Cover
Aloita nyt ilmaiseksi handouts kinesiologie pols-hand 25-26.pdf
Summary
# Kinesiologie van de pols
Deze studiehandleiding biedt een gedetailleerd overzicht van de kinesiologie van de pols, gericht op de osteologie, osteokinematica, arthrokinematica, statische stabilisatoren, spierwerking en het belang van polsbewegingen in ADL, gebaseerd op de informatie van pagina 4 tot 28.
### 1.1 Osteologie
De pols, het radiocarpale gewricht, wordt beschreven als een ellipsoïdaal gewricht. Dit gewricht omvat twee convexe krommingen aan de proximale carpale beenderen en twee concaviteiten aan het distale uiteinde van de radius [6](#page=6).
#### 1.1.1 Oriëntatie radius en ulna
Het distale uiteinde van de radius is georiënteerd met een hoek van 25 graden naar ulnair ten opzichte van de horizontale lijn, wat resulteert in significant meer ulnaire deviatie dan radiale deviatie. Tevens heeft de distale radius een hoek van 10 graden naar palmair met de horizontale in het sagittale vlak, wat palmaire flexie meer mogelijk maakt dan dorsiflexie [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.1.2 Carpale tunnel
De carpale tunnel, een belangrijke anatomische structuur, wordt visueel weergegeven op pagina 9 en 10 [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.2 Osteokinematica
De pols kent twee hoofdassen van beweging: palmaire flexie – dorsale flexie en radiale deviatie – ulnaire deviatie [11](#page=11).
* **Nulstand:** De hand bevindt zich in het verlengde van de onderarm [11](#page=11).
* **Ruststand:** Kenmerkt zich door lichte palmaire flexie en ulnaire deviatie [11](#page=11).
* **Closed Packed Position (CPP):** Dit is de positie van maximale stabiliteit, die wordt bereikt bij dorsale flexie en radiale deviatie [11](#page=11).
### 1.3 Arthrokinematica
De assen van rotatie binnen het polsgewricht bevinden zich voornamelijk ter hoogte van het os capitatum [12](#page=12).
#### 1.3.1 Bewegingen tijdens flexie en extensie
Tijdens flexie en extensie van de pols interageren het radiocarpale en mediocarpale gewricht als een convex – concaaf systeem. Hierbij is er sprake van een rol- en glijbeweging tussen de gewrichtsoppervlakken [13](#page=13).
#### 1.3.2 Bewegingen tijdens radiale en ulnaire deviatie
Evenzo, tijdens radiale en ulnaire deviatie, werken het radiocarpale en mediocarpale gewricht samen als een convex – concaaf systeem. Ook hierbij vindt een rol- en glijbeweging plaats [14](#page=14).
### 1.4 Statische stabilisatoren
De primaire stabiliteit van de pols wordt verzorgd door ligamenten. De collaterale ligamenten stabiliseren de bewegingen van ulnaire en radiale deviatie, terwijl de dorsale en ventrale ligamenten zorgen voor stabiliteit tijdens palmaire en dorsale flexie. Het mediocarpale gewricht is zeer stabiel, in tegenstelling tot het radiocarpale gewricht dat mobieler en dus minder stabiel is [15](#page=15).
> **Tip:** Het "accordeoneffect" bij compressietrauma van de pols, waarbij de carpale beenderen naar elkaar toe worden gedrukt, is een belangrijke klinische manifestatie van de stabiliteit van de pols [18](#page=18).
### 1.5 Spierwerking
#### 1.5.1 Primaire spieren voor flexie en extensie
De belangrijkste spieren voor palmaire flexie zijn de m. flexor carpi radialis en de m. flexor carpi ulnaris. Voor dorsale flexie zijn dit de m. extensor carpi radialis en de m. extensor carpi ulnaris [19](#page=19).
#### 1.5.2 Dynamische stabilisatoren
Het merendeel van de polsspieren hecht niet direct aan op de carpale beenderen, met uitzondering van de m. flexor carpi ulnaris. Hierdoor wordt de stabilisatie van de pols indirect bewerkstelligd. Bovendien is er geen enkele spier die puur anterieur, posterieur, radiaal of ulnair van de rotatieas werkt; alle spieren zullen bijdragen aan zowel sagittale als frontale vlakbewegingen, wat resulteert in gecombineerde functies [20](#page=20).
De bijdrage van een specifieke spier aan de polsbeweging is afhankelijk van twee factoren:
1. De doorsnede van de spier [24](#page=24).
2. De momentarm ten opzichte van de rotatieas (os capitatum); een grotere momentarm resulteert in een grotere krachtontwikkeling [24](#page=24).
