Cover
Aloita nyt ilmaiseksi 60 sec handboek deel anemie.docx
Summary
# Normale bloedaanmaak en celverloop
Bloedcellen ontwikkelen zich uit multipotente stamcellen in het beenmerg die zowel zelfvernieuwend als pluripotent zijn, wat betekent dat alle bloedlijnen eruit kunnen ontstaan.
### 1.1 Multipotente en commited progenitor cells
* **Multipotente stamcellen:**
* Kenmerken: zelfvernieuwend, pluripotent, expressie van CD34-antigeen met beperkte expressie van andere antigenen.
* Transplantatie: kunnen meerdere malen worden doorgetransplanteerd in proefdiermodellen.
* **Committed progenitor cells:**
* Kenmerken: niet meer zelfvernieuwend, pluripotente stamcellen zijn hieruit ontstaan, slechts één cellijn kan hieruit ontstaan.
* Transplantatie: kunnen bloedcellen genereren maar niet meerdere malen worden doorgetransplanteerd.
* **Cellijnen:**
* Myeloïde reeks:
* Erytroïde lijn (rode bloedcellen)
* Granulocytaire lijn (neutrofiele, eosinofiele, basofiele)
* Monocytaire lijn
* Megakaryocytaire-trombocytaire lijn
* Lymfoïde lijn:
* T-NK cellijn (T-cellen ontwikkelen in de thymus)
* B-cellijn (B-cellen produceren immunoglobulinen en ontwikkelen zich tot plasmacellen)
### 1.2 Differentiatie en uitrijping van bloedcellen
De evolutie van stamcel naar rijpe cel verloopt via celdelingen met differentiatie en uitrijping.
* **Stadiumkenmerken:** Differentiatie- en uitrijpingsstadia hebben unieke morfologische, immunofenotypische en moleculaire kenmerken.
* **Compartimenten:** Ontwikkelende bloedcellen evolueren door verschillende compartimenten in het beenmerg.
* **Colony forming units (CFU):** Vroege voorlopercellen zijn onderling niet te onderscheiden en worden gekarakteriseerd door hun potentieel om in vitro kolonies aan te maken onder stimulatie met groeifactoren (bv. CFU-E voor erytrocyten, CFU-GM voor granulocyten en monocyten, CFU-Meg voor megakaryocyten).
* **Morfologische veranderingen:**
* Toenemende grootte en differentiatie van cytoplasma (bv. hemoglobineproductie bij rode cellen, fagocytaire lysosomen bij witte cellen).
* Condensatie van kernchromatine (minder genexpressie).
* Bij erytrocyten: kern wordt pyknotisch en wordt uitgestoten.
* **Myelogram:** Een lichtmicroscopische telling van voorlopercellen in het beenmerg, gebaseerd op de zichtbare differentiatie van cytoplasma en kern.
### 1.3 Beenmergpunctie en biopsie
* **Indicaties:** Onderzoek naar de cellen en architectuur van het beenmerg.
* **Procedure:** Uitgevoerd na lokale verdoving.
* **Beenmergaspiraat:** Vanuit het sternum (manubrium sterni) of de crista iliaca. Vloeibaar merg wordt geaspireerd voor cytologisch onderzoek, flow cytometrie, cytogenetica en moleculaire diagnostiek.
* **Beenmergbiopt:** Vanuit de crista iliaca. Geeft informatie over fibrose en mergarchitectuur, nuttig bij 'dry tap' of verdenking op indolente lymfomen.
* **Onderzoek:**
* **Uitstrijkjes:** Na kleuring voor procentuele telling van voorlopers (myelogram).
* **Biopsie:** Voor beoordeling van mergarchitectuur en infiltratie.
* **Voorbereiding:** Antistolling en antiplaatjesaggregatiemedicatie dienen tijdelijk onderbroken te worden vanwege bloedingsrisico.
### 1.4 De rode bloedcel lijn (erytroïde lijn)
* **Uitrijpingsstadia:** Pro-erythroblast, basofiele erythroblast, polychromatofiele erythroblast, acidofiele erythroblast, reticulocyt, erytrocyt.
* **Productie:** Meer dan 100 miljard erytrocyten worden per 24 uur geproduceerd.
* **Reticulocyten:** Jongste erytrocyten met RNA-resten, herkenbaar gedurende ±24 uur. Normaal aantal: ±1% (25-100 x 10³/µl).
* **Levensduur:** Ongeveer 120 dagen.
* **Regulatie van celdeling:** Erytroïde percusoren delen tot een bepaalde hemoglobine (Hb) concentratie is bereikt.
* **Defecte Hb-synthese (bv. ijzertekort, Hb-opathie):** Verdere deling leidt tot kleinere rode bloedcellen (microcytose).
* **DNA-synthesestoornissen (bv. foliumzuur-, B12-tekort):** Eerder bereiken van Hb-concentratie leidt tot grotere rode bloedcellen (macrocytose).
* **Hematocriet (Hct):** Procentueel volume van rode bloedcellen in 100 ml bloed.
* **Verlaagd:** Anemie.
* **Verhoogd:** Polyglobulie of polycythemie.
### 1.5 De witte bloedcel lijn (leukocytaire lijn)
* **Definitie:** Verzamelnaam voor diverse celtypes: myeloïde granulocyten (neutrofielen, basofielen, eosinofielen), monocyten, lymfoïede cellen (B-cellen, T-cellen, NK-cellen).
* **Uitrijpingsstadia granulocyt:** Myeloblast, promyelocyt, myelocyt, metamyelocyt, staafkernige, segmentkernige.
* **Perifeer bloed:** Alleen segmentkernige en sporadisch staafkernige komen in het bloed.
* **Levensduur in bloed:** Enkele uren (7-10 uur).
* **Productie:** Continue aanvoer uit beenmerg (>100 miljard cellen per 24 uur).
* **Waarden:**
* **Verlaagd (leukopenie):** Vaak door granulocytopenie (neutropenie) of lymfopenie. Moet altijd samen met procentuele differentiatie ('formule') geïnterpreteerd worden.
* **Verhoogd (leukocytose):** Neutrofilie, lymfocytose, monocytose.
### 1.6 De trombocytaire cellijn
* **Ontstaan:** Fragmentering van cytoplasma van rijpe megakaryocyten in het beenmerg.
* **Waarden:**
* **Verlaagd (trombocytopenie).**
* **Verhoogd (trombocytose).**
### 1.7 Myelogram en normale waarden in het perifeer bloed
* **Myelogram:** Procentuele telling van witte en rode voorlopers in het beenmerg (totaal 100%). Geeft informatie over de uitrijping in het beenmerg.
* **Myeloïde/erytroïde verhouding:** Geeft dominantie van één lijn aan.
* **Beenmerg vs. Perifeer bloed:** Meer WBC voorlopers in beenmerg dan RBC, ondanks hogere RBC-aantallen in bloed, vanwege kortere levensduur van WBC.
### 1.8 Uitrijpingsafwijkingen: de basis van bloedziekten
* **Balans:** Aantal cellen in een stadium is afhankelijk van instroom (deling, differentiatie) en uitstroom (perifeer bloed, apoptose).
* **Pyramidale uitrijping:** Vroege, snel delende voorlopers zijn minder vertegenwoordigd dan meer uitgerijpte precursoren.
* **Differentiatiestop:** Leidt tot sterke overgroei van jonge precursoren (bv. acute leukemie).
* **Compartimentsverschuivingen:** Verstoringen in de doorstroming leiden snel tot compartimentsverschuivingen, wat de basis is van veel bloedziekten.
