Cover
Aloita nyt ilmaiseksi neus_volledig.pdf
Summary
# De anatomie van de uitwendige neus
De uitwendige neus (nasus externus) is het zichtbare deel van de neus en wordt anatomisch gevormd door huid, spieren, kraakbeen en botstructuur [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.1 De componenten van de uitwendige neus
De uitwendige neus is opgebouwd uit de volgende structuren [5](#page=5):
* Huid
* Spieren
* Kraakbeen
* Botstructuur
* Bindweefsel
#### 1.1.1 Oppervlakkige anatomische landmarks
Belangrijke benamingen aan de buitenzijde van de neus zijn [6](#page=6) [7](#page=7):
* **Radix nasi**: De neuswortel, het bovenste, breedste deel van de neus waar deze overgaat in het voorhoofd.
* **Dorsum nasi**: De neusrug, het rechte of licht gebogen deel dat van de neuswortel naar de neustip loopt.
* **Apex nasi**: De neustip, het onderste, meest uitstekende deel van de neus.
* **Alares nasi**: De neusvleugels, de buitenste, ronde, vergrote delen aan weerszijden van de neusgaten.
* **Nares**: De neusgaten, de openingen aan de onderzijde van de neus die naar de neusholte leiden.
* **Septum nasi**: Het neustussenschot, hoewel primair een inwendige structuur, kan het aan de basis van de uitwendige neus voelbaar zijn.
#### 1.1.2 Musculatuur van de uitwendige neus
De spieren van de uitwendige neus zijn voornamelijk verantwoordelijk voor mimiek en kleine aanpassingen van de neusgaten en neusvleugels. De belangrijkste spieren zijn [9](#page=9):
* **Musculus nasalis**: Deze spier heeft twee delen:
* **Pars transversa**: Loopt transversaal over de neusrug en kan de neusvleugels vernauwen.
* **Pars alaris**: Loopt langs de neusvleugels en kan deze vernauwen.
* **Musculus levator labii superioris alaeque nasi**: Deze spier tilt de bovenlip en de neusvleugel omhoog, wat leidt tot het verbreden van de neusgaten [9](#page=9).
#### 1.1.3 Kraakbeenstructuur van de uitwendige neus
De vorm en stevigheid van de uitwendige neus wordt grotendeels bepaald door kraakbeenstructuren. Deze omvatten [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16):
* **Os nasale**: Dit zijn de neusbeentjes die de bovenste, dorsale deel van de neus vormen [11](#page=11) [12](#page=12) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Cartilago septi nasi**: Het kraakbeen van het neustussenschot, dat het midden van de neus vormt en de nares van elkaar scheidt [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Cartilago nasi lateralis**: De laterale neuskraakbeenderen, die zich onder de neusbeentjes bevinden en de zijkanten van de neus vormen [11](#page=11) [12](#page=12) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Cartilago alaris major**: Dit zijn de grote vleugelkraakbeenderen die de vorm van de neusvleugels (alae nasi) bepalen. Ze bestaan uit:
* **Crus lateralis**: Het laterale deel van de grote vleugelkraakbeenderen, dat de buitenste rand van de neusvleugel vormt [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Crus medialis**: Het mediale deel van de grote vleugelkraakbeenderen, dat het deel van de neusvleugel nabij het tussenschot vormt [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Cartilago alaris minores**: Kleine, accessoire kraakbeentjes die zich vaak in de vrije rand van de neusvleugel bevinden [11](#page=11) [12](#page=12) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 1.1.4 Botstructuur van de uitwendige neus
De benige component van de uitwendige neus is beperkt tot de neusbeentjes (ossa nasalia). Deze twee kleine, onregelmatig gevormde botjes vormen de bovenste, breedste deel van de neusrug. Ze articuleren met het os frontale aan de bovenzijde en met de processus frontalis van de maxilla aan de zijkanten. De rest van de structuur van de uitwendige neus wordt gevormd door kraakbeen en bedekt door huid en bindweefsel [11](#page=11) [12](#page=12) [15](#page=15) [16](#page=16) [5](#page=5).