Ook spieren die de vingers aansturen, spelen een rol in de stabilisatie en beweging van de pols. De flexoren hebben een grotere doorsnede (33,8 cm²) dan de extensoren (15,5 cm²) [24](#page=24).
> **Tip:** De momentarm van de spieren ten opzichte van de rotatieas van het polsgewricht is cruciaal voor de krachtontwikkeling [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 1.5.3 Synergistische werking met vingerbewegingen
Er bestaat een belangrijke synergistische relatie tussen de pols- en vinger spieren. De vingerflexoren werken als synergisten van de polsextensoren, wat betekent dat de vingers buigen wanneer de pols wordt geëxtendeerd. Omgekeerd werken de vingerextensoren als synergisten van de polsflexoren, waardoor de vingers strekken bij polsflexie [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** In een milde polsextensiepositie kunnen de vingerflexoren hun maximale kracht ontwikkelen omdat ze zich in een optimale lengte bevinden. Dit is essentieel voor een effectieve handknijpkracht [28](#page=28).
### 1.6 Belang polsbewegingen in ADL
De informatie over het belang van polsbewegingen in ADL wordt vermeld in de inhoudsopgave maar de gedetailleerde uitwerking hiervan valt buiten het bereik van de specifieke pagina's die in dit document werden geciteerd [4](#page=4).
---
# Kinesiologie van de hand
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de complexe kinesiologie van de hand, inclusief de osteologie, handbogen, osteokinematica, arthrokinematica, statische stabilisatoren, spierwerking en het belang van de hand in activiteiten van het dagelijks leven (ADL).
### 2.1 Osteologie van de hand
De hand is een complex biomechanisch apparaat dat bestaat uit 19 beenderen en 19 gewrichten. De osteologie van de hand omvat de anatomische structuur van de botten, waaronder de carpale beenderen, metacarpalia en phalanges. Specifieke anatomische structuren zoals de "anatomische snuifdoos" worden geïllustreerd [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
### 2.2 Handbogen
De hand kenmerkt zich door natuurlijke concaviteiten, ook wel handbogen genoemd, die het mogelijk maken om zich aan te passen aan de vorm van objecten. Deze bogen stellen de hand in staat om zich te spreiden en af te vlakken bij het grijpen van een plat voorwerp. De handbogen kunnen in drie richtingen worden onderverdeeld [34](#page=34):
* **Dwars (transversaal):** Er zijn twee dwarsbogen: een proximale en een distale dwarsboog. De os capitatum is een belangrijk bot in de proximale dwarsboog [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Lengte (longitudinaal):** Deze boog bestaat uit vijf individuele bogen. De MCP-gewrichten (metacarpophalangeale gewrichten) spelen hierin een rol [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Schuin (oppositie):** Deze boog omvat vier individuele bogen [38](#page=38).
### 2.3 Osteokinematica
Osteokinematica beschrijft de bewegingen van de botten ten opzichte van elkaar. De belangrijkste bewegingen in de hand zijn [39](#page=39):
* **Flexie – extensie:** Deze bewegingen vinden plaats in de carpometacarpale (CMC) gewrichten van de duim (CMC 1), de MCP-gewrichten (MCP 1-5), de interfalangeale (IP) gewrichten van de duim (IP 1), de proximale interfalangeale (PIP) gewrichten (PIP 2-5) en de distale interfalangeale (DIP) gewrichten (DIP 2-5) [39](#page=39).
* **Abductie – adductie:** Deze bewegingen zijn voornamelijk geassocieerd met de CMC-gewrichten van de duim (CMC 1) en de MCP-gewrichten [39](#page=39).
* **Oppositie – repositie:** Deze beweging is specifiek voor het CMC-gewricht van de duim (CMC 1) [39](#page=39).
De nulstand van de gewrichten definieert het startpunt voor het meten van bewegingsuitslagen [40](#page=40).
> **Tip:** Begrijpen van de nulstand is cruciaal voor het nauwkeurig documenteren van bewegingsbereiken en het beoordelen van beperkingen.
De ruststand (Loose Packed Position - LPP) en de close-packed position (CPP) zijn twee belangrijke posities die de stabiliteit en de bewegingsmogelijkheden van een gewricht beïnvloeden [41](#page=41).
* **Ruststand (LPP):**
* CMC 1: 5° flexie en 5° abductie [41](#page=41).
* MCP 1: 15° flexie [41](#page=41).
* MCP 2-5: 15° flexie [41](#page=41).
* PIP 2-5: 5° flexie [41](#page=41).
* DIP 2-5: 5° flexie [41](#page=41).
