Cover
Aloita nyt ilmaiseksi 2025 Handout 1 Intro REVAKI (1).pdf
Summary
# Introductie tot revalidatiewetenschappen en kinesitherapie
Dit deel van de cursus introduceert de basisconcepten van revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, inclusief definities en de historische evolutie van het vakgebied [2](#page=2).
## 1.1 Situering van het vak
Dit onderdeel schetst de doelen van het vak, de relatie met andere vakken binnen de opleiding en de plaats van dit vak in de studieroute [3](#page=3).
## 1.2 Inhoud van het vak
De cursus behandelt diverse onderwerpen, waaronder de grondslagen van revalidatie, de ICF-classificatie en het biopsychosociaal model, evidence-based practice, meetinstrumenten, anatomische vlakken en assen, gewrichtsbewegingen en hun modaliteiten, spiercontracties, belastbaarheid en belasting, kinesitherapeutisch onderzoek, klinisch redeneren, behandeldoelen en -plannen, en revalidatiemiddelen [4](#page=4).
## 1.3 Praktische afspraken
* **Verantwoordelijke lesgever:** Prof. dr. D. Van Tiggelen [5](#page=5).
* **Lesmateriaal:** Cursus (uitgegeven bij ACCO) en hand-outs van de slides op UFORA. Studenten dienen zich te registreren op UFORA voor meldingen [5](#page=5).
* **Werkvormen:** Hoorcolleges en een responscollege (vragenuurtje) [5](#page=5).
* **Examen:** Januari 2024, Multiple Choice Examen (MCE) met vier antwoordmogelijkheden, waarvan één correct is [5](#page=5).
* **Algemene afspraken:** Telefoons dienen stil te zijn tijdens de les. Vragen kunnen via e-mail gesteld worden, bij voorkeur via de jaarverantwoordelijke indien relevant voor iedereen [6](#page=6).
## 1.4 Definities
### 1.4.1 Revalidatie
Revalidatie is een proces gericht op het herstel van de mogelijkheden van een individu om zo normaal mogelijk te leven en te werken na een invaliderende ziekte of letsel. Het doel is het bereiken van maximale fysieke en mentale fitheid en het herwinnen van autonomie door het aanleren of opnieuw aanleren van benodigde vaardigheden voor het dagelijks leven [7](#page=7).
### 1.4.2 Wetenschap
Wetenschap wordt gedefinieerd als systematisch verkregen, geordende en verifieerbare menselijke kennis. Het is de nastreving en toepassing van kennis en begrip van de natuurlijke en sociale wereld, gebaseerd op een systematische methodologie die steunt op bewijs [8](#page=8).
### 1.4.3 Kinesitherapie
Kinesitherapie, afgeleid van de Griekse woorden 'kinein' (bewegen) en 'therapeuein' (behandelen), is therapie gericht op beweging. Het doel is de functionaliteit en beweging te verbeteren, te onderhouden of te herstellen [9](#page=9).
> **Tip:** Kinesitherapie in België is internationaal bekend als physiotherapy (UK) of physical therapy (US), en in Nederland als fysiotherapie [9](#page=9).
## 1.5 Indeling en interventiedomeinen
### 1.5.1 Indeling volgens stelsels
De beoefening van revalidatiewetenschappen en kinesitherapie kan worden ingedeeld naar de verschillende menselijke stelsels, waaronder:
* Beenderstelsel [10](#page=10).
* Spierstelsel [10](#page=10).
* Ademhalingsstelsel [10](#page=10).
* Bloedvatenstelsel [10](#page=10).
* Verteringsstelsel [10](#page=10).
* Zenuwstelsel [10](#page=10).
* Huid [10](#page=10).
* Voortplantingsstelsel [10](#page=10).
* Urinestelsel [10](#page=10).
* Hormoonstelsel [10](#page=10).
* Lymfestelsel [10](#page=10).
### 1.5.2 Interventiedomeinen
De interventiedomeinen binnen de revalidatiewetenschappen en kinesitherapie omvatten:
* Musculo-skeletale aandoeningen (orthopedische, traumatische, reumatische aandoeningen) [11](#page=11) [12](#page=12).
* Cardio-vasculaire aandoeningen [11](#page=11).
* Respiratoire aandoeningen [11](#page=11).