* **Cytopenie (tekort aan cellen):**
* Oorzaken: Verminderde instroom (bv. toxische onderdrukking beenmerg) en/of verhoogde afbraak (bv. lymfopenie door HIV).
* **Pancytopenie:** Tekort aan alle drie de cellijnen (bv. bij hypersplenisme).
* **Overgroei (teveel aan cellen):**
* Oorzaken: Verhoogde instroom en/of verminderde uitstroom.
* **Acute leukemie:** Rijpingsstop op vroege myeloblastniveau met snelle proliferatie.
* **Indolente lymfomen:** Accumulatie van B-cellen door mutaties in apoptose-regulerende genen.
* **Regulatie:** Compartimentsovergang wordt geregeld door epigenetische factoren, beenmergmicro-omgeving en groeifactoren. Mergproductie kan tot 8-10 keer hoger zijn dan normaal bij verhoogde stimulatie.
* **Verstoringen:** Vaak gevolg van schade aan het genoom van stam- of voorlopercellen of epigenetische deregulatie.
* **Samenvatting bloedziekten:**
1. **Tekort in één of meerdere cellijnen:** Anemie (rode lijn), leukopenie (witte lijn), trombopenie (plaatjes). Pancytopenie (3 lijnen). **Aplasie:** tekort aan voorlopers in het merg. Oorzaken: verminderde productie, meer afbraak, verlies.
2. **Overmaat in één of meer lijnen:** Polycythemie (rode bloedcellen), leukocytose (witte bloedcellen), essentiële trombocytose (plaatjes). **Myelofibrose:** teveel fibroblasten in merg. **Myeloproliferatieve neoplasmata (MPN):** samengestelde beelden van meerdere lineages.
3. **Compartimentsverschuivingen in differentiatie:**
* **Myelodysplasie:** myeloïde jonge voorlopers rijpen niet uit.
* **Acute leukemie:** myeloïde jonge voorlopers prolifereren overmatig zonder te differentiëren.
* **Agressieve lymfomen:** differentiërende lymfocyten prolifereren overmatig.
* **Indolente lymfomen:** differentiërende lymfocyten gaan onvoldoende in apoptose.
* **Myeloom:** overgroei van plasmacellen in het merg.
### 1.9 Anemie
* **Functie RBC:** Zuurstoftransport via hemoglobine.
* **Parameters:** Aantal RBC/µl, Hb-concentratie (g/dl), hematocriet (Hct).
* **Indices:** MCV (mean cellular volume), MCH (mean corpuscular Hb), MCHC (MCH/MCV).
* **Oorzaken:** Verminderde aanmaak, verhoogde afbraak, verlies.
* **Diagnostiek:**
* **MCV en reticulocytose:** Bepalend voor differentiaaldiagnose.
* **Microcytair:** Probleem in cytoplasma-ontwikkeling (Hb-synthese).
* **Normocytair:** Probleem buiten specifieke cytoplasmatische of nucleaire factoren (acuut verlies, hemolyse, gebrek aan groeifactor).
* **Macrocytair:** Probleem in kernuitrijping (nucleotidesynthese, verworven genetische schade).
* **Kliniek:** Moeheid, zwakte, duizeligheid, kortademigheid, hartkloppingen, bleekheid, tachycardie.
* **Microcytaire anemie:**
* **Ferriprieve anemie (ijzertekort):** Onvoldoende ijzer.
* **Anemie van chronische ziekte:** IJzer wordt weerhouden in reticulo-endotheliaal systeem.
* **Sideroblastenanemie:** IJzer kan niet ingebouwd worden in voorlopercellen.
* **Hemoglobineproblemen (thalassemie, hemoglobinopathieën):** Aangeboren afwijkingen in Hb-structuur.
* **Ijzer:**
* **Reserves:** Ongeveer 3 gram, verdeeld over lichaam.
* **Opname:** Via voeding, gereguleerd door hepcidine. Geen actief uitscheidingsmechanisme.
* **Ferriprieve anemie oorzaken:** Bloedverlies, verhoogde ijzernood, verminderde absorptie, onvoldoende inname.
* **Behandeling:** Oorzaak opsporen, ijzersuppletie (oraal of intraveneus).
* **Functioneel ijzertekort:** Serum Fe verlaagd, ferritine normaal/verhoogd. Komt voor bij anemie van chronische ziekte.
* **Sideroblastenanemie:** IJzer stapelt in mitochondria rond kern erytroblasten (ringsideroblasten). Oorzaken: loodintoxicatie, INH, vitamine B6 tekort, myelodysplasie.
* **Microcytaire anemie (non-ferro):**
* **Thalassemie:** Aangeboren afwijking in tetramere samenstelling van Hb. Alfa- en beta-thalassemie, met variërende ernst (minor, intermedia, major). Diagnose met Hb-elektroforese.
* **Structuur hemoglobinopathieën:** Puntmutaties met substitutie van aminozuur (bv. HbS - sikkelcelanemie). Geografisch en etnisch verspreid.
* **Sikkelcelanemie (drepanocytose):**
* **Oorzaak:** Puntmutatie in $\beta$-keten van Hb (HbS).
* **Gevolgen:** Sikkelvormige rode bloedcellen, occlusie in microcirculatie, schade en infarcering.
* **Kliniek:** Wisselende crises (pijn, icterus, orgaanschade), chronische schade (infecties, ulcera, nierinsufficiëntie).
* **Diagnose:** Hb-elektroforese.
* **Behandeling:** Vermijden van uitlokkende factoren, zuurstof, hydratie, pijnstilling, hydroxy-ureum, crizanlizumab.
* **Normocytaire anemie:**
* **Oorzaken:** Acuut verlies, hemolyse, gebrek aan algemene groeifactor (erytropoëtine).
* **Gebrek aan erytropoëtine (Epo):** Nierfalen, behandeling met recombinant Epo. Hypothyreose, hypogonadisme.
* **Hemolytische anemie:** Afbraak van rode bloedcellen (intra- of extravasculair). Kenmerken: verhoogd aantal reticulocyten, gestegen bilirubine en LDH.
* **Aangeboren:** Corpusculair (sferocytose, elliptocytose), hemoglobinopathieën, enzymdefecten (bv. G6PDHase deficiëntie).
* **Verworven:** Mechanisch (hartkleppen), marshemoglobinurie, paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH), immuun (allo-antistoffen, auto-antistoffen, drug-induced).
* **Diagnose immuun hemolyse:** Coombs-test.
* **Macrocytische anemie:** Probleem in kernuitrijping.
* **Vitamine afhankelijke macrocytaire anemie:** Tekort aan foliumzuur of vitamine B12.
* **Vitamine B12 metabolisme:** Opname via intrinsic factor in het ileum. Essentieel voor DNA-synthese.
* **Vitamine B12 tekort oorzaken:** Dieet (veganisten), pernicieuze anemie, gastrectomie, ileumresectie, bacteriële overgroei.
* **Pernicieuze anemie:** Auto-immuniteit tegen pariëtale cellen of intrinsic factor. Leidt tot achlorhydrie, glossitis, neurologische symptomen.
* **Diagnose en aanpak B12 tekort:** Hoge MCV, pancytopenie, verhoogd LDH. Behandeling intramusculair.
* **Foliumzuur:** Essentieel voor DNA-synthese. Lichaamsreserve 10 mg, tekort na 1 maand zonder inname.
* **Foliumzuurtekort oorzaken:** Nutritioneel, malabsorptie, antifolaat medicatie, verhoogde nood (zwangerschap).
* **Kliniek en behandeling:** Macrocytische anemie, mondulcera. Behandeling oraal.
