Cover
Aloita nyt ilmaiseksi oncologie hfdst 5 therapiegerelateerde symptoommanagement.docx
Summary
# Algemene effecten van radiotherapie op normale weefsels
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de algemene effecten van radiotherapie op normale weefsels.
## 1. Algemene effecten van radiotherapie op normale weefsels
Radiotherapie kan acute en laattijdige reacties in normale weefsels veroorzaken, voornamelijk door DNA-schade en onvoldoende herstel, waarbij de specifieke effecten afhankelijk zijn van diverse factoren zoals het bestraalde gebied, de dosis en het aantal sessies.
### 1.1 Indeling van reacties op radiotherapie
De effecten van radiotherapie op normale weefsels worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën:
* **Acute reacties:** Deze treden op tijdens of kort na de radiotherapiebehandeling en verdwijnen meestal enkele weken na de laatste bestraling. Ze worden veroorzaakt door DNA-schade en onvoldoende tijd voor het gezonde weefsel om zich te herstellen.
* **Laattijdige reacties:** Deze verschijnen maanden of zelfs jaren na de behandeling. Deze reacties zijn vaak onomkeerbaar en kunnen progressief toenemen als gevolg van DNA-schade.
### 1.2 Factoren die de neveneffecten bepalen
De aard en ernst van de neveneffecten zijn afhankelijk van:
* De lokalisatie van het bestraalde gebied.
* De grootte van het bestralingsveld.
* Het aantal bestralingssessies (fractionatie).
* De totale dosis die de patiënt heeft ontvangen.
### 1.3 Algemene nevenwerkingen
Onafhankelijk van het specifieke bestraalde gebied, komen bepaalde algemene nevenwerkingen voor:
#### 1.3.1 Vermoeidheid
* **Beschrijving:** Vermoeidheid is een veelvoorkomende, algemene nevenwerking van radiotherapie. De ernst en aard ervan variëren per patiënt.
* **Oorzaken:** Naast de directe effecten van bestraling kan vermoeidheid ook worden veroorzaakt door de dagelijkse reizen naar het centrum en de beperkte recuperatietijd.
* **Timing:** Vermoeidheid treedt meestal op vanaf de eerste behandelingsweek en kan tot twee tot vier weken na het einde van de behandeling aanhouden.
* **Beheer:** Bij patiënten die enkel radiotherapie ondergaan, is de vermoeidheid doorgaans minder ernstig en van voorbijgaande aard.
#### 1.3.2 Huidreacties (Radiodermatitis)
* **Beschrijving:** Ondanks de precisie van moderne bestralingstechnieken, kunnen huidreacties optreden. Deze variëren afhankelijk van de bestralingsregio, dosis, diepte van de straling en individuele patiëntkenmerken.
* **Mechanisme:** Huidreacties ontstaan door schade aan de basale huidcellen, die een proliferatiecyclus van 14 dagen hebben. Langdurige blootstelling kan leiden tot oppervlakkige wonden.
* **Preventie en management:**
* **Preventief advies:** Vermijd extreme temperaturen (hete baden, sauna, zon, koude), draag geen strakke of schurende kleding, gebruik milde zepen, dep de huid droog, houd huidplooien droog, vermijd irriterende producten (alcoholhoudend), gebruik een elektrisch scheerapparaat in plaats van een scheermesje, en vermijd kleefpleisters en zwemmen (chloor).
* **Preventieve hydratatie:** Gebruik vochtinbrengende crèmes 2 tot 3 keer per dag.
* **Opvolging:** Patiënten worden preventief geadviseerd en gedurende de reeks opgevolgd.
* **Ontwikkeling:** Huidirritatie begint meestal vanaf de tweede behandelingsweek.
* **Aanvullende overwegingen:**
* **Oncologisch ulcus vs. oncologische wonde:** Een oncologisch ulcus is een doorbraak van maligne cellen, waarbij comfort en symptoombehandeling centraal staan. Een oncologische wonde is direct veroorzaakt door de behandeling.
* **Na behandeling:** Huidreacties kunnen tot ongeveer tien dagen na de radiotherapie aanhouden. Laattijdige effecten kunnen een blijvende bruine of donkere verkleuring, verdunning of stuggere huid omvatten.
* **Inwendige bestraling:** Bij inwendige bestraling van huidtumoren kunnen huidreacties tot ongeveer drie weken na de behandeling optreden, waarna de huid zich herstelt.
### 1.4 Specifieke effecten per lichaamsregio
#### 1.4.1 Bestraling in het maag-darmstelsel
* **Indicaties:** Radiotherapie wordt zelden gebruikt voor gastro-intestinale tumoren vanwege de moeilijk te bestralen mucosa en de vele neveneffecten. De slokdarm is wel een frequente indicatie. Tumoren van galblaas, galwegen en pancreas worden vaker palliatief bestraald. Levermetastasen kunnen stereotactisch behandeld worden.
##### 1.4.1.1 Bestraling van de slokdarm (oesophagus)
* **Acute bijwerkingen:**
* **Oesofagitis:** Ontsteking van de slokdarmslijmvlies begint na week twee. Symptomen omvatten slikproblemen (dysfagie), pijn en een gevoel van slechte voedselpassage.
* **Xerostomie:** Een droge mond kan optreden, mede door verminderde intake en eetlust.
* **Voedingsproblemen:** Patiënten kunnen starten met minimale reserves; calorierijke voeding en eventueel een PEG-sonde zijn essentieel om het gewicht te behouden.
* **Huidreacties:** Vanaf week twee treden huidreacties op. Preventieve, hydraterende huidbescherming is belangrijk, samen met algemene tips (geen scheermes, geen parfum). Huidreacties verbeteren pas twee tot drie weken na het stoppen van de radiotherapie.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Stenose:** In zeldzame gevallen kan een vernauwing van de slokdarm optreden, leidend tot passagestoornissen en problemen met vocht- en voedingsinname. Dit is vaak irreversibel en kan chirurgische interventie vereisen.