* **Close-Packed Position (CPP):**
* CMC 1: Maximale oppositie [41](#page=41).
* MCP 2-5: Maximale flexie [41](#page=41).
* PIP 2-5: Maximale flexie [41](#page=41).
* DIP 2-5: Maximale extensie [41](#page=41).
### 2.4 Arthrokinematica
Arthrokinematica beschrijft de glijdende, rollende en draaiende bewegingen binnen een gewricht [42](#page=42).
* **CMC 1 (duimgewricht):** Dit is een zadelgewricht dat zowel convex-concaaf als concaaf-convex contact kent. De bewegingen in het CMC 1 gewricht vinden plaats rond twee loodrechte assen [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Flexie – extensie:** De metacarpale (MC) beweegt ten opzichte van het os trapezium. Bij flexie is er sprake van concaaf op convex, waarbij rol en glij samenvallen. Bij extensie is er sprake van convex op concaaf, waarbij rol en glij niet samenvallen [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Abductie – adductie:** De metacarpale (MC) beweegt ten opzichte van het os trapezium. Bij abductie is er sprake van convex op concaaf, waarbij rol en glij niet samenvallen. Bij adductie is er sprake van concaaf op convex, waarbij rol en glij samenvallen [45](#page=45) [46](#page=46).
Tabel met translatierichting en regel van beweging voor CMC I:
| Beweging | Translatierichting (obv vlak van de duim) | Regel |
| :---------------- | :---------------------------------------- | :---- |
| Flexie | Palmair (ulnair) | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
| Extensie | Dorsaal (radiaal) | Convex tov Concaaf (rol ≠ glij) |
| Abductie | Ulnair (dorsaal) | Convex tov Concaaf (rol ≠ glij) |
| Adductie | Radiaal (palmair) | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
* **MCP-gewrichten (2-5):** Deze gewrichten vertonen een concaaf-convex contact waarbij rol en glij samenvallen tijdens flexie en extensie. Ook abductie en adductie van de MCP-gewrichten volgen dit principe [47](#page=47) [48](#page=48).
* **PIP en DIP gewrichten (2-5) en IP gewricht:** Deze gewrichten zijn voornamelijk betrokken bij flexie en extensie en volgen ook de regel van concaaf op convex met samenvallende rol en glij [1](#page=1) [49](#page=49).
Tabel met translatierichting en regel van beweging voor MCP (II-V) en IP (I):
| Beweging | Translatierichting (obv anatomisch vlak voor II-V en obv vlak van de duim voor I) | Regel |
| :----------------- | :------------------------------------------------------------------------------- | :---- |
| Flexie (MCP – IP) | Palmair | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
| Extensie (MCP – IP)| Dorsaal | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
| Abductie (MCP) | Radiaal (II-III) / Ulnair (IV-V) | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
| Adductie (MCP) | Ulnair (II-III) / Radiaal (IV-V) | Concaaf tov Convex (rol = glij) |
### 2.5 Statische stabilisatoren
De stabiliteit van de hand wordt mede verzekerd door een groot aantal ligamenten. Daarnaast spelen de carpale tunnel en de peesscheden van de flexoren een belangrijke rol in de stabiliteit van de pols en hand. De pezen van de Flexor digitorum profundus en de Flexor digitorum superficialis lopen door de carpale tunnel, beschermd door het transversaal carpale ligament [52](#page=52).
### 2.6 Spierwerking
De spierwerking in de hand is complex en omvat zowel intrinsieke als extrinsieke spieren.
* **Mm. lumbricales:** Deze spieren hebben een belangrijke rol bij de flexie van de MCP-gewrichten ). Tegelijkertijd ondersteunen zij de extensie van de PIP- en DIP-gewrichten ) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
> **Tip:** De lumbricales spieren zijn uniek doordat ze de MCP-flexie bevorderen terwijl ze de PIP- en DIP-extensie ondersteunen, wat essentieel is voor fijne motoriek.
* **Mm. interosseï (palmair en dorsaal):** Deze spieren dragen bij aan de bewegingen van de vingers, waaronder adductie en abductie ) [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Openen van de hand:** Dit proces verloopt in drie fasen: MCP-extensie, PIP-extensie en DIP-extensie. De hoofdactiviteit ligt bij de M. Extensor Digitorum Communis. De lumbricales ondersteunen de extensie van de IP-gewrichten. Daarnaast is er activiteit van de M. Flexor Carpi Radialis als synergistische werking [58](#page=58).
* **Sluiten van de hand:** De hoofdactiviteit bij het sluiten van de hand komt van de M. Flexor Digitorum Superficialis en Profundus. De lumbricales komen passief op rek, wat bijdraagt aan de flexie van de MCP-gewrichten. Ook de polsextensoren tonen activiteit als synergistische werking [59](#page=59).
