Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Stuvia-4501935-infectiebeheersing (1).pdf
Summary
# Microbiota en infectietypes
Dit deel samenvatting behandelt de indeling en kenmerken van de huidmicrobiota, de classificatie van micro-organismen, en de definities en symptomen van besmetting, kolonisatie en infectie, aangevuld met informatie over zorginfecties en de indeling in endogene en exogene infecties [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 De microbiota van de huid
De microbiota van de huid is een verzameling van diverse micro-organismen zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten (mijten). Deze microbiota kan worden ingedeeld in twee grote groepen: de residente microbiota en de transciënte microbiota [2](#page=2).
#### 1.1.1 Residente microbiota
De residente microbiota leeft permanent op de huid [2](#page=2).
* **Locatie:** Huidoppervlak (80-90%), epidermis, haarfolikels (samen 10-20%), zweetklieren [2](#page=2).
* **Karakteristieken:**
* Zijn commensalen (beschermende flora) [2](#page=2).
* Overleven en vermenigvuldigen zich [2](#page=2).
* Bevinden zich op het huidoppervlak, in huidplooien, talgklieren en haarfollikels [2](#page=2).
* Zijn persoonsafhankelijk en hebben een blijvend karakter [2](#page=2).
* Hebben een lage virulentie, tenzij op steriel weefsel [2](#page=2).
* Zijn conditioneel pathogene kiemen, wat betekent dat ze onder bepaalde omstandigheden ziekteverwekkend kunnen zijn [2](#page=2).
* **Samenstelling:** Bestaat uit GRAM+ en GRAM- bacteriën, virussen, en schimmels [2](#page=2).
Chirurgisch wassen doodt 99,9% van de transciënte flora en 95% van de residente flora [2](#page=2).
#### 1.1.2 Transciënte microbiota
De transciënte microbiota bestaat uit:
* **Residente micro-organismen (MO)** die naar het huidoppervlak groeien [3](#page=3).
* **MO** die vanuit de omgeving worden opgenomen [3](#page=3).
* **Locatie:** Bevinden zich op het huidoppervlak, vaak op afschilferend epitheel [3](#page=3).
* **Karakteristieken:**
* Zijn conditioneel pathogeen [3](#page=3).
* Vermenigvuldigen zich niet of nauwelijks op de huid [3](#page=3).
* **Samenstelling:** Bestaat uit GRAM+ en GRAM- bacteriën, virussen, schimmels en mijten [3](#page=3).
### 1.2 Begrippen rondom micro-organismen en ziekte
Het onderscheid tussen besmetting, kolonisatie en infectie is cruciaal voor het begrijpen van de pathogenese [3](#page=3).
* **Besmetting (contaminatie):**
* Dit is het overgaan van een micro-organisme (MO) naar iets of iemand [3](#page=3).
* De persoon is nog niet ziek; de kiemen zijn aanwezig, maar vermenigvuldigen zich nog niet [3](#page=3).
* **Kolonisatie:**
* Na besmetting verblijven en vermenigvuldigen MO zich bij de mens zonder nadelige gevolgen [3](#page=3).
* De MO worden onderdeel van de microbiota [3](#page=3).
* De persoon is nog niet ziek; de kiemen zijn aanwezig en beginnen te groeien [3](#page=3).
* **Infectie:**
* Na een besmetting wordt de persoon ziek [3](#page=3).
* Er zijn ziekteverschijnselen zichtbaar, de kiemen zijn enorm gegroeid, en het afweersysteem kan er niet meer tegen vechten [3](#page=3).
#### 1.2.1 Symptomen van infectie
De klassieke symptomen van een infectie zijn:
* Roodheid (rubor) [3](#page=3).
* Warmte (calor) [3](#page=3).
* Pijn (dolor) [3](#page=3).
* Zwelling (tumor) [3](#page=3).
* Etter (pus) [3](#page=3).
* Bewegingsbeperking (functio laesa) [3](#page=3).
* Verhoogde druk in de celwand (turgor) [3](#page=3).
Systemische infecties waarbij het immuunsysteem niet meer kan herstellen, kunnen fataal zijn [3](#page=3).
### 1.3 Zorginfectie
Een zorginfectie, voorheen ook wel een ziekenhuisinfectie genoemd, treedt op bij zorgvragers tijdens of in aansluiting op hun ziekenhuisverblijf en de toegediende zorg. In theorie treden deze infecties pas op na 48 uur na opname [4](#page=4).
> **Definitie:** Een infectie die 48 uur na opname in een zorginstelling wordt opgelopen. Een infectie opgelopen minder dan 48 uur voor opname, wordt beschouwd als thuis opgelopen en is geen zorginfectie [4](#page=4).
### 1.4 Soorten infecties
Infecties kunnen worden ingedeeld op basis van de oorsprong van het micro-organisme [4](#page=4).
#### 1.4.1 Endogene infectie
Bij een endogene infectie (auto-infectie, zelfinfectie) is het micro-organisme (MO) al aanwezig bij de zorgvrager op het moment van opname; de kiem is dus afkomstig van de patiënt zelf [4](#page=4).
* **Oorzaken:** Een daling van de weerstand of behandeling met antibiotica kan ervoor zorgen dat deze MO een infectie veroorzaken [4](#page=4).
* **Voorkomen:** Door selectief te dekoloniseren of te decontamineren, waarbij zo gericht mogelijk besmettingshaarden worden weggenomen [4](#page=4).
* **Risicofactoren:** Het gebruik van immunosuppressiva, medicijnen die de reactie van het afweersysteem onderdrukken (bv. bij (stamcel)transplantaties), kan leiden tot een verhoogd risico op infecties, evenals een verhoogd risico op tumoren. Voorbeelden van dergelijke medicatie zijn Imuran, Cellcept en Advagraf [4](#page=4).
#### 1.4.2 Exogene infectie
Bij een exogene infectie (kruisinfectie) ontstaat de infectie door besmetting van de patiënt met MO uit de zorginstelling. De kiem is dus afkomstig van een andere patiënt, personeel of de omgeving. Dit kan ook optreden door besmetting van een zone bij de zorgvrager met MO uit een andere besmette zone bij dezelfde zorgvrager [4](#page=4).
### 1.5 Preventie van infecties
Preventieve maatregelen zijn gericht op het minimaliseren van het risico op zowel endogene als exogene infecties [4](#page=4).
* **Preventie van endogene infecties:**
* De weerstand van de patiënt zo optimaal mogelijk houden (versterken of aantasting vermijden) [4](#page=4).
* Dekolonisatie toepassen [4](#page=4).
* **Preventie van exogene infecties:**
* Toepassen van algemene voorzorgsmaatregelen [4](#page=4).
* Besmette zorgvragers afzonderen [4](#page=4).
Standaard screening wordt toegepast bij ouderen, mensen uit woonzorgcentra en veetelers [4](#page=4).
* * *
# Besmettingscyclus en preventieve maatregelen
Dit gedeelte behandelt de besmettingscyclus, inclusief de factoren die bijdragen aan infectie, hoe micro-organismen zich verspreiden, en de preventieve maatregelen die genomen moeten worden om de overdracht te minimaliseren.
## 2\. Besmettingscyclus en preventieve maatregelen
De besmettingscyclus beschrijft het proces waarbij een micro-organisme een gastheer binnendringt en een infectie veroorzaakt. De cyclus omvat verschillende componenten, waaronder uitgangspoorten, het micro-organisme zelf (met inbegrip van de minimale infectieuze dosis en virulentie), de groeisnelheid van het micro-organisme, het weerstandsvermogen van de gastheer, besmettingsbronnen, en overdrachtswegen [6](#page=6) [7](#page=7).
### 2.1 Uitgangspoorten
Uitgangspoorten zijn de toegangswegen waarlangs micro-organismen het lichaam kunnen verlaten. Deze kunnen natuurlijke lichaamsopeningen zijn, zoals de mond (via hoesten of braken), de neus (via lichaamsvocht), de vagina, of het rectum (via stoelgang). Daarnaast kan het doorbreken van de huidbarrière, bijvoorbeeld door een bloeding, onbedoeld een uitgangspoort creëren [6](#page=6).
### 2.2 Micro-organismen
* **Minimale Infectieuze Dosis (MID):** Dit is de minimale hoeveelheid kiemen die aanwezig moet zijn om een infectie te veroorzaken. De MID varieert sterk per type kiem. Een lagere MID vereist meer preventieve maatregelen. Voorbeelden van micro-organismen met een lage MID zijn norovirus, MRSA en coronavirus. Het doel van reinigen en ontsmetten is het wegnemen van kiemen om de MID niet te bereiken [6](#page=6).
* **Virulentie van kiemen:** De virulentie bepaalt hoe schadelijk een micro-organisme is.
* **Conventioneel pathogene kiemen:** Deze veroorzaken altijd een infectie als de MID wordt bereikt. Voorbeelden zijn \_Staphylococcus aureus, \_Salmonella species en \_Mycobacterium tuberculosis [7](#page=7).
* **Conditioneel pathogene kiemen:** Deze veroorzaken infectie onder specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer ze terechtkomen in een steriele lichaamsholte. Bij gezonde personen treden dan soms veralgemeende infecties op bij verzwakte personen en pasgeborenen. Voorbeelden zijn \_Staphylococcus epidermidis, \_Candida albicans en \_Pseudomonas aeruginosa [7](#page=7).
* **Opportunistische pathogene kiemen:** Deze veroorzaken alleen infectie bij personen met een sterk verminderde weerstand, omdat er een opportuniteit is voor de kiem. Een voorbeeld is \_Acinetobacter species [7](#page=7).