* **Huidveranderingen:** Permanente huidverkleuring, oedeem en fibrose van huid of bindweefsel in de hals zijn mogelijk.
#### 1.4.2 Bestraling in het hoofd-halsgebied
##### 1.4.2.1 Bestraling van de schedelregio
* **Acute bijwerkingen:**
* **Algemene klachten:** Vermoeidheid, malaise, concentratieverlies treden frequent op.
* **Cognitieve effecten:** Geheugenverlies en depressiviteit kunnen voorkomen.
* **Haaruitval:** Vrijwel altijd na bestraling van een hersentumor, beperkt tot het bestraalde hoofdhuidgebied. De uitval begint niet direct en kan meerdere weken duren.
* **Hersenoedeem:** Hoofdpijn, misselijkheid en braken kunnen een gevolg zijn van vochtophoping in de hersenen door celdood. Dit kan in uitzonderlijke gevallen een teken van tumoractiviteit zijn.
* **Behandeling:** Symptomen kunnen behandeld worden met pijnstillers, antimisselijkheidsmiddelen of corticosteroïden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Gevoeligheid bij kinderen:** Jonge kinderen zijn gevoeliger voor late effecten; bestraling wordt daarom zoveel mogelijk vermeden in de eerste levensjaren.
* **Cognitieve achteruitgang:** Littekens in de hersenen kunnen leiden tot verminderd concentratievermogen en kortetermijngeheugenverlies bij volwassenen.
* **Hormonale stoornissen:** Kunnen optreden na bestraling van de hypofyse.
* **Oogproblemen:** Droge ogen bij tumoren achter het oog. Verminderd gezichtsvermogen kan optreden bij bestraling in of nabij het oog, met de ooglens als gevoelig element.
##### 1.4.2.2 Bestraling van de halsregio
* **Acute bijwerkingen:**
* **Variabiliteit:** De ernst hangt af van tumorplaats, bestralingsveld en fractionatieschema. De meeste klachten verdwijnen na de behandeling.
* **Algemene klachten:** Vermoeidheid, gewichtsafname, huidirritatie, droge mond (xerostomie).
* **Radiomucositis:** Ontsteking van het slijmvlies treedt vaak op. Preventieve educatie en strikte opvolging zijn essentieel.
* **Behandeling:** Aangepaste voeding, goede mondhygiëne, en indien nodig medicatie (analgetica, schimmelwerende middelen). Low level lasertherapie kan pijnverlichting bieden.
* **Andere symptomen:** Smaakverlies, heesheid, haarverlies, oedeem van de stembanden.
* **Voeding:** Calorierijke voeding en eventueel PEG-sonde om gewicht te behouden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Fibrose en vasculaire veranderingen:** Meestal onomkeerbaar. Dit kan leiden tot:
* Dysfagie en verslikken door oedeem en fibrose.
* Hypothyreoïdie (trage schildklier).
* Fibrose van huid en spieren in de hals, met bewegingsbeperking tot gevolg.
* Ulcera en chronische wonden.
* **Speekselklierfunctie:** Aantasting van de parotisklieren kan leiden tot verminderde speekselproductie en een taaiere speekselconsistentie. Dit verhoogt het risico op bacteriële infecties en tandbederf.
* **Preventie:** Gebruik van tandproducten met fluorgel in een beugel gedurende minimaal een jaar na de bestraling.
* **Submentaal oedeem:** Kan drie tot zes maanden na therapie optreden, verdwijnt meestal spontaan.
#### 1.4.3 Nevenwerkingen bij bestraling van de thoraxregio
##### 1.4.3.1 Bestraling van de thorax (longen)
* **Acute bijwerkingen:**
* **Oesofagitis:** Kan optreden als de slokdarm dicht bij het bestraalde volume ligt, te behandelen door prikkelende voeding te vermijden.
* **Voedingsinname:** Essentieel om te waarborgen, met ondersteuning van een diëtist.
* **Hoesten:** Irritatie van luchtwegen en longweefsel kan hoesten veroorzaken of verergeren.
* **Laattijdige nevenwerkingen:**
* **Pneumonitis:** Ontsteking van het longweefsel door beschadiging van het vasculaire endotheel of directe schade aan pneumocyten. Kenmerken zijn prikkelhoest, dyspneu en koorts.
* **Longfibrose:** Kan evolueren uit pneumonitis.
* **Ribfracturen:** Komen frequent voor na stereotactische bestraling van longletsels. Veroorzaakt plotselinge, hevige pijn en geneest spontaan.
##### 1.4.3.2 Bestraling van de borst, thoraxwand en/of axillaregio
* **Acute bijwerkingen:**
* **Radiodermatitis:** Meest voorkomend, behandeld met vochtinbrengende zalven. Droge of vochtige desquamatie kan optreden in huidplooien.
* **Oedeem:** Zwelling en spanning van de borst door lymfeoedeem, neemt na de therapie af.
* **Haarverlies:** In het bestralingsveld (borstkas bij mannen, oksel, borst). Of dit tijdelijk of permanent is, hangt af van de dosis op de haarwortels.
* **Mobiliteitsbeperking:** Arm- en schoudermobiliteit kan verder verminderen na een reeds bestaande beperking na operatie.
* **Slikproblemen:** Lichte, voorbijgaande slikproblemen kunnen optreden als parasternale of axillaire klieren worden meebestraald.
* **Lymfeoedeem in de arm:** Frequent voorkomend bij vrouwen met verwijderde/bestraalde okselklieren. Kan worden tegengegaan met steunkousen en manuele lymfedrainage.
* **Laattijdige nevenwerkingen:**
* **Permanente huidverkleuring:** Patiënten moeten voorzichtig zijn met zonlicht gedurende het eerste jaar na radiotherapie.
