Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Stuvia-6847170-samenvatting-inleiding-tot-het-recht.pdf
Summary
# Fundamentele beginselen en indeling van het recht
Dit onderwerp verkent de kernconcepten van het recht, inclusief de onderscheiding tussen objectief en subjectief recht, en de classificatie van recht binnen nationale, internationale en supranationale kaders, evenals de publieke en privaatrechtelijke domeinen.
### 1.1 Objectief recht versus subjectief recht
Het onderscheid tussen objectief en subjectief recht is cruciaal voor het begrijpen van juridische aanspraken en bevoegdheden.
#### 1.1.1 Objectief recht
Objectief recht kan worden gedefinieerd als het geheel van algemene gedragsregels, opgelegd door een bevoegde overheid, gericht op de ordening van het maatschappelijk leven en waarvan de naleving afdwingbaar is [7](#page=7).
Kenmerken van objectief recht zijn:
* **Algemeen:** Het recht is onpersoonlijk en geldt voor iedereen, wat een waarborg is tegen willekeur. Soms kan er echter rekening gehouden worden met individuele casussen, zoals bij het aanpassen van wetten om specifieke daders nog te kunnen vervolgen [7](#page=7).
* **Gedrag:** Het recht beoordeelt uitwendig gedrag van rechtssubjecten, niet gedachten die niet geuit worden. Rechtssubjecten zijn houders van rechten en plichten, zijnde natuurlijke personen (mensen vanaf geboorte tot overlijden) en door mensen gecreëerde juridische entiteiten (rechtspersonen zoals bedrijven of VZW's). Rechtsobjecten, zoals dieren of goederen, zijn geen rechtssubjecten en hebben geen juridische verantwoordelijkheid of procesbevoegdheid [7](#page=7).
* **Opgelegd:** Het recht legt verplichtingen op via geboden (bijv. hulpverlening) of verboden (bijv. rookverbod). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen inspanningsverbintenissen (zo goed mogelijk je best doen) en resultaatsverbintenissen (een bepaald resultaat leveren). De beoordeling van gedrag gebeurt aan de hand van een zorgzaam en redelijk persoon ("culpa levis in abstracto") of soms aan de hand van de concrete persoon ("culpa levis in concreto") [8](#page=8).
* **Ordenend:** Het recht ordent de samenleving [8](#page=8).
* **Afdwingbaar:** Het recht zorgt ervoor dat kromme zaken rechtgetrokken worden. Dit kan via rechtsherstel (bijv. schadevergoeding bij onrechtmatige daad of wanprestatie), schadeherstel, of sancties zoals publieke straffen (vrijheidsberoving, vermogensrechtelijke straffen) of private straffen [8](#page=8).
#### 1.1.2 Subjectief recht
Subjectief recht is de individualisering van de rechtsregel, zijnde de aanspraak die een persoon ontleent aan het objectief recht ten aanzien van een ander. Dit kan een aanspraak zijn jegens de overheid of jegens andere burgers [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Het objectief recht stelt dat wie een fout begaat en schade veroorzaakt, deze moet vergoeden. Subjectief recht is dan de aanspraak die het slachtoffer heeft op een schadevergoeding [8](#page=8).
### 1.2 Indeling van het recht
Het recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld, zowel op basis van geografische reikwijdte als op basis van de aard van de rechtsverhoudingen.
#### 1.2.1 Nationaal, internationaal en supranationaal recht
* **Nationaal recht:** Dit is het recht dat binnen een bepaald land tot stand komt door de nationale parlementen en regeringen. Het geldt primair op het grondgebied van dat land [9](#page=9).
* **Internationaal recht:** Dit betreft verdragen die door landen of groepen landen worden gesloten en die binnen die deelnemende landen van toepassing zijn [9](#page=9).
* **Supranationaal recht:** Dit houdt in dat landen verdragen sluiten en tevens instellingen oprichten die bindende beslissingen kunnen nemen binnen hun rechtsgebied. De Europese Unie is hiervan een vooraanstaand voorbeeld, waarbij lidstaten bevoegdheden overdragen aan gemeenschappelijke instellingen. De invoering van internationaal en supranationaal recht kan een uitzondering vormen op de nationale soevereiniteit [9](#page=9).
#### 1.2.2 Publiekrecht en privaatrecht
* **Privaatrecht:** Dit regelt de rechtsverhoudingen tussen individuen en beoogt private belangen [9](#page=9).
* **Publiekrecht:** Dit betreft de verhouding tussen de burger en de staat, en de organisatie van de staat zelf, met het oog op het publieke belang [9](#page=9).
Het onderscheid tussen publiek- en privaatrecht vervaagt echter, bijvoorbeeld bij onrechtmatige daden door de overheid of wanneer de overheid optreedt als contractant. Belangrijke redenen om het onderscheid te blijven hanteren zijn het dwingende en eenzijdige karakter van publiekrecht, de zwaardere verplichtingen die de overheid kan opleggen (bijv. in openbare aanbestedingen), en het initiatief van de overheid om normschendingen af te dwingen [9](#page=9).
### 1.3 Fundamentele beginselen
Enkele kernbeginselen vormen de basis van het rechtssysteem.
#### 1.3.1 Rechtspersoonlijkheid en rechtssubjecten
Alleen personen hebben rechtspersoonlijkheid [10](#page=10).
* **Rechtssubjecten:** Dit zijn dragers van rechten en plichten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen [10](#page=10):
* **Natuurlijke personen:** Mensen van geboorte tot overlijden [7](#page=7).
* **Rechtspersonen:** Juridische constructies, opgericht door de wet of door natuurlijke personen (bijv. een bedrijf, KUL, Artsen Zonder Grenzen). Rechtspersonen kunnen in eigen naam optreden, een eigen vermogen hebben, maar moeten zich houden aan het wettelijkheidsbeginsel en het doelbeperkingsbeginsel [10](#page=10).
* **Rechtsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten te hebben [11](#page=11).
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten zelfstandig uit te oefenen in het rechtsverkeer; dit begint in principe op 18 jaar [11](#page=11).
* **Wilsbekwaamheid:** De mentale capaciteit om een rechtshandeling bewust te verrichten [11](#page=11).
> **Tip:** Het nut van rechtspersonen ligt in de beperking van aansprakelijkheid. Bij een feitelijke vereniging zijn individuen persoonlijk aansprakelijk voor schulden, terwijl bij een rechtspersoon enkel het vermogen van de rechtspersoon in gevaar komt [11](#page=11).
#### 1.3.2 Rechtsobjecten
Rechtsobjecten zijn geen dragers van rechten en plichten. Dieren worden juridisch grotendeels als rechtsobjecten behandeld, vergelijkbaar met lichamelijke voorwerpen, hoewel er wel specifieke wetgeving is ter bescherming van dierenwelzijn. In specifieke gevallen, zoals bij echtscheiding, kan wel rekening gehouden worden met hun gevoelsvermogens [12](#page=12).
#### 1.3.3 Bronnen van recht
Bronnen van recht zijn de oorsprongen waaruit rechtsregels voortvloeien. Ze kunnen materieel (inhoudelijk) of formeel (bron van geldigheid) zijn [12](#page=12).
* **Formele bronnen van recht:**
* **Wet:** Gevormd door de wetgevende macht (federale parlement, gemeenschaps- en gewestparlementen). Dit omvat wetten, decreten en ordonnanties [13](#page=13).
* **Besluiten van de uitvoerende macht:** Gevormd door de uitvoerende macht (Koning, Regering, Minister) [13](#page=13).
* **Gebruiken en gewoonten:** Niet-geschreven, maar wel bindende praktijken [13](#page=13).
* **Algemene rechtsbeginselen:** Fundamentele ongeschreven principes (bijv. *ne bis in idem*) [13](#page=13).
* **Rechtspraak:** Interpretaties van rechters die gezaghebbend zijn voor andere rechters, maar niet strikt bindend in België (in tegenstelling tot precedenten in Engeland) [13](#page=13).
* **Rechtsleer:** Geschriften van juristen over het recht [13](#page=13).
> **Tip:** Sommige materiële wetten kunnen formele bronnen van recht zijn, maar niet elke beslissing van de uitvoerende macht is een formele of materiële wet. Individuele overheidsbeslissingen, zoals een bouwvergunning, zijn geen algemeen bindende wetten [14](#page=14).
### 1.4 Voorrangsregels in het recht
Voorrangsregels bepalen welke rechtsregel toegepast moet worden wanneer meerdere wetten op een casus van toepassing zijn en conflicteren. Dit zorgt voor duidelijkheid en consistentie in de rechtsuitoefening [14](#page=14).
---
# De structuur van de staat en de machten
Dit deel van de studiehandleiding vat de structuur van de Belgische staat samen, van eenheidsstaat naar federale staat, de bevoegdheidsverdeling en de samenstelling en werking van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten.
## 2. De structuur van de staat en de machten
### 2.1 De Belgische staatstructuur
België heeft een evolutie doorgemaakt van een eenheidsstaat naar een federale staat. Deze evolutie is het resultaat van zes staatshervormingen. Het principe van centrifugale federalisme is hierbij bepalend, wat betekent dat macht verschuift van het centrum naar de deelstaten. De federale staat en de deelstaten zijn hiërarchisch gelijkwaardig, wat betekent dat een wet gestemd door het federale parlement op hetzelfde niveau staat als een decreet gestemd door een deelstaatparlement [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 2.1.1 De evolutie naar federalisme
* **1970-1973:** Invoering van (cultuur)gemeenschappen [22](#page=22).
* **1980-1983:** Invoering van (economische) gewesten, met meer bevoegdheden voor de gemeenschappen en de oprichting van eigen uitvoerende machten en het Grondwettelijk Hof [22](#page=22).
* **1988-1990:** Creëring van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [22](#page=22).
* **1993, 2000-2001, 2011-2014:** Verdere optimalisering en uitbreiding van bevoegdheden, inclusief de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde [22](#page=22).
#### 2.1.2 Deelstaten
België kent twee soorten deelstaten, gebaseerd op verschillende opdelingsgronden [23](#page=23):
* **Opdeling op grond van economie (Gewesten):**
* Vlaams Gewest: Nederlands taalgebied [23](#page=23).
* Waals Gewest: Frans en Duits taalgebied [23](#page=23).
* Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad (Nederlands en Frans) [23](#page=23).
* **Opdeling op grond van taal en cultuur (Gemeenschappen):**
* Duitstalige Gemeenschap: Duits taalgebied [23](#page=23).
* Vlaamse Gemeenschap: Nederlands taalgebied [23](#page=23).
* Franstalige Gemeenschap: Frans taalgebied [23](#page=23).