* **Groeisnelheid (celvermeerdering):** De groeisnelheid van kiemen varieert per bacterie, schimmel of virus en is afhankelijk van omgevingsfactoren zoals temperatuur en vochtigheid. Optimale omstandigheden leiden tot snelle vermenigvuldiging [7](#page=7).
### 2.3 Weerstandsvermogen van de persoon
Het weerstandsvermogen van de gastheer is cruciaal. Kiemen die bij een gezonde persoon geen infectie veroorzaken, kunnen bij een verzwakte patiënt wel een infectie teweegbrengen. Dit kan komen door [7](#page=7):
* **Vermindering van de algemene weerstand:** Dit wordt veroorzaakt door ziekten of aandoeningen die de weerstand ondermijnen, zoals diabetes, kanker, operaties of malnutritie [7](#page=7).
* **Vermindering van de lokale weerstand:** Dit betekent dat natuurlijke verdedigingsmechanismen wegvallen, zoals aantasting van huid of slijmvliezen, of decubitus. Verplichte bedrust en een liggende houding kunnen hier ook aan bijdragen [7](#page=7).
### 2.4 Besmettingsbronnen
Besmettingsbronnen zijn plaatsen waar kiemen leven en zich vermenigvuldigen [8](#page=8).
1. **Personeel/Patiënt:**
* Contact met gekoloniseerde personen en besmette secreten [7](#page=7).
* Zorgverstrekkers kunnen zelf gekoloniseerd zijn of dragers zijn van kiemen. Preventieve actie: algemene voorzorgsmaatregelen [7](#page=7).
* De zorgvrager is de meest voorkomende bron van kruisbesmetting. Een geïnfecteerde zorgvrager scheidt meer virulente kiemen af. De meeste zorginfecties verwijzen naar een andere zorgvrager. Preventieve acties zijn het goed toepassen van algemene voorzorgsmaatregelen, isolatie van de patiënt, en isolatie van de lichaamszone [8](#page=8).
2. **Gebruiksvoorwerpen:**
* Verzorgingsmateriaal zoals bloeddrukmeters, scharen en glucosemeters [8](#page=8).
* Vloeistoffen en vochtige voorwerpen zoals zeep, bloemenwater en washandjes [8](#page=8).
* Om besmetting van reinigingsproducten, ontsmettingsmiddelen en zalven te voorkomen, mag men nooit bijvullen, de dop niet aanraken, de dop na gebruik sluiten en de houdbaarheidsdatum respecteren. Speciale aandacht is nodig voor waterige ontsmettingsstoffen [8](#page=8).
3. **Water en voedsel:**
* Voorbeelden zijn \_Legionella besmetting via water en \_Salmonella besmetting via voedsel. In ziekenhuizen wordt regelmatig heet water (80°C) uit kranen gestuurd om \_Legionella te doden [8](#page=8).
### 2.5 Overdrachtswegen
Overdrachtswegen zijn de manieren waarop micro-organismen van de ene naar de andere persoon of omgeving worden verspreid.
1. **Contact:**
* **Rechtstreeks:** Direct fysiek contact van de ene persoon naar de andere. Preventieve actie: standaard voorzorgsmaatregelen (SVM) bij elke patiënt, isolatie opstarten, en besmette huidletsels afzonderen [8](#page=8).
* **Onrechtstreeks:** Contact via een transportmiddel of gemeenschappelijk voorwerp. Dit is de meest voorkomende transmissieweg. Voorbeelden van gemeenschappelijke voorwerpen zijn bloeddrukmeters en thermometers. Handen van zorgverstrekkers zijn ook belangrijke vectoren. Preventieve actie: algemene voorzorgsmaatregelen, goede schoonmaaktechniek, en correct gebruik van detergenten en ontsmettingsmiddelen [8](#page=8).
2. **Druppel (via de lucht):**
* **Druppel (droplet):** Verspreiding via spreken of speeksel [9](#page=9).
* **Aërogeen (lucht):** Verspreiding via kleine deeltjes in de lucht, zoals bij TBC. Hierbij is een kamer onder afzuiging nodig en mag nooit overdruk worden gecreëerd [9](#page=9).
3. **Combinaties:**
* Overdracht kan ook plaatsvinden via combinaties van contact, druppel en lucht [9](#page=9).
### 2.6 Ingangspoorten - Voorbeelden
Voorbeelden van ingangspoorten voor micro-organismen zijn: luchtwegen (TBC), slijmvliezen (vaginale infecties), maagdarmkanaal (bedorven voedsel), katheters (blaaskatheter, bloedvatstelsel), huidletsels (val op straat), en het bloedvatstelsel [9](#page=9).
### 2.7 Vatbare gastheer
Het weerstandsvermogen van de gastheer is van belang; een ziektebehandeling kan de algemene weerstand doen dalen [9](#page=9).
### 2.8 Handhygiëne
Handen spelen een cruciale rol in de overdracht van micro-organismen [10](#page=10).
* **Historische context:** Ignaz Semmelweiss toonde in 1847 het nut aan van handhygiëne ter preventie van infecties, met name kraamvrouwenkoorts [10](#page=10).
* **Pittet's 5 elementen voor kiemoverdracht via handen:**
1. Micro-organismen bevinden zich op de huid van de patiënt of in de directe omgeving [10](#page=10).
2. Micro-organismen komen op de handen van de zorgverstrekker [10](#page=10).
3. Micro-organismen kunnen (enkele minuten) overleven op de handen [10](#page=10).
4. De zorgverstrekker past geen of inefficiënte handhygiëne toe [10](#page=10).
5. De besmette handen komen in direct contact met een andere patiënt of met een besmet voorwerp dat contact zal hebben met de patiënt [10](#page=10).
* **Begripsomschrijving:** Handen wassen of ontsmetten [10](#page=10).
* **7 basisvoorwaarden voor goede handhygiëne:**
* Geen ringen, horloges of armbanden [10](#page=10).
* Korte en propere nagels [10](#page=10).
* Geen gel- of kunstnagels [10](#page=10).
* Korte mouwen [10](#page=10).
* **Doel handen wassen (sociaal handen wassen):**
* Handen rein maken en ontdoen van zichtbaar vuil [10](#page=10).
* De transcendente flora deels verwijderen (tot 95% bij correcte toepassing) [10](#page=10).
* **Doel handen ontsmetten:**
* Verminderen van de aanvangsbesmetting en transcendente kiemen door te reinigen [10](#page=10).
* **Antimicrobiële activiteit:**
* Handontsmetting (70-77%): doodt transcendente flora [10](#page=10).
* Chirurgische handontsmetting (80%): remt de groei van residente flora en heeft een verlengde werking [10](#page=10).
* Chirurgische handontsmetting wordt nu door middel van "rubben" met 80% alcohol uitgevoerd (1,5 minuut), wat effectiever en economischer is dan het vroegere "scrubben" met water en chloorexidinezeep [10](#page=10).
* **Wanneer handen wassen:**
* Voor aanvang van de dagtaak [10](#page=10).
* Voor het nemen van een maaltijd [11](#page=11).
* Voor en na het nemen van een pauze [11](#page=11).
* Na einde van de dagtaak [11](#page=11).
* Na gebruik van het toilet [11](#page=11).
* Na het snuiten van de neus [11](#page=11).
* Na rechtstreekse blootstelling aan lichaamsvochten [11](#page=11).
* Als handen zichtbaar vuil zijn [11](#page=11).
* Bij \_Clostridioides difficile (altijd eerst wassen, daarna eventueel ontsmetten; de sporen worden weggewassen) [11](#page=11).
* Bij schurft (\_cabiës) nooit eerst ontsmetten, altijd eerst wassen en dan ontsmetten, omdat de kiem resistent is voor alcohol en in slaap gaat [11](#page=11).
* Handschoenen zijn een aanvulling en geen vervanging van wassen of ontsmetten. Handschoenen nooit ontsmetten, dit maakt scheuren [11](#page=11).
* **Effect van handalcohol op de huid:**
* Verwijdert transcendente microbiota binnen 30 seconden [11](#page=11).
* Huidsmeer blijft behouden [11](#page=11).
* Emoliënten in de handalcohol verzorgen de handen [11](#page=11).
* Inwrijven met handalcohol duurt 30 seconden, handen wassen 40-60 seconden. Gezondheidswerkers besteden hieraan gemiddeld minder dan 10 seconden [11](#page=11).
* **5 momenten van handhygiëne (ontsmetten):**
1. Voor het aanraken van een patiënt [11](#page=11).
2. Voor het uitvoeren van handelingen [11](#page=11).
3. Na mogelijk contact met lichaamsvochten [11](#page=11).
4. Na het aanraken van een patiënt [11](#page=11).
5. Na het aanraken van zaken in de kamer van de patiënt [11](#page=11).
* **Diagram handhygiëne:**
* Handen zichtbaar bevuild? JA -> Handen wassen met water en zeep. NEE -> Handen ontsmetten met handalcohol [11](#page=11).
* Voordelen handalcohol: sneller, beter beschikbaar, meer compliance, effectiever, minder uitdrogend [11](#page=11).
* **Dragen van niet-steriele handschoenen:**
* **Doel:** Rechtstreeks contact met lichaamsvocht of met bevuild materiaal vermijden en overdracht van infecties voorkomen [11](#page=11).
* **Toepassingsgebied:** Hoog besmettingsrisico (hoge contactactiviteit) en wanneer de patiënt in contactisolatie verblijft [11](#page=11).
* **Let op:**
* Vals gevoel van veiligheid [12](#page=12).