### 2.7 Belang van de hand in ADL
De hand is een cruciaal sensorisch orgaan voor de perceptie van de omgeving, waardoor complexe handelingen en de beleving van emoties mogelijk worden. De fijne motoriek en de grijpkracht van de hand zijn essentieel voor het uitvoeren van vrijwel alle activiteiten van het dagelijks leven (ADL), zoals eten, aankleden, schrijven en het hanteren van objecten. Een goed begrip van de kinesiologie van de hand is daarom fundamenteel voor het behandelen van handfunctiestoornissen en het optimaliseren van de functionele capaciteit van patiënten [31](#page=31).
---
# Belang van pols en hand in ADL
De pols en hand spelen een cruciale rol in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (ADL), met name door middel van diverse grijptypes die precisie en kracht mogelijk maken [61](#page=61) [62](#page=62).
### 3.1 Functionele relevantie van pols en hand
De pols en hand zijn essentieel voor een breed scala aan menselijke functies. Ze maken fijne motorische vaardigheden mogelijk, zoals het manipuleren van kleine objecten, en grove motorische taken, zoals het dragen van zware voorwerpen. De complexiteit van de hand, met zijn vele botten, gewrichten, spieren en zenuwen, stelt ons in staat tot een ongekend niveau van behendigheid en controle. Deze anatomische structuur ondersteunt een verscheidenheid aan bewegingen en grijpstrategieën die noodzakelijk zijn voor zelfstandigheid in het dagelijks leven [61](#page=61) [62](#page=62).
### 3.2 Grijptypes
Er is een diversiteit aan grijptypes die door de hand kunnen worden uitgevoerd, elk met een specifieke toepassing in ADL. Deze grijptypes variëren van krachtige grepen voor het hanteren van grotere objecten tot precieze grepen voor het manipuleren van kleine voorwerpen [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 3.2.1 Krachtgrepen
Krachtgrepen worden gebruikt om objecten met substantiële kracht vast te houden en te manipuleren [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Greep met duim in maximale oppositie:** Hierbij wordt het object stevig vastgegrepen tussen de vingertoppen en de duim, waarbij de duim in een positie staat die maximale weerstand biedt aan de vingers. Dit type greep is krachtig en biedt veel controle [66](#page=66).
* **Palmaire greep:** Dit is een algemene term voor het vastpakken van een object met de handpalm en de vingers. Het kan variëren in kracht afhankelijk van de betrokken vingers en de druk die wordt uitgeoefend [67](#page=67).
#### 3.2.2 Precisiégrepen
Precisiégrepen zijn ontworpen voor het manipuleren van kleine objecten en vereisen een hoge mate van vinger- en duimcoördinatie [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Greep met duim in submaximale oppositie:** Bij deze greep wordt het object vastgehouden tussen de vingertoppen en de duim, waarbij de duim minder in oppositie staat dan bij de maximale oppositie. Dit maakt fijnere aanpassingen en controle mogelijk [66](#page=66).
* **Greep met duim in submaximale radiale oppositie:** Dit verwijst naar een greep waarbij het object wordt gefixeerd door de vingers en de duim, waarbij de duim zich aan de radiale zijde van de hand bevindt en er een submaximale oppositie is. Dit type greep is nuttig voor het draaien of verfijnen van de positie van een object [66](#page=66).
* **Greep tussen vingers en handpalm:** Hoewel minder specifiek gedefinieerd in de tekst, kan dit verwijzen naar grepen waarbij de palm een rol speelt bij het stabiliseren van het object terwijl de vingers fijne manipulaties uitvoeren [67](#page=67).