**Faciliteitengemeenten:** Dit zijn gemeenten in een ééntalig gebied waar communicatie van de overheid met burgers, onder voorwaarden, ook in een andere taal mag verlopen. Ze blijven echter deel uitmaken van één van de vier taalgebieden [23](#page=23).
**Aanpassing aan taalgebieden:** Soms zijn gemeenschappen beperkter dan hun taalgebied (bv. taalgebruik in faciliteitengemeenten) en soms ruimer (bv. unicommunautaire instellingen in het tweetalige Brussel). Bicommunautaire instellingen zijn bicultureel op federaal niveau of bipersoonsgebonden via de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [23](#page=23).
### 2.2 De bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheidsverdeling wordt geregeld door de Grondwet (art. 127-140 GW) en de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen (BWHI). Als een materie niet geregeld is, is de federale wetgever bevoegd, tenzij art. 35 GW anders bepaalt [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 2.2.1 Basisprincipes van bevoegdheidsverdeling
* **Toegewezen bevoegdheden:** Gemeenschappen en gewesten hebben enkel bevoegdheden die expliciet aan hen zijn toegewezen in de Grondwet of de BWHI [24](#page=24).
* **Residuaire bevoegdheden:** De federale staat heeft enkel bevoegdheden die niet expliciet aan de deelstaten zijn toegewezen. Dit is het omgekeerde van wat art. 35 GW oorspronkelijk zou impliceren, en België is momenteel georganiseerd volgens het principe dat de federale overheid alle bevoegdheden heeft behalve die expliciet aan de deelstaten zijn toegewezen [24](#page=24).
* **Exclusieve bevoegdheden:** Maximaal één regelgever is bevoegd voor een materie binnen een bepaald gebied [24](#page=24).
#### 2.2.2 Uitzonderingen op exclusieve bevoegdheden
* **Gedeeld exclusieve bevoegdheden:** Twee wetgevers zijn elk exclusief bevoegd voor een deelaspect van dezelfde materie binnen één gebied [24](#page=24).
* **Parallelle bevoegdheden:** Verschillende deelstaten zijn gelijktijdig bevoegd voor een materie binnen een gebied, vaak gelinkt aan een hoofdbevoegdheid [24](#page=24).
* **Concurrerende bevoegdheden:** Meerdere regelgevers zijn gelijktijdig bevoegd, waarbij de regelgeving van de ene voorgaat op die van de andere [24](#page=24).
* **Integraal concurrerende bevoegdheden:** Deelstaat mag iets regelen, tenzij de federale regelgever het al geregeld heeft. De federale staat kan echter een door de deelstaat geregelde materie overnemen [24](#page=24).
* **Beperkt concurrerende bevoegdheden:** De federale regelgever maakt basisregels, en de deelstaat mag deze aanvullen [24](#page=24).
#### 2.2.3 Oplossingen voor bevoegdheidsconflicten
* **Impliciete bevoegdheden:** Een deelstaat mag iets regelen waarvoor de federale regelgever bevoegd is, indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van haar eigen bevoegdheid, mits de federale impact marginaal is (gekoppeld aan art. 10 BWHI) [24](#page=24).
* **Inherente bevoegdheden:** Een deelstaat mag aanvullende zaken regelen die nodig zijn voor de uitoefening van haar bevoegdheid [24](#page=24).
#### 2.2.4 Vindplaatsen van bevoegdheden
* **Federale overheid:** Expliciete toewijzing in GW of BWHI, en residuaire bevoegdheid (art. 35 GW) [24](#page=24).
* **Gemeenschappen:** Altijd eerst kijken in de Grondwet, daarna in de BWHI [24](#page=24).
* **Gewesten:** Steeds kijken in de BWHI [24](#page=24).
#### 2.2.5 Bevoegdheidsrechtelijke knopen
* **Brussel:** Gewestbevoegdheden worden uitgeoefend door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Gemeenschapsbevoegdheden worden uitgeoefend door de Vlaamse en Franse gemeenschap, tenzij specifieke uitzonderingen in de Brusselwet of door de gemeenschappen zelf worden doorgegeven aan gemeenschapscommissies. Bipersonen- en biculturele aangelegenheden hebben specifieke regelingen [26](#page=26) [28](#page=28).
* **Faciliteitengemeenten:** Hier is de federale wetgever bevoegd voor taalwetgeving in bestuurszaken, wat een uitzondering is op de gemeenschapsbevoegdheid voor taal. Wijzigingen vereisen een bijzondere meerderheidswet [26](#page=26).
### 2.3 De wetgevende macht
#### 2.3.1 Samenstelling
* **Federale wetgevende macht:**
* **Koning:** Bekrachtigt en kondigt wetten af [19](#page=19).
* **Kamer van Volksvertegenwoordigers:** Rechtstreeks verkozen, 150 leden, opgedeeld in 11 kieskringen [28](#page=28).
* **Senaat:** Niet-rechtstreeks verkozen, bestaande uit deelstaatssenatoren en gecoöpteerde senatoren [28](#page=28).
* **Deelstaatparlementen:** Er zijn 6 deelstaten en 5 deelstaatparlementen, omdat de Raad en Regering van de Vlaamse Gemeenschap ook gewestbevoegdheden uitoefenen. Soms kunnen gewesten of gemeenschappen bevoegdheden van elkaar uitoefenen mits decretaal verankerd [27](#page=27).
#### 2.3.2 Statuut van parlementsleden
* **Onverenigbaarheden:** Een parlementslid mag niet tegelijkertijd zetelen in de Federale Kamer, Senaat, een deelstaatparlement, of een bezoldigd ambt bekleden bij de federale overheid [29](#page=29).
* **Parlementaire onschendbaarheid (art. 59 GW):** Parlementsleden kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden zonder toestemming van het parlement, behalve in geval van heterdaad of buiten parlementaire zitting [29](#page=29).
* **Strafrechtelijke onverantwoordelijkheid (art. 58 GW):** Parlementsleden zijn niet vervolgbaar voor meningen geuit tijdens hun functie [29](#page=29).
#### 2.3.3 Totstandkomingsproces van wetgeving
* **Wetsontwerp (initiatief regering):** Opmaak voorontwerp, advies Raad van State (niet bindend), indiening door Koning, stemming in Commissie (met amendementen mogelijk), plenaire stemming (met alarmbelprocedure mogelijk), bekrachtiging en afkondiging, bekendmaking in Staatsblad, inwerkingtreding (principe: 10 dagen na publicatie) [30](#page=30).
* **Wetsvoorstel (initiatief Kamer/Senaat):** Indiening voorstel, overweging, facultatief advies Raad van State, stemming in Commissie, plenaire stemming (met alarmbelprocedure mogelijk), bekrachtiging en afkondiging, bekendmaking in Staatsblad, inwerkingtreding [30](#page=30).
#### 2.3.4 Meerderheden voor wetgeving
* **Gewone wet:** Aanwezigheidsquorum van 50%+1 en meerderheidsquorum van 50%+1 van de aanwezigen [31](#page=31).
* **Bijzondere meerderheidswet:** Aanwezigheidsquorum van 50%+1 in elke taalgroep en meerderheidsquorum van 2/3+1 van de aanwezigen, waarvan minstens 50%+1 in elke taalgroep. Dit is bedoeld om communautaire evenwichten te bewaren [31](#page=31).
#### 2.3.5 Procedures voor de totstandkoming
* **Volledig bicamerale procedure:** Koning, Kamer en Senaat (bv. herziening GW, bijzondere meerderheidswetten) [31](#page=31).
* **Optioneel bicamerale procedure:** Koning en Kamer, met de Senaat als "reflectiekamer" [31](#page=31).
* **Monocamerale procedure:** Koning en Kamer (residuaire procedure, de norm vandaag) [32](#page=32).
#### 2.3.6 Andere vormen van wetgeving
* **Interpretatieve wet:** Verduidelijkt een bestaande wet en werkt retroactief [32](#page=32).
* **Opdrachtwet:** Geeft de uitvoerende macht de bevoegdheid om wetgeving te maken ter uitvoering van een gestemde wet (bv. kaderwet, bijzondere volmachtenwet) [32](#page=32).
* **Besluitwet:** Uitvoerende macht krijgt wetgevende bevoegdheid in oorlogstijd [32](#page=32).
* **Programmawet:** Wijzigt veel wetten tegelijkertijd, oorspronkelijk bij begrotingsopmaak [32](#page=32).
#### 2.3.7 Werking in de tijd
* **Principe:** Onmiddellijke werking, 10 dagen na publicatie in het Staatsblad [33](#page=33).
* **Uitzonderingen:** Eerbiedigende werking (oud recht blijft gelden voor nieuwe feiten met oorsprong in oud recht) en retroactieve werking (nieuw recht is van toepassing op feiten van voor de totstandkoming ervan, niet voor burgerlijk wetboek of strafrecht) [33](#page=33).
### 2.4 De uitvoerende macht
#### 2.4.1 Samenstelling
* **Federale uitvoerende macht:**
* **Ministerraad:** Premier + ministers. Beslist bij consensus. Heeft een even aantal ministers per taalgroep [37](#page=37).
* **Koning:** Benoemt en ontslaat ministers en staatssecretarissen [37](#page=37).
* **Deelstaat uitvoerende macht (Regeringen):** Bestaan uit minister-president en ministers, beslissen bij consensus. Het aantal ministers is per deelstaat geregeld [38](#page=38).
#### 2.4.2 Bevoegdheden
* **Federale uitvoerende macht:**
* **Grondwettelijke uitvoeringsbevoegdheid (art. 108 GW):** Voert wetten uit via besluiten en verordeningen. Wet gaat voor op KB [38](#page=38).
* **Wettelijke uitvoeringsbevoegdheid (art. 105 GW):** Regelt zelf belangrijke zaken indien de WM dit toestaat (bv. via opdrachtwetten: kaderwet, bijzondere volmachtenwet) [38](#page=38).
* **Autonome verordeningsbevoegdheid:** Beslist zelf zonder specifiek mandaat, bv. organieke KB's (organisatie openbare dienst) en politiereglementen (openbare orde en veiligheid) [39](#page=39).
#### 2.4.3 Totstandkoming van besluiten
* **Koninklijk Besluit (KB):** Rechtshandeling van de koning. Kan reglementair (algemene normen), organiek (organisatie dienst) of beschikkend (individuele toepassing) zijn. Vereist initiatief minister, advies Raad van State (voor reglementair KB), verslag aan de Koning, beraadslaging Ministerraad (indien vereist) en bekendmaking in BS [39](#page=39).
* **Ministerieel Besluit (MB):** Besluit van één of meerdere ministers. De koning kan verordeningsbevoegdheid delegeren aan ministers [39](#page=39).