* **Vitamine onafhankelijke macrocytose:** Myelodysplasie, merginfiltratie, chemotherapie, alcoholisme.
* **Valse macrocytose:** Door agglutinatie van rode bloedcellen (bv. koude agglutinines).
### 1.10 Bloedgroepen en neonatale bloedgroepincompatibiliteit
* **Bloedgroepsystemen:** ABO, Rhesus (Rh), Duffy, Kell, I, Kidd.
* **ABO-systeem:** Antistoffen (agglutinines) gevormd tegen bloedgroep die men zelf niet heeft (bv. O-drager vormt anti-A en anti-B).
* **Rhesusfactor:** Peptide-antigeen, geen spontane, wel induceerbare antistoffen. Rh-negatieve moeder en Rh-positief kind kan leiden tot immunisatie en impact op volgende zwangerschap (anti-D profylaxe).
* **Neonatale bloedgroepincompatibiliteit:** Kan leiden tot hemolytische ziekte van de pasgeborene.
### 1.11 Belang van beenmergonderzoek
* **Myelogram:** Essentieel voor het diagnosticeren van stoornissen in de bloedaanmaak, zoals leukemie, myelodysplastisch syndroom, en de evaluatie van de verhouding tussen de myeloïde en erytroïde lijnen.
* **Biopsie:** Biedt cruciale informatie over de architectuur van het beenmerg, fibrose en infiltratie door maligne cellen, wat niet altijd uit een aspiraat kan worden afgeleid.
### 1.12 Belang van reticulocyten en indices
* **Reticulocyten:** Een maat voor de actuele aanmaak van rode bloedcellen door het beenmerg. Een verhoogd aantal duidt op een respons op anemie of bloedverlies, terwijl een laag aantal kan wijzen op een probleem in de beenmergstimulatie of -functie.
* **Indices (MCV, MCH, MCHC):** Helpen bij het indelen van anemieën op basis van de grootte en hemoglobine-inhoud van de rode bloedcellen, wat leidt tot een gerichte differentiaaldiagnose.
### 1.13 Concept van compartimentsverschuivingen
* **Fundamenteel principe:** Bloedziekten ontstaan vaak door verstoringen in de normale doorstroming en differentiatie van bloedcellen door de verschillende compartimenten in het beenmerg.
* **Gevolgen:** Ophoping van jonge voorlopers (bv. bij leukemie), verminderde aanmaak van rijpe cellen (bv. bij myelodysplasie), of accumulatie van abnormale celpopulaties (bv. bij lymfomen).
### 1.14 De rol van groeifactoren en micro-omgeving
* **Groeifactoren:** Cruciaal voor de regulatie van celproliferatie en differentiatie binnen de bloedlijnen. Verhoogde productie kan de mergproductie significant stimuleren.
* **Micro-omgeving:** De niche van stamcellen en progenitorcellen in het beenmerg, inclusief stromacellen, matrixmoleculen en oplosbare factoren, speelt een vitale rol in het behoud van de hematopoëse en de regulatie van celdifferentiatie.
> **Tip:** Begrip van de normale bloedaanmaak is essentieel om pathologische processen te kunnen herkennen en diagnosticeren. Visualiseer de verschillende stadia van celontwikkeling en de kenmerken van elke lijn.
> **Tip:** De termen 'microcytair', 'normocytair' en 'macrocytair' zijn fundamenteel voor de classificatie van anemieën. Koppel deze termen aan de onderliggende oorzaken (Hb-synthese vs. kernrijping).
> **Tip:** De ijzerstofwisseling is complex. Onthoud de belangrijkste regulatoire eiwitten zoals hepcidine en ferroportine, en de gevolgen van hun disfunctie.
> **Tip:** Hemoglobinopathieën, zoals thalassemie en sikkelcelanemie, zijn wereldwijd belangrijke erfelijke bloedziekten met specifieke klinische presentaties en genetische achtergronden.
> **Tip:** Verworven hemolytische anemieën vereisen een zorgvuldige analyse, inclusief immunologische tests (Coombs-test), om de oorzaak te achterhalen en de juiste behandeling in te stellen.
---
# Beenmergpunctie en biopsie
Beenmergpunctie en biopsie zijn diagnostische procedures die waardevolle informatie verschaffen over de bloemaanmaak en de architectuur van het beenmerg.
### 2.1 Indicaties en locaties
Beenmergpunctie en biopsie worden uitgevoerd om verschillende redenen, waaronder het diagnosticeren van hematologische aandoeningen, het beoordelen van de mate van beenmergfibrose, en het evalueren van infiltratie door maligniteiten.
* **Beenmergaspiraat:**
* Kan worden verkregen uit het sternum (borstbeen) of de crista iliaca (heupkam).
* Geeft informatie over de cellulaire samenstelling van het beenmerg, geschikt voor cytologisch onderzoek, flowcytometrie, cytogenetica en moleculaire diagnostiek.
* **Botbiopt:**
* Wordt uitsluitend verkregen uit de crista iliaca.
* Is essentieel voor het beoordelen van de beenmergarchitectuur, de aanwezigheid van fibrose, en infiltratie door maligniteiten, met name bij een "dry tap" (geen aspiratie mogelijk) in het sternum.
### 2.2 Procedures en sensaties
Beide procedures worden onder lokale verdoving uitgevoerd, wat het ongemak minimaliseert, hoewel het aspireren van beenmerg een kortdurend vacuümgevoel in het bot kan veroorzaken dat als onaangenaam tot pijnlijk wordt ervaren. Bij een botbiopt kan het geleidingsgevoel van de manipulatie van het bot eveneens ongemak veroorzaken.
* **Sternumpunctie:**
* Uitvoering: Na lokale verdoving wordt geprikt in het manubrium sterni.
* Techniek: Na verdoving wordt een naald ingebracht, de mandrin wordt verwijderd en vervolgens wordt er geaspireerd.
* **Cristapunctie (aspiraat en botbiopt):**
* Uitvoering: De punctie wordt uitgevoerd bij de spina iliaca posterior superior.
* Techniek: Zowel een beenmergaspiraat als een botbiopt kunnen hier worden verkregen.
### 2.3 Informatie verkregen
Het geaspireerde beenmerg wordt gebruikt voor diverse onderzoeken:
* **Uitstrijkjes:** Na kleuring wordt een procentuele telling van de verschillende rode en witte bloedcelvoorlopers uitgevoerd. Dit wordt het **myelogram** genoemd en geeft inzicht in de uitrijping van de bloedcellen.
* **Flowcytometrie:** Gebruikt om celoppervlaktemarkers te analyseren en celpopulaties te kwantificeren.
* **Cytogenetica:** Onderzoek naar chromosomale afwijkingen.
* **Moleculaire diagnostiek:** Analyse van DNA en RNA voor specifieke genetische afwijkingen.
Een botbiopt is cruciaal voor het beoordelen van de weefselarchitectuur, de mate van fibrose, en de aanwezigheid van infiltraten.
### 2.4 Risico's
Bij een botbiopt is er een verhoogd risico op nabloedingen. Het gebruik van antistollings- en antiplaatjesaggregatiemedicatie dient daarom tijdelijk te worden onderbroken.
---
# Uitraipingsafwijkingen en bloedziekten
Verstoringen in de differentiatie en uitrijping van bloedcellen vormen de basis van diverse bloedziekten, gekenmerkt door tekorten (cytopenieën) of overgroei (proliferaties) in één of meerdere bloedcelcomponenten.