* Latexallergie: latexhoudende handschoenen zijn doorzichtig, niet-latexhoudende zijn blauw/grijs. Latex wordt vaak vervangen door nitriel vanwege allergieën. Niet-latex is 3x duurder. Het duurt 1 uur voordat latex-partikels bezinken. Doordacht handschoengebruik is belangrijk; handschoenen uitdoen zodra ze niet meer nodig zijn [12](#page=12).
* Nooit handschoenen ontsmetten: alcohol verhoogt de kans op doorlaatbaarheid [12](#page=12).
* Handschoenen steeds verwijderen als de indicatie van gebruik voorbij is [12](#page=12).
* Handen steeds ontsmetten, zowel voor het aantrekken als direct na het uitdoen van de handschoenen [12](#page=12).
* **Indicatie voor handhygiëne tijdens het dragen van handschoenen:**
1. Handschoenen uitdoen [12](#page=12).
2. Handen onmiddellijk nadien ontsmetten [12](#page=12).
3. Nieuwe handschoenen aantrekken [12](#page=12).
### 2.9 Algemene voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen worden toegepast bij alle patiënten, ongeacht hun microbiologische status, en dienen ter bescherming van zowel de patiënt als de gezondheidsmedewerker. Het principe is dat elke patiënt potentieel besmet is [13](#page=13).
* **Bijkomende voorzorgsmaatregelen:** Deze zijn aanvullend op de algemene voorzorgsmaatregelen en worden toegepast wanneer de algemene maatregelen niet volstaan om specifieke micro-organismen te voorkomen of in specifieke situaties. Screening is nodig voor bijkomende voorzorgsmaatregelen bij personen van 75+, bewoners van woonzorgcentra, patiënten die recent in een buitenlands ziekenhuis verbleven, patiënten die recent in een ziekenhuis met een uitbraak verbleven, en patiënten die eerder een besmetting hadden. Totdat de screeningresultaten bekend zijn, worden algemene voorzorgsmaatregelen toegepast [13](#page=13).
* **Wat zijn de algemene voorzorgsmaatregelen:**
* **Algemene persoonlijke hygiëne:**
* Lange haren opsteken, baarden en snorren kort en verzorgd houden [13](#page=13).
* Proper werktenue met korte mouwen en een dichte boord [13](#page=13).
* Degelijk en gesloten schoeisel [13](#page=13).
* Niet dragen van juwelen [13](#page=13).
* Gebruik papieren wegwerpzakdoekjes en was handen na gebruik [13](#page=13).
* **Handhygiëne:** Kort geknipte, zuivere nagels zonder nagellak, gelnagels, etc. [13](#page=13).
* **Persoonlijke beschermingsmiddelen:**
* **Handschoenen:** Niet-steriele handschoenen bij contact met lichaamsvochten of mogelijk bevuild materiaal. Handschoenen na de handeling uittrekken en handen nadien ontsmetten [14](#page=14).
* **Masker:** Slechts één keer gebruiken. Niet rond de hals of in zakken laten slingeren. Bedek mond en neus goed. Gebruik een masker ter bescherming van de drager (indien patiënt hoest), tijdens handelingen met kans op aërosolvorming (bv. canulezorg, braken), en ter bescherming van de patiënt (bij verkoudheid) [14](#page=14).
* **Short:** Gebruik een gele wegwerpshort met lange mouwen bij risico op bevuiling van kledij, bijvoorbeeld bij verzorging van grote wonden of het verschonen van een sterk bevuild bed [14](#page=14).
* **Beschermbril:** Gebruik een beschermbril of gezichtsscherm bij handelingen die spatten en spuiten van bloed of lichaamsvochten kunnen veroorzaken [14](#page=14).
* **Algemene nies- en hoesthygiëne:** Mond en neus bedekken bij hoesten en niezen met een papieren wegwerpzakdoek of de elleboog. Gezicht afwenden bij hoesten/niezen. Handhygiëne na het wegwerpen van een zakdoek of bij contact met secreties. Zo weinig mogelijk materiaal in jaszakken en broekzakken bewaren [14](#page=14).
* **Omkleedprocedure:**
* **Aankleedprocedure:** Handontsmetting toepassen, gevolgd door het aantrekken van de short [14](#page=14).
* * *
# Bijzonder resistente micro-organismen en isolatiemaatregelen
Dit deel van de studiegids behandelt de concepten van bijzonder resistente micro-organismen (BRMO's), hun ontstaan, preventie, screening en de bijbehorende isolatiemaatregelen, evenals specifieke informatie over coronavirus en influenza.
### 5.1 Achtergrond en ontstaan van resistentie
Resistentie tegen antibiotica ontstaat wanneer een antibioticakuur niet volledig wordt ingenomen, waardoor er enkele resistente kiemen overblijven die zich vermenigvuldigen en muteren, waardoor antibiotica niet langer effectief zijn tegen deze kiemen. BRMO's zijn micro-organismen die resistent zijn tegen de meest gangbare antibiotica en vaak behandeling met reserve-antibiotica vereisen, wat kan leiden tot langdurige intraveneuze therapie, verlengde hospitalisatie en soms zelfs tot situaties zonder verdere behandelingsopties [15](#page=15) [16](#page=16).
### 5.2 Preventie van verspreiding en infecties
De preventie van verspreiding en infecties door BRMO's omvat een strikt antibioticumbeleid, standaard voorzorgsmaatregelen, het opsporen van dragers, isolatie en dekolonisatie (het doden of wegnemen van kiemen) [16](#page=16).
### 5.3 BRMO-screening
BRMO-screening is gericht op het opsporen van bijzonder resistente micro-organismen. Hieronder vallen onder andere:
* **Methicilline-Resistente Staphylococcus aureus (MRSA)**: Resistent tegen methicilline [16](#page=16).
* **Carbapenemase Producerende Enterobacteriaceae (CPE)**: Resistent tegen carbapenemase [16](#page=16).
* **Vancomycine-resistente enterokokken (VRE)**: Resistent tegen vancomycine [16](#page=16).
* **Clostridioides difficile (C. difficile)** [16](#page=16).
* **Tuberculose (TBC)** [16](#page=16).
* **COVID-19** [16](#page=16).
Screening omvat het nemen van kweken op voorkeursplaatsen zoals de neus, keel, rectum, wonden, en bij blaassondes of rechtstreekse katheters, aangezien dit warme en vochtige plaatsen zijn. De methode hierbij is het 10 keer draaien van een wisser op de betreffende locatie [16](#page=16) [17](#page=17).
### 5.4 Isolatie
Er zijn twee hoofdtypes isolatie:
* **Bronisolatie**: Ter bescherming van medepatiënten en zorgmedewerkers. Een subtype hiervan is cohortisolatie [17](#page=17).
* **Beschermende isolatie of protectieve isolatie**: Ter bescherming van de patiënt zelf, bijvoorbeeld bij stamceltransplantatie of zware brandwonden [17](#page=17).
Ziekenhuisinfecties worden ook wel Hospital Acquired Infections (HAI), nosocomiale-infecties of zorginfecties genoemd [17](#page=17).
#### 5.4.1 Methicilline-Resistente Staphylococcus aureus (MRSA)
MRSA is een resistente vorm van Staphylococcus aureus, een standaard aanwezige kiem.
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: MRSA-dragerschap veroorzaakt geen klinische symptomen, maar een infectie kan leiden tot huid- en slijmvliesinfecties, postoperatieve wondinfecties, katheterinfecties, longontsteking en bloedbaaninfecties (sepsis). De neus is de voorkeursplaats voor dragerschap. Risicofactoren voor dragerschap omvatten eerdere MRSA-patiënten, recente hospitalisatie of thuiszorg, verblijf in een chronische zorginstelling, werken in de zorgsector, en veetelers en dierenartsen [17](#page=17).
* **Transmissie/verspreiding**: Verspreiding kan plaatsvinden via handen (direct contact), druppels uit neus en keel (druppeloverdracht), en via gebruiksmateriaal (indirect contact). MRSA kan meerdere dagen tot maanden overleven in de omgeving [17](#page=17).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Volgens het beleid van de instelling. De detectiegraad is 80% voor neus alleen, 86% voor neus en keel, en 98% voor neus, keel en rectum [18](#page=18).
* **Druppel-contactisolatie**: Vereist een éénpersoonskamer of cohortisolatie. Een isolatiestop kan worden ingesteld na drie opeenvolgende negatieve screenings, afgenomen met enkele dagen ertussen [18](#page=18).
* **Dekolonisatie**: Kan plaatsvinden met Bactroban® neuszalf, wassen met chloorhexidine zeep 4% (hibiscrub®) of isobetadine® zeep, gedurende 5 dagen. Dit wordt gestart door het team infectiepreventie en is maximaal drie pogingen mogelijk vanwege het gevaar op resistentie. Controle vindt plaats 48 uur na stopzetting van de behandeling, met als doel drie negatieve screenings [18](#page=18).
#### 5.4.2 Carbapenemase Producerende Enterobacteriaceae (CPE)
* **Inleiding**: CPE komt oorspronkelijk uit Zuidelijke landen door onzorgvuldig antibioticagebruik. Reizen kan de verspreiding bevorderen. Wanneer CPE in de bloedbaan circuleert, kan dit levensbedreigend zijn [19](#page=19).
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: Enterobacteriën zijn normale darmflora, maar kunnen infecties veroorzaken bij bepaalde omstandigheden. CPE is resistent tegen vrijwel alle antibiotica, inclusief Meronem®. Dragerschap is niet gevaarlijk voor gezonde personen, maar kan infecties veroorzaken bij ernstig zieke patiënten. Risicofactoren voor dragerschap zijn slecht antibioticagebruik (carbapenems) en reizen naar gebieden waar CPE endemisch voorkomt [19](#page=19).