* Neurologische aandoeningen [11](#page=11).
* Pediatrie [11](#page=11).
* Geriatrie [11](#page=11).
* Uro-gynaecologie [11](#page=11).
* Psychiatrie [11](#page=11).
## 1.6 Historische evolutie
### 1.6.1 Oudheid
Al in de oudheid, met figuren als Hippocrates (± 400 v.C.) en Galenus (± 150 v.C.), was men overtuigd van het nut van massage, mobilisaties en manuele technieken voor het herstelproces van patiënten. De Hippocratisch-Galenische fysiologieopvattingen bleven dominant tot in de 19e eeuw [15](#page=15).
### 1.6.2 1800-1900: van empirie naar wetenschap
De periode tussen 1800 en 1900 kenmerkte zich door een verschuiving van empirische observaties naar een wetenschappelijke benadering. Dit omvatte:
* Het bestuderen van waargenomen feiten in ziekenhuizen [16](#page=16).
* De opkomst van de laboratoriumgeneeskunde, met focus op micro-organismen [16](#page=16).
* Een sterke ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde rond 1900 [16](#page=16).
* De organisatie van internationale congressen [16](#page=16).
Gedurende deze periode deden belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen plaats door invloedrijke figuren zoals Mendelejev, Von Zeppelin, Lumière, Marconi, Becquerel, Baekeland, Curie, Bohr, Pavlov, Rutherford en Röntgen [17](#page=17).
Andere significante ontdekkingen rond 1900 waren onder andere:
* Röntgenstralen [18](#page=18).
* Bloedgroepen [18](#page=18) .
* Electrocardiogram [18](#page=18) .
* Vooruitgang in kennis over immunologie, endocrinologie, anesthesie en vitaminen [18](#page=18).
### 1.6.3 Revalidatie en de opkomst van nieuwe technieken
Rond 1900 ontstonden belangrijke ontwikkelingen binnen de revalidatie:
* **Introductie van "medische gymnastiek":** Met Per Ling (1776-1839) als belangrijke pionier, die Zweedse massage, Zweedse gymnastiek en de Zweedse bank introduceerde [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Mechanotherapie:** De kunst om met behulp van machines methodische lichaamsbewegingen op te wekken voor therapeutische doeleinden. Gustav Zander (1835-1920) ontwikkelde precisieapparaten voor mechanotherapie. De methode van Ling, verfijnd door Zander, was gebaseerd op het lokaliseren en doseren van bewegingen, waarbij elk gewricht en elke spiergroep afzonderlijk werd behandeld na nauwkeurige meting van de omvang van de beweging en de energie van de inspanning [19](#page=19) [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Electrotherapie:** Een therapeutische toepassing van elektrische stromen [19](#page=19).
* **Fysiotherapie:** Een bredere term die de verschillende therapieën omvat [19](#page=19).
De oprichting van de "HILO" in 1908 markeert ook een belangrijk moment in de academische ontwikkeling van het vakgebied [22](#page=22).
### 1.6.4 België en de start van de kinesitherapie
De specifieke beginjaren van de kinesitherapie in België worden verder toegelicht [29](#page=29) [30](#page=30).
## 1.7 Hedendaagse ontwikkelingen
### 1.7.1 Technologie en digitalisatie
De huidige praktijk wordt sterk beïnvloed door technologie, sensoren en digitalisering [31](#page=31).
### 1.7.2 Nieuwe ontwikkelingen sinds Covid-19
De pandemie heeft geleid tot de introductie van nieuwe methoden zoals telerevalidatie [32](#page=32).
### 1.7.3 Apps en mHealth
Er is een groeiend belang van mobiele applicaties (apps) voor gezondheid, met platforms zoals mHealthBELGIUM dat CE-gemarkeerde medische hulpmiddelen promoot [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35).
* * *
# Het biopsychosociaal model en ICF-classificatie
Dit gedeelte beschrijft de verschuiving van een biomedisch naar een biopsychosociaal model en de toepassing van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) in het begrijpen van menselijk functioneren.
