Cover
Aloita nyt ilmaiseksi les revaki _studenten.pdf
Summary
# Oncologische revalidatie bij kinderen
Oncologische revalidatie bij kinderen is een integrale en multidisciplinaire benadering die gericht is op het optimaliseren van de functionele staat van het kind en het voorkomen van secundaire effecten van kanker en de behandeling ervan, met als hoofddoel de kwaliteit van leven [6](#page=6).
## 1. Oncologische revalidatie: een overzicht
### 1.1 Het verloop van oncologische revalidatie
Oncologische revalidatie wordt gekenmerkt door een grillig verloop met ups en downs en een onvoorspelbaar resultaat. Het is essentieel voor therapeuten om aandacht te hebben voor zowel het proces als de totale omgeving van het kind [5](#page=5).
### 1.2 Doelstellingen van oncologische revalidatie
De primaire doelstelling is het optimaliseren van de functionele staat van de patiënt. Daarnaast richt de revalidatie zich op het voorkomen van secundaire effecten die kunnen voortkomen uit zowel de kanker zelf als de behandeling ervan. Kwaliteit van leven (QOL) wordt beschouwd als het allerbelangrijkste doel [6](#page=6).
### 1.3 Multidisciplinaire aanpak
Oncologische revalidatie maakt deel uit van een multidisciplinair team. Dit team kan bestaan uit artsen, psychologen, ergotherapeuten, verpleegkundigen, sociaal werkers, logopedisten, diëtisten, pedagogen en schoonmaakpersoneel [6](#page=6).
### 1.4 Holistische benadering en het ICF-model
De aanpak van oncologische revalidatie is multifactorieel en holistisch, waarbij het ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health) centraal staat. Dit model beschouwt het kind vanuit een breder perspectief, inclusief [7](#page=7):
* **Kind:** De individuele kenmerken en behoeften van het kind.
* **Angst:** De emotionele impact van de diagnose en behandeling.
* **Pijn:** De fysieke ongemakken die door de ziekte en behandeling worden veroorzaakt.
* **Ziekte:** De oncologische aandoening zelf.
* **Hobby:** Vrijetijdsbesteding en interesses.
* **School:** Educatieve behoeften en participatie.
* **Gezin:** De dynamiek en ondersteuning binnen het gezin.
* **Interesses:** Persoonlijke voorkeuren en passies.
* **Doelen:** Persoonlijke aspiraties en behandeldoelen.
* **Beschermende omgeving:** De sociale en fysieke ondersteuningsstructuur.
### 1.5 Factoren die de revalidatie beïnvloeden
Verschillende factoren spelen een cruciale rol in het leven en de revalidatie van een kind met kanker:
#### 1.5.1 Angst
Angst is een significante factor en kan voortkomen uit diverse oorzaken:
* De diagnose zelf [8](#page=8).
* Traumatiserende onderzoeken en procedures [8](#page=8).
* De confrontatie met veel nieuwe mensen [8](#page=8).
* Verlies van vertrouwen in het eigen lichaam en gezondheid [8](#page=8).
* Het gevoel van controleverlies [8](#page=8).
* Onzekerheid over de toekomst, zoals de duur van het verblijf in het ziekenhuis, wat er gaat gebeuren, de mogelijkheid om vrienden te zien of met huisdieren te spelen, en de angst om te overlijden [8](#page=8).
#### 1.5.2 Pijn en ziekte
De impact van de "C-woord" (kanker) is enorm op zowel het kind als het gezin. Pijn kan direct veroorzaakt worden door de kanker zelf maar ook door de behandeling, inclusief medicatie en ingrepen. Daarnaast kunnen behandelingen leiden tot lichamelijke veranderingen zoals haarverlies, wat de impact op het kind verder vergroot [9](#page=9).
#### 1.5.3 Hobby's, school, gezin en interesses
Een compleet beeld van het kind is essentieel voor effectieve revalidatie. Inzicht in wat het kind leuk vindt, of het gezin actief of inactief is, vormt een belangrijk onderdeel van het holistische raamwerk. Een betere connectie met het kind kan leiden tot meer motivatie voor therapie en daardoor betere therapeutische uitkomsten [10](#page=10).
> **Tip:** "Succesvolle fysiotherapie hangt niet alleen af van fysieke technieken, maar ook van de psychosociaal relaties die de therapeut ontwikkelt met de patiënt. Het verminderen van angst en het motiveren van de patiënt door de fysiotherapeut zijn cruciale dimensies in het herstel of de revalidatie van de patiënt." [10](#page=10).
#### 1.5.4 Doelen
Therapeutische doelen zijn steeds wisselend en afhankelijk van meerdere factoren [11](#page=11):
* Het type kanker [11](#page=11).
* Het type behandeling [11](#page=11).