* **Transmissie/verspreiding**: Verspreiding gebeurt via handen (direct contact) en gebruiksmateriaal (indirect contact). Contact met lichaamsvloeistoffen, met name stoelgang, is de belangrijkste risicofactor voor overdracht [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Een rectale wisser (die 'bruin' moet zien) wordt gebruikt om dragerschap in de darm op te sporen. Indien van toepassing, wordt dit aangevuld met stalen van een klinische site. Screening is geïndiceerd bij bekende CPE-dragers, transfers uit ziekenhuizen met hoge CPE-prevalentie, en kamergenoten die meer dan 12 uur met een CPE-drager verbleven [20](#page=20).
* **Contactisolatie**: Een isolatiestop wordt ingesteld na twee opeenvolgende negatieve screenings [20](#page=20).
* **Dekolonisatie**: Nog niet mogelijk [20](#page=20).
#### 5.4.3 Clostridioides difficile
* **Inleiding**: Clostridioides Difficile Associated Diarrhoea (CDAD) is de meest frequente oorzaak van nosocomiale infectieuze diarree, variërend van milde diarree tot fulminante pseudomembraneuze colitis (PMC) [21](#page=21).
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: Asymptomatisch dragerschap is frequent en vormt geen probleem, tenzij er symptomen zijn en een sterk vermoeden van een C. difficile infectie. Definitie van diarree is drie of meer losse stoelgangen per dag gedurende één of twee dagen. Er wordt geen screening uitgevoerd bij asymptomatische patiënten of een "test of cure". Positiviteit kan tot 30 dagen na symptoomverdriijving aanhouden. Bij kinderen jonger dan 6 jaar is screening niet geïndiceerd. Risicofactoren zijn hoge leeftijd, behandeling met antibiotica, en ernstige onderliggende pathologie [21](#page=21).
* **Transmissie/verspreiding**: Verspreiding gebeurt via sporen (enkel bij infectieuze diarree) en faeco-oraal (contact anus en mond), direct of indirect via besmette handen of materiaal/omgeving. Sporen overleven weken tot maanden in de omgeving en zijn zeer resistent tegen hitte, uitdroging en courante chemische ontsmettingsmiddelen, wat uitbraken in instellingen in de hand werkt [21](#page=21).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Enkel bij diarree, aangezien de stoelgangsfrequentie de mate van verspreiding van sporen bepaalt. Er wordt een vers vloeibaar staal (1-2 ml) opgestuurd naar het lab binnen 2 uur na afname, of bewaard in de koelkast (max. 5°C) tot 72 uur indien noodzakelijk [21](#page=21).
* **Contactisolatie**: Een isolatiestop wordt ingesteld na 48 uur symptoomvrij zijn. Een éénpersoonsisolatie is noodzakelijk, en er mag geen asymptomatische patiënt bij een symptomatische patiënt verblijven [21](#page=21).
* **Dekolonisatie**: Via sterilisatie. Handen wassen en daarna ontsmetten is essentieel (ook bij schurft) [22](#page=22).
#### 5.4.4 Mycobacterium tuberculosis (TBC)
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: Latent aanwezige TBC geeft geen symptomen en is niet besmettelijk. De incubatieperiode kan variëren van 8 weken tot levenslang (latentie). De meest voorkomende vorm is longtuberculose. Een infectie met open longtuberculose is besmettelijk en presenteert zich met symptomen zoals hoesten, hemoptoë (bloed ophoesten), pijn op de borst, kortademigheid, vermoeidheid, gewichtsverlies en nachtelijk zweten. Risicofactoren omvatten zorgverleners (bij onbeschermd contact met long-TBC is opvolging door de arbeidsgeneesheer vereist) en reizen naar landen met een hoge prevalentie [22](#page=22).
* **Extra**: Er zijn twee vormen: open TBC (puisten in de longen die bij elke ademhaling bacillen verspreiden) en gesloten TBC (puisten in de longen). Migratie draagt bij aan de opmars van TBC, aangezien veel migranten niet gevaccineerd zijn [23](#page=23).
* **Transmissie/verspreiding**: TBC verspreidt zich via de lucht (aërogeen). De kleine, lichte bacterie kan lang in de lucht zweven. Inademing leidt tot inkapseling in de longen of verspreiding via de bloedbaan naar de lymfeklieren. Een verzwakt immuunsysteem kan leiden tot infectie en openbarsten van de kapsels, resulterend in open longtuberculose [23](#page=23).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Drie ochtend-sputumstalen (slijmstaal) met telkens één dag ertussen, of een bronchoscopie (indien etter zichtbaar is in de longen) [23](#page=23).
* **Luchtisolatie**: Wordt ingesteld bij (open) long-TBC [23](#page=23).
* **Screening zorgpersoneel**: Jaarlijks bij de arbeidsgeneesheer via een intradermaal tuberculinetest. Een negatief resultaat betekent geen duidelijke zwelling, twijfelachtig vereist herhaling na 2 maanden, en een positief resultaat (duidelijke zwelling en verharding) leidt tot een RX-foto van de longen [23](#page=23).
#### 5.4.5 Coronavirus (geen BRMO!)
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: De incubatietijd is 2-14 dagen. Symptomen variëren van asymptomatisch tot milde verkoudheidsklachten zoals keelpijn, hoofdpijn, spierpijn, vermoeidheid en hoesten. Ernstige klachten kunnen ziekenhuisopname vereisen. Risicofactoren zijn leeftijd boven 65 jaar, zwangerschap, obesitas, chronische onderliggende aandoeningen en een verzwakt immuunsysteem [24](#page=24).
* **Extra**: Een opname is enkel noodzakelijk bij ademnood. Normale zuurstofsaturatie is 100%; bij corona is 87% een indicatie voor intubatie en beademingstoestel. Beademingstoestellen zijn duur (140.000-150.000 euro per stuk) en schaars, wat mede de strenge coronaregels verklaarde [24](#page=24).
* **Transmissie/verspreiding**: Verspreiding vindt plaats via druppels (minder dan 1,5 meter), microdruppels (kunnen langer in de lucht hangen en vallen op meer dan 1,5 meter), en contact (indirect via besmette oppervlakten) [25](#page=25).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Bij symptomen, middels een nasopharyngale wisser (gecombineerde keel-diepe neuswisser). De wisser wordt diep ingebracht en voorzichtig tegen het slijmvlies gedraaid [25](#page=25).
* **Druppel-contact-spatbrilisolatie**: Gedurende 10 dagen, met éénpersoonskamers of cohort, en persoonlijke beschermingsmiddelen [25](#page=25).
#### 5.4.6 Influenza (geen BRMO!)
* **Klinisch beeld en risicofactoren**: Veroorzaakt door het influenzavirus, met een incubatietijd van 1-5 dagen. Griepsymptomen omvatten koorts, koude rillingen, malaise, droge hoest, verlies van eetlust, spierpijn en misselijkheid. Complicaties zoals longontsteking en acute respiratory distress syndrome (ARDS) kunnen optreden. Risicopersonen die ernstig ziek kunnen worden en complicaties ontwikkelen zijn 65-plussers, zwangeren, mensen met chronische onderliggende aandoeningen, en kinderen met een chronische ziekte of langdurige aspirinetherapie [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Extra**: Er worden verschillende types virussen onderscheiden (a, b, c). Virussen muteren en passen zich aan, waardoor het vaccin gebaseerd is op het virus van het voorgaande jaar. Dit biedt geen garantie, maar helpt wel de ernst te verminderen [26](#page=26).
* **Transmissie/verspreiding**: Verspreiding gebeurt via druppels (minder dan 1,5 meter), microdruppels (kunnen langer in de lucht hangen en vallen op meer dan 1,5 meter), en contact (indirect via besmette oppervlakten) [26](#page=26).
* **Infectiepreventie**:
* **Screening**: Bij symptomen, middels een nasopharyngale wisser (gecombineerde keel-diepe neuswisser) [26](#page=26).
* **Druppel-contactisolatie**: [26](#page=26).
* **Vaccinatie**: Aangeraden voor risicogroepen, waaronder 65-plussers (en iedereen ouder dan 50 jaar tijdens de corona-epidemie), zwangeren tijdens het griepseizoen, chronisch zieken (hart-, long-, lever-, nierziekten, chronische spierziekte, diabetes), mensen met verminderde weerstand, bewoners van woonzorgcentra, psychiatrische instellingen en instellingen voor personen met een beperking, en iedereen in de gezondheidssector [26](#page=26).
* * *
# Reinigen, ontsmetten, steriliseren en afvalbeheer
Dit onderwerp behandelt de verschillende methoden om micro-organismen te verwijderen van oppervlakken, materialen en levende weefsels, evenals de procedures voor het beheer van afval in een zorgomgeving.
### 4.1 Begrippen: reinigen, ontsmetten, steriliseren
Reinigen, ontsmetten en steriliseren (ROS) hebben als gemeenschappelijk doel het verminderen van het aantal aanwezige micro-organismen [28](#page=28).
#### 4.1.1 Reinigen
* **Doel:** Het verminderen van het aantal micro-organismen (kiemen) [28](#page=28).
* **Werkwijze:** Verwijderen van zichtbaar vuil met water en zeep of detergenten. Dit verwijdert het merendeel van de kiemen, met name de transiënte flora [28](#page=28).
* **Basisprincipes:**
* Gebruik van overvloedig water en een reinigingsmiddel met een propere doek [28](#page=28).