De adequate uitvoering van deze grijptypes is van fundamenteel belang voor de zelfstandigheid en participatie in maatschappelijke activiteiten. Beperkingen in de functie van pols en hand kunnen leiden tot significante uitdagingen in het dagelijks leven [61](#page=61) [62](#page=62).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Osteologie | De studie van botten en het skelet, inclusief hun structuur, functie en ontwikkeling. In deze context betreft het de botstructuren van de pols en hand. |
| Osteokinematica | Beschrijft de bewegingen van de botten rond een assen van rotatie, zoals flexie, extensie, abductie en adductie. Dit zijn de zichtbare, grotere bewegingen van de gewrichten. |
| Arthrokinematica | Bestudeert de bewegingen tussen de gewrichtsoppervlakken zelf, zoals rollen, glijden en schuiven. Deze subtiele bewegingen zijn essentieel voor een soepele en efficiënte gewrichtsfunctie. |
| Statische stabilisatoren | Structuren die primair verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de stabiliteit van een gewricht zonder actieve spierinspanning. Dit omvat voornamelijk ligamenten en de gewrichtskapsel. |
| Dynamische stabilisatoren | Structuren die, voornamelijk spieren, bijdragen aan de stabiliteit van een gewricht door middel van actieve contractie en coördinatie tijdens beweging. |
| ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) | Dagelijkse activiteiten die mensen uitvoeren om voor zichzelf te zorgen, zoals eten, aankleden, wassen en lopen. De functionaliteit van pols en hand is cruciaal voor veel van deze activiteiten. |
| Radiocarpale gewricht | Het gewricht tussen de distale uiteinden van de radius en de proximale rij carpale beenderen (scaphoid, lunatum, triquetrum). Dit gewricht is voornamelijk betrokken bij flexie, extensie, radiale en ulnaire deviatie. |
| Mediocarpale gewricht | Het gewricht tussen de proximale en distale rijen carpale beenderen. Dit gewricht draagt bij aan de grijpfunctie en de aanpassing van de hand aan verschillende vormen. |
| Palmaire flexie | De beweging waarbij de handpalm naar de onderarm toe wordt gebogen. Dit is een beweging in het sagittale vlak. |
| Dorsale flexie | De beweging waarbij de rug van de hand naar de onderarm toe wordt gebogen. Dit is ook een beweging in het sagittale vlak. |
| Radiale deviatie | De beweging waarbij de duimzijde van de hand naar de onderarm toe wordt bewogen. Dit is een beweging in het frontale vlak. |
| Ulnaire deviatie | De beweging waarbij de pinkzijde van de hand naar de onderarm toe wordt bewogen. Dit is een beweging in het frontale vlak. |
| Carpale tunnel | Een anatomische doorgang gevormd door de carpale beenderen en het transversaal carpale ligament, waar pezen van de flexoren van de vingers en de nervus medianus doorheen lopen. |
| CMC 1 gewricht (Carpometacarpale gewricht van de duim) | Het zadelvormige gewricht tussen het carpale botje trapezium en het eerste metacarpale botje van de duim. Dit gewricht is essentieel voor de mobiliteit en oppositie van de duim. |
| MCP gewrichten (Metacarpofalangeale gewrichten) | De gewrichten tussen de metacarpale botten van de hand en de proximale falanx van de vingers. Deze gewrichten maken flexie, extensie, abductie en adductie van de vingers mogelijk. |
| PIP gewrichten (Proximale interfalangeale gewrichten) | De gewrichten tussen de proximale en middelste falanx van de vingers (vinger 2-5). Deze gewrichten maken voornamelijk flexie en extensie mogelijk. |
| DIP gewrichten (Distale interfalangeale gewrichten) | De gewrichten tussen de middelste en distale falanx van de vingers (vinger 2-5). Deze gewrichten maken voornamelijk flexie en extensie mogelijk. |
| IP gewricht (Interfalangeale gewricht van de duim) | Het gewricht tussen de proximale en distale falanx van de duim. Dit gewricht maakt flexie en extensie van de duim mogelijk. |
| Handbogen | De natuurlijke krommingen van de hand die het mogelijk maken zich aan te passen aan de vorm van objecten en grip te genereren. Ze worden ingedeeld in transversale, longitudinale en schuine bogen. |
| Oppositie | Een complexe beweging van de duim waarbij deze naar de vingertoppen toe wordt bewogen, wat essentieel is voor het grijpen van objecten. |
| Repositie | Het omgekeerde proces van oppositie, waarbij de duim terugkeert naar zijn oorspronkelijke positie. |
| Ligamenten | Sterke, vezelige bindweefselbanden die botten met elkaar verbinden en zo gewrichten stabiliseren. |
| Spieren | Contractiele weefsels die beweging veroorzaken en bijdragen aan de stabiliteit van gewrichten. |
| Pezen | Vezelige bindweefselstructuren die spieren aan botten verbinden. |
| Momentarm | De loodrechte afstand tussen de werklijn van een kracht (bijvoorbeeld een spierkracht) en het rotatiecentrum van een gewricht. Een grotere momentarm leidt tot een grotere krachtontwikkeling. |
| Synergistische werking | De gecoördineerde actie van meerdere spieren of spiergroepen die samenwerken om een bepaalde beweging te bewerkstelligen of stabiliteit te bieden. |
| Cross-sectionele doorsnede | Het oppervlak van de spier dwars op de lengte-as. Een grotere doorsnede correleert over het algemeen met een grotere krachtproductiecapaciteit van de spier. |