* **Borstvervorming en verharding:** Door fibrose van vetweefsel in de maanden na bestraling.
* **Osteoporose:** Ribben ontvangen een dosis straling, wat kan leiden tot osteoporose. Dit wordt preventief tegengegaan met botversterkers.
* **Hart- en longproblemen:** Nieuwe technieken verlagen de hart- en longdosis, waardoor op lange termijn minder hartproblemen optreden.
#### 1.4.4 Bestraling in het lagere abdomen
##### 1.4.4.1 Bestraling van het rectum en de anus
* **Indicaties:** Tumoren in het anaalkanaal worden wel bestraald.
* **Acute bijwerkingen:**
* **Mucosale aantasting:** Diarree, slijmverlies, branderig gevoel, pijnlijke krampen.
* **Voedingsadviezen:** Preventief advies kan helpen de consistentie van de stoelgang stabiel te houden en vochtinname te waarborgen.
* **Blaasklachten:** In zeldzame gevallen, door nabijheid van de blaas, kunnen klachten ontstaan zoals pijn bij plassen, frequent urineren (vooral 's nachts), minder krachtige urinestraal, en een urgenter plasgevoel.
* **Huidreacties:** Rond de anus en liezen.
* **Stoma:** Sommige patiënten hebben een tijdelijk stoma. Voortdurend vochtverlies langs de anus kan voorkomen, verlichting kan geboden worden met een zitbad met kamillosan.
* **Hygiëne:** Preventief advies voor speciale doekjes na toiletbezoek en het gebruik van vochtinbrengende zalf in de liezen.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Chronische klachten:** Acute bijwerkingen kunnen overgaan in chronische klachten.
* **Verklevingen:** Met obstructie tot gevolg, is zeldzaam.
* **Seksuele disfunctie:**
* Mannen: Erectiestoornissen, droog orgasme.
* Vrouwen: Vaginale droogheid of vaginale stenose.
##### 1.4.4.2 Bestraling van de blaas
* **Acute bijwerkingen:**
* **Blaasklachten:** Bestaande klachten kunnen verergeren; cystitisklachten zoals pollakisurie (frequent urineren), dysurie (pijn bij plassen), pyurie (pus in urine).
* **Behandeling:** Veel water drinken, vermijden van tabak, alcohol en sterk gekruid voedsel, regelmatig urineren.
* **Darmklachten:** Door nabijheid van de darmen, kunnen diarree met krampen en bloederig slijm optreden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Plaspatroon:** Frequenter urineren (vooral 's nachts), moeite met ophouden van urine.
* **Radiatiecystitis:** Verhoogd risico op bloedingen.
##### 1.4.4.3 Bestraling van het vrouwelijk geslachtsorgaan
* **Acute bijwerkingen:**
* **Uterus en cervix:** Zelden uitgesproken klachten; last komt voornamelijk van omliggende organen (darmen, blaas), resulterend in diarree, buikkrampen en slijmbijmenging.
* **Vulva en vagina:** Vergelijkbaar met mucositis in hoofd-halsgebied. Ontsteking met verhoogde vochtafscheiding, gevolgd door vaginale verdroging. Vocht inbrengende crèmes helpen de klachten te beheersen.
* **Plas- en diarreeklachten:** Voorkomende nevenwerkingen.
* **Huidreacties:** Vaak met veel ongemak voor de patiënt.
* **Brachytherapie:** Meestal weinig klachten, maar het slijmvlies van de vagina kan na enkele weken droger en stugger worden.
* **Ovariële disfunctie:** Verhoogd risico op acute ovariële disfunctie, vooral als beide eierstokken binnen het stralingsveld liggen. Dit is belangrijk voor het herstel van fertiliteit; op jonge leeftijd is herstel meestal mogelijk, maar bij oudere vrouwen is permanente infertiliteit waarschijnlijker.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Vaginale stenose:** Kan ontstaan als de vaginawand in het bestralingsgebied lag. Gebruik van dilatoren kan dit minimaliseren en seksuele betrekkingen mogelijk maken. Vaginale dilatatie start vier tot zeven weken na bestraling.
* **Hematurie:** Laattijdige reactie van brachytherapie door dosis aan de blaas.
* **Premature menopauze:** Verhoogd risico door stralingsschade aan de eierstokken.
##### 1.4.4.4 Bestraling van het mannelijk geslachtsorgaan
* **Acute bijwerkingen:**
* **Impotentie:** Risico op tijdelijke of blijvende impotentie bij bestraling van het kleine bekken. Kan ook veroorzaakt worden door spanning en emotie. Permanente impotentie kan ontstaan na prostaatoperatie door zenuwschade.
* **Blaas- en darmklachten:** Door nabijheid van blaas en darmen; diarree met bloed/slijm, en plasklachten.
* **Testes:** Zeer stralingsgevoelig. Schade kan optreden door directe bestraling of verstrooide straling. Testes kunnen goed worden afgeschermd.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* **Permanente impotentie:** Kans is ongeveer 25% kleiner dan na prostaatoperatie. Leeftijd en verwerking van ziekteproces spelen een rol.
* **Darmklachten:** Frequente ontlasting met krampen en bloed/slijmbijmenging zijn vaker voorkomend dan blaasklachten.
#### 1.4.5 Bestraling van botletsels
* **Indicaties:** Meestal metastasen, zelden primaire bottumoren. Door beperkte levensduur is het moeilijk laattijdige effecten te definiëren.
* **Acute bijwerkingen:**
* **Vermoeidheid:** Patiënten kunnen last hebben van vermoeidheid.
* **Pijnopflakkering:** In het begin van de behandeling, maar dit verdwijnt meestal snel en de pijn is onder controle tegen het einde van de bestralingen.