### 2.1 Van biomedisch naar biopsychosociaal model
Het biomedische model focust primair op het individu en de biologische oorzaken van ziekte of disfunctioneren, zonder significante aandacht voor de omgevings-, emotionele, sociale, spirituele of culturele context. Binnen dit model wordt subjectieve patiëntinformatie minder in acht genomen ten gunste van objectieve data. Er is een gebrek aan samenwerking tussen behandelaar en behandelde, waarbij de behandeling primair gebaseerd is op de medische diagnose en de bijbehorende pathofysiologie [37](#page=37).
De overgang naar een biopsychosociaal model integreert de gegevens over ziekte met het menselijk functioneren, wat resulteert in een zinvoller beeld van de gezondheidstoestand van een individu. Dit model erkent dat stoornissen deel kunnen uitmaken van iemands functioneren, maar impliceert niet noodzakelijkerwijs dat iemand met een stoornis direct als ziek moet worden beschouwd. Stoornissen worden binnen de ICF geordend op basis van hun aard, en niet primair op hun oorzaak of ontstaanswijze. Bovendien kunnen stoornissen elkaar beïnvloeden; bijvoorbeeld, verminderde spiersterkte kan de bewegingsfunctie verstoren, en hartfuncties kunnen verband houden met ademhalingsfuncties of waarneming met denken [47](#page=47) [56](#page=56) [57](#page=57).
### 2.2 Classificatiemodellen
Classificatiemodellen zijn ontwikkeld om de complexiteit van gezondheid en functioneren te structureren en te begrijpen. Twee belangrijke internationale classificatiesystemen zijn de ICD (International Classification of Diseases) en de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health).
#### 2.2.1 ICD-10
De ICD-10 (Internationale classificatie van ziekten & gezondheid gerelateerde problemen - tiende revisie) legt de nadruk op de verbanden tussen de oorzaken van ziekten (afwijkingen op orgaanniveau) en de resulterende symptomen. Dit systeem is primair gericht op de ziekte zelf en de medische pathologie [42](#page=42).
#### 2.2.2 ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health
De ICF is een internationale classificatie van het menselijk functioneren. Het doel van de ICF is om een wetenschappelijke grondslag te bieden voor het begrijpen en bestuderen van menselijk functioneren, een gemeenschappelijke taal te creëren voor het beschrijven van dit functioneren ter verbetering van communicatie, en om gegevens vergelijkbaar te maken tussen landen, sectoren en vakgebieden. Bovendien maakt de ICF codering mogelijk voor IT-toepassingen en epidemiologische analyses van gegevens [44](#page=44) [48](#page=48).
De ICF is opgedeeld in twee hoofddelen, elk met twee componenten:
1. **Menselijk functioneren & problemen:**
* **a. Functies en anatomische eigenschappen:** Dit omvat de fysiologische functies van lichaamssystemen en de anatomische onderdelen van het lichaam [45](#page=45).
* **b. Activiteiten en participatie:** Dit verwijst naar de uitvoering van een taak of handeling door een individu (activiteit) en de betrokkenheid van een individu bij het leven (participatie) [45](#page=45).
2. **Factoren:**
* **a. Externe factoren:** Deze omvatten de fysieke, sociale en attitudes van de omgeving waarin mensen leven en functioneren [45](#page=45) [62](#page=62).
* **b. Persoonlijke factoren:** Deze betreffen de individuele achtergrond van het leven van een individu, zoals leeftijd, geslacht, levensstijl, en persoonlijke ervaringen [45](#page=45) [73](#page=73).
> **Tip:** Beschouw de ICF als een raamwerk dat niet alleen kijkt naar de stoornis (wat er mis is), maar ook naar wat iemand nog kan (activiteiten) en hoe iemand participeert in de maatschappij, rekening houdend met de invloed van de omgeving en persoonlijke kenmerken.
### 2.3 Componenten van de ICF nader bekeken
#### 2.3.1 Functies en anatomische eigenschappen (Body Functions & Structures)
Dit deel van de ICF beschrijft de fysiologische functies van lichaamssytemen en de anatomische onderdelen van het lichaam. Stoornissen op dit niveau kunnen leiden tot beperkingen in activiteiten en participatie, maar het omgekeerde is ook waar: een verminderd functioneren op activiteits- of participatieniveau kan ook leiden tot veranderingen in lichaamsfuncties of structuren (bv. spieratrofie door inactiviteit) [45](#page=45) [79](#page=79).