---
# De anatomie en functies van de inwendige neus en neusbijholten
Dit gedeelte beschrijft de anatomie van de inwendige neus en de verschillende neusbijholten, inclusief hun locaties en functies.
### 2.1 De inwendige neus
De inwendige neus omvat verschillende anatomische structuren die cruciaal zijn voor de ademhaling en reuk. Het wordt onderverdeeld in specifieke zones en wordt gedefinieerd door duidelijke grenzen [18](#page=18) [21](#page=21).
#### 2.1.1 Zones van de inwendige neus
De inwendige neus kent de volgende zones:
* **Limen nasi:** De overgang van de uitwendige neus naar de inwendige neus [21](#page=21).
* **Vestibulum nasi:** Het voorste deel van de neusholte, bekleed met huid en behaard. De haartjes (nares) dienen als filter voor grotere deeltjes [21](#page=21).
* **Cavum nasi:** De eigenlijke neusholte, die zich achter het vestibulum nasi bevindt [21](#page=21).
#### 2.1.2 Grenzen van de inwendige neus
De grenzen van de inwendige neus worden gevormd door verschillende benige en cartilagineuze structuren [22](#page=22).
##### 2.1.2.1 Bodem
De bodem van de inwendige neus wordt gevormd door het harde gehemelte (palatum durum) en de processus palatinus van de maxilla [22](#page=22).
##### 2.1.2.2 Plafond (dak)
Het plafond van de inwendige neus bestaat uit verschillende botten, waaronder het os ethmoidale (os frontale, os nasale en de lamina cribrosa) en het os sphenoidale [22](#page=22).
##### 2.1.2.3 Achterin
De achterste begrenzing van de neusholte grenst aan de pharynx (achterste keelholte) [22](#page=22).
##### 2.1.2.4 Neustussenschot (Septum nasi)
Het neustussenschot, het septum nasi, scheidt de linker- en rechter neusholte van elkaar. Het bestaat uit benige delen zoals de lamina perpendicularis van het os ethmoidale en het os vomer, aangevuld met het kraakbeen van het septum nasi (cartilago septi nasi) [23](#page=23) [25](#page=25).
##### 2.1.2.5 Zijwanden van de cavum nasi
De zijwanden van de neusholte zijn complex en bevatten de neusschelpen (conchae nasales) en de neusgangen (meatus nasi) (#page=26, 27) [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Concha nasalis superior:** De bovenste neusschelp [27](#page=27).
* **Concha nasalis media:** De middelste neusschelp [27](#page=27).
* **Concha nasalis inferior:** De onderste neusschelp [27](#page=27).
* **Meatus nasi superior:** De bovenste neusgang, gelegen onder de concha nasalis superior [27](#page=27).
* **Meatus nasi media:** De middelste neusgang, gelegen onder de concha nasalis media. Hier monden de frontale, maxillaire en voorste ethmoïdale sinussen uit [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Meatus nasi inferior:** De onderste neusgang, gelegen onder de concha nasalis inferior. Hier mondt de ductus nasolacrimalis uit [27](#page=27) [60](#page=60).
##### 2.1.2.6 Uitvoergangen
De uitvoergangen van de verschillende neusbijholten komen uit in de neusholte, voornamelijk in de neusgangen [28](#page=28).
### 2.2 Neusbijholten (Paranasale sinussen)
Naast de neusholte (cavum nasi) zijn er de neusbijholten, ook wel paranasale sinussen genoemd. Deze holtes ontwikkelen zich voornamelijk na de geboorte. Er worden vier hoofdtypen onderscheiden: sinus maxillaris, sinus frontalis, sinus ethmoidalis en sinus sphenoidalis [30](#page=30).
#### 2.2.1 Algemene functies van de sinussen
De sinussen hebben twee hoofdfuncties:
* **Verwarmen ingeademde lucht:** Door de aanwezigheid van lucht in de sinussen wordt de ingeademde lucht verwarmd [35](#page=35).
* **Gewichtsbesparing:** De holtes dragen bij aan een vermindering van het gewicht van de schedel [35](#page=35).