* **Osteopenie:** Botmineraalverlies in de eerste weken na behandeling, wat leidt tot verlies van stevigheid. Osteopenie is omkeerbaar; recalcificatie vindt plaats binnen drie tot vier maanden, met volledig herstel binnen zes maanden.
* **Laattijdige nevenwerkingen:**
* **Avasculaire necrose:** Botverzwakking door verminderde bloedtoevoer.
* **Groeiremming bij kinderen:** Groeischijven kunnen vroegtijdig verbenen, wat leidt tot belemmerde botontwikkeling of scheve groei.
---
# Specifieke neveneffecten van radiotherapie per lichaamsregio
Radiotherapie kan, afhankelijk van de lichaamsregio, diverse acute en laattijdige neveneffecten veroorzaken die het gevolg zijn van schade aan gezond weefsel door DNA-beschadiging en onvoldoende herstelcapaciteit.
### 2.1 Algemene nevenwerkingen
#### 2.1.1 Vermoeidheid
Vermoeidheid is een algemene nevenwerking die door bijna alle patiënten wordt ervaren. De ernst kan variëren, maar is vaak minder ernstig en van voorbijgaande aard wanneer radiotherapie de enige behandeling is. Het kan optreden vanaf de eerste week van de behandeling en aanhouden tot enkele weken na de laatste sessie.
#### 2.1.2 Huidreacties
Huidreacties ontstaan door schade aan de basale huidcellen en treden meestal op vanaf de tweede week van de behandeling. Ze zijn afhankelijk van de bestralingsregio, dosis, diepte en individuele patiëntkenmerken.
**Preventieve maatregelen voor huidtoxiciteit:**
* Bescherm de huid tegen extreme temperaturen (vermijd hete baden, sauna, zon, wind, vrieskou).
* Draag geen strakke, schurende of synthetische kleding.
* Gebruik vochtinbrengende crèmes 2-3 keer per dag.
* Gebruik milde zepen en dep de huid droog.
* Houd huidplooien droog.
* Bescherm de huid tegen bijkomende irritatie en verwondingen.
* Gebruik geen alcoholhoudende producten.
* Scheer de regio met een elektrisch apparaat in plaats van een scheermesje.
* Gebruik geen kleefpleisters.
* Vermijd zwemmen vanwege het uitdrogende effect van chloor.
**Soorten oncologische wonden:**
* **Oncologische ulcus:** Ontstaat door doorgroei van maligne cellen door de huid heen. Behandeling is gericht op comfort en symptoommanagement, minder op wondheling.
* **Oncologische wonde:** Ontstaat door de tumorbehandeling zelf. Huidirritatie treedt op vanaf de tweede week en kan tot tien dagen na de radiotherapie aanhouden.
**Laattijdige huidveranderingen:**
* Permanente bruine of donkere verkleuring van de huid.
* Dunnere of stuggere huid.
* Na inwendige bestraling kunnen huidreacties tot drie weken na de behandeling optreden.
### 2.2 Specifieke neveneffecten per lichaamsregio
#### 2.2.1 Maag-darmstelsel
Radiotherapie van het maag-darmstelsel wordt minder frequent toegepast vanwege de gevoeligheid van het slijmvlies en de kans op veel nevenwerkingen.
**2.2.1.1 Slokdarm (oesophagus)**
* **Acute bijwerkingen:**
* Bestralingsgerelateerde oesophagitis (ontsteking van het slijmvlies) vanaf week twee, met dysfagie (slikproblemen), pijn, en een gevoel van slechte voedingspassage.
* Droge mond (xerostomie) door verminderde intake en eetlust.
* Gewichtsverlies is een risico, zeker bij reeds slechte voedingsintake. Calorierijke voedingstips en eventueel een PEG-sonde zijn noodzakelijk.
* Huidreacties vanaf week twee, die 2-3 weken na de behandeling verbeteren. Preventieve hydraterende huidbescherming en algemene huidverzorging zijn belangrijk.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Zeldzame oesophagale stenose (vernauwing) met slikproblemen, vaak irreversibel en chirurgisch te behandelen.
* Permanente verkleuring van de huid van de hals.
* Oedemen en fibrose van huid of bindweefsel.
**2.2.1.2 Bekken en geslachtsorganen**
**2.2.1.2.1 Rectum en anus**
* **Acute bijwerkingen:**
* Diarree, slijmverlies, branderig gevoel, pijnlijke krampen.
* Voedingstips ter stabilisatie van de stoelgang en waarborging van vochtinname.
* Blaasklachten (pijn bij plassen, frequent urineren, minder krachtige urinestraal, urgency) kunnen optreden door nabijheid van de blaas.
* Huidreacties rond anus en liezen.
* Vochtverlies langs de anus, waarvoor zitbaden met kamillosan en speciale reinigingsdoekjes verlichting kunnen bieden. Vochtinbrengende zalf in de liezen.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Acute bijwerkingen kunnen chronisch worden.
* Verklevingen met obstructie (zeldzaam).
* Seksuele disfunctie: erectiestoornissen en droog orgasme bij mannen; vaginale droogheid of vaginale stenose bij vrouwen.
**2.2.1.2.2 Blaas**
* **Acute bijwerkingen:**
* Verergering van bestaande blaasklachten.
* Cystitisklachten: pollakisurie (frequent urineren), dysurie (pijn bij plassen), pyurie (pus in urine).
* Behandeling: veel water drinken, vermijden van tabak, alcohol en sterk gekruid voedsel, regelmatig urineren.
* Darmklachten (diarree, krampen, bloederig slijm) door nabijheid van de darmen.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Gewijzigd plaspatroon (frequenter plassen, vooral ’s nachts; moeite met lang ophouden).
* Radiatiecystitis met verhoogde kans op bloedingen.
**2.2.1.2.3 Vrouwelijk geslachtsorgaan (uterus, cervix, vulva, vagina)**
* **Acute bijwerkingen:**
* Bestraling van uterus en cervix geeft zelden uitgesproken klachten; meer last van omliggende organen (darmen, blaas): diarree, buikkrampen, slijmbijmenging.