#### 2.4.4 Gedecentraliseerde besturen
* **Deconcentratie:** Interne of externe hulp voor de uitvoerende macht, eigen instelling zonder rechtspersoonlijkheid [40](#page=40).
* **Decentralisatie:** Instellingen met eigen rechtspersoonlijkheid die taken uitvoeren binnen afgebakende bevoegdheden. De overheid houdt toezicht. Provincies en gemeenten zijn bevoegd voor provinciale en gemeentelijke belangen, maar dit is begrensd door centraal bestuur, benoeming van het hoofd, plicht tot medebewind en administratief toezicht (legaliteits- en opportuniteitscontrole) [40](#page=40).
### 2.5 De rechterlijke macht
#### 2.5.1 Situering en beginselen
* **Onafhankelijkheid en onpartijdigheid:** De rechterlijke macht is onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht (art. 151 GW). Rechters mogen geen politieke mandaten uitoefenen of bezoldigde ambten van de regering aanvaarden (art. 155 GW). Onpartijdigheid slaat op het gedrag van de rechter (subjectief) en de organisatie van het rechtssysteem (objectief) [43](#page=43).
* ** Rechtsmacht en bevoegdheid:** Rechtsmacht is de macht van de rechter om geschillen bindend te beslechten. Bevoegdheid verwijst naar de specifieke macht om een concreet geschil te beslechten, territoriaal of materieel [43](#page=43).
* **Openbaarheid, motiveringsplicht, verbod op rechtsweigering, geen precedentenrechtspraak:** Deze beginselen waarborgen de correcte werking van de rechterlijke macht [45](#page=45).
#### 2.5.2 Benoeming en ontslag
* **Magistraten:** Zittende magistratuur (rechters) en staande magistratuur (Openbaar Ministerie) [44](#page=44).
* **Benoeming:** Door de koning (UM), na examen/stage en voordracht via minister van Justitie en na advies van de Hoge Raad voor de Justitie [44](#page=44).
* **Ontslag:** Zittende magistraten worden voor het leven benoemd en kunnen enkel door de rechterlijke macht zelf ontslagen worden. De staande magistratuur kan door de koning ontslagen worden, aangezien zij deel uitmaakt van de UM. De minister van Justitie heeft een positief injunctierecht voor het Openbaar Ministerie [44](#page=44).
#### 2.5.3 Gerechtelijke rechtscolleges
* **Kantons:** Vrederechter behandelt burgerlijke zaken (algemeen tot 5000 euro, bijzonder ongeacht bedrag, exclusief voor specifieke zaken) [45](#page=45).
* **Arrondissementen:**
* **Politierechtbank:** Behandelt strafzaken (overtredingen, alle verkeersmisdrijven) en daaraan verbonden burgerlijke zaken [46](#page=46).
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Heeft "volheid van bevoegdheid" voor burgerlijke zaken (vanaf 5000 euro, exclusief voor specifieke zaken), strafzaken (wanbedrijven, gecorrectionaliseerde misdaden), familiezaken en jeugdzaken [46](#page=46).
#### 2.5.4 Rechtsmiddelen en kracht van gewijsde
* **Gewone rechtsmiddelen:** Hoger beroep en verzet [44](#page=44).
* **Buitengewone rechtsmiddelen:** Cassatieberoep (beoordeelt enkel het recht) [44](#page=44).
* **Gezag van gewijsde:** Bindende kracht van de uitspraak.
* **Kracht van gewijsde:** Geen rechtsmiddelen meer mogelijk, uitspraak is definitief [44](#page=44).
#### 2.5.5 Administratieve rechtscolleges
Deze maken deel uit van de uitvoerende macht, maar de Grondwet laat toe dat de WM hen toevertrouwt met de rechtspraak over bepaalde zaken, zoals geschillen inzake burgerlijke en politieke rechten of de gevolgen van overheidsbeslissingen. Dit om de macht van de rechters te beperken en de overheid controle te geven over bepaalde beslissingen [41](#page=41).
### 2.6 De trias politica: scheiding der machten
België kent een scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke), hoewel er geen strikte scheiding is en de machten met elkaar verweven zijn [19](#page=19).
* **Wetgevende macht:** Koning, Kamer, Senaat. Soms bevoegd voor uitvoerende (naturalisatie) of rechterlijke taken (opheffing parlementaire onschendbaarheid) [19](#page=19).
* **Uitvoerende macht:** Koning. Soms bevoegd voor wetgevende taken (reglementen maken binnen grenzen van de wet, wetsontwerpen indienen) of rechterlijke taken (straffen kwijtschelden, administratieve geschillenbeslechting) [19](#page=19).
* **Rechterlijke macht:** Rechters. Kan soms weigeren wetten, verordeningen en besluiten toe te passen indien deze in strijd zijn met hogere normen [19](#page=19).
Samenwerking tussen de machten is vereist, maar inmenging is verboden. De wetgevende macht mag zich niet mengen in rechterlijke geschillen. De rechterlijke macht mag zich niet mengen in discretionaire bevoegdheden van de uitvoerende macht, maar kan wel marginaal toetsen. De uitvoerende macht mag enkel wetten uitvoeren [19](#page=19) [20](#page=20).
### 2.7 De Grondwet
De Grondwet is de hoogste wet in België. Het verankert basisbeginselen zoals de rechtsstaat, parlementaire democratie, scheiding der machten en de vrijheidsstaat. Verankering in de Grondwet maakt het moeilijker om een recht af te schaffen, aangezien dit een complexere procedure vereist dan de wijziging van een gewone wet [18](#page=18).
#### 2.7.1 Procedure voor grondwetsherziening (art. 195 GW)
1. **Verklaring van herzienbare artikelen:** Door de Preconstituante (huidig parlement) met gewone meerderheid [21](#page=21).
2. **Automatische ontbinding federaal parlement:** Nieuwe verkiezingen worden georganiseerd [21](#page=21).
3. **Grondwetsherziening door de Constituante:** Het nieuwe parlement voert de wijzigingen door met een aanwezigheid van 2/3 en een meerderheid van 2/3 [21](#page=21).
4. **Bekrachtiging-afkondiging:** Door de Koning [21](#page=21).
5. **Publicatie - inwerkingtreding:** [21](#page=21).
#### 2.7.2 Monarchie
België is een monarchie met een Koning aan het hoofd. De Koning speelt een rol in de wetgevende en uitvoerende macht, maar is onschendbaar en politiek onverantwoordelijk (art. 88 GW). Zijn ministers dragen de politieke verantwoordelijkheid. Hij is onbekwaam om alleen te handelen [20](#page=20) [21](#page=21).
---
# Internationaal en Europees recht
Dit onderwerp behandelt de vorming, geldigheid en handhaving van internationale verdragen, de structuur en normen van de Raad van Europa, en de werking van Europees recht, inclusief de instellingen en beginselen van de Europese Unie [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58).
### 8.1 Internationale verdragen
Internationale verdragen zijn afspraken tussen landen [49](#page=49).
#### 8.1.1 Soorten verdragen
Verdragen kunnen worden onderverdeeld op basis van het aantal deelnemende partijen en de mogelijkheid tot toetreding van nieuwe partijen [49](#page=49).
* **Bilaterale verdragen:** Afspraken tussen twee staten [49](#page=49).
* Voorbeeld: Een verdrag dat regelt dat grensoverschrijdende achtervolgingen door politie mogen plaatsvinden zonder grenscontroles [49](#page=49).
* **Multilaterale verdragen:** Verdragen tussen meer dan twee staten [49](#page=49).
* Voorbeeld: Verdragen gesloten binnen de Europese Unie of de Verenigde Naties [49](#page=49).
Verdragen kunnen ook worden ingedeeld op basis van de mogelijkheid tot toetreding:
* **Gesloten verdragen:** De deelnemende partijen staan van tevoren vast [49](#page=49).
* Voorbeeld: Een verdrag tussen Nederland en België over drugscriminaliteit, waarbij andere landen niet geïnteresseerd zijn [49](#page=49).
* **Open verdragen:** Laten latere toetreding toe indien aan bepaalde criteria wordt voldaan [49](#page=49).
* Voorbeeld: Verdragen binnen de VN of het lidmaatschap van de EU, waarvoor specifieke geografische of politieke criteria gelden [49](#page=49).
Daarnaast is er een onderscheid op basis van formele vereisten:
* **Verdragen in vereenvoudigde vorm:** Vereisen weinig handelingen voor toetreding [49](#page=49).
* Voorbeeld: Een overeenkomst tussen twee particulieren gebaseerd op wilsovereenstemming [49](#page=49).
* **Plechtige verdragen:** Vereisen specifieke protocollaire voorwaarden voor deelname [49](#page=49).
* Voorbeeld: Een huurovereenkomst die schriftelijk moet zijn of de aankoop van een huis via een notaris [49](#page=49).
Tot slot kunnen verdragen worden ingedeeld naar de context van hun totstandkoming:
* **Verdragen die niet in het kader van een internationale organisatie tot stand zijn gekomen:** Bijvoorbeeld bilaterale verdragen tussen staten [49](#page=49).
* **Verdragen tot stand gekomen in het kader van een internationale organisatie:** Zoals verdragen gesloten binnen de VN [49](#page=49).
#### 8.1.2 Totstandkoming van verdragen
De totstandkoming van een internationaal verdrag omvat meerdere stappen [50](#page=50):
1. **Onderhandelingen:** Lidstaten onderhandelen met elkaar. Dit is in dit stadium nog vrijblijvend. Een onderhandelingsmandaat is hierbij relevant, conform artikel 167 van de Belgische Grondwet [50](#page=50).
2. **Sluiting:** Parafering (voorlopige goedkeuring) vindt plaats wanneer overeenstemming is bereikt over de verdragstekst [50](#page=50).
3. **Ratificatie:** Het verdrag wordt voorgelegd aan de bevoegde parlementen (federaal en/of deelstatelijk) voor goedkeuring. Na ratificatie volgt de ondertekening [50](#page=50).
4. **Bekrachtigings-oorkonde:** Uitwisseling van documenten tussen de staten [50](#page=50).
5. **Bekendmaking:** Het verdrag en de ratificatie moeten worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (BS). Dit conform artikel 190 van de Belgische Grondwet [50](#page=50).
6. **Inwerkingtreding:** Het verdrag wordt van kracht [50](#page=50).
#### 8.1.3 Bron van nationaal recht
Internationale verdragen kunnen een bron van nationaal recht worden, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen [50](#page=50).
* **Plaats in de hiërarchie der normen:** Indien een verdrag internationaal in werking is getreden en directe werking heeft, gaat het voor op nationale wetten. Een rechter moet een Belgische wet buiten toepassing laten indien deze in strijd is met een internationaal verdrag [50](#page=50).