#### 2.2.2 Sinus maxillaris (kaakholte)
De sinus maxillaris is de grootste neusbijholte [31](#page=31).
* **Locatie en grenzen:** De sinus maxillaris bevindt zich in de maxilla. De grenzen zijn [31](#page=31):
* Dak: De bodem van de orbita (oogkas) [37](#page=37).
* Ventraal en zijkanten: De aangezichtsvlakken van de maxilla [37](#page=37).
* Dorsaal: Het tuber maxillae (de knobbel van de bovenkaak) [37](#page=37).
* Mediaal: De neusholte [37](#page=37).
* Bodem: De tandboog van de maxilla [37](#page=37).
* **Uitmonding:** De sinus maxillaris mondt uit in de meatus nasi media (#page=38, 39) [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Pathologie:** Ontstekingen of complicaties kunnen verband houden met de wortels van de kiezen in de maxilla [40](#page=40).
#### 2.2.3 Sinus frontalis (voorhoofdsholte)
De sinus frontalis bevindt zich in het os frontale (#page=31, 41) [31](#page=31) [41](#page=41).
* **Locatie en grenzen:** De sinus frontalis is gelegen in het voorhoofdsbeen [41](#page=41).
* **Uitmonding:** De sinus frontalis mondt uit in de meatus nasi media [45](#page=45).
#### 2.2.4 Sinus ethmoidalis (zeefbeenholte)
De sinus ethmoidalis, ook wel het labyrinthus ethmoidales genoemd, bestaat uit een reeks kleine holtes (cellulae ethmoidales) in het os ethmoidale (#page=31, 46) [31](#page=31) [46](#page=46).
* **Onderverdeling:** De cellulae ethmoidales worden verder onderverdeeld in anterior, mediaal en posterior [48](#page=48).
* **Locatie en grenzen:** De sinus ethmoidalis is gelegen in het zeefbeen [46](#page=46).
* **Uitmonding:**
* De cellulae ethmoidales anterior monden uit in de meatus nasi media (#page=49, 50) [49](#page=49) [50](#page=50).
* De cellulae ethmoidales posterior monden uit in de meatus nasi superior (#page=49, 50) [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Pathologie:** Infecties van de sinus ethmoidalis kunnen zich uitbreiden naar de oogkas [51](#page=51).
#### 2.2.5 Sinus sphenoidalis (wiggebeenholte)
De sinus sphenoidalis bevindt zich in het corpus van het os sphenoidale (#page=31, 52, 53) [31](#page=31) [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Locatie en grenzen:** Deze sinus is gelegen achter het os ethmoidale. Nabijgelegen structuren omvatten de arteria carotis interna en de hypofyse binnen de cella turcica [54](#page=54) [56](#page=56).
* **Uitmonding:** De sinus sphenoidalis mondt uit in de recessus sphenoethmoidalis, boven de concha nasalis superior (#page=57, 59) [57](#page=57) [59](#page=59).
* **Pathologie:** Ziekteprocessen in deze sinus kunnen leiden tot aantasting van de hersenen in het achterhoofd. Operaties aan de hypofyse kunnen gerelateerd zijn aan deze sinus [61](#page=61).
---
# De wand van de neusholte en het reukzintuig
De wand van de neusholte en neusbijholten is functioneel opgedeeld in twee regio's: de regio respiratoria en de regio olfactoria, die respectievelijk instaan voor de ademhaling en het reukvermogen [64](#page=64) [70](#page=70).
### 1.4.1 De regio respiratoria
De regio respiratoria bekleedt het grootste deel van de neusholte en is bedekt met meerlagig cilindrisch epitheel met trilharen (cilia) en slijmbekercellen (goblet cells). Dit epitheel produceert slijm dat de ingeademde lucht bevochtigt, verwarmt en zuivert door stofdeeltjes en micro-organismen te vangen. De aanwezigheid van cilia zorgt voor het transport van dit slijm en de gevangen deeltjes richting de pharynx, waar het wordt ingeslikt [66](#page=66) [70](#page=70).