* Bestraling van vulva en vagina: mucositis met ontsteking, verhoogde vochtafscheiding, gevolgd door verdroging van de vagina. Vocht inbrengende crèmes helpen klachten te beheersen.
* Plasklachten en diarree.
* Huidreacties met veel ongemak.
* Brachytherapie geeft meestal weinig klachten; na enkele weken kan het vaginaal slijmvlies droger en stugger worden.
* Acute ovariële disfunctie (verhoogd risico bij bestraling van abdomen, bekken, ruggengraat, zeker als beide eierstokken in het veld liggen), met implicaties voor fertiliteit.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Vaginale stenose bij bestraling van de vaginawand, te minimaliseren met dilatoren om seksuele betrekkingen mogelijk te houden. Vaginale dilatatie start 4-7 weken na de bestraling.
* Hematurie (bloed in urine) als laattijdige reactie van brachytherapie, door dosis aan de blaas.
* Premature menopauze door stralingsschade aan de eierstokken.
**2.2.1.2.4 Mannelijk geslachtsorgaan (penis, testes)**
* **Acute bijwerkingen:**
* Risico op tijdelijke of blijvende impotentie bij bestraling van het kleine bekken.
* Darmklachten: diarree met bijmenging van bloed en/of slijm.
* Plasklachten.
* De mannelijke gonaden zijn zeer stralingsgevoelig; schade kan optreden bij directe bestraling of door verstrooide straling. Testes kunnen goed worden afgeschermd.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* De kans op blijvende impotentie is ongeveer 25% kleiner dan na prostaatoperatie. Leeftijd en coping met het ziekteproces spelen een rol.
* Voornamelijk laattijdige darmklachten: frequente ontlasting met krampen en bloed- en slijmbijmenging.
#### 2.2.2 Hoofd-halsgebied
**2.2.2.1 Schedelregio**
* **Acute bijwerkingen:**
* Vermoeidheid, algemene malaise, concentratieverlies.
* Geheugenverlies, depressiviteit.
* Haaruitval in het bestraalde gebied, begint niet onmiddellijk en kan weken duren.
* Hoofdpijn, misselijkheid en braken door hersenoedeem (vochtophoping). Dit kan ook een teken zijn van tumoractiviteit in uitzonderlijke gevallen.
* Behandeling: pijnstillers, antimisselijkheidsmiddelen, corticosteroïden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Kinderen zijn gevoeliger voor laattijdige effecten; radiotherapie wordt zoveel mogelijk vermeden in de eerste levensjaren.
* Littekens in de hersenen: achteruitgang van concentratievermogen en kortetermijngeheugen.
* Hormonale stoornissen na bestraling van de hypofyse.
* Droge ogen bij tumoren achter het oog.
* Achteruitgang van gezichtsvermogen indien tumor in of nabij het oog hoge doses vereist (ooglens is gevoelig).
**2.2.2.2 Halsregio**
* **Acute bijwerkingen:**
* Ernst afhankelijk van tumorplaats, bestralingsveld en fractionatieschema. Meeste klachten verdwijnen na behandeling.
* Vermoeidheid, gewichtsafname, huidirritatie, droge mond (xerostomie).
* Radiomucositis. Preventieve patiënteneducatie en strikte opvolging zijn essentieel. Aangepaste voeding en goede mondhygiëne. Medicatie (analgetica, schimmelwerend) indien nodig. Low-level lasering kan voor pijnverlichting zorgen.
* Smaakverlies, heesheid, haarverlies komen vaak voor.
* Oedeem van de stembanden met heesheid tot gevolg.
* Calorierijke voeding en eventueel PEG-sonde om gewicht te behouden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Irreversibele fibrose en vasculaire veranderingen van bindweefsel:
* Dysfagie en verslikken door oedeem en fibrose.
* Hypothyreoïdie (traagwerkende schildklier).
* Fibrose van huid en spieren van de hals met bewegingsbeperking.
* Ulcera, chronische wonden.
* Verminderde speekselproductie en vloeibaarheid door aantasting van de parotisklier. Taaier speeksel, grotere kans op persisterende xerostomie.
* Verhoogd risico op bacteriële besmetting en tandbederf door verminderde reinigende werking van speeksel.
* Preventie: tandproducten met fluorgel in een beugel (5 minuten inhouden, tot minstens een jaar na bestraling).
* Submentaal oedeem (3-6 maanden na therapie), verdwijnt meestal spontaan.
#### 2.2.3 Thorax (longen, borst, thoraxwand, axilla)
**2.2.3.1 Longen**
* **Acute bijwerkingen:**
* Oesofagitis (vanaf week twee) indien slokdarm dicht bij bestraald volume ligt. Vermijden van prikkelende voeding en waarborging van voedselinname.
* Hoesten of verergering van bestaande hoest door irritatie van luchtwegen en longweefsel.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Pneumonitis door schade aan vasculair endotheel of pneumocyten, gekenmerkt door prikkelhoest, dyspneu en koorts.
* Evolutie naar longfibrose.
* Ribfracturen (frequent na stereotactische bestraling van longletsel), met plotse hevige pijn, geneest spontaan.
**2.2.3.2 Borst, thoraxwand en/of axillaire regio**
* **Acute bijwerkingen:**
* Radiodermatitis. Vocht inbrengende zalven ter verzorging van de huid.
* Droge en vochtige desquamatie in huidplooien.
* Borstzwelling en gespannen gevoel door lymfeoedeem, neemt na therapie af.
* Haarverlies in bestralingsveld (oksels, borstkas bij mannen). Tijdelijkheid afhankelijk van dosis op haarwortels.
* Verminderde mobiliteit van arm en schouder, zowel na operatie als tijdens behandeling.