* Het type chemotherapie [11](#page=11).
* Hoe het kind zich op dat moment voelt [11](#page=11).
* Het tijdstip van de behandeling [11](#page=11).
---
# Gevalsstudies van oncologische revalidatie
Dit gedeelte presenteert vier gedetailleerde casestudies, waaronder leukemie, osteosarcoom, Ewing sarcoom en een hersentumor, waarbij de rol van de fysiotherapeut en de behandelingsimplicaties worden belicht [12](#page=12).
### 2.1 Casus 1: J.B. - Leukemie
#### 2.1.1 Patiëntprofiel en diagnose
J.B. is een 5-jarig meisje met een persoonlijkheid die wordt omschreven als gevoelig, angstig en teruggetrokken, met een sterke creatieve aanleg en een aversie tegen sport. Initieel presenteerde zij zich met symptomen zoals een gezwollen buik, vermoeidheid en vergrote lymfeklieren, wat leidde tot een verstoorde bloedtest met lage hemoglobine. De initiële diagnose van chronische leukemie bleek na 4 maanden medicatiebehandeling een non-responder, waarna de diagnose werd bijgesteld naar acute leukemie, specifiek Acute Lymfatische Leukemie (ALL) [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 2.1.2 Medische behandeling en complicaties
De behandeling voor acute leukemie omvatte corticosteroïden en vincristine, gevolgd door intensievere chemotherapie met significante toxiciteit. Vanwege een genetische mutatie die resulteerde in non-responsiviteit op chemotherapie, onderging J.B. een beenmergtransplantatie (BMT) met een externe donor. Ondanks succesvolle transplantatie kreeg zij te maken met talrijke complicaties, waaronder Graft-versus-Host (GvH) ziekte van huid en darmen met bloederige ontlasting, CMV en Epstein-Barr virusinfecties, volledige eetlustverlies, GvH in de mond, slokdarmverlamming, leverdisfunctie, hypertensie, cardiale en pulmonale disfunctie, en ernstige osteoporose. Deze complicaties vereisten een cocktail van medicatie en continue aanpassingen, resulterend in een ziekenhuisopname van 10 maanden [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.1.3 Fysiotherapeutische implicaties van de behandeling
De behandeling van leukemie en de daaruit voortvloeiende complicaties had aanzienlijke gevolgen voor J.B.'s motorische vaardigheden [19](#page=19).
##### 2.1.3.1 Neurotoxiciteit door Vincristine
Vincristine-geïnduceerde neuropathie manifesteerde zich als reflexveranderingen, hypo- of hypersensibiliteit, verminderde proprioceptie (balans), beperkte dorsaalflexie van de voet, fijne motorische problemen, coördinatiestoornissen met atactische bewegingen (vergelijkbaar met DCD), asymmetrische gang, en pijn (#page=19, 20). Deze neurotoxische effecten, die tot 5 jaar kunnen duren en soms onvolledig herstellen, treden op bij diverse kankers zoals acute lymfoïde leukemie, de meeste hersentumoren, Wilms tumor, rhabdomyosarcoom, lymfomen en borstkanker [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21).
Therapie voor vincristine-neuropathie omvatte voorlichting aan kind en ouders, rekken van de achillespees, training van actieve dorsaalflexie (mogelijk met spalken), training van intrinsieke hand- en voetspieren, proprioceptie- en balanstraining, en gangrevalidatie met eventueel gebruik van loophulpmiddelen zoals inlegzolen, voetliften of spalken (#page=22, 23) [22](#page=22) [23](#page=23).
##### 2.1.3.2 Corticosteroïde-geïnduceerde myopathie
Corticosteroïden, gebruikt als kunstmatige hormonen ter onderdrukking van beenmergactiviteit, brachten diverse bijwerkingen met zich mee, waaronder stemmingswisselingen, hoofdpijn, vermoeidheid, 'moonface', smaakverandering, oedeem, huidveranderingen, en verminderde wondgenezing. Een significante bijwerking was myopathie, met name in de abdominale spieren en de m. quadriceps, resulterend in verminderde spiermassa, algemene spieruithoudingsvermogen en conditie (#page=25, 26). Dit leidde tot moeilijkheden bij lopen, traplopen en het oppakken van voorwerpen van de vloer [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
Therapie omvatte voorlichting, algemene spiertraining (o.a. squats, SLR, lunges, abdominale training, core-schouder-pelvic stabiliteit), en conditionele training zoals springen, lopen, rennen en hometrainergebruik (#page=27, 28) [27](#page=27) [28](#page=28).