* Dit verwijdert ongeveer 90% van de kiemen mechanisch en chemisch [28](#page=28).
* Een optimale temperatuur voor reiniging is koud of lauw water, niet warm [28](#page=28).
* Het reinigingsproces gebeurt van propere naar vuile zones [28](#page=28).
* Bij zichtbaar vuil eerst het vuil verwijderen [28](#page=28).
* Per ruimte een nieuwe oplossing en doek gebruiken [28](#page=28).
#### 4.1.2 Ontsmetten
* **Doel:** Het doelgericht elimineren van kiemen, ter preventie van de overdracht van pathogene kiemen en besmetting [28](#page=28).
* **Werkwijze:** Doodt de transiënte flora en een deel van de residente flora. Bacteriële sporen kunnen ontsmetting overleven [28](#page=28).
* **Effectiviteit:** Een goed ontsmettingsmiddel verwijdert of doodt 95-99% van de kiemen [29](#page=29).
* **Voorwaarden:** Vereist de juiste concentratie en contacttijd met het ontsmettingsmiddel [28](#page=28).
* **Desinfectantia:** Ontsmettingsmiddelen voor materialen worden ook wel desinfectantia genoemd [28](#page=28).
#### 4.1.3 Steriliseren
* **Doel:** Het aantal kiemen herleiden tot ‘0’ [28](#page=28).
* **Werkwijze:** Doodt alle micro-organismen, inclusief zowel transiënte als residente flora [28](#page=28).
* **Kosten en materiaal:** Sterilisatie is kostbaar en kan het materiaal aantasten [28](#page=28).
* **Toepassing:** Wordt toegepast wanneer de huidbarrière doorbroken wordt of de zorgvrager een verminderde weerstand heeft [28](#page=28).
* **Uitzondering:** prionen, geassocieerd met ziekten zoals Creutzfeldt-Jakob, kunnen niet worden weggekregen, zelfs niet met steriliseren. Materialen die hiermee besmet zijn, moeten vernietigd worden, bijvoorbeeld door verbranding [28](#page=28).
### 4.2 Toepassing op oppervlakken, materialen en levende weefsels
#### 4.2.1 Oppervlakken reinigen en/of ontsmetten
* **Reinigen:** Gebruik water en zeep/detergent om vuil los te weken. Dit dient regelmatig te gebeuren, afhankelijk van de risico-, vervuilingsgraad en activiteiten [28](#page=28).
* **Ontsmetten:** Dit gebeurt altijd \_na reiniging. Essentieel zijn de juiste concentratie en contacttijd van het ontsmettingsmiddel [28](#page=28).
#### 4.2.2 Materiaal en instrumenten reinigen en/of ontsmetten
Materialen worden ingedeeld in drie categorieën op basis van hun risicoprofiel [29](#page=29):
* **Kritische voorwerpen:**
* **Behandeling:** Steriliseren! [29](#page=29).
* **Definitie:** Worden gebruikt om door de huid- of slijmvliesbarrière te gaan [29](#page=29).
* **Semikritische voorwerpen:**
* **Behandeling:** Ontsmetten (hooggradig of laaggradig desinfecteren) [29](#page=29).
* **Definitie:** Komen in contact met slijmvliezen of niet-intacte huid [29](#page=29).
* **Vereiste:** Moeten vrij zijn van micro-organismen, met uitzondering van bacteriële sporen [29](#page=29).
* **Niet kritische voorwerpen:**
* **Behandeling:** Reinigen en/of laaggradig desinfecteren [29](#page=29).
* **Definitie:** Komen in contact met de intacte huid. Dit omvat zowel zorgmateriaal als omgevingsmateriaal [29](#page=29).
> **Tip:** Er bestaat een beslisboom voor het reinigen en desinfecteren van zorgmaterialen. Het verschil tussen laaggradig en hooggradig desinfecteren ligt in de mate van micro-organismen eliminatie [29](#page=29).
* **Laaggradig desinfecteren:** Verwijderen van de meeste bacteriën en sommige virussen en schimmels binnen een aanvaardbare tijd [29](#page=29).
* **Hooggradig desinfecteren:** Verwijderen van alle micro-organismen, maar niet van grote hoeveelheden bacteriële sporen [29](#page=29).
#### 4.2.3 Do's en Don'ts bij materiaalontsmetting
* **Machinaal reinigen/ontsmetten:** Indien mogelijk, heeft dit de voorkeur [30](#page=30).
* **Handmatig reinigen/ontsmetten:** Gebruik Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM) [30](#page=30).
* **Zones:** Respecteer de vuile en propere zones [30](#page=30).
* **Volgorde:** Altijd eerst reinigen, dan ontsmetten [30](#page=30).
* **Alcohol en eiwitten:** Gebruik nooit alcohol op eiwitten, omdat dit kan leiden tot fixatie (bv. bij \_Clostridioides ) [30](#page=30).
* **Methoden materiaalontsmetting:**
* **Thermische ontsmetting:** Temperatuur hoger dan 70°C gedurende meer dan 10 minuten [30](#page=30).
* **Chemische ontsmetting:** Langdurige contacttijd (vaak 30-60 minuten) tussen materiaal en middel [30](#page=30).
* **Mechanische en chemische ontsmetting (afwrijven):** Kortere inwerkingstijd is nodig, met voldoende contact met het product [30](#page=30).
#### 4.2.4 Sterilisatiemethoden
* **Sterilisatie door vochtige warmte:**
* **Toepassing:** Voor materiaal dat niet goed tegen hitte boven 100°C kan (autoclaaf) [30](#page=30).
* **Ontsmetting:** 5 minuten onderdompelen in kokend water [30](#page=30).
* **Steriel maken:** Minstens 30 minuten onderdompelen in kokend water [30](#page=30).
* **Opmerking:** Deze techniek wordt niet vaak toegepast in de praktijk [30](#page=30).
* **Sterilisatie door chemische middelen:** Voor materiaal dat hittegevoelig is [30](#page=30).
* **Sterilisatie d.m.v. filtratie:** Voor het steriliseren van vloeistoffen en gassen [30](#page=30).
#### 4.2.5 Levende weefsels reinigen en ontsmetten
* **Antiseptica vs. Desinfectantia:** Antiseptica zijn minder toxisch dan desinfectantia [30](#page=30).
* **Keuze van product:** Selecteer een product dat het beste resultaat geeft met minimale nevenwerkingen. Het doel is kiemen doden zonder schade aan het weefsel toe te brengen [30](#page=30).
* **Toxiciteit:** Te toxische producten kunnen schade aan het weefsel veroorzaken [30](#page=30).
* **Waterige producten:** Hebben een lage concentratie en een beperkte gebruiksduur, maximaal twee weken. De datum van ingebruikname moet genoteerd worden [30](#page=30).
* **Wondheling:** Elk antisepticum kan de fase van granulatieweefsel beschadigen en de wondheling vertragen. Gebruik bij wonden vereist een kritische houding [30](#page=30).
##### 4.2.5.1 Intacte huid
* **Ether:**
* **Functie:** Ontvetten van de huid [31](#page=31).
* **Werkingskracht:** Geen ontsmettende werking [31](#page=31).
* **Gebruik:** Nooit op een wonde. Na gebruik de huid reinigen of ontsmetten om etherrestanten te verwijderen [31](#page=31).
* **Toepassing:** Verwijderen van kleefpleisterresten [31](#page=31).
* **Alcohol 70%:**
* **Functie:** Ontsmetten van de huid vóór het doorbreken van de huidbarrière [31](#page=31).
* **Gebruik:** Met een steriel compres [31](#page=31).
* **Contacttijd:** Minimaal 15 seconden (bij waterige oplossingen 30 seconden) [31](#page=31).
* **Alcohol + chloorhexidine:**
* **Zonder tinctuur (kleurstof):** Gebruikt onder katheterverband [31](#page=31).
* **Werkingsduur:** Ca. 6-48 uur [31](#page=31).
* **Met tinctuur (kleurstof):**
* **Voordeel:** Visualisatie van het ontsmette gebied [31](#page=31).
* **Nadeel:** De kleurstof is neurotoxisch. Mag gebruikt worden, maar moet volledig opgedroogd zijn om kans op lokale zenuwschade te voorkomen [31](#page=31).
* **Toepassingen:** Plaatsing centraal veneuze katheter, lumbaalpunctie, preoperatief [31](#page=31).
* **Alcohol + jodofoor:**
* **Indicaties:** Visualisatie van het ontsmette gebied (bv. plaatsing centraal veneuze katheter, lumbaalpunctie, preoperatief) [31](#page=31).
* **Soorten:** Geel (waterig), oranje (alcoholisch), blauw (gynaecologisch), rood (zeepoplossing) [31](#page=31).
* **Jodofoor (jodium):** Nooit gebruiken bij patiënten met jodiumallergie [31](#page=31).
* **Combinatieverboden:**
* Chloorhexidine en iso-Betadine mogen niet samen gebruikt worden [31](#page=31).
* Incisiefolie is afhankelijk van het gebruikte desinfectans (chloorhexidine of iso-Betadine) [31](#page=31).
##### 4.2.5.2 Wonden
* **Bij voorkeur:** Ontsmetting zonder kleurstof om de wond goed te kunnen observeren [32](#page=32).
* **Bij vuile wonden:** Zuurstofwater (geen ontsmettingsmiddel) doodt enkel kiemen die overleven in een zuurstofarm milieu (bv. KLEM-tetanus) [32](#page=32).
##### 4.2.5.3 Slijmvliezen en genitaliën
* **Mond:** Moet altijd goed gereinigd worden. Indien nodig ontsmetten met een waterige oplossing [32](#page=32).