* **Materiële wet:** Een verdrag is een materiële wet en dus bron van subjectieve rechten en plichten als het voldoet aan twee voorwaarden [50](#page=50):
1. **Rechtstreeks toepasselijk:**
* **Internationale inwerkingtreding:** Het verdrag moet internationaal bindend zijn geworden, wat soms afhangt van het bereiken van een minimumaantal ratificaties bij multilaterale verdragen [50](#page=50).
* **Nationale inwerkingtreding:** Het verdrag moet door elk bevoegd parlement zijn geratificeerd en bekendgemaakt zijn in het BS [50](#page=50).
* **Niet vereist:** Omzetting in een nationale wet of decreet. België kent een **monistisch** systeem, waarbij internationaal en nationaal recht als één geheel worden beschouwd. Dit staat tegenover het **dualisme**, zoals in het Verenigd Koninkrijk, waar internationaal recht niet automatisch deel uitmaakt van de nationale rechtsorde [50](#page=50).
2. **Directe werking (i.e. direct inroepbaar bij de rechter):**
* **Objectief criterium:** De verdragstekst moet duidelijk, volledig en onvoorwaardelijk zijn geformuleerd, zodat het uitvoerbaar is zonder bijkomende maatregelen [51](#page=51).
* **Subjectief criterium:** De verdragsluitende staat moet de bedoeling hebben gehad om rechten toe te kennen aan burgers [51](#page=51).
> **Tip:** Controleer altijd of een verdrag zowel internationaal als nationaal in werking is getreden en of u er rechten uit kunt putten, rekening houdend met de objectieve en subjectieve criteria voor directe werking [51](#page=51).
* **Voorbeeld:** Bij de invoer van archeologische vondsten uit Turkije is de vraag of het verdrag hierover nationaal en internationaal in werking is getreden en of de burger er rechten aan kan ontlenen. Als de tekst onduidelijk is of de staat niet de intentie had rechten toe te kennen, is directe werking niet mogelijk [51](#page=51).
#### 8.1.4 Afdwingbaarheid van internationaal recht
De afdwingbaarheid van internationaal recht, met name verdragen, is een belangrijk aspect [51](#page=51).
* **Principe:** *Pacta sunt servanda* – overeenkomsten moeten worden nagekomen en te goeder trouw worden uitgevoerd [51](#page=51).
* **Moeilijkheid:** De afdwingbaarheid is vaak laag vanwege de soevereiniteit van staten. Internationale verdragen worden dan ook meestal politiek en niet juridisch afgedwongen. Dit houdt in dat staten rechtsmacht moeten erkennen en het verdrag ook daadwerkelijk moeten uitvoeren [51](#page=51).
* **Voorbeeld:** Een verdrag dat marteling verbiedt, wordt door veel landen ondertekend, maar marteling vindt in gevangenissen toch plaats. Er is geen direct handhavingsmechanisme om hiertegen op te treden [51](#page=51).
* **Uitzonderingen:** Organisaties zoals de Europese Unie en de Raad van Europa bieden wel mechanismen voor afdwingbaarheid, doordat lidstaten een groter deel van hun soevereiniteit afstaan [51](#page=51) [52](#page=52).
### 8.2 Raad van Europa
De Raad van Europa is een internationale organisatie met een breder ledenaantal dan de Europese Unie, die zich richt op mensenrechten, democratie en rechtsstaat [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 8.2.1 Doel
De Raad van Europa streeft naar de afschaffing van binnengrenzen om vrij verkeer van personen en goederen te bevorderen en de stabiliteit in Europa te waarborgen [52](#page=52).
#### 8.2.2 Normen
De Raad van Europa heeft drie belangrijke verdragen opgesteld [53](#page=53):
* **Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM):** Beschermt burgerlijke en politieke rechten, zoals het recht op privacy, leven en vrije meningsuiting. Deze rechten zijn objectief duidelijk geformuleerd [53](#page=53).
* **Europees Sociaal Handvest:** Behandelt economische, culturele en sociale rechten, de zogenaamde "zachtere rechten", die vagere formuleringen kennen. Voorbeelden zijn het recht op een menswaardig leven, goede arbeidsomstandigheden en onderwijs [53](#page=53).
* **Antifolterverdrag:** Dit verdrag wordt gecontroleerd door het Comité ter Preventie van Foltering (CPT), dat lidstaten bezoekt om de omstandigheden in plaatsen waar mensen hun vrijheid is ontnomen te controleren en foltering te voorkomen. Het CPT heeft ook in België problematische omstandigheden in gevangenissen geconstateerd [53](#page=53).
#### 8.2.3 Structuur
De Raad van Europa kent een complexe structuur met adviserende, wetgevende en rechterlijke organen [53](#page=53).
* **Wetgevend/Adviserend:**
* **Parlementaire vergadering of assemblee:** Kan aanbevelingen doen [53](#page=53).
* **Ministercomité:** Kan ook aanbevelingen doen [53](#page=53).
* **Ambtenarij van de secretaris-generaal:** Administratieve ondersteuning [53](#page=53).
* **Congres van Lokale en Regionale Overheden:** Adviesorgaan [53](#page=53).
* **Conferentie van internationale niet-gouvernementele organisaties:** Adviserend [53](#page=53).
* **CPT (Comité ter preventie van foltering):** Adviserend [53](#page=53).
* **Comité sociale rechten:** Adviseert over sociale rechten, zoals de kwaliteit van de gezondheidszorg [53](#page=53).
* **Rechterlijk:**
* **Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM):** Na uitputting van nationale rechtsmiddelen kan men hier terecht als men vindt dat de eigen staat mensenrechten schendt [53](#page=53).
### 8.3 Europees recht
Europees recht verwijst naar het recht van de Europese Unie, dat zich kenmerkt door een unieke structuur en invloed [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 8.3.1 Geschiedenis en Bijzonderheden van de EU
De Europese Unie is voortgekomen uit een samenwerkingsverband rond kolen en staal (EGKS) en de EEG, met als uiteindelijk doel een interne markt waarbinnen goederen, diensten, personen en kapitaal vrij kunnen bewegen. De EU is in 1992 formeel opgericht en heeft sindsdien diverse verdragen gekend, waaronder het Verdrag van Lissabon in 2007, dat de VEU en VWEU introduceerde. Het terugtrekken van het Verenigd Koninkrijk (Brexit) illustreert de dynamiek van lidmaatschap en de voorrang van EU-recht op nationaal recht [54](#page=54).
* **Primair EU-recht:** Bestaat uit de verdragen, zoals het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Deze zijn enkel te wijzigen door nieuwe verdragen [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Secundair EU-recht:** Wetgeving gemaakt door de EU-instellingen, waaronder verordeningen, richtlijnen en besluiten (art. 288 VWEU). Secundair EU-recht staat bovenaan de hiërarchie van normen, samen met internationaal recht [55](#page=55).
#### 8.3.2 Werking van de EU
De EU streeft naar vrede en welvaart door middel van een interne markt [55](#page=55).
* **Doelstellingen van de interne markt:**
* **Vrij verkeer van goederen:** Verbod op in- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking binnen de EU, en aan de buitengrenzen van de EU. Ook verplichte invoer- en uitvoerbeperkingen zijn verboden (art. 34 en 35 VWEU). Dit leidt tot het principe van wederzijdse erkenning [55](#page=55).
* **Voorbeeld (Cassis de Dijon):** Een Franse likeur met een lager alcoholpercentage dan toegestaan in Duitsland mocht uiteindelijk in Duitsland verkocht worden op basis van wederzijdse erkenning van kwaliteitsstandaarden [55](#page=55).
* **Vrij verkeer van personen:** Burgers van EU-lidstaten mogen zich vrij binnen de EU bewegen. Dit omvat het vrij verkeer van werknemers, EU-burgers, diensten en kapitaal [56](#page=56).
* **Voorbeeld (Roemeense tandartsen):** EU-landen vertrouwen op elkaars kwaliteitsstandaarden, waardoor Roemeense tandartsen met hun diploma in andere lidstaten mogen werken [56](#page=56).
* **Bevoegdheden van de EU:** De EU heeft enkel toegewezen bevoegdheden, die exclusief, gedeeld, gecoördineerd of parallel kunnen zijn. De residuële bevoegdheid ligt bij de lidstaten [56](#page=56).
* **Exclusieve bevoegdheid:** Alleen de EU mag wetgevend optreden [56](#page=56).
* **Gedeelde bevoegdheid:** Zowel de EU als de lidstaten zijn bevoegd, maar de EU heeft voorrang [56](#page=56).
* **Coördinerende bevoegdheid:** De EU kan maatregelen nemen om het beleid van lidstaten op elkaar af te stemmen, zonder zelf recht te regelen [56](#page=56).
* **Parallelle bevoegdheid:** Zowel de EU als de lidstaten mogen optreden, zonder voorrang van de een op de ander [56](#page=56).
* **Belangrijke principes van EU-recht:**
1. **Toegewezen bevoegdheden:** De EU handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten zijn toegekend (art. 5, lid 1 en 2 VEU) [56](#page=56).
2. **Subsidiariteit en evenredigheid:** De EU treedt op indien de doelstellingen niet voldoende op lidstatelijk niveau kunnen worden verwezenlijkt (subsidiair) en in de mate dat dit noodzakelijk is (evenredig) [56](#page=56).
3. **Voorrang van EU-recht:** EU-recht heeft voorrang op nationaal recht, zowel in monistische als dualistische rechtssystemen [56](#page=56).
* **Primair EU-recht:** Gevestigd in de zaak *Van Gend en Loos vs. Nederland* [56](#page=56).
* **Secundair EU-recht:** Gevestigd in de zaak *Costa vs. Enel* [57](#page=57).
> **Tip:** Het principe van voorrang van EU-recht is cruciaal. Onthoud de kern van de zaken *Van Gend en Loos* en *Costa vs. Enel* om de toepassing ervan te begrijpen [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 8.3.3 Instellingen en Instrumenten van de EU
De EU kent een structuur die afwijkt van de klassieke trias politica, met een wisselwerking tussen diverse instellingen [57](#page=57) [58](#page=58).
* **Instellingen:**
* **Raad van Ministers (Raad van de EU):** Neemt samen met het Europees Parlement wetten aan en vertegenwoordigt de lidstaten. Heeft geen initiatiefrecht [57](#page=57) [58](#page=58).
* **Commissie:** De "motor" van EU-recht, met het exclusieve initiatiefrecht voor wetgeving, en bevoegd voor uitvoering en handhaving [57](#page=57).