##### 2.1.3.3 Langetermijneffecten van corticosteroïden
Langdurig corticosteroïdgebruik verhoogde het risico op osteoporose met fracturen (zoals bij J.B. een wervelfractuur en talusfractuur) en osteonecrose, wat niet-gewichtsdragende oefeningen en soms prothesen vereiste. Er was ook een verhoogd risico op metabool syndroom met toename van vetpercentage en psychologische problemen door veranderingen in haar en huid [29](#page=29).
Voor de langetermijneffecten op botkwaliteit werden gewichtsdragende oefeningen, een sta-tafel, spalken, een tilframe aan de loopband en hydrotherapie (na chemotherapie) aanbevolen. Bij osteonecrose was absoluut geen gewichtsbelasting toegestaan, met hydrotherapie en hulpmiddelen zoals rolstoelen en handbikes als opties [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.1.4 Beenmergtransplantatie (BMT) en complicaties
De non-responsiviteit op chemotherapie noodzaakte een beenmergtransplantatie, wat de productie van leukemiecellen moest stoppen en beschadigde cellen moest vervangen. Dit proces brengt hoge risico's op complicaties en mortaliteit met zich mee, met een langdurige immobilisatie van minimaal 6 weken in het ziekenhuis, resulterend in deconditionering, spierkrachtverlies, verminderde fysieke fitheid en vertraagde motorische ontwikkeling (#page=32, 33) [32](#page=32) [33](#page=33).
Therapie na BMT omvatte algemene spiertraining, conditionele training (hometrainer, loopband, boksen), en het stimuleren van hobby's zoals circus en yoga. Langetermijneffecten van BMT omvatten extreme vermoeidheid, cardiale en pulmonale problemen, GvH ziekte, concentratieproblemen, metabool syndroom, ondergewicht en verminderde kwaliteit van leven [34](#page=34) [35](#page=35).
##### 2.1.4.1 Graft-versus-Host (GvH) ziekte
GvH ziekte is een immuunreactie na transplantatie waarbij de donorcellen de weefsels van de patiënt aanvallen, specifiek voorkomend bij allogene BMT. Dit kon acuut (eerste 100 dagen) of chronisch optreden. Bij J.B. leidde dit tot verlies van mobiliteit in grote gewrichten en schade aan mond, lever, longen en slokdarm. Therapie omvatte medicatie, mobilisatie, warmte, en spalken, met chirurgische opties zoals peesverlengingen en slokdarmexpansie op lange termijn [36](#page=36) [38](#page=38).
#### 2.1.5 Langetermijnprogressie en revalidatie
Vier jaar na de transplantatie toonde J.B. verbetering: ze ging naar een school voor kinderen met speciale behoeften, begon opnieuw te lopen, deed rolstoeldansen, reed een driewieler en volgde kunstlessen. Oncologische revalidatie bleek zeer onvoorspelbaar. Zes jaar later ging ze naar een andere school, was ze zelfstandig per openbaar vervoer en kon ze zelfstandig winkelen [39](#page=39) [40](#page=40).
### 2.2 Casus 2: G.L. - Osteosarcoom
#### 2.2.1 Patiëntprofiel en diagnose
G.L., een 16-jarige judoka op hoog nationaal niveau en leerling van een sportklas, ervoer pijn en zwelling in de rechterknie na een hardloopwedstrijd. Een initiële diagnose van hamstringscontractuur bleek na 9 fysiotherapeutische sessies, waarbij G.L. veel pijn ervoer, onjuist. Een MRI-scan onthulde een osteosarcoom [42](#page=42).
#### 2.2.2 Osteosarcoom en medische behandeling
Osteosarcoom is de meest frequente bottumor, met 60% van de gevallen bij personen onder de 25 jaar, voornamelijk tussen 14 en 20 jaar, en vaker voorkomend bij jongens. De medische behandeling omvatte een biopsie ter bevestiging, aanleren van lopen met krukken, 3 maanden chemotherapie om de tumor te verkleinen, grote chirurgie voor tumorverwijdering, gevolgd door nog 5-6 maanden chemotherapie, waarna de gangrevalidatie begon [43](#page=43) [44](#page=44).
#### 2.2.3 Fysiotherapeutische behandeling van solide bottumoren
Pre-operatief lag de focus op informatieverstrekking, aanleren van lopen met krukken/looprek, transfertraining met ergotherapie (ET), rekken, fysieke fitheid (hometrainer, lopen, dansen) en spierkrachttraining, met name van de quadriceps, die vaak geïnfiltreerd was. Er werd benadrukt dat de instructies van de chirurg altijd gevolgd moesten worden, en dat volledige ondersteuning mogelijk was mits er geen risico op spontane fracturen was [45](#page=45) [46](#page=46).