### 4.3 Soorten ontsmettingsmiddelen
#### 4.3.1 Alcoholen
* **Samenstelling:** Ontsmettingsalcohol bevat 70% ethanol [32](#page=32).
* **Werkingsduur en effectiviteit:**
* 10 seconden: doodt de meeste levende bacteriën [32](#page=32).
* 1 minuut: doodt virussen [32](#page=32).
* **Spectrum:** Bactericide, virucide en fungicide (schimmels). Niet sporocide [32](#page=32).
* **Residu:** Laat na gebruik geen toxisch residu achter [32](#page=32).
#### 4.3.2 Mercurochroom (roodsel)
* **Samenstelling:** Bevat kwik, wat toxisch is [32](#page=32).
* **Huidig gebruik:** Mag niet meer gebruikt worden, behalve bij herpes (koortsblaas) vanwege het sterk uitdrogende effect [32](#page=32).
#### 4.3.3 Chloorhexidine
* **Spectrum:** Bactericide (minder effectief tegen \_Pseudomonas aeruginosa), maar niet fungicide, niet virucide, niet tuberculocide en niet sporocide [33](#page=33).
* **Toxiciteit:** Weinig toxisch, maar wel neurotoxisch [33](#page=33).
* **Werking:** Hecht zich aan de huid en blijft daar tot 6 uur chemisch actief [33](#page=33).
* **Gebruik en concentraties:**
* **Intacte huid:** 2% chloorhexidine (alcoholische oplossing) [33](#page=33).
* **Wonden en slijmvliezen:** 0,05%-0,2% (waterige oplossing, 0,05% voor specifieke gevallen) [33](#page=33).
* **Decontaminatie van de huid (bv. MRSA-dragerschap, voorbereiding ingreep):** 4% met detergent [33](#page=33).
#### 4.3.4 Jodium
* **Toepassing:** Kan in een alcoholoplossing (1% tot 2%) gebruikt worden [33](#page=33).
* **Spectrum:** Bactericide, fungicide, virucide, tuberculocide en minder sporocide [33](#page=33).
* **Interactie met organisch materiaal:** Organisch materiaal vermindert de efficiëntie van jodium [33](#page=33).
* **Concentratie:** Een lagere concentratie (1%) wordt voorbehouden voor patiënten die gevoelig zijn voor het product, met name pediatrische en geriatrische patiënten [33](#page=33).
#### 4.3.5 Jodoforen
* **Samenstelling:** Verbinding van jodium op een drager (PVP of povidone/polyvinylpyrrolidone) [33](#page=33).
* **Spectrum:** Bactericide, fungicide, virucide, maar niet sporocide [33](#page=33).
* **Interactie met organisch materiaal:** Organisch materiaal veroorzaakt inactivatie van het jodium [33](#page=33).
* **Allergieën:** Allergieën zijn mogelijk [33](#page=33).
* **Toepassing:**
* **Waterig ontsmettingsmiddel:** Voor wonden en slijmvliezen. Maximaal 2 weken houdbaar na openen [33](#page=33).
* **Decontaminatie huid:** Oplossing met detergent [33](#page=33).
* **Alcoholisch ontsmettingsmiddel:** Op intacte huid. Maximaal 4 weken houdbaar na openen [33](#page=33).
### 4.4 Linnen
Linnen, waaronder werkkledij, operatie- en bedlinnen, wordt beschouwd als potentieel besmet zodra het in contact komt met een zorgvrager. Besmetting kan ontstaan door bloed, urine, faeces, huidschilfers en micro-organismen [34](#page=34).
#### 4.4.1 Werkkledij
* **Materiaal:** Niet pluizende stof, zoals katoen of polyesterkatoen [34](#page=34).
* **Personeel:** Medisch personeel draagt een short met korte mouwen. Verpleegkundig personeel draagt een broekpak met korte mouwen en weinig, kleine zakken [34](#page=34).
* **Vervanging:** Werkkledij moet frequent vervangen worden, dagelijks of bij bevuiling, afhankelijk van de intensiteit en duur van contact met zorgvragers [34](#page=34).
* **Schoeisel:** Moet gesloten, geluidloos, antislipzool, afwasbaar zijn, met een goede ronding bovenaan en een hiel [34](#page=34).
#### 4.4.2 Linnenvoorziening
* **Verzamelen van vuil linnen:**
* Bevuild bedlinnen wordt direct vervangen [34](#page=34).
* Vuil linnen wordt standaard als besmet beschouwd en mag niet geschud worden of op de grond geplaatst worden [34](#page=34).
* Lakens worden met de vuile kant naar binnen verwijderd [34](#page=34).
* Vuil linnen wordt in een plastic zak in een linnenkar geplaatst; deze kar blijft buiten de patiëntenkamer, op de gang [34](#page=34).
* Plastic zakken zijn oplosbaar in het wasproces en worden samen met het linnen behandeld [34](#page=34).
* Linnenzakken mogen maximaal driekwart gevuld zijn en niet meer dan 10 kg wegen [34](#page=34).
* Tijdens transport moeten linnenzaken gesloten zijn [34](#page=34).
* Alle linnenzaken worden verzameld in een ‘utility’ ruimte [34](#page=34).
* Een gescheurde zak vereist een tweede zak ter bescherming van het personeel [34](#page=34).
* **Vervoer van vuil linnen:**
* Scheiding van vuil en zuiver materiaal voorkomt besmetting na het wassen [35](#page=35).
* Zuiver linnen moet hygiënisch behandeld worden; de plastic verpakking mag pas vlak voor gebruik verwijderd worden [35](#page=35).
* **Wassen van vuil linnen:**
* Het wasproces zorgt voor ontsmetting [35](#page=35).
* **Desinfectie methoden:**
* **Thermische processen:** ≥ 70°C [35](#page=35).
* **Chemisch product:** Kan gebruikt worden, maar veel ontsmettingsmiddelen worden geïnactiveerd door organisch materiaal [35](#page=35).
* **Combinatie (chemisch-thermische ontsmetting):** Meestal gebruikt [35](#page=35).
* **Spoelen:** Ontsmettingsmiddelen zijn toxisch, dus linnen moet goed nagespoeld worden [35](#page=35).
#### 4.4.3 Vervangfrequentie van bedlinnen
* **Vast ritme:** Bedlinnen wordt vervangen volgens een vast schema [35](#page=35).
* **Bij bevuiling:** Altijd vervangen bij zichtbaar bevuild linnen, daarna de handen ontsmetten [35](#page=35).
* **Bedlegerig patiënten:** Dagelijks vervangen [35](#page=35).
* **Niet bedlegerig patiënten:** Wekelijks vervangen [35](#page=35).
* **Disposable linnen:** Wordt eenmalig gebruikt (bv. in OK), bevat geen stofdeeltjes. Operatiekamers gebruiken vaak groene en blauwe kleding om verblinding door sterk licht te voorkomen [35](#page=35).
### 4.5 Afval
Afval is elke stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Ziekenhuizen produceren aanzienlijke hoeveelheden afval, zowel vast afval (2-3 kg per patiënt per dag) als afvalwater (400 liter per patiënt per dag). Dit afval is potentieel besmet [36](#page=36).
#### 4.5.1 Wetgeving over ziekenhuisafval
Regelgeving VLAREMA onderscheidt vast en vloeibaar afval, en daarnaast huishoudelijk afval en bijzondere bedrijfsafvalstoffen [36](#page=36).
* **Huishoudelijk afval:** Afval geproduceerd tijdens niet-professionele bezigheden, ook in het ziekenhuis. Wordt verzameld in stevige, waterdichte plastic zakken. Keukenafval en maaltijdresten worden in een aparte container opgeslagen [36](#page=36).
* **Bijzondere bedrijfsafvalstoffen:** Dit omvat gevaarlijke en bijzondere (radioactieve) afvalstoffen, oftewel medisch afval. Dit wordt verder onderverdeeld in [36](#page=36):
* **Niet-risicohoudend medisch afval (NRMA):**
* **Oorsprong:** Geproduceerd op verpleeg-, behandel- of onderzoeksafdeling [36](#page=36).
* **Risico:** Geen hoger risico dan huishoudelijk afval, geen directe risico's [36](#page=36).
* **Verzameling:** Stevige, waterdichte blauwe plastic zakken met opschrift NRMA, opgehangen aan een statief [36](#page=36).
* **Kleurcodes vuilniszakken:** Wit = linnen, Blauw = NRMA, Geel = RMA, Zwart = gevaarlijk afval, Grijs = huishoudelijk afval [36](#page=36).
* **Risicohoudend medisch afval (RMA):**
* **Oorsprong:** Afval van verpleeg-, onderzoeks- en behandelafdelingen [37](#page=37).
* **Risico:** Risico op microbiologische besmetting, vergiftiging, verwonding [37](#page=37).
* **Verzameling:** Vaste recipiënten (kartonnen doos) met een stevige (gele) binnenzak. Na sluiting niet meer te openen. Bij veel vocht wordt een gele container gebruikt in plaats van een doos [37](#page=37).
* **Gevaarlijk bedrijfsafval:**
* **Chemisch afval:**
* **Chemotherapeutisch afval:** Volgt specifieke voorschriften. Draag altijd handschoenen bij chemo [37](#page=37). \* **Radioactief afval:**
* **Verzameling:** Apart inzamelen [37](#page=37).
* **Voorzorgsmaatregelen:** Patiënten die radio-isotopen krijgen vereisen specifieke aandacht. Incontinentiemateriaal apart verzamelen. Toilet twee keer doorspoelen [37](#page=37).
