.
### 5.4 Verpleegkundige diagnostiek en het verpleegproces
Het verpleegkundig proces is een systematische, probleemoplossende methode die de zorgverlening structureert.
#### 5.4.1 Het verpleegkundig proces
Het proces bestaat uit de volgende fasen:
1. **Anamnese:** Systematisch verzamelen van patiëntgegevens (subjectief en objectief) via gesprek, observatie en onderzoek.
2. **Verpleegkundige diagnose:** Analyseren en interpreteren van gegevens om feitelijke of potentiële gezondheidsproblemen van de patiënt te identificeren (menselijke reacties op ziekte, letsel, hospitalisatie, etc.). Dit is distinct van een medische diagnose. NANDA (North American Nursing Diagnosis Association) beheert een classificatie van deze diagnoses.
3. **Planning van de resultaten:** Samen met de patiënt gewenste resultaten (doelen) formuleren, die meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden (SMART of RUMBA) moeten zijn.
4. **Planning van de interventies:** Kiezen van acties (onafhankelijk, afhankelijk, onderling afhankelijk) die leiden tot de geformuleerde doelen. Deze interventies kunnen gericht zijn op observatie, preventie, behandeling of gezondheidsbevordering.
5. **Uitvoering:** De geplande interventies uitvoeren, delegeren en de reacties van de patiënt documenteren.
6. **Evaluatie:** Beoordelen of de gestelde doelen zijn bereikt, de effectiviteit van de interventies, en het zorgplan indien nodig aanpassen. Dit is een continu en cyclisch proces.
#### 5.4.2 Belang van kritisch denken
Kritisch denken is essentieel in elke fase van het verpleegkundig proces. Het omvat cognitieve vaardigheden zoals nauwkeurig taalgebruik, waarneming, verduidelijking, vergelijking, oordelen, evalueren en redeneren. Het helpt om feiten van interpretaties te onderscheiden en weloverwogen beslissingen te nemen.
#### 5.4.3 Classificatiesystemen
Om de verpleegkundige diagnostiek en zorg te structureren, worden classificatiesystemen gebruikt, zoals:
* **NANDA, NIC (Nursing Interventions Classification), NOC (Nursing Outcomes Classification):** Een drievoudig systeem specifiek voor de verpleegkunde.
* **ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health):** Een breder, multidisciplinair systeem dat functies, activiteiten en participatie beschrijft.
* **Omaha-systeem:** Vaak gebruikt in de thuiszorg.
### 5.5 Integrerende Verpleegkunde (IV)
Integrerende verpleegkunde is een holistische benadering die voortkomt uit de holistische mensvisie van Martha Rogers en de relatietheorieën. Het patiënt staat centraal als autonome partner in zijn zorgproces. IV focust op de *subjectieve beleving van de objectieve realiteit* en onderzoekt de drie centrale realiteiten: ziekte-ervaring, zieke zijn (patiënt zijn) en hospitalisatie-ervaring. Verpleegkundige problemen worden gedefinieerd als noden die de patiënt niet zelfstandig kan oplossen en waarvoor de deskundigheid van de verpleegkundige nodig is.
#### 5.5.1 Kernprincipes van IV
* **Holistische benadering:** De patiënt wordt benaderd als een totale persoon.
* **Patiënt als autonome partner:** Actieve betrokkenheid van de patiënt bij de zorg.
* **Wisselwerking tussen patiënt en hulpverleners:** Samenwerking en onderling vertrouwen.
* **Verantwoordelijkheid:** Een kernbegrip, met de nadruk op het engagement van de verpleegkundige.
* **Patiëntentoewijzing:** Een verpleegkundige neemt de totaalzorg op zich voor een specifieke patiënt, wat continuïteit en kwaliteit van zorg bevordert.
### 5.6 Verpleegkundige beroepsactiviteiten en wettelijke kaders
Het verpleegkundig beroep is wettelijk geregeld en kent een breed scala aan activiteiten. In België omvat de wettelijke opdracht van de verpleegkundige drie functies:
* **A-handelingen:** Volledig autonoom.
* **B-handelingen (B1 en B2):** Met of zonder voorschrift arts, verpleegkundige is verantwoordelijk.
* **C-handelingen:** Toevertrouwde medische handelingen door de arts.
Het **verpleegkundig beroepsprofiel** schetst de rol, verantwoordelijkheden en professionele verwachtingen van verpleegkundigen, en maakt onderscheid tussen basisverpleegkundigen en gespecialiseerde verpleegkundigen.
### 5.7 Basisprincipes van verpleegtechnieken
Verpleegtechnische handelingen worden geleid door 8 basisprincipes:
1. Hygiëne en steriliteit
2. Veiligheid en het voorkomen van specifieke gevaren
3. Beleving van de patiënt
4. Zelfzorg en inspraak van de patiënt
5. Comfort
6. Ergonomie
7. Economie
8. Ecologie
### 5.8 Kwaliteitszorg en verbetering
Kwaliteitszorg omvat de evaluatie van patiëntdoelen, de structuur van de zorg (beleid, faciliteiten), het proces van zorgverlening (activiteiten, tijdigheid) en de resultaten (zichtbare veranderingen bij de patiënt).