Post-operatief waren positionering, knie-extensie, het vermijden van rotaties en hiel-contact, enkel dorsaalflexie, en het gebruik van spalken essentieel. De eerste 6 weken na de operatie omvatten continue passieve beweging (CPM) tot maximaal 30° flexie, geen straight leg raise, isometrische training van quadriceps en hamstrings, algemene spiertraining en strikte non-weight bearing, aangezien chemotherapie de botgroei remt en consolidering van protheses bemoeilijkt [47](#page=47) [48](#page=48).
Na 6 weken en na het stoppen van de chemotherapie, werd de mobiliteit geleidelijk verhoogd onder begeleiding van de chirurg en pijnmanagement. Dit omvatte gedeeltelijke gewichtsbelasting, wekelijks toenemend, met als doelen volledige extensie en 110° flexie, maximale algemene spierkracht, hydrotherapie (crawl), en hulp bij het vinden van sportmogelijkheden (via Parantee-Psylos) en ADL-activiteiten zoals fietsen en lopen naar school [49](#page=49).
#### 2.2.4 Langetermijnprogressie en advies
In 2021 studeerde G.L. psychologie, beoefende hij vechtsporten (niet bekend bij de chirurg), ging hij 3 keer per week naar de fitness, zwom hij en fietste hij. Hij kreeg 3 keer per week fysiotherapie: 2 keer voor spierontspanning en 1 keer voor kracht- en stabiliteitstraining. Zijn advies aan fysiotherapeuten was om goed naar de patiënt te luisteren, de motivator te zijn en veel ondersteuning te bieden [50](#page=50).
### 2.3 Casus 3: Ewing Sarcoom
#### 2.3.1 Patiëntprofiel en diagnose
Ewing sarcoom is een weke delen tumor die infiltreert in het bot, vaker voorkomend bij meisjes (3:1), meestal in de onderste ledematen en het bekken, rond de leeftijd van 10 jaar. M.R., een 14-jarige jongen met een diagnose van Ewing sarcoom en ASS (Autismespectrumstoornis), had langdurige pijn in zijn rechterbeen. Hij volgde technisch onderwijs (timmerman) en zijn hobby's waren gamen, zonder sportbeoefening [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 2.3.2 Medische en revalidatiebehandeling
De medische behandeling volgde een vergelijkbaar schema als bij osteosarcoom: biopsie, aanleren van lopen met krukken, 3 maanden chemotherapie, grote operatie voor tumorverwijdering, gevolgd door 5-6 maanden chemotherapie, en start van gangrevalidatie. Na de biopsie begon M.R. met lopen op krukken. Pre-operatief werd fysieke activiteit gestimuleerd en werden alle spieren getraind middels oefeningen zoals squats, straight leg raises, lichte gewichten heffen en conditionele training [54](#page=54) [55](#page=55).
De operatie omvatte extracorporale bestraling. Na de operatie ontwikkelde M.R. een klapvoet aan zijn rechterbeen, waarvoor een persoonlijke spalk met scharnier werd gemaakt. De doelen waren volledige mobiliteit van voet en knie, training van beide benen, en gangrevalidatie na het stoppen van de chemotherapie [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 2.3.3 Complicaties en fysiotherapie bij amputatie
M.R. kreeg een bacteriële infectie door een oppervlakkige wond, waarvoor hij 3 jaar antibiotica kreeg zonder langdurig resultaat, wat uiteindelijk leidde tot amputatie. Andere mogelijke complicaties waren beenlengteverschil (wat epifysiodese vereist), loslaten van metaal, chronische rugpijn, pijn in het geopereerde ledemaat, en problemen met participatie [58](#page=58).
De fysiotherapie bij amputatie was zeer specifiek en begon in een revalidatiecentrum, met veel aandacht voor positionering (#page=59, 60). Zodra mogelijk werd gestart met een siliconen prothese, daarna een gepersonaliseerde prothese. De focus lag op spierkracht (bekkengebied, heupen), gewichtsbelasting van de geamputeerde zijde, en symmetrische gangrevalidatie [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 2.3.4 Fysieke fitheid en participatie
Speciale aandacht ging uit naar aangepaste sporten via Parantee-Psylos, implementatie in sportgroepen en een nazorgrevalidatieprogramma. Osteosarcoma's en hersentumoren worden als de grootste risicofactoren voor een inactieve levensstijl beschouwd [62](#page=62).
### 2.4 Casus 4: Hersentumor (Fossa Posterior)
#### 2.4.1 Patiëntprofiel en diagnose
L.VDP. is een 6-jarig kind met een fossa posterior tumor, specifiek een medulloblastoom met intracraniële overdruk. Als peuter had hij al last van spitsvoeten (toe walker) waarvoor op 1,5-jarige leeftijd spalken werden voorgeschreven om een normale gangpatroon te normaliseren. De symptomen omvatten ochtendmisselijkheid, braken, hoofdpijn en evenwichtsproblemen. De tumor bevond zich in het cerebellum, met een grote kans op metastasen in het ruggenmergkanaal. De behandeling bestond uit volledige resectie, chemotherapie en radiotherapie (nu meestal protontherapie), met een totale duur van 1 jaar [64](#page=64).