#### 2.3.2 Activiteiten en participatie
* **Activiteiten:** Dit verwijst naar de uitvoering van een taak of handeling door een individu. Het gaat om dagelijkse handelingen, werken, communiceren, zelfzorg, etc.. Beperkingen in activiteiten zijn moeilijkheden of een verminderde capaciteit bij het uitvoeren van specifieke taken [45](#page=45) [80](#page=80) [84](#page=84).
* **Participatie:** Dit betreft de betrokkenheid van een individu bij het leven, oftewel de deelname aan het sociale, werkgerelateerde en maatschappelijke leven. Het kan gaan om deelname aan werk, onderwijs, gezinsleven of maatschappelijke rollen. Participatieproblemen ontstaan wanneer iemand moeite heeft met deelname aan de maatschappij, zelfs zonder duidelijke stoornissen of beperkingen in activiteiten [45](#page=45) [81](#page=81) [82](#page=82) [84](#page=84).
#### 2.3.3 Factoren
De ICF erkent dat iemands functionele gezondheidstoestand wordt beïnvloed door zowel factoren binnen als buiten het individu [61](#page=61).
##### 2.3.3.1 Externe factoren
Externe factoren omvatten de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven. Deze factoren kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de participatie, activiteiten, en zelfs op lichaamsfuncties en -eigenschappen. Ze kunnen worden ingedeeld op individueel en collectief niveau [45](#page=45) [62](#page=62) [64](#page=64):
* **Individueel niveau:** De directe omgeving van het individu, inclusief de woning, werkplek, school, en directe sociale contacten zoals familie, kennissen, collega's en buren [65](#page=65).
* **Collectief niveau:** Formele en informele sociale verbanden op gemeenschapsniveau, zoals organisaties, instellingen, wetten, regelingen, en informele sociale netwerken [68](#page=68).
De wisselwerking tussen de omgeving en het individu is cruciaal. Een omgeving met belemmerende factoren of zonder ondersteunende factoren kan iemand beperken, terwijl een meer ondersteunende omgeving de uitvoering kan verbeteren. De maatschappij kan participatie belemmeren door ontoegankelijke gebouwen of het gebrek aan hulpmiddelen [69](#page=69).
> **Voorbeeld:** Een persoon met een spraakbeperking na een CVA heeft moeite met articulatie (functiestoornis), wat leidt tot problemen met spreken (activiteit) en deelnemen aan sociale activiteiten (participatie). Met een spraakcomputer (externe factor: hulpmiddel) verbetert niet alleen de activiteit 'spreken', maar ook de participatie aan sociale situaties [70](#page=70) [71](#page=71).
##### 2.3.3.2 Persoonlijke factoren
Persoonlijke factoren betreffen de individuele achtergrond van het leven van een individu en omvatten kenmerken die geen deel uitmaken van de functionele gezondheidstoestand zelf. Voorbeelden zijn leeftijd, ras, geslacht, opleiding, levenservaringen, persoonlijkheid, motivatie, copingstijl, andere aandoeningen, algemene lichamelijke conditie, levensstijl, en sociale achtergrond. Deze factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van functioneringsproblemen [45](#page=45) [73](#page=73) [86](#page=86).
### 2.4 Complexiteit van functioneringsproblemen
De ICF-classificatie erkent dat er verschillende combinaties van stoornissen, beperkingen, en participatieproblemen kunnen bestaan, vaak beïnvloed door contextuele factoren [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83).
* **Stoornissen hebben zonder beperkingen:** Iemand kan een stoornis hebben (bv. het missen van een vingerkootje), maar toch alle dagelijkse handelingen zonder enige beperking uitvoeren. Dit illustreert dat een stoornis niet automatisch leidt tot beperkingen in activiteiten of participatie [80](#page=80).