* **Parlement van de EU:** Rechtstreeks verkozen vertegenwoordigers die samen met de Raad wetgeving aannemen, de begroting vaststellen en controlerecht uitoefenen [57](#page=57).
* **Hof van Justitie van de EU:** Interpreteert EU-recht en bewaakt de uniformiteit ervan. Bestaat uit het Hof van Justitie en het Gerecht. Belangrijke procedures zijn beroepen wegens niet-nakoming, nalaten, vernietiging en prejudiciële vragen [58](#page=58).
* **Europese Raad:** Bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders, bepaalt de algemene politieke beleidslijnen, maar heeft geen rol in het wetgevingsproces [58](#page=58).
* **Raad van de EU (niet te verwarren met de Europese Raad):** Bestaat uit ministers van de lidstaten en keurt samen met het Parlement het EU-recht goed [58](#page=58).
* **Instrumenten (Secundair EU-recht):**
* **Verordeningen:** Rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten [55](#page=55).
* **Richtlijnen:** Verbindend wat betreft het te bereiken resultaat, maar de nationale instanties bepalen de vorm en middelen [55](#page=55).
* **Besluiten:** Verbindend in al hun onderdelen voor degenen tot wie zij gericht zijn [55](#page=55).
---
# Beginselen van privaatrecht en verbintenissen
Dit deel behandelt de kernbegrippen van het privaatrecht, zoals het vermogen en de verbintenis, de bronnen van verbintenissen, modaliteiten, en de verschillende vormen van verbintenissen met meerdere voorwerpen en subjecten, evenals de niet-nakoming en het tenietgaan van verbintenissen.
### 4.1 Wat is privaatrecht
Privaatrecht omvat het geheel aan regels dat de onderlinge verhoudingen tussen burgers (natuurlijke personen en privaatrechtelijke groeperingen) regelt. Het gaat om de verhouding burger-burger, maar soms is het ook van toepassing op de verhouding tussen burger en overheid. De belangrijkste bron van privaatrecht is het Burgerlijk wetboek, aangevuld met specifieke wetten [60](#page=60).
### 4.2 Bronnen van privaatrecht
De belangrijkste bronnen van het privaatrecht zijn:
* **Burgerlijk wetboek**: Dit bevat fundamentele concepten zoals eigendom en contractvrijheid, en stelt de autonomie van partijen centraal. Het wetboek wordt gefaseerd hervormd [60](#page=60).
* **Andere specifieke wetten**: Deze reguleren specifieke privaatrechtelijke rechtsverhoudingen die een algemene regeling overstijgen, zoals de arbeidsovereenkomstenwet [60](#page=60).
### 4.3 Twee basisbouwstenen van het privaatrecht
#### 4.3.1 Het vermogen
Het vermogen van een persoon omvat al diens goederen. Een persoon is een rechtssubject, zijnde een mens of een rechtspersoon, dat over een vermogen beschikt. Schuldeisers kunnen in principe het gehele vermogen van een persoon aanspreken. Goederen zijn alle in geld waardeerbare rechten en plichten [60](#page=60).
* **Vermogensrechten (patrimoniale rechten)**: Dit zijn rechten die in geld waardeerbaar zijn en economische waarde bezitten. Ze zijn verhandelbaar, doven niet uit bij overlijden en omvatten zakelijke rechten, persoonlijke rechten (vorderingsrechten) en intellectuele rechten [61](#page=61).
* **Zakelijke rechten**: Dit geeft recht op een bepaald goed met heerschappij erover. Ze zijn aan iedereen tegenstelbaar en kennen een volgrecht. Voorbeelden zijn eigendomsrecht, vruchtgebruik en erfdienstbaarheid (#page=61, 68). Publiciteit is vereist, en de verjaringstermijn is lang (30 jaar) [61](#page=61) [68](#page=68).
* **Persoonlijke rechten (vorderingsrechten)**: Dit zijn aanspraken op een bepaald persoon. Ze zijn relatief, niet aan iedereen tegenstelbaar en kennen geen volgrechten. Iedereen kan persoonlijke rechten creëren, publiciteit is niet vereist, en de verjaringstermijn is korter (10 jaar contractueel, 5 jaar buitencontractueel) [61](#page=61).
* **Intellectuele rechten**: Deze bevinden zich tussen extrapatrimoniale en vermogensrechten en zijn wel in geld waardeerbaar, maar niet tastbaar [61](#page=61).
* **Extrapatrimoniale rechten**: Dit zijn rechten die niet in geld waardeerbaar zijn. Ze zijn niet verhandelbaar, niet in geld waardeerbaar en eindigen bij overlijden. Voorbeelden zijn persoonlijkheidsrechten en familierechten [61](#page=61).
Om het vermogen te beschermen, kan een rechtspersoon worden opgericht, waardoor het privévermogen van de natuurlijke persoon gescheiden blijft. Ook het huwelijksvermogensrecht kan bescherming bieden door de oprichting van meerdere vermogens [61](#page=61).
#### 4.3.2 De verbintenis
Een verbintenis is de verplichting van de ene partij (schuldenaar) aan de andere partij (schuldeiser) om iets te geven, iets (niet) te doen, of iets te betalen (#page=62, 73). Een verbintenis kan eenzijdig zijn (slechts één partij is gehouden) of wederkerig (beide partijen zijn schuldeiser en schuldenaar) [62](#page=62) [73](#page=73).
Verbintenissen ontstaan niet enkel uit contracten. Er zijn twee zaken nodig voor het ontstaan van een verbintenis: objectief recht (de wet) en een rechtsfeit (iets dat juridische relevantie heeft) [62](#page=62).
De bronnen waaruit verbintenissen kunnen ontstaan, zijn:
* **Meerzijdige wilsuiting**: Dit is de wil van twee of meer partijen, zoals bij een contract [63](#page=63).
* **Eenzijdige wilsuiting**: De wil van één partij doet een verbintenis ontstaan, zonder dat de andere partij hoeft te aanvaarden. Een voorbeeld is een beloning voor het terugvinden van een verloren huisdier [63](#page=63).
* **Onrechtmatige daad**: Een verbintenis vloeit voort uit schade veroorzaakt door een fout, ook zonder de intentie om rechtsgevolgen te veroorzaken. Hierbij is er een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade [63](#page=63).
* **Quasi-contracten**: Dit zijn specifieke gevallen waarin geen wilsuiting of onrechtmatige daad is, maar toch een verbintenis ontstaat (#page=63, 64). Voorbeelden zijn [63](#page=63) [64](#page=64):
* **Zaakwaarneming**: Het behartigen van andermans belang zonder daartoe verplicht te zijn, wat tot een terugbetalingsplicht kan leiden [64](#page=64).
* **Onverschuldigde betaling**: Een betaling die niet verschuldigd was, creëert de plicht deze terug te betalen [64](#page=64).
* **Ongerechtvaardigde verrijking**: Situatie waarin iemands vermogen toeneemt zonder geldige reden, wat leidt tot een verbintenis tot terugbetaling van de verrijking [64](#page=64).
* **Rechtsfeit (sensu stricto)**: Er treedt een rechtsgevolg op zonder menselijk handelen, rechtstreeks uit de wet. Een voorbeeld is het ontstaan van erfrecht bij overlijden [64](#page=64).
### 4.4 Belangrijke principes in het privaatrecht
#### 4.4.1 Aanvullend- Dwingend- Van openbare orde recht
De regels in het privaatrecht kunnen worden ingedeeld op basis van de mate waarin partijen ervan kunnen afwijken:
* **Aanvullend recht**: Deze regels vullen lacunes op wanneer partijen niets hebben afgesproken. Partijen mogen ervan afwijken [65](#page=65).
* **Dwingend recht**: Partijen mogen niet van deze regels afwijken. Dit recht beschermt zwakkere partijen, zoals economisch zwakkeren of minder bekwamen. Sanctie is relatieve nietigheid [65](#page=65).
* **Recht van openbare orde**: Dit zijn grondbeginselen die de maatschappij beschermen. Afwijken is niet toegestaan, en de sanctie is absolute nietigheid [65](#page=65).
| Kenmerk | Aanvullend recht | Dwingend recht (privaat belang) | Openbare orde (publiek belang) |
| :-------------- | :--------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ |
| **Doel** | Lacunes opvullen | Zwakke partij beschermen | Algemeen belang beschermen |
| **Afstand** | Ja, voorafgaandelijk | Ja, maar slechts achteraf als recht verworven is | Neen |
| **Dading** | Ja | Ja | Neen |
| **Sanctie** | Geen (want afwijken mag) | Relatieve nietigheid, in te roepen door zwakke partij | Absolute nietigheid, in te roepen door iedereen |
#### 4.4.2 Bijzondere wet - Algemene wet
De regel 'lex specialis derogat generali' houdt in dat de specifiekere regel voorrang heeft op de algemenere regel. Waar de specifieke regel geen antwoord biedt, wordt aangevuld met de algemenere regel [66](#page=66).
#### 4.4.3 Termijnen
Termijnen kunnen ertoe leiden dat een recht verjaart [66](#page=66).
* **Bevrijdende verjaring**: Een recht verdwijnt na verloop van tijd.
* Zakelijke vordering: 30 jaar [66](#page=66).
* Persoonlijke vordering (contractueel): 10 jaar [66](#page=66).
* Buitencontractuele vordering: 5 jaar [66](#page=66).
* Verzachting: Stuiting (klok wordt gereset) en schorsing (klok wordt gepauzeerd) [66](#page=66).
* **Verkrijgende verjaring**: Een recht dat er nog niet is, ontstaat door het verstrijken van tijd. Bijvoorbeeld na 30 jaar ongestoord het recht uit te oefenen alsof men eigenaar is [66](#page=66).
### 4.5 Goederenrecht
#### 4.5.1 Voorwerpen, goederen, zaken en dieren
* **Voorwerpen**: Alles behalve rechtssubjecten en dieren [67](#page=67).
* **Lichamelijk (zaak)**: Tastbare dingen [67](#page=67).
* **Onlichamelijk**: Niet-tastbare, maar juridisch waardevolle zaken, zoals bitcoins [67](#page=67).
* **Goederen**: Alle voorwerpen die men zich kan toe-eigenen [67](#page=67).
* **Dieren**: Zijn geen voorwerpen, maar het goederenrecht wordt erop toegepast [67](#page=67).
#### 4.5.2 Indeling van goederen
* **Roerend vs. Onroerend**: Elk goed is hetzij roerend, hetzij onroerend [67](#page=67).
* **Roerend**: De restcategorie, inclusief goederen die door anticipatie roerend worden (bv. appels aan een boom die geoogst zullen worden) [67](#page=67).