#### 2.4.2 Hersentumoren en algemene symptomen
Hersentumoren zijn de op één na meest voorkomende maligniteit bij kinderen jonger dan 15 jaar en de meest voorkomende solide tumor bij kinderen, waarbij 60-70% van de pediatrische hersentumoren in de fossa posterior ontstaat. Veelvoorkomende symptomen van een fossa posterior tumor zijn slaperigheid, hoofdpijn, evenwichtsproblemen, misselijkheid, oncoördinatie van de gang (ataxie) en braken [65](#page=65) [68](#page=68).
Symptomen van hersenzenuwschade kunnen onder andere verwijde pupillen, oogproblemen, zwakte van gezichtsspieren, gehoorverlies, verlies van gevoel in delen van het gezicht, smaakproblemen, instabiliteit bij het lopen en zichtproblemen omvatten [69](#page=69).
#### 2.4.3 Postoperatieve symptomen
Na een operatie voor een fossa posterior tumor kunnen symptomen optreden zoals verlies van spraak of mutisme, gebrek aan spiercontrole of coördinatie, abnormale oogbewegingen, emotionele labiliteit, prikkelbaarheid of gedragsveranderingen, slikproblemen, spierzwakte of lage tonus, tijdelijk verlies van vrijwillige bewegingen, cognitieve problemen en ataxie [70](#page=70).
#### 2.4.4 Fysiotherapeutische en langetermijnbehandeling
De therapie voor fossa posterior tumoren is altijd multidisciplinair en omvat balanstraining, coördinatie, posturale controle, kracht- en conditionele training, aandacht voor vincristine-neuropathie, gangrevalidatie, indien nodig spalken, en vooral participatie [71](#page=71).
Er is een hoog risico op langetermijngevolgen zoals vermoeidheid, evenwichtsproblemen, neurologische problemen, verminderde motorische functie, spraakproblemen, visuele problemen en veranderingen in uiterlijk. Na bestraling kan het IQ dalen, en kunnen er aandachtstekorten, geheugenproblemen, langzamer denken en gedrag, minder initiatief, gedragsproblemen en autisme-achtige kenmerken optreden, wat grote problemen geeft op school, sociaal en professioneel gebied [72](#page=72) [73](#page=73).
---
# Het KABOOST-project voor revalidatie na oncologische behandeling
Dit gedeelte beschrijft het KABOOST-project, een interventie gericht op multidisciplinaire revalidatie voor kinderen en adolescenten na oncologische behandeling, met als doel de levenskwaliteit en participatie te verbeteren [75](#page=75).
### 3.1 Introductie en doelstellingen van KABOOST
KABOOST staat voor "Kids & Adolescents RehaB after Oncological treatment, improving QOL, Self-care/esteem & ParticipaTion". Het project is een interventieprotocol dat de haalbaarheid van een dergelijke revalidatie wil onderzoeken. Het primaire doel is het verbeteren van de levenskwaliteit, zelfzorg/zelfvertrouwen en participatie van kinderen en adolescenten na oncologische behandeling [75](#page=75) [76](#page=76).
### 3.2 Patiëntselectie en inclusiecriteria
Deelnemers aan het KABOOST-project zijn kinderen en adolescenten in de leeftijd van 8 tot 21 jaar. Zij mogen minimaal zes maanden en maximaal acht jaar na afloop van de acute kankerbehandeling zijn. Rekrutering vindt plaats binnen de afdeling Hematologie/Oncologie en het Revalidatiecentrum voor Kinderen [77](#page=77).
### 3.3 Beoordelingsmomenten en metingen (T0)
Bij aanvang van de interventie (T0) worden verschillende metingen verricht om de startstatus van de deelnemers te bepalen. Deze metingen omvatten [77](#page=77):
* Lichaamssamenstelling [77](#page=77).
* Levenskwaliteit (Quality of Life - QOL) [77](#page=77).
* Vermoeidheid (Fatigue) [77](#page=77).
* Participatie [77](#page=77).
* Maximale zuurstofopname (VO2 max) [77](#page=77).
* Droge vetvrije massa (Dry lean weight - DLW) [77](#page=77).
* Pediatric Quality of Life Inventory (PEDSQL) [77](#page=77).
* PEDSQL fatigue [77](#page=77).
* Participation and Activity Limitations Scale (PALS) en Children's Assessment of Participation and Enjoyment (CAPE) [77](#page=77).
* Cardiopulmonaire inspanningstest [77](#page=77).