* **Participatieproblemen hebben zonder stoornissen of beperkingen:** Iemand die volledig gezond is, kan toch problemen ondervinden met deelname aan de maatschappij door stigmatisering, regelgeving of vooroordelen. Dit onderstreept dat maatschappelijke houding en regelgeving op zichzelf belemmeringen kunnen vormen [78](#page=78) [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Beperkingen hebben zonder participatieproblemen:** Iemand met lichte beperkingen (bv. in lopen) kan door het gebruik van hulpmiddelen (bv. een wandelstok) nog steeds volledig deelnemen aan werk, familieactiviteiten en hobby's zonder verlies van participatie. Dit benadrukt de rol van contextuele factoren, zoals hulpmiddelen en sociale ondersteuning, in het voorkomen van participatieproblemen ondanks activiteitenniveaubeperkingen [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Achteruitgang in functioneren ervaren:** Dit kan zich uiten in progressieve stoornissen (bv. afname spierkracht), verminderd vermogen om dagelijkse taken uit te voeren (activiteiten), en toenemende moeilijkheden in deelname aan werk en sociaal leven (participatie). Deze veranderingen worden dynamisch beïnvloed door persoonlijke en externe factoren [85](#page=85) [86](#page=86).
> **Tip:** De ICF benadrukt de dynamische interactie tussen al deze componenten. Veranderingen in het ene gebied kunnen invloed hebben op de andere, en contextuele factoren spelen een cruciale rol bij het mediëren van de impact van stoornissen en beperkingen op iemands leven.
* * *
# Terminologie van gewrichtsvlakken en assen
Dit onderwerp behandelt de anatomische terminologie van de vlakken en assen van het menselijk lichaam en de bewegingen van gewrichten [87](#page=87) [88](#page=88).
### 3.1 Anatomische richtingen en terminologie
Voor het beschrijven van de positie van lichaamsdelen en bewegingen wordt gebruik gemaakt van specifieke terminologie [96](#page=96).
#### 3.1.1 Richtingstermen
* **Ventraal – Dorsaal / Anterieur – Posterieur:** Ventraal verwijst naar de voorzijde van het lichaam, terwijl dorsaal verwijst naar de achterzijde. Anterieur en posterieur zijn synoniemen hiervan [96](#page=96).
* **Mediaal – Lateraal:** Mediaal betekent naar het midden van het lichaam toe, terwijl lateraal verwijst naar verder van het midden af [96](#page=96).
* **Craniaal – Caudaal:** Craniaal betekent richting het hoofd, en caudaal betekent richting de staart of voeten [96](#page=96).
* **Proximaal – Distaal:** Deze termen worden gebruikt voor ledematen. Proximaal betekent dichter bij de romp of het aanhechtingspunt, terwijl distaal verder weg ligt [96](#page=96).
* **Internus - Externus:** Internus betekent aan de binnenkant, en externus betekent aan de buitenkant [96](#page=96).
* **Endo (intern) – Exo (extern):** Endo en exo worden vaak gebruikt in combinatie met rotatiebewegingen om aan te geven of de beweging naar binnen of naar buiten gericht is ten opzichte van het lichaam [96](#page=96).
* **Superficialis - Profundus:** Superficialis betekent oppervlakkig (dicht bij het huidoppervlak), en profundus betekent diep (verder van het huidoppervlak) [96](#page=96).
#### 3.1.2 Lichaamsvlakken en assen
De bewegingen van het lichaam vinden plaats rond specifieke assen en binnen specifieke vlakken [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Sagittale Vlak (SV):** Dit is een verticaal vlak dat het lichaam verdeelt in een linker- en rechterhelft. Bewegingen in dit vlak zijn flexie en extensie .
* **Frontale Vlak / Coronale Vlak (FV):** Dit is een verticaal vlak dat het lichaam verdeelt in een voorste en achterste deel. Bewegingen in dit vlak zijn abductie en adductie .
* **Transversale Vlak / Horizontale Vlak (TV):** Dit is een horizontaal vlak dat het lichaam verdeelt in een bovenste en onderste deel. Bewegingen in dit vlak zijn rotaties (endorotatie en exorotatie) .
* **Dorso-ventrale as (DV-as):** Deze as loopt van de voorzijde naar de achterzijde van het lichaam. Bewegingen in het frontale vlak vinden plaats rond deze as [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Cranio-caudale as (CC-as):** Deze as loopt van boven (schedel) naar beneden (voeten). Bewegingen in het transversale vlak vinden plaats rond deze as [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Latero-laterale as (LL-as):** Deze as loopt van links naar rechts (zijwaarts). Bewegingen in het sagittale vlak vinden plaats rond deze as [97](#page=97) [98](#page=98).