* **Detectie:** Detectie van radioactiviteit is nodig bij verwerkingsbedrijven en afvalverwerkingsinstallaties [37](#page=37).
* * *
# Linnenbeheer en voedselveiligheid
Dit deel behandelt de hygiënische omgang met linnen, inclusief werkkledij en bedlinnen, en de protocollen voor het verzamelen, transporteren en wassen ervan, evenals voedselveiligheid en de preventie van microbieel bederf.
### 5.1 Linnenbeheer
Onder linnen wordt de werkkledij van personeel, operatielinnen en gewoon bedlinnen verstaan. Elk linnen dat in contact komt met een zorgvrager wordt als ‘potentieel besmet’ beschouwd en kan besmet zijn met micro-organismen door bloed, urine of faeces. Bedlinnen kan daarnaast stof en huidschilfers bevatten [34](#page=34).
#### 5.1.1 Werkkledij
Werkkledij dient gemaakt te zijn van niet-pluizende stof, zoals katoen of polyesterkatoen (dat lichter is en minder strijkwerk vereist). Medisch personeel draagt doorgaans een short met korte mouwen, terwijl verpleegkundigen een broekpak met korte mouwen dragen. Werkkledij mag weinig en kleine zakken hebben om te voorkomen dat voorwerpen zoals scharen of papieren zakdoekjes worden opgeborgen. Gemeenschappelijk materiaal hoort op verzorgingskarren thuis. Werkkledij moet frequent vervangen worden, dagelijks of bij bevuiling, waarbij de intensiteit en duur van contact met zorgvragers een rol spelen. Schoeisel voor medisch personeel dient gesloten, geluidloos, antislip, afwasbaar te zijn en een goede ronding aan de bovenkant en hiel te hebben [34](#page=34).
#### 5.1.2 Linnenvoorziening en afvalbeheer van linnen
**Verzamelen van vuil linnen** Bevuild bedlinnen moet onmiddellijk vervangen en verwijderd worden, met zo min mogelijk verplaatsing van kiemen. Vuil linnen wordt standaard als besmet beschouwd. Het schudden van beddengoed en het plaatsen ervan op de grond zijn verboden. Lakens moeten met de vuile kant naar binnen worden verwijderd en in een plastic zak in een linnenkar worden geplaatst. De vuile linnenkar mag niet in de patiëntenkamer staan, maar op de gang. De plastic zak wordt samen met het linnen gewassen; deze zakken zijn oplosbaar in het wasproces. Linnenzaken mogen maximaal ¾ gevuld zijn en niet meer dan 10 kg wegen. Bij vervoer moeten de zaken gesloten zijn. Alle verzamelde linnen worden in een vuile ruimte, de 'utility', opgeslagen. Een gescheurde zak vereist een tweede zak erboven ter bescherming van het personeel [34](#page=34).
**Vervoer van vuil linnen** Besmetting na het wassen wordt voorkomen door een strikte scheiding van vuil en zuiver materiaal. Zuiver linnen moet hygiënisch behandeld worden door het personeel; de plastic verpakking mag pas vlak voor gebruik worden verwijderd [35](#page=35).
**Wassen van vuil linnen** Het wasproces is essentieel voor het ontsmetten van linnen. Ontsmetting kan thermisch gebeuren met temperaturen van minimaal 70°C, of met chemische producten (die echter geïnactiveerd kunnen worden door organisch materiaal). Meestal wordt een combinatie van beide, chemisch-thermische ontsmetting, toegepast. Aangezien ontsmettingsmiddelen toxisch kunnen zijn, moet het linnen na het wassen goed nagespoeld worden [35](#page=35).
#### 5.1.3 Vervangfrequentie van bedlinnen
Bedlinnen moet volgens een vast ritme vervangen worden en steeds bij zichtbare bevuiling (na ontsmetting van de handen). Bedlegerige patiënten krijgen dagelijks vers bedlinnen, terwijl niet-bedlegerige patiënten wekelijks vers bedlinnen ontvangen. Wegwerpbaar linnen, zoals in de operatiekamer (OK), wordt éénmalig gebruikt. Wegwerpbaar linnen bevat geen stofdeeltjes. In de OK wordt voornamelijk groen en blauw linnen gebruikt om verblinding door sterk licht te voorkomen [35](#page=35).
#### 5.1.4 Afvalbeheer in het algemeen
Afval is elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. In een ziekenhuis wordt per patiënt per dag ongeveer 2-3 kg vast afval en 400 liter afvalwater geproduceerd. Dit afval is potentieel besmet. De regelgeving VLAREMA (Vlaamse Regering betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) is van toepassing. Afval wordt onderverdeeld in vast en vloeibaar afval, en verder in huishoudelijk afval en bijzondere bedrijfsafvalstoffen. Huishoudelijk afval is afval geproduceerd tijdens niet-professionele bezigheden, terwijl bijzondere bedrijfsafvalstoffen gevaarlijke en bijzondere (radioactieve) afvalstoffen omvatten, waaronder medisch afval [36](#page=36).
##### 5.1.4.1 Huishoudelijk afval
Dit is niet-specifiek ziekenhuisafval dat ook in een ziekenhuisomgeving wordt geproduceerd. Het wordt verzameld in stevige, waterdichte plastic zakken. Keukenafval en maaltijdresten moeten in een afzonderlijke container worden opgeslagen [36](#page=36).
##### 5.1.4.2 Bijzondere bedrijfsafvalstoffen
Dit omvat medisch afval, dat verder wordt onderverdeeld in niet-risicohoudend medisch afval (NRMA) en risicohoudend medisch afval (RMA) [36](#page=36).
* **Niet-risico houdend medisch afval (NRMA)** NRMA wordt geproduceerd op verpleeg-, behandel- of onderzoeksafdelingen en brengt geen hoger risico met zich mee dan huishoudelijk afval. Het wordt verzameld in stevige, waterdichte blauwe plastic zakken met het opschrift NRMA. Vuilniszakken worden aan een statief opgehangen. De kleurcodes voor vuilniszakken zijn: wit voor linnen, blauw voor NRMA, geel voor RMA, zwart voor gevaarlijk afval en grijs voor huishoudelijk afval [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Risico houdend medisch afval (RMA)** RMA is afval van verpleeg-, onderzoeks- en behandelafdelingen en brengt risico op microbiologische besmetting, vergiftiging of verwonding met zich mee. Het wordt opgeslagen in vaste recipiënten (bv. kartonnen dozen) met een stevige gele binnenzak die na sluiting niet meer te openen is voor veiligheid. Bij veel vochtverlies wordt een gele container in plaats van een doos gebruikt [37](#page=37).
* **Gevaarlijk bedrijfsafval** Dit omvat chemisch afval, zoals chemotherapeutisch afval, waarvoor specifieke voorschriften gelden en altijd handschoenen gedragen moeten worden. Radioactief afval moet apart worden ingezameld. Bij patiënten die radio-isotopen krijgen, moet incontinentiemateriaal apart worden verzameld, het toilet tweemaal worden doorgespoeld, en moeten afvalverwerkingsinstallaties detectieapparatuur voor radioactiviteit hebben [37](#page=37).
### 5.2 Voedselveiligheid en preventie van microbieel bederf
Bederf van voedsel kan verschillende vormen aannemen, waaronder microbieel bederf, bederf door parasieten, ongedierte, fysisch bederf, en chemisch, biochemisch of enzymatisch bederf. In deze context wordt enkel microbieel bederf bestudeerd [37](#page=37).
#### 5.2.1 Microbieel bederf
Levensmiddelen bevatten van nature micro-organismen, waarvan sommige pathogeen kunnen zijn en ziektes veroorzaken. Voedingsmiddelen kunnen tijdens of na bereidingsprocessen besmet raken door externe factoren. Voedselbederf treedt op wanneer kenmerken van het voedsel worden aangetast, waardoor het minder smakelijk of oneetbaar wordt door veranderingen in uitzicht, smaak en geur. Onjuiste bewaring kan leiden tot vermenigvuldiging van micro-organismen, wat bij consumptie van bedorven voedsel tot een voedselinfectie kan leiden [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 5.2.2 Begrippen rond voedselbederf
* **Voedselinfectie** Dit is een ontsteking van de maag en darmen (gastro-enteritis) die ontstaat door de aanwezigheid van levende pathogene micro-organismen in het voedsel. De incubatietijd is minimaal 12 uur en de ziekteverschijnselen omvatten diarree (bv. door Salmonella) [38](#page=38).
* **Voedselintoxicatie (voedselvergiftiging)** Dit ontstaat door toxische stoffen (toxinen) die door micro-organismen worden gevormd en in het voedsel voorkomen. De ziekteverschijnselen uiten zich ook in een gastro-enteritis, met braken als voornaamste symptoom. De incubatietijd is korter dan 6 uur [38](#page=38).
**Achtergrond voorbeelden:**
* Voedselinfectie door Salmonella komt voor in eieren, gevogelte en varkensvlees, en kan leiden tot diarree, braken en koorts, soms met sepsis [38](#page=38).
* Voedselintoxicatie door Bacillus cereus kent een braaktype (door hittestabiele toxines in koolhydraatrijke voeding) en een diarretype (door hittelabiele toxines in eiwitrijke producten). Hittestabiel betekent dat de kiemen de warmte overleven, terwijl hittelabiel betekent dat ze door warmte vernietigd kunnen worden [38](#page=38).
#### 5.2.3 Preventie van voedselbederf
Verpleegkundige aandachtspunten voor de preventie van voedselbederf zijn gebaseerd op twee basisregels: het vermijden van bijkomende besmetting en het beperken of stoppen van de vermenigvuldiging van micro-organismen [38](#page=38).