* Lichte, voorbijgaande slikproblemen indien parasternale of axillaire klieren mee bestraald worden.
* Lymfeoedeem in de arm bij vrouwen met weggehaalde/bestraalde okselklieren. Behandeling: steunkous, manuele lymfedrainage.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Permanente verkleuring van de huid in bestralingsveld. Voorzichtigheid met zonnestraling het eerste jaar is aanbevolen.
* Vervorming en verharding van de borst door fibrose van vetweefsel.
* Osteoporose van de ribben door dosis op de ribben. Botversterkers kunnen dit tegengaan.
* Nieuwe technieken verlagen hart- en longdosis, wat leidt tot minder hartproblemen op lange termijn.
#### 2.2.4 Botletsels
Botletsels die met radiotherapie behandeld worden, betreffen vaak metastasen. De levensverwachting is hierdoor beperkt, wat de definitie van laattijdige effecten bemoeilijkt.
* **Acute bijwerkingen:**
* Vermoeidheid.
* Mogelijke opflakkering van pijn aan het begin van de behandeling, die meestal snel verdwijnt en onder controle is tegen het einde van de bestralingen.
* Osteopenie (verlies van botmineralen) in de eerste weken na behandeling. Dit is omkeerbaar; recalcificatie binnen 3-4 maanden en volledig herstel binnen 6 maanden.
* **Laattijdige bijwerkingen:**
* Avasculaire necrose door verlaagde bloedtoevoer, wat leidt tot botverzwakking.
* Groeiremming bij kinderen door vroegtijdige verbening van groeischijven, leidend tot niet-ontwikkelende of scheefgroeiende botten.
### 2.3 Overige regio's
#### 2.3.1 Maag-darmstelsel (algemeen)
Hoewel specifieke informatie per orgaan wordt gegeven, is het goed te onthouden dat algemene maag-darmklachten zoals diarree, misselijkheid en braken frequent voorkomen bij bestraling van de abdomenale en bekkenregio's.
#### 2.3.2 Ogen
Bestraling nabij de ogen kan leiden tot droge ogen of achteruitgang van het gezichtsvermogen, met name de ooglens is gevoelig voor straling.
#### 2.3.3 Hypofyse
Bestraling van de hypofyse kan hormonale stoornissen veroorzaken.
> **Tip:** De specifieke neveneffecten zijn sterk afhankelijk van de precieze locatie, de dosis, de grootte van het bestralingsveld, het aantal sessies en de individuele patiëntfactoren. Een multidisciplinaire aanpak is cruciaal voor optimale symptoommanagement en preventie.
---
# Symptoommanagement en preventieve adviezen bij radiotherapie
Symptoommanagement en preventieve adviezen bij radiotherapie richten zich op het minimaliseren van de impact van behandelingen op patiënten door middel van proactieve zorg en strategieën voor symptoomverlichting.
### 3.1 Algemene principes van radiotherapie-gerelateerde symptomen
Radiotherapie kan leiden tot acute en laattijdige reacties in normale weefsels. Acute reacties treden op tijdens of kort na de behandeling en zijn meestal reversibel, terwijl laattijdige reacties maanden of jaren later verschijnen en vaak onomkeerbaar zijn. De specifieke bijwerkingen zijn afhankelijk van de locatie, dosis, en omvang van het bestraalde gebied, evenals individuele patiëntfactoren.
#### 3.1.1 Vermoeidheid
Vermoeidheid is een veelvoorkomende algemene bijwerking van radiotherapie, die vaak al in de eerste behandelweek begint en tot enkele weken na afloop kan aanhouden. De ernst kan variëren en wordt beïnvloed door de dagelijkse reis naar het centrum en beperkte hersteltijd.
#### 3.1.2 Huidreacties
Huidreacties, variërend van irritatie tot oppervlakkige wonden, ontstaan door schade aan basale huidcellen. Preventieve maatregelen zijn essentieel.
##### 3.1.2.1 Preventieve huidzorg
* Bescherm de huid tegen extreme temperaturen (vermijd warme baden, sauna, zonblootstelling, wind en vrieskoude).
* Draag geen strakke, schurende of synthetische kleding.
* Gebruik vochtinbrengende crèmes 2 tot 3 keer per dag.
* Gebruik milde zepen en dep de huid droog in plaats van te wrijven.
* Houd huidplooien droog.
* Vermijd producten met alcohol.
* Gebruik een elektrisch apparaat om te scheren, geen scheermesjes.
* Gebruik geen kleefpleisters.
* Vermijd zwemmen vanwege het uitdrogende effect van chloor.
##### 3.1.2.2 Oncologische wonden
Er wordt onderscheid gemaakt tussen oncologische ulcera (doorbraak van maligne cellen) en oncologische wonden (door behandeling ontstaan). Bij oncologische wonden ligt de focus op symptoombehandeling en comfort. Huidirritatie begint meestal na twee weken bestraling en kan tot tien dagen na de behandeling aanhouden. Laattijdige effecten kunnen bruine verkleuring, dunner worden of stugger aanvoelen van de huid zijn. Na inwendige bestraling kunnen huidreacties nog tot drie weken aanhouden.
### 3.2 Radiotherapie in specifieke lichaamsregio's
#### 3.2.1 Bestraling in het maag-darmstelsel
##### 3.2.1.1 Oesophagusbestraling
* **Acute bijwerkingen:** Radiotherapie-gerelateerde oesophagitis (ontsteking van het slijmvlies) kan leiden tot dysfagie (slikproblemen), pijn, een gevoel van slechte voedingspassage, xerostomie (droge mond), en verminderde eetlust. Calorierijke voeding en eventueel een PEG-sonde zijn belangrijk voor gewichtsbehoud. Huidreacties treden vanaf week twee op.