### 3.1 Basisprincipes van bloedcelvorming en uitrijping
Bloedcellen ontstaan uit pluripotente stamcellen in het beenmerg. Deze stamcellen kunnen zichzelf vernieuwen en differentiëren tot alle bloedcel-lijnen, waaronder de myeloïde (erythroïde, granulocytaire, monocytaire, megakaryocytaire-trombocytaire) en de lymfoïde reeks. De differentiatie verloopt via voorlopercellen (committed progenitor cells) die niet meer tot zelfvernieuwing in staat zijn en zich slechts tot één specifieke cel-lijn kunnen ontwikkelen.
De evolutie van stamcel naar rijpe bloedcel omvat meerdere uitrijpingsstadia. Deze stadia worden gekenmerkt door veranderingen in de celgrootte, de differentiatie van het cytoplasma (bijvoorbeeld toename van hemoglobine in erytroïde cellen) en de condensatie van het kernchromatine. Uiteindelijk wordt de kern, in het geval van rode bloedcellen, uitgestoten. Deze differentiatie- en uitrijpingsstadia kunnen morfologisch, immunofenotypisch en moleculair worden onderscheiden. Alleen de rijpe cellen bevinden zich onder normale omstandigheden in het bloed; de eerdere stadia zijn te bestuderen in het beenmerg.
#### 3.1.1 Kolonie-vormende eenheden (Colony Forming Units - CFU)
Vroege voorlopercellen, hoewel morfologisch niet te onderscheiden, kunnen in vitro onder invloed van groeifactoren kolonies van specifieke bloedcellen vormen. Men spreekt hierbij van:
* **CFU-E**: Kolonies van rode bloedcellen.
* **CFU-GM**: Kolonies van granulocyten en monocyten.
* **CFU-G**: Kolonies van granulocyten.
* **CFU-Meg**: Kolonies van megakaryocyten.
#### 3.1.2 Myelogram
Het myelogram is een kwantitatieve analyse van de verschillende voorlopercellen in het beenmerg, uitgedrukt als percentages. Het geeft inzicht in de mate van uitrijping en de verhoudingen tussen de verschillende bloedcel-lijnen (myeloïde/erythroïde verhouding). Hoewel er meer rode bloedcellen in het bloed zijn, zijn er procentueel meer witte bloedcel voorlopers in het beenmerg vanwege hun kortere levensduur.
#### 3.1.3 Beenmergpunctie en biopsie
Voor het verkrijgen van beenmergweefsel worden beenmergpunctie (aspiratie van vloeibaar merg) en botbiopsie (vast weefsel) uitgevoerd, meestal ter hoogte van het sternum of de crista iliaca. Deze procedures leveren diagnostische informatie op voor cytologisch, flowcytometrisch, cytogenetisch en moleculair onderzoek. Een botbiopsie is essentieel voor de beoordeling van de mergarchitectuur, bijvoorbeeld bij fibrose of infiltratie door maligniteiten.
### 3.2 Verstoorde uitrijping en bloedziekten
De normale celproductie is een dynamisch proces waarbij de instroom uit minder rijpe stadia en de uitstroom naar meer gedifferentieerde compartimenten (bloed, geprogrammeerde celdood - apoptose) in balans zijn. De vroege, snel delende voorlopers zijn minder talrijk dan de meer uitgerijpte precursoren, wat resulteert in een piramidale uitrijpingsstructuur.
#### 3.2.1 Differentiatiestoornissen
Een stop in de differentiatie (differentiatiestop) kan leiden tot een sterke overgroei van jonge precursoren, zoals bij acute leukemie. Verstoringen in de doorstroming van cellen, gezien de enorme dagelijkse celproductie ($10^{11}$ rode of witte bloedcellen per 24 uur), leiden snel tot compartimentsverschuivingen en vormen de basis van veel bloedziekten.
#### 3.2.2 Tekorten (Cytopenieën)
Tekorten aan bloedcellen ontstaan door:
* **Verminderde instroom**: Bijvoorbeeld door toxische onderdrukking van het beenmerg.
* **Verhoogde afbraak**: Bijvoorbeeld door verhoogde apoptose van lymfocyten bij HIV.
Wanneer alle drie de cel-lijnen zijn aangedaan, spreekt men van **pancytopenie**, wat kan voorkomen bij bijvoorbeeld hypersplenisme.
#### 3.2.3 Overgroei (Proliferaties)
Overgroei ontstaat door:
* **Verhoogde instroom**: Meer celdeling.
* **Verminderde uitstroom**: Minder celafvoer of celdood.
Acute leukemie ontstaat bijvoorbeeld door een rijpingsstop op zeer vroege myeloïde voorlopers, gevolgd door snelle proliferatie die het beenmerg overwoekert. Indolente lymfomen kunnen ontstaan door accumulatie van B-cellen met mutaties in genen die apoptose reguleren.
#### 3.2.4 Regulatie van celcompartimenten
De overgang tussen celcompartimenten via differentiatie wordt geregeld door epigenetische factoren, de beenmergmicro-omgeving en groeifactoren. Verhoogde groeistimulatie kan de mergproductie en afgifte van een cellijn tot 8-10 keer verhogen. Verstoringen zijn vaak het gevolg van schade aan het genoom van stam- of voorlopercellen of van epigenetische deregulatie.
#### 3.2.5 Samenvatting van bloedziekten door uitraipingsafwijkingen
Bloedziekten kunnen samengevat worden als:
1. **Tekort in één of meerdere cellijnen**:
* **Anemie**: Tekort aan rode bloedcellen.
* **Leukopenie**: Tekort aan witte bloedcellen.
* **Trombocytopenie**: Tekort aan trombocyten.
* **Pancytopenie**: Tekort in alle drie de lijnen.
* **Aplasie**: Tekort aan voorlopers in het beenmerg.
Deze tekorten zijn gevolg van verminderde productie, verhoogde afbraak of verlies.
2. **Teveel in één of meerdere lijnen**:
* **Polyglobulie/Polycythemie**: Teveel rode bloedcellen.
* **Leukocytose**: Teveel witte bloedcellen (bv. chronische leukemie).
* **Essentiële trombocytose**: Teveel trombocyten.
* **Myelofibrose**: Teveel fibroblasten in het beenmerg.
* **Myeloproliferatieve neoplasmata (MPN)**: Aandoeningen met overgroei in meerdere lineages.
3. **Compartimentsverschuivingen in de differentiatie**:
* **Myelodysplasie**: Onrijpe myeloïde voorlopers die niet uitrijpen.
* **Acute leukemie**: Overmatige proliferatie van ongedifferentieerde myeloïde voorlopers.
* **Agressieve lymfomen**: Overmatige proliferatie van differentiërende lymfocyten.
* **Indolente lymfomen**: Lymfocyten die onvoldoende apoptose ondergaan.
* **Myeloom**: Overgroei van plasmacellen in het beenmerg.
### 3.3 Anemie (bloedarmoede)
Anemie is een tekort aan rode bloedcelmassa. De diagnose wordt gesteld op basis van het aantal rode bloedcellen, hemoglobineconcentratie ($Hb$) en hematocriet ($Hct$), aangevuld met indices zoals $MCV$ (mean corpuscular volume), $MCH$ (mean corpuscular hemoglobin) en $MCHC$ (mean corpuscular hemoglobin concentration). Anemie kan ontstaan door verminderde aanmaak, verhoogde afbraak of bloedverlies.
#### 3.3.1 Oorzaken en classificatie van anemie
De oorzaak van anemie wordt vaak bepaald door de $MCV$ en de reticulocytose:
* **Microcytaire anemie**: Kleine rode bloedcellen ($MCV$ verlaagd). Ontstaat door een tekort aan bouwstenen voor hemoglobine, zoals ijzertekort (ferriprieve anemie, anemie van chronische ziekte, sideroblasten anemie) of problemen met hemoglobinesynthese (thalassemie, hemoglobinopathieën). De reticulocytose is meestal verlaagd bij ijzertekort en verhoogd bij hemoglobine-afwijkingen.