#### 1.4.1.1 Aanpassing aan luchttemperatuur
De doorbloeding van de wand van de neusholte is dynamisch en past zich aan de temperatuur van de ingeademde lucht aan [66](#page=66).
* **Koude lucht:** Leidt tot een sterkere bloedvulling van de bloedvaten (vasodilatatie - VD), een verhoogde slijmproductie en een vernauwing van de doorgang. Dit geeft de lucht meer tijd om op te warmen [66](#page=66).
* **Warme lucht:** Resulteert in een geringere bloedvulling (vasoconstrictie - VC), minder slijmproductie en een grotere doorgang. De lucht behoeft minder opwarming [66](#page=66).
#### 1.4.1.2 Epitheel van de neusbijholten
Het epitheel in de neusbijholten is dunner, minder doorbloed en produceert minder slijm dan het epitheel in de neusholte zelf [67](#page=67).
### 1.4.2 De regio olfactoria
De regio olfactoria bevindt zich in het bovenste deel van de neusholte en bevat het reukepitheel, dat verantwoordelijk is voor de reukperceptie. Dit epitheel is gespecialiseerd en bestaat uit drie typen cellen [70](#page=70) [72](#page=72):
1. **Reukepitheelcellen (olfactorische neuronen):** Deze bipolaire neuronen hebben aan de apicale zijde dendrieten die eindigen in verdikkingen (olfactorische vesikels) waaraan cilia uitsteken. Deze cilia bevatten de reukreceptoren die binden aan geurmoleculen. Aan de basale zijde hebben deze neuronen axonen die, gebundeld, door de lamina cribrosa van het zeefbeen trekken om de bulbus olfactorius te bereiken [72](#page=72).
2. **Steuncellen (sustentaculaire cellen):** Deze cellen bieden structurele en metabole ondersteuning aan de reukepitheelcellen. Ze produceren ook componenten van het reukepitheel en het slijm dat de geurmoleculen oplost [72](#page=72).
3. **Basale cellen:** Deze stamcellen bevinden zich aan de basis van het epitheel en differentiëren tot zowel reukepitheelcellen als steuncellen, wat zorgt voor een continue vernieuwing van de cellen in het reukepitheel [72](#page=72).
Het slijm dat de reukreceptoren bedekt, wordt geproduceerd door de klieren van Bowman, die zich in de lamina propria onder het olfactorische epitheel bevinden. Dit slijm lost de geurmoleculen op, waardoor ze de receptoren kunnen bereiken [72](#page=72).
### 1.4.3 Anatomie van het reukzintuig
Het reukzintuig begint met de reukreceptoren in de cilia van de olfactorische neuronen. Wanneer geurmoleculen binden aan deze receptoren, wordt er een signaal gegenereerd dat via de axonen van de olfactorische neuronen naar de bulbus olfactorius wordt geleid. De bulbus olfactorius is de eerste schakel in de verwerking van geurinformatie in de hersenen [72](#page=72).
> **Tip:** De hernieuwbare aard van de olfactorische neuronen dankzij de basale cellen is uniek voor dit zenuwweefsel en draagt bij aan het behoud van het reukvermogen gedurende het leven [72](#page=72).
---
# De bloedvoorziening van de neus
De bloedvoorziening van de neus wordt voornamelijk verzorgd door aftakkingen van de arteria carotis externa en in mindere mate de arteria carotis interna [75](#page=75) [76](#page=76).
## 4. Bloedvoorziening van de neus
De neus wordt van bloed voorzien door een complex netwerk van arteriële aftakkingen die zich aan de oppervlakte en in de diepte van de neusholte bevinden. Deze bloedvaten zijn cruciaal voor de bescherming, bevochtiging en temperatuurregulatie van de ingeademde lucht [75](#page=75) [76](#page=76).