* **Preventieve adviezen:** Vanaf het begin van de bestraling preventieve hydraterende huidbescherming aanraden. Algemene tips zoals het vermijden van scheermesjes en het niet gebruiken van parfum.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Stenose (vernauwing) van de slokdarm kan leiden tot passagestoornissen. Permanente verkleuring van de huid van de hals, oedeem en fibrose van de huid of bindweefsel zijn ook mogelijk.
##### 3.2.1.2 Bestraling van het rectum en de anus
* **Acute bijwerkingen:** Diarree, slijmverlies, branderig gevoel, pijnlijke krampen. Blaasklachten kunnen ontstaan, zoals pijn bij het plassen, frequent urineren, en een minder krachtige urinestraal. Huidreacties rond de anus en liezen. Tijdelijk stoma is mogelijk. Vochtverlies langs de anus kan optreden.
* **Preventieve adviezen:** Voedingstips om de stoelgang consistent te houden en vochtinname te waarborgen. Zitbaden met kamillosan ter verlichting. Gebruik van speciale doekjes voor reiniging en vochtinbrengende zalf in de liezen.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Chronische klachten, verklevingen met obstructie, en seksuele disfunctie (erectiestoornissen, droog orgasme bij mannen; vaginale droogheid of stenose bij vrouwen).
##### 3.2.1.3 Bestraling van de blaas
* **Acute bijwerkingen:** Toename van bestaande blaasklachten (pollakisurie, dysurie, pyurie). Darmklachten zoals diarree met krampen en bloederig slijm.
* **Preventieve adviezen:** Veel water drinken, vermijden van tabak, alcohol en sterk gekruid voedsel, regelmatig urineren.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Gewijzigd plaspatroon (frequenter urineren, moeite met ophouden), radiatiecystitis met verhoogde kans op bloedingen.
##### 3.2.1.4 Bestraling van het vrouwelijk geslachtsorgaan
* **Acute bijwerkingen:** Vaginaal slijmvlies kan ontstoken raken, gevolgd door verdroging. Gebruik van vochtinbrengende crèmes kan klachten beheersen. Plas- en diarreeklachten. Huidreacties met ongemak. Brachytherapie geeft meestal weinig klachten, maar vaginaal slijmvlies kan droger en stugger worden. Acute ovariële disfunctie met impact op fertiliteit.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Vaginale stenose, te minimaliseren met dilatoren. Premature menopauze door schade aan de eierstokken. Hematurie kan optreden na brachytherapie.
##### 3.2.1.5 Bestraling van het mannelijk geslachtsorgaan
* **Acute bijwerkingen:** Risico op tijdelijke of blijvende impotentie. Blaas- en darmklachten (diarree met bloed/slijm, plasproblemen). Hoge stralingsgevoeligheid van de mannelijke gonaden.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Kans op blijvende impotentie (ongeveer 25% kleiner dan na prostaatverwijdering). Chronische darmklachten met krampen en bloed/slijm.
#### 3.2.2 Bestraling in het hoofd- halsgebied
##### 3.2.2.1 Bestraling van de schedelregio
* **Acute bijwerkingen:** Vermoeidheid, algemene malaise, concentratieverlies, geheugenverlies, depressiviteit. Haaruitval in het bestraalde gebied. Hoofdpijn, misselijkheid en braken door hersenoedeem. Behandeling met pijnstillers, antimisselijkheidsmiddelen of corticosteroïden.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Achteruitgang van concentratievermogen en kortetermijngeheugen. Hormonale stoornissen na hypofysebestraling. Droge ogen en achteruitgang van gezichtsvermogen, vooral bij bestraling nabij het oog. Ooglenzen zijn gevoelig.
##### 3.2.2.2 Bestraling van de halsregio
* **Acute bijwerkingen:** Vermoeidheid, gewichtsafname, huidirritatie, droge mond (xerostomie). Radiomucositis, waarvoor preventieve educatie en opvolging essentieel zijn. Aangepaste voeding en goede mondhygiëne. Medicatie zoals analgetica en schimmelwerende middelen. Low level lasering voor pijnverlichting. Smaakverlies, heesheid, haarverlies, oedeem van de stembanden. Adequate voeding en eventueel PEG-sonde voor gewichtsbehoud.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Irreversibele fibrose en vasculaire veranderingen van bindweefsel (dysfagie, verslikken, hypothyreoïdie, bewegingsbeperking, ulcera). Verminderde speekselproductie en -kwaliteit door aantasting parotisklier, leidend tot xerostomie en verhoogd risico op tandbederf. Preventie met fluorgel tandproducten. Submentaal oedeem dat meestal spontaan verdwijnt.
#### 3.2.3 Bestraling van de thoraxregio
##### 3.2.3.1 Bestraling van de thorax (longen)
* **Acute bijwerkingen:** Oesofagitis bij bestraling nabij de slokdarm. Hoesten of verergering van bestaande hoest door irritatie van luchtwegen en longweefsel. Voedingsintake moet gewaarborgd blijven met begeleiding van een diëtist.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Pneumonitis (ontsteking van de longen) gekenmerkt door prikkelhoest, dyspneu en koorts, evoluerend naar longfibrose. Ribfracturen, vaak na stereotactische bestraling, met plotse hevige pijn die spontaan geneest.
##### 3.2.3.2 Bestraling van de borst, thoraxwand en/of axillaire regio
* **Acute bijwerkingen:** Radiodermatitis, behandeld met vochtinbrengende zalven. Droge of vochtige desquamatie in huidplooien. Zwelling en spanning van de borst door lymfeoedeem. Haarverlies in het bestralingsveld. Verminderde mobiliteit van arm en schouder. Lichte slikproblemen bij bestraling van parasternale of axillaire klieren. Lymfeoedeem in de arm, te bestrijden met steunkousen en manuele lymfedrainage.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Permanente verkleuring van de huid in het bestralingsveld (voorzichtigheid met zonlicht is aangeraden). Borstvervorming en verharding door fibrose van vetweefsel. Osteoporose van de ribben, preventief tegengegaan met botversterkers. Verminderde hart- en longdosis door nieuwe technieken, wat leidt tot minder hartproblemen op lange termijn.