#### 5.2.4 Vervaldata
* **THT (ten minste houdbaar tot):** Deze aanduiding geldt voor lang houdbare producten [39](#page=39).
* **TGT (te gebruiken tot):** Deze aanduiding geldt voor producten die snel bederven [39](#page=39).
* **UGD (uiterste gebruiksdatum):** Deze datum is van toepassing na opening van een product [39](#page=39).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Microbiota van de huid | De verzameling micro-organismen (bacteriën, virussen, schimmels, parasieten) die leven op de menselijke huid. Dit kan onderverdeeld worden in residente (permanente) en transiënte (tijdelijke) microbiota. |
| Residente microbiota | De micro-organismen die permanent op onze huid verblijven, zoals commensalen die deel uitmaken van de beschermende flora. Ze overleven en vermenigvuldigen zich op de huid en zijn persoonsafhankelijk en hebben een lage virulentie. |
| Transiënte microbiota | Micro-organismen die op de huid terechtkomen vanuit de omgeving of die naar de oppervlakte groeien vanuit de diepere huidlagen. Ze vermenigvuldigen zich nauwelijks op de huid en zijn vaak conditioneel pathogeen. |
| Besmetting (contaminatie) | Het overgaan van een micro-organisme (MO) naar een persoon of object, waarbij de kiemen nog niet actief zijn noch zich vermenigvuldigen. |
| Kolonisatie | Na besmetting verblijven en vermenigvuldigen micro-organismen zich bij de mens zonder nadelige gevolgen, en worden ze onderdeel van de microbiota. |
| Infectie | Een ziekteverschijnsel dat optreedt na een besmetting waarbij de micro-organismen zich sterk hebben vermenigvuldigd en het afweersysteem overmeesterd hebben. |
| Zorginfectie | Een infectie die optreedt bij zorgvragers tijdens of in aansluiting op hun verblijf in een zorginstelling, doorgaans pas na 48 uur na opname. |
| Endogene infectie | Een infectie veroorzaakt door micro-organismen die al aanwezig zijn bij de zorgvrager zelf, bijvoorbeeld door een daling van de weerstand. |
| Exogene infectie | Een infectie die ontstaat door besmetting van de patiënt met micro-organismen uit de zorginstelling, afkomstig van andere patiënten, personeel of de omgeving. |
| Besmettingscyclus | Het proces dat micro-organismen doorlopen om een infectie te veroorzaken, bestaande uit een uitgangspoort, micro-organismen, besmettingsbron, overdrachtsweg en vatbare gastheer. |
| Uitgangspoort | Een natuurlijke lichaamsopening (mond, neus, vaginaal, rectaal) of een doorbroken huidbarrière waardoor micro-organismen het lichaam kunnen verlaten. |
| Minimale Infectieuze Dosis (MID) | Het minimale aantal kiemen dat nodig is om een infectie te veroorzaken. Hoe lager de MID, hoe groter de preventieve maatregelen die nodig zijn. |
| Virulentie | Het vermogen van een micro-organisme om ziekte te veroorzaken. Conventioneel pathogene kiemen veroorzaken altijd infectie indien de MID bereikt is, terwijl conditioneel pathogene kiemen dit onder bepaalde omstandigheden doen. |
| Besmettingsbron | De plaats waar micro-organismen leven en zich vermenigvuldigen, zoals personeel, patiënten, of gebruiksartikelen. |
| Overdrachtswegen | De manieren waarop micro-organismen zich verspreiden, zoals direct contact, indirect contact via voorwerpen, of via de lucht (druppels of aërogen). |
| Vatbare gastheer | Een persoon wiens weerstand verminderd is, waardoor deze vatbaarder is voor infecties. |
| Handhygiëne | Het wassen of ontsmetten van handen om de overdracht van micro-organismen te voorkomen. Dit omvat specifieke voorwaarden voor zorgverleners en de juiste momenten voor uitvoering. |
| Vijf momenten van handhygiëne | De cruciale momenten waarop handhygiëne moet worden toegepast door zorgverleners om de verspreiding van infecties te voorkomen: voor het aanraken van een patiënt, voor handelingen, na contact met lichaamsvochten, na het aanraken van een patiënt, en na het aanraken van zaken in de patiëntenkamer. |
| Algemene voorzorgsmaatregelen | Basismaatregelen die toegepast worden bij alle patiënten, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel de patiënt als de gezondheidsmedewerker. |
| Bijkomende voorzorgsmaatregelen | Maatregelen die aanvullend zijn op de algemene voorzorgsmaatregelen en specifiek worden toegepast wanneer de algemene maatregelen onvoldoende zijn om verspreiding van bepaalde micro-organismen te voorkomen. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, maskers, beschermkleding en brillen die gedragen worden om contact met besmettelijke agentia te vermijden. |
| Nies- en hoesthygiëne | Maatregelen om de verspreiding van respiratoire druppels te minimaliseren, zoals het bedekken van mond en neus bij hoesten of niezen met een papieren zakdoek. |
| BRMO (Bijzonder Resistente Micro-Organismen) | Micro-organismen die resistent zijn tegen de meest gangbare antibiotica en vaak behandeling met 'reserve'-antibiotica vereisen, wat kan leiden tot langdurige ziekenhuisopnames en beperkte behandelingsopties. |
| Resistentie | Het vermogen van micro-organismen om weerstand te bieden aan antibiotica, vaak ontstaan door onvolledige antibioticakuren of mutaties. |
| MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus aureus) | Een bacterie die resistent is tegen methicilline en andere bèta-lactamantibiotica. Kan leiden tot moeilijk te behandelen zorginfecties. |
| CPE (Carbapenemase Producerende Enterobacteriaceae) | Enterobacteriën die resistent zijn tegen carbapenem-antibiotica, waaronder vaak ook meronem. Dragerschap is voor gezonde personen niet gevaarlijk, maar kan bij ernstig zieke patiënten infecties veroorzaken. |
| C. difficile (Clostridioides difficile) | Een bacterie die vaak diarree veroorzaakt in zorgomgevingen, met name bij patiënten die behandeld worden met antibiotica. De sporen zijn zeer resistent. |
| TBC (Myobacterium tuberculosis) | Een bacteriële infectie die voornamelijk de longen aantast, maar latent kan aanwezig zijn zonder symptomen. Open longtuberculose is besmettelijk en wordt via de lucht verspreid. |
| Coronavirus | Een groep virussen die diverse ziekten kunnen veroorzaken, van milde verkoudheid tot ernstige ademhalingsproblemen. De transmissie gebeurt via druppels en microdruppels. |
| Influenza (Griep) | Een virale infectie van de luchtwegen die symptomen veroorzaakt zoals koorts, koude rillingen en hoesten. Risicogroepen hebben een verhoogd risico op ernstige complicaties. |
| Reinigen | Het proces waarbij zichtbaar vuil en een deel van de micro-organismen (met name de transiënte flora) worden verwijderd, meestal met water en zeep. |
| Ontsmetten | Het doelgericht elimineren van kiemen om de overdracht van pathogene micro-organismen te voorkomen. Sporen kunnen ontsmetting overleven. |
| Steriliseren | Het proces waarbij het aantal kiemen tot nul wordt gereduceerd, waarbij zowel transiënte als residente flora worden gedood. Dit is een kostbaar proces dat materiaal kan aantasten. |
| Kritische voorwerpen | Medische instrumenten die door de huid- of slijmvliesbarrière gaan en daarom gesteriliseerd moeten worden. |
| Semikritische voorwerpen | Medische instrumenten die in contact komen met slijmvliezen of niet-intacte huid en daarom hooggradig ontsmet of gesteriliseerd moeten worden. |
| Niet-kritische voorwerpen | Medische instrumenten die in contact komen met intacte huid en daarom gereinigd of laaggradig ontsmet moeten worden. |
| Antiseptica | Middelen die gebruikt worden om levende weefsels, zoals de huid, te ontsmetten. Ze zijn minder toxisch dan desinfectantia. |
| Desinfectantia | Middelen die gebruikt worden om niet-levende objecten, zoals oppervlakken en instrumenten, te ontsmetten. |
| Linnen | Textiel dat in een zorgomgeving wordt gebruikt, zoals werkkledij, bedlinnen en operatielinnen. Elk linnen dat in contact komt met een zorgvrager wordt als potentieel besmet beschouwd. |
| Afval | Elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet. In ziekenhuizen wordt afval onderverdeeld in huishoudelijk afval en bijzondere bedrijfsafvalstoffen (medisch afval). |
| Risicohoudend medisch afval (RMA) | Medisch afval met risico op microbiologische besmetting, vergiftiging of verwonding, zoals scherpe voorwerpen en lichaamsvloeistoffen. |
| Niet risicohoudend medisch afval (NRMA) | Medisch afval dat geen hoger risico met zich meebrengt dan huishoudelijk afval. |
| Voedselinfectie | Een maag-darmontsteking (gastro-enteritis) die ontstaat door het consumeren van voedsel dat levende pathogene micro-organismen bevat. |
| Voedselintoxicatie (voedselvergiftiging) | Een gastro-enteritis die ontstaat door het consumeren van toxische stoffen (toxinen) geproduceerd door micro-organismen in voedsel. |
| THT (Ten minste houdbaar tot) | Een aanduiding op producten die lang houdbaar zijn en aangeeft tot wanneer het product van optimale kwaliteit is. |
| TGT (Te gebruiken tot) | Een aanduiding op producten die snel bederven en aangeeft tot wanneer het product veilig geconsumeerd kan worden. |