### 4.1 Arterieel aanbod
Het grootste deel van de arteriële bloedtoevoer naar de neus is afkomstig van takken van de arteria carotis externa. Enkele belangrijke arteriële structuren die bijdragen aan de bloedvoorziening zijn [75](#page=75) [76](#page=76):
#### 4.1.1 Aftakkingen van de arteria ophthalmica (van de arteria carotis interna)
* **Arteria ethmoidalis anterior** en **arteria ethmoidalis posterior**: Deze twee arteriën zijn aftakkingen van de arteria ophthalmica, die op haar beurt ontspringt uit de arteria carotis interna. Zij voorzien de anteriore en posteriore delen van het neustussenschot en de zijwand van de neus van bloed [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 4.1.2 Aftakkingen van de arteria maxillaris (van de arteria carotis externa)
* **Arteria sphenopalatina**: Dit is een belangrijke aftakking van de arteria maxillaris, die zelf een terminale aftakking is van de arteria carotis externa. De arteria sphenopalatina voorziet het posteriore deel van het neustussenschot en de conchae van bloed [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78).
* **Arteria palatina major** en **arteria palatina descendens**: Deze aftakkingen van de arteria maxillaris leveren ook bloed aan de posteriore en inferieure delen van de neus [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 4.1.3 Andere bijdragende arteriën
* **Arteria carotis interna** en **arteria carotis externa**: Deze twee grote arteriën vormen de primaire bronnen voor de verschillende takken die de neus van bloed voorzien [75](#page=75) [76](#page=76).
### 4.2 Locus Kiesselbachii (Little's Area)
Een klinisch significant gebied in de anteriore onderste sectie van het neustussenschot is het Locus Kiesselbachii. Dit gebied is een anastomose (een verbinding tussen bloedvaten) van meerdere arteriën [77](#page=77) [78](#page=78):
* Arteria ethmoidalis anterior [77](#page=77) [78](#page=78).
* Arteria sphenopalatina (via haar takken) [77](#page=77) [78](#page=78).
* Arteria labialis superior (een tak van de arteria facialis, die ook uit de arteria carotis externa ontspringt)
Dit gebied is de meest voorkomende locatie van neusbloedingen (epistaxis) vanwege de oppervlakkige ligging en het rijke vaatbed [77](#page=77) [78](#page=78).
> **Tip:** Het Locus Kiesselbachii is een essentieel studieonderwerp voor elke geneeskundestudent, aangezien het de meest frequente oorzaak is van neusbloedingen. Het begrijpen van de samenstellende arteriën helpt bij het lokaliseren van de bloeding en het toepassen van geschikte behandelingsmethoden.
### 4.3 Overzicht van de belangrijkste arteriën
De volgende afbeeldingen illustreren de belangrijkste arteriële toevoerlijnen naar de neus:
* Afbeelding 1: Schematische weergave van de arteriële aanvoerlijnen [75](#page=75).
* Afbeelding 2: Vergelijkbare weergave met genummerde structuren [76](#page=76).
* Afbeelding 3: Anatomische detailweergave van de arteria carotis externa aftakkingen en hun relatie tot de neusholte [77](#page=77).
* Afbeelding 4: Specifieke benoeming van de geïdentificeerde arteriën [78](#page=78).