### 3.4 De KABOOST interventie: coaching en activiteiten
De KABOOST interventie omvat coaching, zowel individueel als in groepsverband. De coaching richt zich op diverse aspecten [78](#page=78):
* Gebruik van een activity tracker [78](#page=78).
* Stimuleren van sport en activiteiten [78](#page=78).
* Management van vermoeidheid en slaap [78](#page=78).
* Voedingsadvies [78](#page=78).
* Psychologische ondersteuning, waaronder sociale vaardigheden, coping strategieën, positief denken en zelfbeeld [78](#page=78).
* Begeleiding bij re-integratie, met name op school [78](#page=78).
Een bron van inspiratie voor de coaching is "Eigenwijsjes" [78](#page=78).
#### 3.4.1 Fysieke activiteit aanbevelingen
Er zijn specifieke aanbevelingen voor fysieke activiteit binnen het KABOOST project (#page=79, 80) [79](#page=79) [80](#page=80).
**Aerobic training:**
* Begint met een warming-up [81](#page=81).
* De intensiteit wordt individueel bepaald op basis van de cardiopulmonaire inspanningstest [81](#page=81).
* Week 1-4: training op de aërobe drempel [81](#page=81).
* Week 5-8: training op 110% van de aërobe drempel [81](#page=81).
* Week 8-16: intervaltraining, gebaseerd op maandelijkse "steep ramp tests" [81](#page=81).
**Krachtraining:**
* De training wordt aangepast aan het individuele startniveau [81](#page=81).
* Aan het einde van de training is het doel om series van 3 keer 12 herhalingen uit te voeren [81](#page=81).
Een schema toont de trainingsintensiteit per week:
| Training | Week 1 | Week 2 | Week 3 | Week 4 | Week 5 | Week 6 | Week 7 | Week 8 |
| :------- | :----- | :----- | :----- | :----- | :----- | :----- | :----- | :----- |
| Blok 1 | 7 | 9 | 15 | 30 | 9 | 10 | 15 | 30 |
| Blok 2 | 7 | 9 | 15 | 9 | 10 | 15 | | |
| Blok 3 | 7 | 9 | 9 | 10 | | | | |
### 3.5 Resultaten van het KABOOST-project
Het project heeft diverse resultaten opgeleverd, hoewel niet alle significante verbeteringen werden bereikt (#page=83, 84, 86) [83](#page=83) [84](#page=84) [86](#page=86).
**Resultatenanalyse:**
1. **Voorspelde VO2 piek:** Er was een trend naar een stijging in de voorspelde VO2 piek, maar dit was niet statistisch significant. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn [83](#page=83):
* Een reeds hoog basisniveau van training, wat de winst in VO2 piek beperkte [83](#page=83).
* De interventie was mogelijk te kort [83](#page=83).
* Het is moeilijk om kinderen puur aëroob te trainen, gezien hun fysieke capaciteiten en de perceptie dat aërobe training minder leuk is [83](#page=83).
2. **Voorspelde Belasting:** Er was een significante toename in de voorspelde belasting tijdens de interventie en de follow-up periode. Het krachtprogramma met focus op beenkracht leidde tot geen achteruitgang na de interventie, wat de verwachtingen overtrof. Dit suggereert een ontwikkeling naar een fysiek actievere levensstijl, met her-integratie in sport en minder secundaire complicaties van de ziekte [83](#page=83).
3. **Lichaamssamenstelling (DLW):** Er werd een significante toename in droge vetvrije massa waargenomen na de interventie. Dit effect toonde een vertraging: eerst een toename in spiermassa en daarna een verlies van vetmassa. Een gecombineerde training leek minder effectief in het reduceren van vetmassa [83](#page=83).
4. **PedsQL Algemene Vermoeidheid:** Er was een significante toename in de PedsQL algemene vermoeidheidscore (op 100 punten). Het is echter onduidelijk of dit effect te wijten is aan de interventie of aan natuurlijke herstelprocessen [83](#page=83).
**Samenvattende verbeteringen:**
De individueel en interdisciplinair aangepaste interventie leidde tot verbeteringen in:
* Fysieke fitheid (niet significant) [86](#page=86).
* Belasting (significant) [86](#page=86).
* Droge vetvrije massa (significant) [86](#page=86).
* Vermoeidheid en levenskwaliteit [86](#page=86).
### 3.6 Uitdagingen en optimalisatie van de interventie
Het KABOOST-project ondervond uitdagingen op het gebied van rekrutering en de uitvoering van de interventie, wat aanleiding geeft tot optimalisatie van het protocol [85](#page=85).
**Rekrutering uitdagingen:**
* **Retrograde rekrutering:** De interventie werd te laat aangeboden, wat leidde tot de noodzaak om te zoeken naar professionele ondersteuning en gelijktijdige therapie-interventies [85](#page=85).