* **Normocytaire anemie**: Rode bloedcellen met een normaal volume ($MCV$ normaal). Ontstaat door acute bloeding, gebrek aan groeifactoren (bv. erytropoëtine, $EPO$) of hemolyse. Kenmerkend is een verhoogde reticulocytose bij bloeding en hemolyse, en een verlaagde reticulocytose bij gebrek aan $EPO$.
* **Macrocytare anemie**: Grote rode bloedcellen ($MCV$ verhoogd). Ontstaat door stoornissen in de nucleïnsynthese (vitamine B12 of foliumzuur tekort) of door verworven genetische schade zoals bij myelodysplasie, beenmerginfiltratie, of alcoholisme.
#### 3.3.2 Anemie door ijzertekort (Ferriprieve anemie)
Ferriprieve anemie is de meest voorkomende oorzaak van microcytaire, hypochrome anemie. Het ontstaat door een tekort aan ijzer, wat leidt tot verminderde hemoglobinesynthese.
* **Klinische presentatie**: Algemene anemie klachten (vermoeidheid, zwakte), koilonychia (lepeltjesnagels), gladde tong, glossitis, ragaden.
* **Laboratoriumbevindingen**: Lage $MCV$ en $MCHC$, laag serumijzer, laag ferritine (indicatie van ijzervoorraad). Ferritine kan echter verhoogd zijn bij inflammatie (anemie van chronische ziekte).
* **Behandeling**: Opsporen en behandelen van de oorzaak (bv. bloedverlies), ijzersuppletie per os of intraveneus.
#### 3.3.3 Anemie door hemoglobineafwijkingen (Thalassemie en Sikkelcelanemie)
* **Thalassemie**: Aangeboren afwijkingen in de aanmaak van hemoglobineketens (alfa- of bèta-ketens). Leidt tot microcytaire anemie met verhoogde reticulocytose. Ernst varieert van asymptomatisch (thalassemie minor) tot ernstige transfusie-afhankelijke anemie (thalassemie major).
* **Sikkelcelanemie (drepanocytose)**: Een puntmutatie in de bèta-keten veroorzaakt hemoglobine S ($HbS$), dat onder hypoxie kristalliseert en rode bloedcellen sikkelvormig maakt. Dit leidt tot microcirculatoire occlusies, pijncrises, orgaanschade en hemolytische anemie.
#### 3.3.4 Hemolytische anemie
Hemolytische anemie is het gevolg van versnelde afbraak van rode bloedcellen, zowel intravasculair als extravasculair. Kenmerken zijn verhoogde reticulocytose, verhoogd indirect bilirubine, verlaagd haptoglobine en verhoogd $LDH$.
* **Aangeboren hemolytische anemie**:
* **Corpusculair**: Afwijkingen in de rode bloedcelmembraan (bv. sferocytose, elliptocytose) of enzymdefecten (bv. G6PDHase deficiëntie).
* **Hemoglobinopathieën**: Thalassemie en sikkelcelanemie.
* **Verworven hemolytische anemie**:
* **Niet-immuun gemedieerd**: Mechanische schade (hartkleppen), marshemoglobinurie, paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie ($PNH$).
* **Immuun gemedieerd**: Door allo-antistoffen (transfusie, neonataal) of auto-antistoffen (auto-immuunziekten, medicatie-geïnduceerd). Diagnose met de Coombs-test.
#### 3.3.5 Macrocytare anemie
Macrocytose duidt op problemen in de kernuitrijping van rode bloedcelvoorlopers.
* **Vitamine-afhankelijke macrocytare anemie**: Tekort aan vitamine B12 of foliumzuur. Beide vitaminen zijn cruciaal voor de nucleïnsynthese.
* **Vitamine B12 tekort**: Kan ontstaan door dieet (veganisten), verminderde absorptie (pernicieuze anemie, gastrectomie, ileumresectie) of malabsorptie. Symptomen kunnen ook neurologisch zijn.
* **Foliumzuurtekort**: Vaak door dieet, alcoholisme, verhoogde behoefte (zwangerschap) of medicatie.
* **Vitamine-onafhankelijke macrocytose**: Myelodysplasie, beenmerginfiltratie, alcoholisme, chemotherapie.
### 3.4 Leukopenie en Leukocytose
* **Leukopenie**: Een verlaagd aantal witte bloedcellen, vaak door tekort aan granulocyten (neutropenie) of lymfocyten (lymfopenie).
* **Leukocytose**: Een verhoogd aantal witte bloedcellen (bv. neutrofilie, lymfocytose), wat kan wijzen op infectie, inflammatie of maligniteit.
### 3.5 Trombocytopenie en Trombocytose
* **Trombocytopenie**: Een verlaagd aantal trombocyten, verhoogt het bloedingsrisico.
* **Trombocytose**: Een verhoogd aantal trombocyten, kan wijzen op een myeloproliferatieve aandoening of reactief zijn.
### 3.6 Pancytopenie
Pancytopenie is een combinatie van anemie, leukopenie en trombocytopenie, wat duidt op een ernstige disfunctie van het beenmerg. Oorzaken kunnen onder andere aplastische anemie, myelodysplastische syndromen, beenmerginfiltratie of hypersplenisme zijn.
### 3.7 Belang van Differentiatie en Uitrijping
De processen van differentiatie en uitrijping zijn fundamenteel voor het behoud van een gezonde bloedcelpopulatie. Verstoringen op enig niveau van dit proces, of het nu gaat om de instroom, de proliferatie, de differentiatie zelf of de uitstroom (inclusief apoptose), kunnen leiden tot een breed scala aan hematologische ziekten. De analyse van de celvoorlopers in het beenmerg (myelogram) en de kenmerken van de bloedcellen in het perifere bloed zijn cruciaal voor de diagnose en het ophelderen van de pathofysiologie van deze aandoeningen.
---
# Anemie: oorzaken en types
Anemie, of bloedarmoede, is een tekort aan rode bloedcelmassa en ontstaat door verminderde aanmaak, verhoogde afbraak of door verlies van rode bloedcellen.
### 4.1 Pathofysiologie van anemie
De hoofdfunctie van rode bloedcellen (RBC) is het transport van zuurstof, gefaciliteerd door hemoglobine (Hb). Anemie wordt praktisch gemeten aan de hand van drie parameters: het aantal RBC/µl, de hemoglobineconcentratie (g/dl) en het hematocriet (Hct, procentueel volume van RBC in volbloed). Hieruit worden de indices MCV (mean cellular volume), MCH (mean corpuscular Hb) en MCHC (mean corpuscular Hb concentration) berekend.
Het uitstoten van de kern door rode bloedcelvoorlopers, die zich in het beenmerg ontwikkelen, wordt bepaald door het bereiken van een adequate ijzerconcentratie in het cytoplasma.
* Bij defecten in de hemoglobinesynthese (bv. ijzertekort, Hb-opathieën) delen de cellen langer door, wat resulteert in kleinere, **microcytaire** rode bloedcellen.
* Bij stoornissen in de DNA-synthese (bv. foliumzuur-, B12-tekort) wordt de hemoglobineconcentratie vroeger bereikt, wat leidt tot grotere, **macrocytaire** rode bloedcellen.
* Wanneer deze processen normaal verlopen, ontstaan **normocytaire** rode bloedcellen.