* **Onroerend**:
* **Door voorwerp**: Rechten die betrekking hebben op een onroerend goed worden zelf onroerend [67](#page=67).
* **Door bestemming**: Roerende goederen die essentieel zijn voor een onroerend goed worden onroerend door de bestemming die eraan gegeven wordt [67](#page=67).
* **Door incorporatie**: Roerende goederen die onroerend worden gemaakt door ze eraan vast te maken en niet meer te kunnen losmaken zonder beschadiging, of indien ze enkel in dat onroerend goed gebruikt kunnen worden [67](#page=67).
* **Door aard**: Alles wat op of in de grond gevestigd is [67](#page=67).
* **Naar eigenaar**:
* **Zonder eigenaar**: Gemene goederen (bv. zand aan de zee), buiten handel (bv. cocaïne), niet-toegeëigende goederen (bv. schelpjes aan de zee), verlaten goederen (bv. teddybeer achtergelaten in station) [68](#page=68).
* **Met eigenaar**: Publiekrechtelijk (bv. overheid) of privaatrechtelijk (bv. particulier) [68](#page=68).
#### 4.5.3 Zakelijke rechten
Zakelijke rechten geven een recht op een bepaald goed met heerschappij erover, zijn aan iedereen tegenstelbaar en kennen een volgrecht. Ze worden door de wet bepaald (numerus clausus) [68](#page=68).
* **Eigendomsrecht**: Het meest omvattende recht met gebruiks-, genots- en beschikkingsbevoegdheden (#page=68, 69). Het is van onbepaalde duur en exclusief. Het eigendomsrecht is echter niet absoluut en kan beperkt worden door algemeen belang, conventionele beperkingen, misbruik van eigendomsrecht en burenhinder [68](#page=68) [69](#page=69) [71](#page=71).
* **Volle eigenaar**: Beschikt over alle bevoegdheden [69](#page=69).
* **Naakte eigenaar**: Beschikt enkel over het beschikkingsrecht [69](#page=69).
* **Mede-eigenaars**: Kunnen ontstaan door toeval, contract of verplichting [69](#page=69).
* **Vruchtgebruik**: Het recht op genot van andermans zaak met de verplichting deze in stand te houden (#page=71, 72). Het is een tijdelijk zakelijk recht op niet-verbruikbare goederen [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Erfdienstbaarheden**: Een last op een erf ten dienste van een ander erf. Het is een zakelijk recht, bijzaak van het eigendomsrecht en onroerend door voorwerp [72](#page=72).
* **Erfpacht en opstal**:
* **Erfpacht**: Genotsrecht op andermans onroerend goed voor 15-99 jaar [72](#page=72).
* **Opstal**: Recht om op andermans grond te bouwen voor maximaal 99 jaar [72](#page=72).
#### 4.5.4 (Juridisch) Bezit
B bezit een goed wanneer hij het materiële element (effectief bezit) en het morele element (overtuiging eigenaar te zijn) combineert. Deugdzaam bezit, dat vrij is van bezitsgebreken, heeft rechtsgevolgen [70](#page=70):
* **Onroerend**: Bezitsvorderingen en verkrijgende verjaring (10 jaar bij goede trouw, 30 jaar bij kwade trouw) [71](#page=71).
* **Roerend**: Bezit geldt als titel, met een revindicatierecht voor de eigenaar gedurende 3 jaar [71](#page=71).
### 4.6 Verbintenissen
#### 4.6.1 Begrip en bronnen van verbintenissen
Een verbintenis is een rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldenaar) gehouden is jegens de andere partij (schuldeiser) tot een bepaalde prestatie. De prestatie kan bestaan uit geven, (niet) doen, of betalen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen resultaatsverbintenissen (het komt in orde) en inspanningsverbintenissen (zo goed mogelijk mijn best doen) [73](#page=73) [74](#page=74).
Verbintenissen kunnen ontstaan door:
* **Rechtsfeit (sensu stricto)**: Een feit met rechtsgevolg buiten menselijk handelen om [74](#page=74).
* **Menselijk handelen**:
* **Rechtshandeling**: Menselijk handelen met het doel rechtsgevolgen te doen ontstaan, zoals een eenzijdige of meerzijdige wilsuiting [74](#page=74).
* **Materiële handeling**: Menselijk handelen zonder het doel rechtsgevolgen te doen ontstaan, maar met ongewilde rechtsgevolgen, zoals een onrechtmatige daad of quasi-contracten [74](#page=74).
#### 4.6.2 Modaliteiten van verbintenissen
Aan de uitvoering van verbintenissen kunnen voorwaarden gekoppeld worden [74](#page=74).
* **Opschortende voorwaarde**: De verbintenis wordt pas uitgevoerd als de voorwaarde zich realiseert [74](#page=74).
* **Ontbindende voorwaarde**: De verbintenis eindigt zodra de voorwaarde intreedt [74](#page=74).
Voorwaarden kunnen toevallig zijn (afhankelijk van het toeval), gemengd (afhankelijk van partijen en een derde) of potestatief (afhankelijk van één partij) (#page=74, 75). Zuiver potestatieve voorwaarden in strijd met de openbare orde zijn niet toegestaan. Tijd kan ook als voorwaarde fungeren, met opschortende of ontbindende tijdsbepaling [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 4.6.3 Verbintenissen met meerdere voorwerpen en subjecten
* **Verbintenissen met meervoudige voorwerpen**:
* **Cumulatieve verbintenissen**: Meerdere voorwerpen die onlosmakelijk verbonden zijn; de verbintenis is pas uitgevoerd als alle voorwerpen zijn geleverd [75](#page=75).
* **Alternatieve verbintenissen**: De schuldenaar (of schuldeiser) heeft de keuze uit meerdere voorwerpen [75](#page=75).
* **Verbintenis met subsidiaire prestatie**: Eén voorwerp, waarbij de schuldenaar de keuze heeft tussen verschillende manieren om de prestatie te voldoen [75](#page=75).
* **Verbintenissen met meerdere schuldenaars**:
* **Hoofdelijkheid tussen schuldenaars (passieve hoofdelijkheid)**: Elke schuldenaar kan voor het volledige bedrag aangesproken worden, onderling is de schuld deelbaar. Dit kan voortvloeien uit overeenkomst of de wet [76](#page=76).
* **Ondeelbaarheid**: De verbintenis kan niet worden gesplitst, de schuldeiser kan de volledige prestatie vorderen van de schuldenaar naar keuze [76](#page=76).
* **Verbintenis in solidum**: Een specifieke vorm van hoofdelijkheid voor situaties waarin meerdere fouten eenzelfde schade veroorzaken, waarbij beide personen voor de gehele schade kunnen worden aangesproken [76](#page=76).
* **Verbintenissen met meerdere schuldeisers**:
* **Hoofdelijkheid van schuldeisers**: Elke schuldeiser moet afzonderlijk betaald worden, tenzij anders bepaald in de overeenkomst of de wet, waarbij de schuldenaar bevrijdend kan betalen aan één schuldeiser. Hoofdelijkheid is hier de uitzondering [76](#page=76).
* **Overdracht van schuldvordering (cessie)**: De schuldeiser draagt zijn vordering over aan een derde, wat ter kennis van de schuldenaar gebracht moet worden [76](#page=76).
#### 4.6.4 (Niet-) Nakoming van verbintenissen
* **Nakoming van verbintenissen**: De uitvoering van de prestatie (geven, (niet) doen, betalen) [77](#page=77).
* **Betaling**: Kan geschieden door de schuldenaar zelf, of door een derde met belang. Inbetalinggeving staat toe om de betaling te vervangen door iets anders, mits instemming van beide partijen. Verkeerde betaling kan leiden tot een dubbele betaling (qui paie mal, paie deux fois) [77](#page=77).
* **Betaling met subrogatie**: Een derde doet de betaling en treedt in de rechten van de oorspronkelijke schuldeiser [77](#page=77).
* **Niet-nakoming van verbintenissen**: Dit is een sanctie die optreedt wanneer de niet-nakoming toerekenbaar is aan de schuldenaar (fout of krachtens de wet/rechtshandeling) [77](#page=77).
* **Ingebrekestelling**: Een schriftelijke aanmaning aan de schuldenaar om de verbintenis na te komen binnen een bepaalde termijn. Dit is een stap voorafgaand aan remedies bij niet-nakoming. Rechtsgevolgen zijn nalatigheidsinteresten, het risico gaat over naar de SA, en het is de eerste stap naar gedwongen uitvoering [77](#page=77).
* **Dagvaarding**: Bij uitblijven van uitvoering na ingebrekestelling, volgt een dagvaarding, waarna de rechter een uitvoerbare titel kan verstrekken [78](#page=78).
* **Gedwongen uitvoering**:
* **Iets betalen**: Beslag op goederen, gevolgd door tenuitvoerlegging [78](#page=78).
* **Iets (niet) doen**: Dwangsom, die de schuldenaar moet betalen per dag of uur dat de verbintenis niet wordt nagekomen. Dwangsommen zijn nooit voor geldsommen of arbeidsovereenkomsten [78](#page=78).
* **Schadevergoeding**:
* **Geldschuld**: Nalatigheidsinteresten ("moratoire interesten") [78](#page=78).
* **Waardeschuld**: Vergoedende interesten ("compensatoire interesten") voor bijkomende kosten voortvloeiend uit schade [78](#page=78).
* **Exceptie van niet-uitvoering ("Enac")**: Het recht in wederkerige overeenkomsten om de eigen verbintenis niet uit te voeren als de andere partij in gebreke blijft, mits de schuld zeker, opeisbaar en onbetwist is, en dit gebeurt te goeder trouw en tijdelijk (#page=78, 79) [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 4.6.5 Tenietgaan van verbintenissen
Verbintenissen kunnen op verschillende manieren tenietgaan [79](#page=79):
1. **Schuldvernieuwing of novatie**: Een oude verbintenis wordt vervangen door een nieuwe [79](#page=79).
2. **Kwijtschelding of eenzijdige afstand**: De schuldeiser doet eenzijdig afstand van zijn vordering [79](#page=79).
3. **Schuldvergelijking of compensatie**: Twee personen die elkaars schuldenaar zijn, zien hun vorderingen tenietgaan tot het laagste bedrag. Dit kan wettelijk, conventioneel of gerechtelijk gebeuren en geldt enkel voor geldschulden of vervangbare zaken [79](#page=79).
4. **Verval door verdwijning voorwerp**: De verbintenis gaat teniet als het voorwerp ervan te niet gaat of verloren gaat buiten de schuld van de schuldenaar en vóór ingebrekestelling [79](#page=79).
5. **Schuldvermenging**: De hoedanigheid van schuldenaar en schuldeiser verenigt zich in dezelfde persoon [79](#page=79).