* **Selectiebias:** Er was sprake van selectiebias, waarbij voornamelijk kinderen van hoogopgeleide ouders deelnamen. Fysiek actieve ouders zijn over het algemeen meer gemotiveerd en toegewijd aan de interventie [85](#page=85).
**Interventie uitdagingen:**
* **Onhaalbaarheid:** De interventie bleek onhaalbaar door factoren zoals school en hobby's, het niet passen in de gezinsroutine, de reisafstand en taalbarrières [85](#page=85).
* **Aërobe training:** De aërobe training werd niet voldoende aangepast aan kinderen, wat resulteerde in lage medewerking en motivatie, en onvoldoende trainingsintensiteit [85](#page=85).
Deze uitdagingen suggereren de noodzaak voor optimalisatie van het interventieprotocol [85](#page=85).
### 3.7 Beperkingen en toekomstperspectieven
Het KABOOST-project kent enkele beperkingen die toekomstige interventies in overweging moeten nemen [86](#page=86).
* **Korte follow-up:** De periode na de interventie was kort [86](#page=86).
* **Voldoende aërobe training:** Er wordt getwijfeld of de aërobe training voldoende was [86](#page=86).
* **Ziekenhuissetting:** De interventie vond plaats in een ziekenhuissetting [86](#page=86).
* **Gezinsinterventie:** Er is een potentieel voor een gezinsinterventie [86](#page=86).
Voor toekomstige interventies worden de volgende mogelijkheden overwogen:
* Coaching sessies online [86](#page=86).
* Telerehabilitatie [86](#page=86).
### 3.8 Getuigenis van een deelnemer
Een 10-jarige jongen deelt zijn positieve ervaringen met KABOOST, waarbij hij de nadruk legt op het sociale aspect van de groep, het plezier van bewegen met een sporthorloge, het verbeteren van conditie en kracht, en het belang van gezonde voeding en zelfvertrouwen. Hij benadrukt hoe het project hem heeft geholpen om ondanks eerdere beperkingen weer te gaan sporten, wat hem gelukkig en sterk heeft gemaakt. Hij spreekt dankbaarheid uit voor de positieve impact van het project [87](#page=87).
### 3.9 De overkoepelende visie van KABOOST
Het KABOOST-project streeft ernaar de levensstijl van kinderen en adolescenten na oncologische behandeling te veranderen. De slogan "KABOOST – AIM: CHANGE THE WAY OF LIFE" vat deze ambitie samen [88](#page=88).
---
# Conclusies en aanbevelingen voor pediatrische oncologische therapeuten
Dit gedeelte vat de rol van de pediatrische oncologische therapeut samen, identificeert rode vlaggen in de therapie en presenteert interessante tests voor de fysieke conditie van kinderen [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91).
### 4.1 De rol van de pediatrische oncologische therapeut
De pediatrische oncologische therapeut speelt een cruciale rol in het leven van een kind met kanker. Deze therapeut wordt gezien als een creatieve partner die een belangrijke rol kan spelen in deze levensfase. Daarnaast fungeert de therapeut als een mentor en coach, een zelfverzekerde motivator en een promotor van een gezonde levensstijl [89](#page=89).
### 4.2 Rode vlaggen in therapie
Het herkennen van rode vlaggen tijdens de therapie is essentieel voor tijdige interventie en optimale patiëntenzorg. Belangrijke signalen om op te letten zijn [90](#page=90):
* **Pijn:** Elke vorm van pijn, vooral nachtelijke pijn die kan duiden op recidief, vereist aandacht [90](#page=90).
* **Osteonecrosis na hoge doses corticosteroïden:** Verhoogde alertheid is geboden bij kinderen die hoge doses corticosteroïden ontvangen, gezien het risico op osteonecrosis [90](#page=90).
* **Stressfracturen en osteoporose:** Aandacht voor de dosering van medicatie is van groot belang om stressfracturen en osteoporose te voorkomen [90](#page=90).
* **Veranderingen in motorische kwaliteit:** Zichtbare of voelbare veranderingen in de manier waarop een kind beweegt, kunnen wijzen op onderliggende problemen [90](#page=90).
* **Hoofdpijn of braken:** Deze symptomen kunnen duiden op veranderingen in de intracraniële druk [90](#page=90).
* **Rood oplichtend gebied rond een prothese en pijn:** Dit kan een teken zijn van infectie of ontsteking rondom een prothese [90](#page=90).
### 4.3 Interessante tests voor de fysieke conditie
Ter evaluatie van de fysieke conditie bij kinderen worden diverse testen gebruikt. Enkele relevante tests zijn [91](#page=91):
* **Steep ramp test:** Een test die de inspanningscapaciteit evalueert [91](#page=91).