Het aantal reticulocyten (jonge RBC met RNA-resten) is een belangrijke indicator van de beenmergactiviteit en helpt bij de differentiaaldiagnose op basis van MCV.
### 4.2 Kliniek van anemie
De symptomen van anemie zijn gerelateerd aan een verminderde zuurstoftransport:
* Moeheid bij inspanning
* Algemeen zwaktegevoel
* Duizeligheid bij rechtop komen
* Kortademigheid bij inspanning
* Hartkloppingen
* Hoofdpijn, oorsuizen
* Sneller koud hebben, koude handen
* Verergering van bestaande cardiovasculaire beperkingen (bv. angina, claudicatio, hartfalen)
De ziektetekens (wat de arts ziet) kunnen direct veroorzaakt zijn door de anemie (bv. bleekheid van huid, conjunctiva, mondmucosa; tachycardie) of door de onderliggende oorzaak van de anemie (bv. broos haar/nagels bij ijzertekort, icterus bij hemolyse, botafwijkingen bij aangeboren anemie).
### 4.3 Differentiaaldiagnose van anemie
De differentiaaldiagnose van anemie kan op twee manieren benaderd worden: pathofysiologisch (aanmaaktekort, verlies, afbraak) of praktisch op basis van het celvolume (microcytair, normocytair, macrocytair).
#### 4.3.1 Microcytaire anemie
Microcytaire anemie ontstaat wanneer de ontwikkeling van het cytoplasma van rode voorlopers achterblijft op de kernontwikkeling, meestal door een probleem met de hemoglobinesynthese.
**Oorzaken van microcytaire anemie:**
* **Ijzertekort (ferriprieve anemie):** Onvoldoende ijzer beschikbaar voor de vorming van hemoglobine.
* **Oorzaken:** Bloedverlies (acuut/chronisch GI, urinair, gynaecologisch), verhoogde ijzernood (zwangerschap, groei), verminderde absorptie (gastrectomie, malabsorptie), onvoldoende inname.
* **Kliniek:** Algemene anemieklachten, koilonychia (lepeltjesnagels), gladde tong, ragaden.
* **Lab:** Verlaagd MCV en MCHC (hypochroom), verlaagd serumijzer, verlaagde transferrinesaturatie, verlaagd ferritine (indicatie ijzerreserve, maar ook een acute fase-eiwit). Target cells (schietschijfcellen) kunnen zichtbaar zijn.
* **Behandeling:** Opsporen en behandelen van de oorzaak; ijzersuppletie (oraal of intraveneus).
* **Anemie van chronische ziekte (functioneel ijzertekort):** IJzer is aanwezig, maar wordt weerhouden in het reticulo-endotheliaal systeem door verhoogde hepcidineproductie, gestimuleerd door inflammatie.
* **Oorzaken:** Chronische infecties, maligniteiten, auto-immuunziekten.
* **Lab:** Verlaagd serumijzer, normaal tot verhoogd ferritine.
* **Sideroblastenanemie:** IJzer kan de rode voorlopercellen bereiken, maar kan door een defect niet worden ingebouwd in hemoglobine, waardoor het zich ophoopt in de mitochondria.
* **Lab:** Ringsideroblasten (ijzerkleuring van beenmerg toont ijzer rond de kern).
* **Oorzaken:** Loodintoxicatie, medicatie (isoniazide), vitamine B6-tekort, myelodysplasie.
* **Hemoglobinopathieën (met gestegen reticulocyten):**
* **Thalassemie:** Aangeboren defecten in de - of -globineketens van hemoglobine.
* **Kliniek:** Variërende graad van anemie, botmisvormingen (door expansie van rood beenmerg), hepatosplenomegalie, ijzeroverstapeling (door massieve erytropoëse en transfusies).
* **Lab:** Fors microcytair bloedbeeld met hoge reticulocytose. Diagnose bevestigd met Hb-elektroforese.
* **Structuur hemoglobinopathieën:** Puntmutaties in de globineketens.
* **Sikkelcelanemie (drepanocytose):** Mutatie in de -keten (HbS). Gevoelig voor hypoxie, waardoor RBC sikkelvormig worden en de microcirculatie blokkeren.
* **Kliniek:** Wisselende anemie, vaso-occlusieve crises (pijn, orgaaninfarcten), chronische schade (ulceraties, nierfalen, blindheid), hyposplenisme.
* **Lab:** Diagnose bevestigd met Hb-elektroforese.
* Andere varianten: Hb C, D, E.
#### 4.3.2 Normocytaire anemie
Normocytaire anemie treedt op wanneer de anemie niet specifiek gerelateerd is aan cytoplasmatische of nucleaire defecten, maar eerder aan algemene factoren.
**Oorzaken van normocytaire anemie:**
* **Acuut verlies:** Onmiddellijk na een bloeding voordat compensatiemechanismen van het beenmerg optreden.
* **Gebrek aan algemene groeifactor (met lage reticulocyten):**
* **Tekort aan erythropoëtine (Epo):** Onvoldoende Epo-productie bij nierfalen.
* **Hypothyroïdie.**
* **Hypogonadisme.**
* **Hemolytische anemie (met verhoogde reticulocyten):** Verhoogde afbraak van rode bloedcellen.
* **Intravasculaire hemolyse:** Directe lyseren van RBC (bv. malaria, sikkelcelanemie). Leidt tot hemoglobinurie en ijzerverlies.
* **Extravasculaire hemolyse:** RBC met antilichamen worden herkend en verwijderd door het reticulo-endotheliaal systeem (RES).
* **Lab (beide vormen):** Verhoogd aantal reticulocyten, verhoogd niet-geconjugeerd bilirubine en LDH, verlaagd haptoglobine. Urobilinurie (beide), hemoglobinurie (alleen intravasculair).
#### 4.3.3 Macrocytaire anemie
Macrocytose treedt op bij problemen in de kernrijping van rode bloedcelvoorlopers, door stoornissen in de nucleotidesynthese of verworven genetische schade.
**Oorzaken van macrocytaire anemie:**
* **Vitamine-afhankelijke macrocytaire anemie:**
* **Vitamine B12-tekort:** Essentieel voor DNA-synthese. Kan ontstaan door tekort in dieet (veganisme), auto-immuunziekten (perniciosie), malabsorptie, gastrectomie, darmreseptie.
* **Kliniek:** Macrocytose (MCV > 115-120 fl), soms pancytopenie, neurologische symptomen (paresthesie, ataxie, dementie).
* **Diagnose:** Laag serumvitamine B12, anti-pariëtale cel en anti-intrinsic factor antistoffen (bij pernicieuze anemie).
* **Behandeling:** Intramusculaire B12-injecties.
* **Foliumzuurtekort:** Ook essentieel voor DNA-synthese. Kan ontstaan door nutritionele deficiëntie, verhoogde nood (zwangerschap), medicatie (antifolaten), malabsorptie.
* **Kliniek:** Macrocytose (MCV 110 fl range), minder uitgesproken neurologische symptomen dan bij B12-tekort, mondulcera.
* **Diagnose:** Laag serumfoliumzuur.
* **Behandeling:** Orale foliumzuursuppletie.
* **Vitamine-onafhankelijke macrocytose:**
* **Myelodysplasie:** Desynchronisatie van de kern- en cytoplasma-uitrijping in het beenmerg.
* **Beenmerginfiltratie:** Door maligne cellen (leukemie, lymfoom, metastasen).
* **Chemotherapie.**
* **Alcoholisme:** Multifactoriële effecten op bloedaanmaak, vaak met lever- en stollingsafwijkingen.