De belangrijkste geïdentificeerde arteriën zijn: arteria carotis interna, arteria carotis externa, arteria ophthalmica, arteria maxillaris, arteria ethmoidalis anterior, arteria ethmoidalis posterior, arteria sphenopalatina, arteria palatina major, arteria palatina descendens en het Locus Kiesselbachii [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nasus externus | Het uitwendige deel van de neus, dat zichtbaar is aan de buitenkant van het gezicht. |
| Nasus internus | Het inwendige deel van de neus, bestaande uit de neusholte en de neusbijholten. |
| Neusbijholten (paranasale sinussen) | Luchthoudende holtes in de beenderen van de schedel die verbonden zijn met de neusholte. |
| Sinus maxillaris | De kaakholte, een van de grootste neusbijholten, gelegen in het bovenkaakbeen. |
| Sinus frontalis | De voorhoofdsholte, gelegen in het voorhoofdsbeen boven de ogen. |
| Sinus ethmoidalis | De zeefbeenholte, een complex van kleine holtes gelegen tussen de ogen en de neusholte. |
| Sinus sphenoidalis | De wiggebeenholte, gelegen diep in de schedel achter de neusholte. |
| Cavum nasi | De neusholte, de ruimte die wordt gevormd door de inwendige neus. |
| Septum nasi | Het neustussenschot, dat de neusholte verdeelt in een linker- en rechterhelft. |
| Concha nasalis | Neusschelp, een beenachtig uitsteeksel aan de zijwanden van de neusholte dat de luchtstroming reguleert. |
| Meatus nasi | Neusgang, de ruimte onder een neusschelp waar de lucht doorheen stroomt. |
| Regio respiratoria | Het gebied van de neusholte dat verantwoordelijk is voor het verwarmen, bevochtigen en filteren van ingeademde lucht. |
| Regio olfactoria | Het reukgebied van de neusholte, dat de geurreceptoren bevat. |
| Reukzintuig | Het zintuig dat verantwoordelijk is voor het waarnemen van geuren. |
| Locus Kiesselbachii | Een bekend gebied in het voorste deel van het neustussenschot waar veel bloedvaten samenkomen en dat vaak de bron is van neusbloedingen. |
| Arteria carotis interna | De interne halsslagader, die bloed levert aan de hersenen en delen van het hoofd. |
| Arteria carotis externa | De externe halsslagader, die bloed levert aan de meeste uitwendige delen van het hoofd. |
| Arteria maxillaris | Een tak van de externe halsslagader die bloed levert aan dieper gelegen structuren in het gelaat en de neus. |
| Arteria sphenopalatina | Een belangrijke slagader die via het foramen sphenopalatinum de neusholte en de neusbijholten van bloed voorziet. |
| Arteria ethmoidalis anterior | Een slagader die bloed levert aan de voorste delen van de neusholte en het voorhoofd. |
| Arteria ethmoidalis posterior | Een slagader die bloed levert aan de achterste delen van de neusholte en de zeefbeenholten. |
| Canaliculus lacrimalis | Een klein kanaaltje dat de tranen van het oog naar de neusholte afvoert. |
| Ductum nasolacrimalis | De traanbuis, die de oogleden met de neusholte verbindt en zorgt voor de afvoer van tranen. |
| Tuba auditiva | De gehoorbuis, die de middenoorholte verbindt met de nasopharynx en zorgt voor drukregulatie. |
| Os nasale | Neusbeen, een klein bot dat deel uitmaakt van de uitwendige neus. |
| Cartilago septi nasi | Kraakbeen van het neustussenschot, dat het voorste deel van het septum vormt. |
| Cartilago nasi lateralis | Zijdelings neuskraakbeen, dat deel uitmaakt van de uitwendige neus. |
| Cartilago alaris major | Groot vleugelkraakbeen, dat de vorm van de neusgaten bepaalt. |
| Cartilago alaris minores | Klein vleugelkraakbeen, dat de neusvleugels accentueert. |
| Maxilla, processus frontalis | Het voorste uitsteeksel van het bovenkaakbeen, dat de bodem van de sinus maxillaris kan vormen. |
| Os ethmoidale | Zeefbeen, een bot in de schedel dat deel uitmaakt van de neusholte en de oogkas. |
| Os sphenoidale | Wiggebeen, een complex bot in de schedel dat deel uitmaakt van de schedelbasis en de sinus sphenoidalis bevat. |
| Os vomer | Ploegschaarbeen, een bot dat deel uitmaakt van het neustussenschot. |
| Lamina perpendicularis van os ethmoidale | Het verticale deel van het zeefbeen, dat deel uitmaakt van het neustussenschot. |
| Horizontale plaat van os palatium | Het horizontale deel van het verhemeltebeen, dat deel uitmaakt van het harde verhemelte. |
| Bulbus olfactorius | Reukbol, de uitbreiding van de hersenen die de informatie van de reukreceptoren verwerkt. |
| Cilia | Trilhaartjes, kleine haarachtige uitsteeksels op celoppervlakken die helpen bij het verplaatsen van slijm en deeltjes. |
| Steuncellen | Cellen die structurele ondersteuning bieden aan andere cellen, in dit geval de reukepitheelcellen. |