#### 5.8.1 Ontslagplanning
Een goed georganiseerde ontslagplanning, startend bij de opname, is cruciaal om complicaties en heropnames te reduceren. Het omvat het informeren van de patiënt, het betrekken van de omgeving en het waarborgen van continuïteit van zorg.
**Tip:** Bestudeer de verschillende theorieën en modellen om te begrijpen hoe ze de verpleegkundige praktijk vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Begrijp de kernconcepten en hoe deze vertaald worden naar de praktijk en het verpleegkundig proces.
**Voorbeeld:** De theorie van Florence Nightingale benadrukt het belang van de omgeving (licht, lucht, hygiëne), wat vertaald kan worden naar interventies zoals het zorgen voor een frisse kamer en voldoende daglicht. De zelfzorgtheorie van Orem zou leiden tot interventies die de zelfstandigheid van de patiënt bevorderen, zoals het aanleren van bepaalde technieken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Holistisch | Een benadering die het individu beschouwt als een ondeelbaar geheel van lichamelijke, psychische, sociale en spirituele dimensies, in plaats van een optelsom van afzonderlijke delen. Dit mensbeeld benadrukt de wisselwerking tussen deze verschillende aspecten en de omgeving van de mens. |
| Kritisch denken | Een proces waarbij men informatie analyseert, evalueert en integreert om weloverwogen beslissingen te nemen. Het omvat het stellen van vragen, het beoordelen van argumenten, het onderscheiden van feiten van meningen en het redeneren op een logische manier. |
| Verpleegkundige diagnose | Een klinisch oordeel over de huidige of potentiële reacties van een individu, gezin of gemeenschap op een gezondheidsprobleem of levensproces. Het beschrijft menselijke reacties die verpleegkundigen kunnen behandelen. |
| Systematisch Verpleegkundig Handelen (SVH) | Een gestructureerde, probleemoplossende methode die verpleegkundigen gebruiken om zorg te verlenen. Het omvat de fasen van anamnese, diagnose, planning van resultaten, planning van interventies, uitvoering en evaluatie. |
| Patiëntentoewijzing | Een organisatievorm binnen de verpleging waarbij één verpleegkundige de totaalzorg op zich neemt voor een specifieke patiënt gedurende een bepaalde periode, wat zorgt voor continuïteit en een betere zorgkwaliteit. |
| Klinisch pad | Een multidisciplinair en gestandaardiseerd plan dat de zorgverlening voor een specifieke pathologie of interventie in een tijdspad beschrijft. Het doel is efficiëntie, kwaliteit en een voorspelbaar zorgtraject. |
| Holistische mensvisie | Een filosofische opvatting die de mens ziet als een uniek, autonoom en totaal wezen, waarbij de lichamelijke, psychische, sociale en spirituele dimensies onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en in wisselwerking staan met de omgeving. |
| Bestaanszorg | Het geheel van zorgvuldig en aandachtig handelen van de mens voor zichzelf en anderen, gericht op het ondersteunen van het eigen welzijn en het leven als mens-in-zijn-wereld. |
| Verpleegkundige theorie | Een systematische verzameling van concepten, definities en uitspraken die de verpleegkundige praktijk, het mens-zijn, de omgeving en gezondheid beschrijven of verklaren. Het biedt een kader voor het denken en handelen van verpleegkundigen. |
| Anamnese | Het proces van het systematisch verzamelen van gegevens over een patiënt, zowel subjectieve (wat de patiënt vertelt) als objectieve (wat waargenomen kan worden), om een volledig beeld te krijgen van diens gezondheidstoestand en behoeften. |
| Etiologie | De oorzaak of oorsprong van een probleem, ziekte of conditie. In de verpleegkundige diagnose beschrijft de etiologie de factoren die bijdragen aan het vastgestelde verpleegprobleem. |
| NIC (Nursing Interventions Classification) | Een classificatiesysteem dat verpleegkundige interventies identificeert, definieert en organiseert. Het bevat een gestructureerde lijst van activiteiten die verpleegkundigen uitvoeren om patiëntresultaten te bereiken. |
| NOC (Nursing Outcomes Classification) | Een classificatiesysteem dat verpleegkundige zorgresultaten beschrijft. Het definieert meetbare uitkomsten die de toestand, gedragingen of belevingen van een patiënt weergeven na verpleegkundige interventies. |
| Managed Care | Een benadering van gezondheidszorg die gericht is op het coördineren en beheren van zorg om de kwaliteit te verbeteren en de kosten te beheersen, vaak door middel van gestandaardiseerde zorgplannen voor specifieke aandoeningen. |
| Kwaliteitszorg | Een systematisch proces om de kwaliteit van de gezondheidszorg te beoordelen en te verbeteren. Het omvat de evaluatie van structuur (omgeving en middelen), proces (hoe zorg wordt verleend) en resultaat (veranderingen bij de patiënt). |