* **Valse macrocytose:** Veroorzaakt door agglutinatie van rode bloedcellen in vitro (bv. bij koude-agglutininen).
### 4.4 Specifieke oorzaken van anemie
#### 4.4.1 Hemolytische anemie
Hemolytische anemie wordt gekenmerkt door verhoogde afbraak van rode bloedcellen.
**Aangeboren hemolytische anemie:**
* **Corpusculair:** Defecten in RBC-membraan/cytoskelet (bv. sferocytose, elliptocytose, stomatocytose).
* **Hemoglobinopathieën:** Thalassemie, sikkelcelanemie.
* **Enzymdefecten:** G6PD-deficiëntie, pyruvaatkinase-deficiëntie.
**Verworven hemolytische anemie:**
* **Niet-immuun-gemedieerd:**
* **Mechanisch:** Kunsthartkleppen, marshemoglobinurie.
* **Paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH):** Defect in GPI-ankers leidt tot complement-gemedieerde lysen van RBC, met een verhoogd trombose-risico.
* **Immuun-gemedieerd:**
* **Allo-antistoffen:** Na transfusie, bloedgroep-incompatibiliteit (neonatale hemolytische ziekte).
* **Auto-antistoffen:** Warme (IgG) of koude (IgM) antilichamen, geassocieerd met auto-immuunziekten of infecties.
* **Drug-induced.**
* **Diagnose:** Antiglobulinetest (Coombs-test).
**Behandeling van hemolytische anemie:** Afhankelijk van de oorzaak; bij auto-immune hemolyse: immunosuppressiva (corticosteroïden, rituximab), splenectomie.
#### 4.4.2 Anemie door ijzertekort (ferriprieve anemie)
Zie sectie 4.3.1.
#### 4.4.3 Anemie van chronische ziekte
Zie sectie 4.3.1.
#### 4.4.4 Macrocytaire anemie door B12/foliumzuur tekort
Zie sectie 4.3.3.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Stamcellen | Pluripotente cellen in het beenmerg die in staat zijn tot zelfvernieuwing en de ontwikkeling van alle bloedceltypes. Ze worden gekenmerkt door de aanwezigheid van het membraanantigeen CD34. |
| Pluripotent | De eigenschap van een cel om zich te kunnen differentiëren tot verschillende celtypen binnen een bepaald weefsel of orgaan. Hematopoëtische stamcellen zijn multipotent, wat betekent dat ze alle bloedceltypen kunnen vormen. |
| Multipotente stamcellen | Cellen die zich tot verschillende celtypen kunnen ontwikkelen, maar de ontwikkeling is beperkt tot een specifieke reeks, zoals de verschillende bloedlijnen. |
| Commited progenitor cells | Voorlopercellen die hun differentiatiepotentieel hebben beperkt tot één specifieke cellijn, zoals de erytroïde, granulocytaire, monocytaire of megakaryocytaire lijn. |
| Erytroïde lijn | De cellijn die verantwoordelijk is voor de aanmaak van rode bloedcellen (erytrocyten). Dit proces verloopt via verschillende stadia zoals pro-erythroblast en erythroblast tot de uiteindelijke rode bloedcel. |
| Granulocytaire lijn | De cellijn die verantwoordelijk is voor de aanmaak van granulocyten, een type witte bloedcel met korrels in het cytoplasma. Deze lijn omvat neutrofielen, eosinofielen en basofielen. |
| Monocytaire lijn | De cellijn die verantwoordelijk is voor de aanmaak van monocyten, grote witte bloedcellen die zich in de weefsels kunnen ontwikkelen tot macrofagen. |
| Megakaryocytaire-trombocytaire lijn | De cellijn die verantwoordelijk is voor de aanmaak van megakaryocyten, grote cellen in het beenmerg, en de daaruit voortkomende trombocyten (bloedplaatjes). |
| Lymfocytaire lijn | De cellijn die verantwoordelijk is voor de aanmaak van lymfocyten, een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem. Deze lijn splitst zich verder in T-cellen, B-cellen en NK-cellen. |
| CFU (Colony-Forming Unit) | Een type voorlopercel die in vitro, onder stimulatie met groeifactoren, kolonies van specifieke bloedcellen kan vormen. Voorbeelden zijn CFU-E (erytroïde), CFU-GM (granulocyten/monocyten) en CFU-Meg (megakaryocyten). |
| Myelogram | Een procentuele telling van de verschillende rode en witte bloedcelvoorlopers in een monster van beenmerg, wat inzicht geeft in de uitrijping en differentiërende processen binnen het beenmerg. |
| Beenmergpunctie | Een diagnostische procedure waarbij met een naald vloeibaar beenmerg wordt opgezogen, meestal uit het borstbeen (sternum) of het darmbeen (crista iliaca), voor cytologisch, immunofenotypisch en moleculair onderzoek. |
| Beenmergbiopsie | Een diagnostische procedure waarbij een klein stukje botweefsel met beenmerg wordt verwijderd, meestal uit het darmbeen (crista iliaca), om de architectuur van het beenmerg en de aanwezigheid van fibrose of infiltraten te beoordelen. |
| Erythroblast | Een voorlopercel van rode bloedcellen in het beenmerg, die zich in verschillende stadia (pro-, basofiel, polychromatofiel, acidofiel) ontwikkelt tot een volwassen erytrocyt. |
| Reticulocyten | Jonge rode bloedcellen die nog RNA-resten bevatten en ongeveer 24 uur in het bloed circuleren voordat ze volledig rijpen tot erytrocyten. Het aantal reticulocyten is een indicator van de activiteit van de erytropoëse. |
| Hemoglobine (Hb) | Het zuurstoftransporterende eiwit in rode bloedcellen, bestaande uit vier heemgroepen met elk een ijzeratoom. De concentratie hemoglobine is een belangrijke parameter voor de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed. |
| Hematocriet (Hct) | Het percentage van het bloedvolume dat ingenomen wordt door rode bloedcellen. Het is een maat voor de hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed. |
| Anemie | Een tekort aan rode bloedcellen of hemoglobine, wat resulteert in een verminderde zuurstofvoorziening van het lichaam. |
| Polyglobulie / Polycythemie | Een verhoogd aantal rode bloedcellen in het bloed. |
| Leukocyten (w.blc.) | Witte bloedcellen, een verzamelnaam voor verschillende celtypes die een rol spelen in het immuunsysteem, waaronder granulocyten, monocyten, lymfocyten en NK-cellen. |
| Leukopenie | Een tekort aan witte bloedcellen, wat de vatbaarheid voor infecties kan verhogen. |
| Granulopenie | Een tekort aan granulocyten, een specifiek type witte bloedcel. Neutropenie is een veelvoorkomende vorm van granulopenie. |
| Lymfopenie | Een tekort aan lymfocyten. |
| Leukocytose | Een verhoogd aantal witte bloedcellen, vaak als reactie op een infectie of ontsteking. |
| Trombocyten | Bloedplaatjes, kleine fragmenten van megakaryocyten in het beenmerg, die een cruciale rol spelen bij de bloedstolling. |
| Trombocytopenie | Een tekort aan trombocyten, wat de bloedingsneiging kan verhogen. |
| Trombocytose | Een teveel aan trombocyten, wat het risico op trombose kan verhogen. |
| Myeloïed/erythroïde verhouding | De verhouding tussen de voorlopers van myeloïde cellen (witte bloedcellen en trombocyten) en erytroïde cellen (rode bloedcellen) in het beenmerg. Deze verhouding geeft informatie over de dominante celproductie in het beenmerg. |