* **Fitkids treadmill test:** Een specifieke test ontworpen voor kinderen om hun cardiorespiratoire fitheid te meten. Meer informatie hierover is te vinden via de link: [https://www.fitkids.nl/files/files/PROTOCOL%20FITKIDS%20TREADMILL%20TEST.pdf](https://www.fitkids.nl/files/files/PROTOCOL%20FITKIDS%20TREADMILL%20TEST.pdf) [91](#page=91).
**Tip:** Het regelmatig evalueren van de fysieke conditie met behulp van gestandaardiseerde tests kan helpen bij het monitoren van herstel en het aanpassen van behandelplannen [91](#page=91).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oncologische revalidatie | Een gespecialiseerde vorm van revalidatie die gericht is op het optimaliseren van de functionele status van patiënten die kanker hebben gehad, het voorkomen van secundaire effecten van de ziekte en de behandeling, en het verbeteren van de algehele levenskwaliteit. |
| Multidisciplinair team | Een groep zorgprofessionals uit verschillende disciplines, zoals artsen, psychologen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen, die samenwerken om de patiënt op een holistische manier te behandelen en te ondersteunen. |
| Holistisch | Een benadering die het individu als een geheel beschouwt, rekening houdend met fysieke, psychologische, sociale en emotionele aspecten, in plaats van alleen de specifieke ziekte of symptomen te behandelen. |
| ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een classificatiesysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie dat een gestandaardiseerd kader biedt voor het beschrijven van gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden, met de nadruk op functioneren en participatie. |
| Neurotoxiciteit | Schade aan het zenuwstelsel veroorzaakt door blootstelling aan toxische stoffen, zoals bepaalde chemotherapieën (bv. vincristine), die kan leiden tot symptomen zoals gevoelsverlies, coördinatieproblemen en pijn. |
| Myopathie | Een ziekte van de spieren, vaak veroorzaakt door medicatie zoals corticosteroïden, die leidt tot verminderde spierkracht, spieratrofie en verminderd uithoudingsvermogen. |
| Bottransplantatie (Beenmergtransplantatie) | Een medische procedure waarbij beschadigd of ziek beenmerg wordt vervangen door gezonde stamcellen, vaak gebruikt bij de behandeling van leukemie en andere bloedkankers. |
| Graft versus Host disease (GvHD) | Een complicatie na een allogene stamceltransplantatie waarbij de immuuncellen van de donor (graft) het lichaam van de ontvanger (host) aanvallen. |
| Osteosarcoom | Het meest voorkomende type botkanker, dat meestal voorkomt bij kinderen en jongvolwassenen en vaak agressief is. |
| Ewing sarcoom | Een zeldzame vorm van bot- of wekedelentumor die vaak voorkomt bij kinderen en adolescenten en agressief kan zijn. |
| Medulloblastoom | Een agressieve hersentumor die zich meestal ontwikkelt in het cerebellum (kleine hersenen) en een van de meest voorkomende kwaadaardige hersentumoren bij kinderen is. |
| Protontherapie | Een vorm van radiotherapie die protonen gebruikt om kankercellen te bestralen, met als voordeel dat het gezonde weefsel beter spaart dan conventionele bestraling. |
| KABOOST-project | Een revalidatieproject gericht op kinderen en adolescenten die oncologische behandelingen hebben ondergaan, met als doel hun fysieke conditie, levenskwaliteit en participatie te verbeteren door middel van gepersonaliseerde interventies. |
| VO2 piek | De maximale hoeveelheid zuurstof die het lichaam per minuut kan opnemen en gebruiken tijdens intensieve inspanning, een belangrijke indicator van cardiorespiratoire fitheid. |
| Droog mager gewicht (DLW) | Het totale gewicht van het lichaam exclusief vetmassa, een maatstaf voor de spiermassa en de algemene fysieke gesteldheid. |
| PedsQL | Een veelgebruikte vragenlijst om de gezondheidskwaliteit van leven (Quality of Life, QOL) bij kinderen en adolescenten te meten, inclusief aspecten als vermoeidheid en algemeen welzijn. |
| Telerehabilitatie | Het leveren van revalidatiediensten op afstand via telecommunicatietechnologieën, zoals videoconferenties, om toegang tot zorg te verbeteren. |
| Rode vlaggen in therapie | Tekenen of symptomen die wijzen op mogelijke complicaties of ernstige problemen die onmiddellijke aandacht vereisen tijdens het therapeutisch proces, zoals hevige pijn, zwelling van protheses of veranderingen in motorische kwaliteit. |
| Steep Ramp Test | Een inspanningstest die wordt gebruikt om de cardiorespiratoire conditie te evalueren, waarbij de intensiteit geleidelijk wordt verhoogd op een loopband. |