### 3.2 Gewrichtsbewegingen
De benamingen van de bewegingen in gewrichten zijn afhankelijk van het vlak en de as waarin de beweging plaatsvindt. Hieronder worden specifieke voorbeelden gegeven, met name voor de heup [100](#page=100) [99](#page=99).
#### 3.2.1 Heupgewricht bewegingen
* **Flexie:** Buigen van de heup, waarbij het bovenbeen naar voren wordt gebracht. Dit gebeurt in het sagittale vlak rond de latero-laterale as. De maximale flexie is ongeveer 120-130 graden .
* **Extensie:** Strekken van de heup, waarbij het bovenbeen naar achteren wordt bewogen. Dit vindt ook plaats in het sagittale vlak rond de latero-laterale as. De extensie bedraagt ongeveer 10-30 graden .
* **Abductie:** Het naar buiten bewegen van het been, weg van de middellijn van het lichaam. Dit gebeurt in het frontale vlak rond de dorso-ventrale as. De abductie is ongeveer 30-45 graden .
* **Adductie:** Het naar binnen bewegen van het been, richting de middellijn van het lichaam. Dit vindt plaats in het frontale vlak rond de dorso-ventrale as. De adductie is ongeveer 20-30 graden .
* **Endorotatie:** Het naar binnen draaien van het been. Dit vindt plaats in het transversale vlak rond de cranio-caudale as. In zittende positie is dit ongeveer 40-45 graden .
* **Exorotatie:** Het naar buiten draaien van het been. Dit vindt eveneens plaats in het transversale vlak rond de cranio-caudale as. In zittende positie is dit ongeveer 45-50 graden .
> **Tip:** Het is essentieel om de relatie tussen de beweging, het vlak en de as goed te onthouden, aangezien dit de basis vormt voor het beschrijven van alle lichaamsbewegingen.
> **Voorbeeld:** Wanneer een persoon hurkt, voert het heupgewricht flexie uit. Deze beweging vindt plaats in het sagittale vlak en de as van de beweging is de latero-laterale as.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Revalidatie | Een proces van herstel gericht op het maximaliseren van fysieke en mentale fitheid en het herwinnen van autonomie na een invaliderende ziekte of letsel, met als doel het individu in staat te stellen zo normaal mogelijk te leven en te werken. |
| Wetenschap | De systematisch verkregen, geordende en verifieerbare kennis die gebaseerd is op de toepassing van methodologie en bewijs om de natuurlijke en sociale wereld te begrijpen. |
| Kinesitherapie | Een therapie gericht op beweging, met als doel het verbeteren, onderhouden of herstellen van functionaliteit en beweging, afkomstig van de Griekse woorden 'kinein' (bewegen) en 'therapeuein' (behandelen). |
| Biomedisch model | Een verklaringsmodel voor gezondheid en ziekte dat zich primair richt op biologische en pathofysiologische factoren, waarbij de omgeving, emotionele, sociale en culturele context van de patiënt buiten beschouwing wordt gelaten. |
| Biopsychosociaal model | Een holistische benadering van gezondheid en ziekte die de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren erkent en integreert in het begrijpen van het welzijn van een individu. |
| ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een internationale classificatie van het Wereldgezondheidsorganisatie die menselijk functioneren, handicaps en gezondheidsgerelateerde problemen beschrijft aan de hand van componenten zoals functies, activiteiten, participatie en contextuele factoren. |
| Externe factoren | Omgevingsfactoren, zowel fysiek als sociaal, die buiten het individu liggen en een positieve of negatieve invloed kunnen hebben op diens functioneren, activiteiten en participatie. |
| Persoonlijke factoren | Kenmerken van een individu, zoals leeftijd, persoonlijkheid, levensstijl en opleidingsniveau, die de functionele gezondheidstoestand beïnvloeden en een rol kunnen spelen bij het ontstaan van functioneringsproblemen. |
| Bewegingsvlak | Een denkbeeldig plat oppervlak waarlangs een lichaamsdeel beweegt; de drie belangrijkste vlakken zijn het sagittale (frontale), transversale (horizontale) en frontale (sagittale) vlak. |
| Gewrichtsass | Een denkbeeldige lijn die door een gewricht loopt en waarrond de beweging plaatsvindt; geassocieerd met de drie bewegingsvlakken: dorso-ventrale, cranio-caudale en latero-laterale assen. |