| Apoptose | Geprogrammeerde celdood, een essentieel proces voor de normale ontwikkeling, weefselhomeostase en eliminatie van beschadigde of geïnfecteerde cellen. |
| Pancytopenie | Een tekort aan alle drie de bloedcelcomponenten: rode bloedcellen, witte bloedcellen en trombocyten. |
| Acute leukemie | Een agressieve vorm van kanker van het beenmerg waarbij jonge, onrijpe witte bloedcelvoorlopers (myeloblasten) zich ongecontroleerd vermenigvuldigen en de normale bloedcelproductie verstoren. |
| Indolente lymfomen | Langzaam groeiende vormen van lymfomen, vaak veroorzaakt door accumulatie van B-cellen met mutaties in apoptose-regulerende genen. |
| Epigenetische factoren | Factoren die de genexpressie beïnvloeden zonder de DNA-sequentie te veranderen, zoals DNA-methylering en histonmodificatie. Deze spelen een rol bij de differentiatie van bloedcellen. |
| MCV (Mean Corpuscular Volume) | Het gemiddelde volume van een rode bloedcel, berekend uit Hct en het aantal rode bloedcellen. Een indicator voor celgrootte (microcytair, normocytair, macrocytair). |
| MCH (Mean Corpuscular Hemoglobin) | De gemiddelde hoeveelheid hemoglobine per rode bloedcel. |
| MCHC (Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration) | De gemiddelde concentratie hemoglobine per rode bloedcel. |
| Reticulocytose | Een verhoogd aantal reticulocyten in het bloed, wat wijst op een versnelde aanmaak van rode bloedcellen door het beenmerg. |
| Microcytaire anemie | Anemie waarbij de rode bloedcellen kleiner zijn dan normaal, vaak veroorzaakt door problemen met de hemoglobinesynthese, zoals ijzertekort of thalassemie. |
| Macrocytische anemie | Anemie waarbij de rode bloedcellen groter zijn dan normaal, vaak veroorzaakt door stoornissen in de nucleaire uitrijping, zoals tekorten aan vitamine B12 of foliumzuur. |
| Normocytaire anemie | Anemie waarbij de rode bloedcellen een normaal volume hebben, wat kan wijzen op acuut bloedverlies, hemolyse, of gebrek aan groeifactoren. |
| Ferriprieve anemie | Anemie veroorzaakt door een tekort aan ijzer, de meest voorkomende oorzaak van microcytaire anemie. |
| Anemie van chronische ziekte | Anemie die optreedt bij chronische ontstekingen, infecties of maligniteiten, waarbij ijzer minder goed beschikbaar is voor de aanmaak van rode bloedcellen door verhoogde hepcidineproductie. |
| Sideroblastenanemie | Een zeldzame vorm van anemie waarbij ijzer wel aanwezig is in de voorlopercellen van rode bloedcellen, maar niet efficiënt kan worden ingebouwd in hemoglobine, resulterend in ringvormige sideroblasten in het beenmerg. |
| Thalassemie | Een groep erfelijke bloedziekten die worden gekenmerkt door een verminderde of afwezige synthese van hemoglobine, wat leidt tot microcytaire anemie. |
| Hemoglobinopathieën | Een groep erfelijke bloedziekten die worden gekenmerkt door afwijkingen in de structuur van hemoglobine, zoals sikkelcelanemie. |
| Sikkelcelanemie (drepanocytose) | Een erfelijke hemoglobinopathie waarbij een puntmutatie in de bèta-globineketen leidt tot de vorming van abnormaal hemoglobine (HbS) dat bij hypoxie kristalliseert, waardoor rode bloedcellen sikkelvormig worden en de microcirculatie kunnen blokkeren. |
| Hemolytische anemie | Anemie die wordt veroorzaakt door een versnelde afbraak van rode bloedcellen (hemolyse), zowel intravasculair als extravasculair. |
| Corpusculaire defecten | Afwijkingen in de rode bloedcel zelf, zoals veranderingen in het cytoskelet (sferocytose, elliptocytose) of enzymdefecten (G6PDHase deficiëntie), die leiden tot verhoogde hemolyse. |
| Enzymdefecten in RBC | Genetische afwijkingen in enzymen die essentieel zijn voor de energieproductie en het onderhoud van rode bloedcellen, zoals G6PDHase en pyruvaatkinase, wat kan leiden tot hemolyse. |
| Sferocytose | Een aangeboren hemolytische anemie waarbij rode bloedcellen een bolvorm (sfeer) hebben door defecten in het membraan-cytoskelet, waardoor ze minder flexibel zijn en sneller worden afgebroken in de milt. |
| G6PDHase deficiëntie | Een genetisch defect in het enzym glucose-6-fosfaatdehydrogenase, dat rode bloedcellen beschermt tegen oxidatieve schade. Een tekort hieraan kan leiden tot hemolytische crises, vooral na blootstelling aan bepaalde medicijnen of voedingsmiddelen. |
| Coombs-test (antiglobulinetest) | Een test die gebruikt wordt om de aanwezigheid van antistoffen of complementfactoren op rode bloedcellen te detecteren, wat helpt bij de diagnose van immuunhemolytische anemie. |
| Auto-antistoffen | Antistoffen die gericht zijn tegen de eigen weefsels van het lichaam, in dit geval tegen rode bloedcellen, leidend tot auto-immuunhemolytische anemie. |
| Allo-antistoffen | Antistoffen die worden gevormd tegen antigenen van een ander individu, bijvoorbeeld na bloedtransfusie of tijdens zwangerschap. |
| Neonatale bloedgroepincompatibiliteit | Een aandoening waarbij antistoffen van de moeder tegen bloedgroepantigenen van de foetus worden overgedragen, wat kan leiden tot hemolyse bij de pasgeborene (erythroblastosis foetalis). |
| Pernicieuze anemie | Een specifieke vorm van macrocytaire anemie veroorzaakt door een tekort aan vitamine B12, meestal als gevolg van auto-immuunverlies van intrinstieke factor of pariëtale cellen in de maag. |
| Intrinsic factor | Een glycoproteïne dat door pariëtale cellen in de maag wordt geproduceerd en essentieel is voor de opname van vitamine B12 in het ileum. |
| Vitamine B12 tekort | Een tekort aan cobalamine, wat kan leiden tot macrocytaire anemie en neurologische symptomen door stoornissen in de DNA-synthese en myelinisatie. |
| Foliumzuurtekort | Een tekort aan folaat, wat kan leiden tot macrocytaire anemie door stoornissen in de DNA-synthese. Essentieel voor de neurale buisontwikkeling bij foetussen. |
| Myelodysplasie | Een groep beenmergaandoeningen waarbij de bloedcelvorming verstoord is, leidend tot een afwijkende morfologie en functie van bloedcellen, en vaak een verhoogd risico op acute leukemie. |
| Valse macrocytose | Een artefact waarbij rode bloedcellen aggregeren in het bloedmonster, wat leidt tot een verhoogde MCV-meting zonder dat de werkelijke celgrootte is toegenomen. Dit kan voorkomen bij koude agglutinines. |
| Hepcidine | Een hormoon dat geproduceerd wordt door de lever en de ijzeropname en -mobilisatie reguleert door de interactie met ferroportine, de ijzeruitvoerder uit cellen. |
| Ferroportine | Het belangrijkste ijzertransporterende eiwit aan de basolaterale membraan van enterocyten en macrofagen, dat ijzer de cel uit transporteert. |
| Hemochromatose | Een erfelijke of verworven aandoening gekenmerkt door een overmatige ijzerstapeling in verschillende organen, zoals de lever, het hart en de pancreas, wat kan leiden tot orgaanschade. |