6. **Verjaring**: De bevrijdende verjaring kan een recht doen verdwijnen na verloop van de wettelijke termijn. Dit kan geschorst of gestuit worden [80](#page=80).
---
# Overeenkomsten en onrechtmatige daad
Dit onderwerp behandelt de totstandkoming, geldigheid, interpretatie en gevolgen van overeenkomsten, alsmede de onrechtmatige daad, haar voorwaarden, schade, oorzakelijk verband en de verschillende soorten aansprakelijkheden.
### 13.1 Overeenkomsten
#### 13.1.1 Totstandkoming, geldigheid en kwalificatie van de overeenkomst
Een overeenkomst is een bron van verbintenissen die voortkomen uit menselijk handelen met rechtsgevolgen, waarbij minstens twee partijen betrokken zijn. De algemene regels hiervoor zijn te vinden in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aangevuld met specifieke regels voor bijzondere overeenkomsten zoals koop, huur en lastgeving [81](#page=81).
##### 13.1.1.1 Totstandkoming van de overeenkomst
1. **Precontractuele fase**: Dit is de fase waarin partijen de intentie onderzoeken om met elkaar in zee te gaan.
* **Onderhandelingen**: Hierbij kunnen offertes worden opgevraagd.
* **Zorgvuldigheidsplicht**: Dit kan leiden tot precontractuele aansprakelijkheid indien de onderhandelingen op onredelijke wijze worden afgebroken, bijvoorbeeld na vergevorderde besprekingen zonder geldige reden. Er bestaat een onderhandelingsvrijheid, waarbij partijen niet verplicht zijn een contract aan te gaan [81](#page=81).
* **Informatieplicht**: Partijen hebben een plicht om elkaar te informeren [81](#page=81).
2. **Aanbod**: Eén partij stelt voorwaarden voor waarop partijen een contract kunnen aangaan. Vanaf het moment van aanbod is de aanbieder gebonden [81](#page=81).
3. **Aanvaarding**: De aanvaarding van het aanbod leidt tot de totstandkoming van de overeenkomst, mits er wilsovereenstemming is over de essentie van het contract. De meeste contracten zijn vormvrij [81](#page=81).
##### 13.1.1.2 Geldigheidsvereisten
Indien een van de vier geldigheidsvereisten ontbreekt, komt de overeenkomst wel tot stand, maar kan deze later worden aangevochten met relatieve nietigheid tot gevolg [81](#page=81).
1. **Vrije en bewuste toestemming van elke partij**: De wilsuitdrukkingen van beide partijen moeten samenkomen in toestemming over de essentie van het contract. Wilsgebreken kunnen deze toestemming aantasten [81](#page=81):
* **Dwaling (art. 5.34 BW)**: Een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid met betrekking tot essentiële bestanddelen van de overeenkomst. Voorwaarden zijn dat de dwaling doorslaggevend was (men zou het contract niet hebben gesloten indien men de waarheid kende) en verschoonbaar (niet onbegrijpelijk dat men zich heeft vergist). Sanctie is relatieve nietigheid [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Geweld (art. 5.36 BW)**: Toestemming afgedwongen onder bedreiging van een aanzienlijk kwaad, fysiek of moreel, dat indruk maakt op een redelijk persoon. De onrechtmatigheid van het geweld is vereist. Sanctie is relatieve nietigheid [82](#page=82).
* **Bedrog (art. 5.35 BW)**: Het gebruik van kunstgrepen of listen door een contractspartij, leidend tot opzettelijke dwaling. De kunstgreep moet doorslaggevend zijn. Bewijs van het intentionele element is vereist. Sanctie is relatieve nietigheid, eventueel met schadevergoeding [82](#page=82).
* **Gekwalificeerde benadeling/misbruik van omstandigheden (art. 5.37-5.38 BW)**: Een aanzienlijk onevenwicht tussen de verbintenissen, waarbij misbruik is gemaakt van een situatie of persoon. Een louter economisch onevenwicht is geen reden tot nietigheid. Sanctie is relatieve nietigheid of matiging van de verbintenis om het evenwicht te herstellen [82](#page=82).
2. **Bekwaamheid (art. 5.40-5.45 BW en art. 388 en 492/2 oud BW)**: Dit betreft de handelingsbekwaamheid, de mogelijkheid om rechten en plichten uit te oefenen. Minderjarigen en meerderjarigen onder een rechterlijke beschermingsmaatregel zijn handelingsonbekwaam. Sanctie is relatieve nietigheid [82](#page=82).
3. **Bepaalbaar voorwerp (of bepaald) (art. 5.46-5.51 BW)**: De inhoud van de verbintenissen moet bepaald of bepaalbaar zijn. Het voorwerp moet bestaan of kunnen bestaan, in de handel zijn en geoorloofd zijn. Voorbeelden zijn het verkopen van een fiets ("bepaald") of een toekomstige oogst ("bepaalbaar") [83](#page=83).
4. **Geoorloofde oorzaak (art 5.53-5.56 BW)**: De doorslaggevende reden voor het aangaan van de overeenkomst moet geoorloofd zijn, wat betekent dat deze niet in strijd mag zijn met de openbare orde. Een ongeoorloofde oorzaak leidt tot absolute nietigheid [83](#page=83).
##### 13.1.1.3 Interpretatie, uitlegging en kwalificatie van de overeenkomst
Bij betwistingen over de interpretatie van een overeenkomst, beoordeelt de rechter de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen. De kwalificatie van de overeenkomst door de partijen zelf is niet bindend. Voorrang wordt gegeven aan [83](#page=83):
* De gemeenschappelijke wil van de partijen.
* Een uitlegging die gevolgen teweegbrengt.
* Een uitlegging die conform de gebruiken of de sector is.
* Een uitlegging die in het nadeel is van de schuldeiser (de sterkere partij) [83](#page=83).
Relatieve nietigheid kan door de zwakste contractpartij worden ingeroepen, terwijl absolute nietigheid door iedereen, zelfs ambtshalve door de rechter, kan worden ingeroepen [83](#page=83).
#### 13.1.2 Niet-nakoming en einde van de overeenkomst
##### 13.1.2.1 Niet-nakoming van de contractuele verbintenis
Contractuele aansprakelijkheid ontstaat bij toerekenbare niet-nakoming, oftewel een contractuele fout [84](#page=84).
**Mogelijke remedies**:
* **Uitvoering in natura (art. 5.84-5.85 BW)**: Het uitvoeren van de overeenkomst zoals overeengekomen, eventueel met dwangmiddelen [84](#page=84).
* **Herstel van schade (art. 5.86-5.87 BW)**:
* In natura: uitvoering zoals overeengekomen, uitvoering bij equivalent, of wat als iemand het nog niet uitvoert [84](#page=84).
* Schadevergoeding (bij equivalent): wanneer uitvoering in natura niet meer mogelijk is, of als bijkomende schade bovenop de uitvoering of ontbinding [84](#page=84).
* **Ontbinding van het contract (art. 5.90-5.95 BW)**:
1. **Gerechtelijke ontbinding**: Door de rechter [84](#page=84).
2. **Ontbindend beding**: Buitengerechtelijk via een clausule in de overeenkomst [84](#page=84).
3. **Kennisgeving aan SA**: Buitengerechtelijk, door mededeling aan de andere partij [84](#page=84).
Ontbinding heeft terugwerkende kracht. Sinds 2020 is "anticipatory breach" mogelijk, waarbij ontbinding kan plaatsvinden voordat er een fout is gemaakt als het zeer waarschijnlijk is dat een partij haar verbintenis niet zal nakomen [84](#page=84).
* **Prijsvermindering (art. 5.97 BW)**: Nieuw sinds 2022, herstelt het evenwicht tussen prestaties bij een onevenwicht tussen de overeengekomen en geleverde prestatie. Dit is geen ontbinding of schadevergoeding, maar een aparte remedie die door een rechter kan worden beslist of eenzijdig kan worden "geprobeerd" [85](#page=85).
* **Opschorting van de eigen verbintenis of ENAC (Exceptie van niet-uitvoering) (art. 5.98 BW)**: Het recht om de nakoming van de eigen verbintenis op te schorten totdat de andere partij haar verbintenis nakomt. Geldigheidsvoorwaarden zijn: de opschortende partij mag niet als eerste moeten presteren, de andere partij is in gebreke, en dit gebeurt te goeder trouw [85](#page=85).
##### 13.1.2.2 Tenietgaan van de overeenkomst
Het tenietgaan van verbintenissen uit een contract kan gebeuren door uitvoering, nietigverklaring, opzegging (wederkerig of eenzijdig), ontbinding van het contract, of definitieve onmogelijkheid tot nakoming [85](#page=85).
#### 13.1.3 Gevolgen van het contract voor derden
Persoonlijke vorderingen, zoals die uit overeenkomsten, zijn in principe relatief en binden enkel de contractspartijen, hun erfgenamen en rechthebbenden [85](#page=85).
##### 13.1.3.1 Relativeringsprincipe
In principe hebben overeenkomsten geen gevolgen voor derden. Wel bestaat er tegenwerpelijkheid, waarbij het bestaan van een overeenkomst door een derde erkend moet worden, bijvoorbeeld in geval van faillissement [85](#page=85).
##### 13.1.3.2 Afwijkingen
Derden kunnen toch gebonden zijn aan overeenkomsten of rechten putten uit bepaalde overeenkomsten:
* **Sterkmaking (art 5.106 BW)**: Eén partij staat ervoor in dat een derde een bepaalde verbintenis zal aangaan of nakomen. Indien de derde niet meewerkt, is de sterkmaker contractueel aansprakelijk jegens de tegenpartij [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Derdenbeding (art. 5.107-5.109 BW)**: Een contractuele clausule waarbij een verbintenis ten behoeve van een derde wordt gecreëerd, bijvoorbeeld in een levensverzekering waarbij een begunstigde derde wordt aangeduid [86](#page=86).
* **Rechtstreekse vordering (art 5.110 BW)**: Het recht dat de benadeelde toelaat om een schuld van zijn schuldenaar rechtstreeks te vorderen bij diens schuldenaar [86](#page=86).
* **Derde medeplichtigheid aan contractenbreuk (art. 5.111 en 6.5 - 6.6 BW)**: Een derde mag zich niet bewust te kwader trouw gedragen en de contractpartij niet aanzetten tot contractbreuk. Dit kan leiden tot buitencontractuele aansprakelijkheid van de derde [86](#page=86).
* **Actio pauliana (art. 5.243 BW)**: De Pauliaanse vordering stelt een schuldeiser in staat om overeenkomsten die zijn schuldenaar met een derde sluit om de inning van de schuld te bemoeilijken, niet tegenwerpelijk te laten verklaren [86](#page=86).