#### 3.2.4 Bestraling in het lagere abdomen
##### 3.2.4.1 Bestraling van botletsels
* **Acute bijwerkingen:** Vermoeidheid. Mogelijke initiële pijnopflakkering die meestal snel overgaat. Osteopenie (verlies van botmineralen), reversibel met herstel binnen zes maanden.
* **Laattijdige bijwerkingen:** Avasculaire necrose door verlaagde bloedtoevoer. Groeiremming bij kinderen door vroegtijdige verbening van groeischijven.
> **Tip:** Bij laattijdige effecten zoals fibrose is het belangrijk om de patiënt te informeren over de irreversibele aard van deze veranderingen en mogelijke behandelingsopties of ondersteuning.
### 3.3 Medicatie en ondersteunende therapieën
Medicatie zoals pijnstillers, antimisselijkheidsmiddelen, corticosteroïden, schimmelwerende middelen en botversterkers worden ingezet om specifieke symptomen te behandelen. Low level lasering kan gebruikt worden voor pijnverlichting. Voedingsadvies en ondersteuning door een diëtist zijn cruciaal voor het behoud van gewicht en adequate voeding. Bij ernstige slikproblemen kan een PEG-sonde noodzakelijk zijn. Manuele lymfedrainage en steunkousen zijn aangewezen bij lymfeoedeem. Voor xerostomie worden tandproducten met fluorgel aanbevolen. In het geval van vaginale stenose kunnen dilatoren gebruikt worden.
> **Example:** Een patiënt die bestraald wordt voor hoofd-halskanker kan last krijgen van xerostomie. Preventief kan geadviseerd worden om veel water te drinken, speekselstimulerende middelen te gebruiken, en om te poetsen met een zachte tandenborstel en fluorgehaltige tandpasta. Laattijdig kan het gebruik van kunstspeeksel een optie zijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Radiotherapie | Een medische behandeling die ioniserende straling gebruikt om kankercellen te doden en tumorgroei te vertragen. |
| Subcutane reacties | Neveneffecten die optreden op of onder de huid als gevolg van bestraling. |
| Laattijdige reacties | Neveneffecten die na maanden of jaren na de radiotherapie verschijnen en doorgaans onomkeerbaar zijn. |
| DNA-schade | Beschadiging van het genetisch materiaal (desoxyribonucleïnezuur) in cellen, veroorzaakt door factoren zoals straling. |
| Proliferatie | Het proces van snelle celdeling en vermenigvuldiging, kenmerkend voor weefselgroei en herstel. |
| Oncologische ulcus | Een zweer die ontstaat door de doorbraak van kwaadaardige cellen door de huid heen, vaak geassocieerd met een tumorreactie. |
| Oncologische wonde | Een wond die ontstaat als direct gevolg van de behandeling van kanker, zoals bestraling of chemotherapie. |
| Gastro-intestinale tractus | Het spijsverteringskanaal, dat de mond, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, rectum en anus omvat. |
| Oesofagitis | Ontsteking van de slokdarm, vaak veroorzaakt door radiotherapie of chemotherapie, leidend tot slikproblemen. |
| Dysfagie | Moeilijkheden met slikken, wat kan leiden tot ondervoeding en gewichtsverlies. |
| Xerostomie | Een droge mond, veroorzaakt door verminderde speekselproductie, wat kan leiden tot tandbederf en slikproblemen. |
| PEG-sonde | Een percutane endoscopische gastrostomie-sonde, een buisje dat via de buikwand in de maag wordt geplaatst voor sondevoeding. |
| Stenose | Een abnormale vernauwing van een lichaamsholte of kanaal, zoals de slokdarm of vagina, vaak als gevolg van littekenvorming na bestraling. |
| Radiomucositis | Ontsteking van het slijmvlies, zoals in de mond of keel, veroorzaakt door radiotherapie. |
| Fibrose | De vorming van overmatig bindweefsel, wat kan leiden tot verstijving en bewegingsbeperking van weefsels. |
| Hypothyreoïdie | Een traagwerkende schildklier, waarbij de schildklier onvoldoende schildklierhormonen produceert. |
| Avasculaire necrose | Afsterven van botweefsel door een gebrek aan bloedtoevoer. |
| Pneumonitis | Ontsteking van het longweefsel, vaak veroorzaakt door radiotherapie, wat kan leiden tot ademhalingsproblemen. |
| Radiodermatitis | Huidreacties, zoals roodheid, jeuk en schilfering, veroorzaakt door radiotherapie. |
| Lymfeoedeem | Zwelling veroorzaakt door een ophoping van lymfevocht, vaak na chirurgische verwijdering of bestraling van lymfeklieren. |
| Osteoporose | Een aandoening waarbij de botten broos worden en gemakkelijker breken, vaak als gevolg van verlies van botmineraaldichtheid. |
| Erektiele disfunctie | Impotentie, het onvermogen om een erectie te krijgen of te behouden die voldoende is voor seksuele activiteit. |
| Vaginale stenose | Een vernauwing van de vagina, vaak als gevolg van littekenvorming na radiotherapie, wat seksuele activiteit kan bemoeilijken. |
| Infertiliteit | Onvruchtbaarheid, het onvermogen om zwanger te worden of een zwangerschap tot volle termijn te brengen. |
| Premature menopauze | Het optreden van menopauzale symptomen vóór de leeftijd van 40 jaar, vaak als gevolg van schade aan de eierstokken. |
| Osteopenie | Vermindering van de botmineraaldichtheid, wat een voorloper kan zijn van osteoporose. |
| Groeiremming | Vertraagde of gestopte lichamelijke groei, vooral bij kinderen, vaak als gevolg van bestraling van de groeischijven. |