### 13.2 Onrechtmatige daad
Een onrechtmatige daad ontstaat wanneer er geen contract is, maar een verbintenis ontstaat door een fout, schade en een oorzakelijk verband daartussen [87](#page=87).
#### 13.2.1 Algemene situering
Onrechtmatige daad is een vorm van verbintenis en aansprakelijkheid voor begane fouten. Er is een onderscheid tussen burgerrechtelijke aansprakelijkheid (horizontaal) en strafrechtelijke aansprakelijkheid (verticaal), die cumulatief kunnen zijn [87](#page=87).
* **Contractuele schade**: Schade als gevolg van het niet of foutief uitvoeren van een overeenkomst.
* **Buitencontractuele schade**: Schade of aansprakelijkheid wanneer er geen contract is.
Binnen buitencontractuele schade onderscheidt men:
* **Persoonlijke aansprakelijkheid**: Aansprakelijkheid voor eigen daden (bv. iemand anders zijn laptop kapotmaken) [87](#page=87).
* **Kwalitatieve aansprakelijkheid**: Aansprakelijkheid voor personen of zaken waarvoor men instaat (bv. aansprakelijkheid voor een kind) [87](#page=87).
* Met bewijs van fout: De fout moet bewezen worden [87](#page=87).
* Foutloos: Aansprakelijkheid zonder bewezen eigen fout, waarbij de schade op zich een bewijs van een fout kan zijn (bv. productaansprakelijkheid) [87](#page=87).
#### 13.2.2 Voorwaarden voor aansprakelijkheid
##### 13.2.2.1 Aansprakelijkheidsgronden
Er moet sprake zijn van een fout (door handelen, niet-handelen, of iets dat gebeurt). In principe geldt "wie het potje breekt, betaalt het potje", tenzij er wettelijke immuniteiten of contractuele bevrijdingsbedingen zijn [88](#page=88).
1. **Persoonlijke foutaansprakelijkheid (art. 6.5-6.11 BW)**:
* **Fout**:
* **Objectief element**: Schending van een specifieke rechtsnorm (resultaatsverbintenis) of een algemene zorgvuldigheidsnorm (inspanningsverbintenis). Aansprakelijkheid ontstaat indien men zich niet gedraagt als een normaal en redelijk persoon in die situatie. Men kan aan deze aansprakelijkheid ontsnappen indien een zorgvuldig en redelijk persoon hetzelfde zou overkomen zijn [88](#page=88).
* **Subjectief element**: Schuldbekwaamheid (onderscheidingsvermogen; iedereen is schuldbekwaam behalve personen jonger dan 12 jaar, tenzij anders bepaald door de rechter) en toerekenbaarheid (controle over daden). Overmacht en wettelijke uitsluitingsgronden zijn uitzonderingen op toerekenbaarheid [89](#page=89).
2. **Kwalitatieve aansprakelijkheid (art. 6.12-6.17 BW)**:
* **Minderjarige (art. 6.12 BW)**: Ouders zijn foutloos aansprakelijk voor kinderen jonger dan 16 jaar. Voor 16-plussers geldt een aansprakelijkheid met een weerlegbaar foutvermoeden (geen fout in toezicht of opvoeding). Bij meerderjarigen die ouderlijk gezag dragen, is er een aansprakelijkheid in solidum met het kind [89](#page=89).
* **Persoon onder toezicht (art. 6.13 BW)**: Onderwijsinstellingen zijn aansprakelijk met een weerlegbaar foutvermoeden bij schade veroorzaakt onder toezicht [89](#page=89).
* **Aangestelde (art. 6.14 BW)**: Werkgevers zijn foutloos aansprakelijk voor fouten van hun aangestelden die gebeuren tijdens en n.a.v. de uitoefening van hun functie [90](#page=90).
* **Bestuurders (art. 6.15 BW)**: Bestuursorganen zijn foutloos aansprakelijk voor fouten die gebeuren tijdens en n.a.v. de uitoefening van hun functie [90](#page=90).
* **Gebrekkige zaak (art. 6.16 BW)**: De bewaarder van een gebrekkige zaak is foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het gebrek. Men kan proberen te bewijzen dat er geen gebrek was aan de zaak, maar een fout gebruik [90](#page=90).
* **Dier (art. 6.17 BW)**: De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door gedragingen van het dier [90](#page=90).
##### 13.2.2.2 Schade (art. 6.24-6.29 BW)
Schade kan materieel (vermogensschade, lichamelijke schade) of moreel zijn. Materieel verlies is het makkelijkst te waarderen, terwijl lichamelijke en morele schade moeilijker in geld uit te drukken zijn en vaak symbolisch worden begroot [90](#page=90).
##### 13.2.2.3 Oorzakelijk verband
Het oorzakelijk verband wordt getoetst aan de hand van de **conditio sine qua non**-test: zou de schade zich hebben voorgedaan zonder deze fout?. Als er meerdere oorzaken zijn, worden deze gelijkwaardig geacht (equivalentieleer), tenzij dit kennelijk onredelijk is wegens de grote afstand tussen fout en schade [90](#page=90) [91](#page=91).
* **Verdeling van aansprakelijkheid**: Bij fouten van het slachtoffer zelf, wordt de aansprakelijkheid verdeeld, tenzij de fout onopzettelijk of het slachtoffer minderjarig is [91](#page=91).
* **In solidum gehoudenheid**: Bij fouten van meerdere personen die dezelfde schade veroorzaken, kan het slachtoffer elke schadeverwekker voor de gehele schade aanspreken [91](#page=91).
* **Causale onzekerheid (art. 6.22-6.23 BW)**: Indien het oorzakelijk verband niet volledig zeker is, kan er een gedeeltelijke schadevergoeding toegekend worden in functie van de waarschijnlijkheid, bijvoorbeeld bij verlies van een kans of onzekerheid over de identiteit van de aansprakelijke [91](#page=91).
#### 13.2.3 Gevolgen: plicht tot schadeloosstelling (art. 6.30- 6.31 BW)
Het principe is **integrale schadeloosstelling**, wat betekent dat er recht is op rechts- en schadeherstel. Dit omvat patrimoniale en extra-patrimoniale schade. De aansprakelijken zijn in solidum gehouden voor het gehele bedrag van de schade, met regres op mede-schadeverwekkers [91](#page=91).
#### 13.2.4 Samenloop en co-existentie (art. 6.2-6.3 BW)
* **Samenloop**: Wanneer meerdere aansprakelijkheidsregimes van toepassing zijn. De benadeelde heeft keuzevrijheid tussen strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid, alsook tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, met uitzondering van wettelijke verboden of specifieke contractuele bepalingen [92](#page=92).
* **Co-existentie**: Treedt op wanneer er meer dan één benadeelde (actieve co-existentie) of meer dan één dader (passieve co-existentie) is [92](#page=92).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van algemene gedragsregels opgelegd door een daartoe bevoegde overheid, die de ordening van het maatschappelijk leven beogen en waarvan de naleving afdwingbaar is. |
| Subjectief recht | De individualisering van de rechtsregel. Het is de aanspraak die een persoon ten aanzien van een andere persoon aan het objectief recht ontleent. |
| Rechtssubject | Dragers van rechten en plichten in het recht. Dit kunnen natuurlijke personen (mensen) of rechtspersonen (juridische entiteiten) zijn. |
| Rechtsobject | Voorwerpen, dieren of zaken die geen drager zijn van rechten en plichten, maar waar rechtssubjecten rechten en plichten aan kunnen ontlenen. |
| Wet (formeel) | Een door de wetgevende macht aangenomen tekst, zoals een wet gestemd door het federale parlement, een decreet van een deelstaatparlement of een ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. |
| Materieel recht | Regels die algemeen en onpersoonlijk zijn en bindend gedrag voorschrijven, zoals wetten, koninklijke besluiten en ministeriële besluiten die algemene normen bevatten. |
| Rechtsstaat | Een staatsvorm waarin het recht de onderlinge relaties en de relatie met de overheid regelt, gebaseerd op principes als parlementaire democratie, scheiding der machten en grondwettelijke bescherming van vrijheden. |
| Soevereiniteit | Het principe dat de hoogste macht bij de natie of de staat berust en dat de staat zelf bepaalt welke wetten er gelden binnen zijn grondgebied. |
| Scheiding der machten | Het principe dat de staatsmacht is verdeeld over drie onafhankelijke machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht, om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de organisatie van de staat en de verhouding tussen de staat en zijn burgers regelt, met focus op het publieke belang. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de onderlinge verhoudingen tussen burgers regelt, met focus op het private belang. |
| Vermogen | Het geheel van goederen die aan een rechtssubject toebehoren, bestaande uit activa (rechten) en passiva (plichten), die in geld waardeerbaar zijn. |
| Verbintenis | Een rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, waarbij de ene persoon (de schuldenaar) gehouden is tot een bepaalde prestatie jegens de andere persoon (de schuldeiser). |
| Overeenkomst | Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen juridisch bindende afspraken maken, die voortkomen uit wilsovereenstemming en die tot verbintenissen leiden. |
| Onrechtmatige daad | Een buitencontractuele handeling die schade veroorzaakt door een fout van de dader, waarbij er een causaal verband bestaat tussen de fout en de schade, wat leidt tot een verplichting tot schadevergoeding. |
| Rechtsmacht | De bevoegdheid van de rechterlijke macht om geschillen bindend te beslechten en dwang uit te oefenen. |
| Rechtsmiddel | Een procedurele mogelijkheid die partijen in een gerechtelijke procedure hebben om een beslissing van een rechter aan te vechten, zoals hoger beroep of cassatie. |
| Verordening (EU) | Een bindende Europese rechtsnorm die rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten zonder omzettingshandeling van de nationale wetgever. |
| Richtlijn (EU) | Een Europese rechtsnorm die een doelstelling voor de lidstaten formuleert, waarbij de lidstaten zelf de vorm en middelen kiezen om dit doel te bereiken binnen een bepaalde termijn. |
| Foutloze aansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij de aangesproken persoon aansprakelijk wordt gesteld voor schade, zelfs als er geen persoonlijke fout kan worden aangetoond, vaak gebaseerd op de hoedanigheid of de relatie tot de schadeveroorzakende gebeurtenis. |
| Oorzakelijk verband | Het verband tussen een fout of een gebeurtenis en de daaruit voortvloeiende schade, dat essentieel is om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. |
| In solidum aansprakelijkheid | Een vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid waarbij meerdere schadeverwekkers elk voor het geheel van de schade aansprakelijk kunnen worden gesteld, waarbij de benadeelde kan kiezen tot wie hij zich richt. |