Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Hfst 4.pdf
Summary
# Recht en godsdienst in seculiere staten
Dit onderwerp onderzoekt de complexe wisselwerking tussen religieuze voorschriften en staatsrecht binnen seculiere samenlevingen, waarbij de scheiding van kerk en staat centraal staat en tegelijkertijd ruimte wordt gecreëerd voor godsdienstuitoefening.
### 1.1 De gedragsregels in godsdienst
Religieuze gedragsregels worden door gelovigen beschouwd als voorschriften die voortkomen uit de wil van God. De naleving hiervan is gemotiveerd door het religieuze gezag en de verwachting van een ultieme goddelijke rechtvaardigheid [4](#page=4).
### 1.2 Religieuze rechtsstelsels
In samenlevingen die niet geseculariseerd zijn, bestaat er geen strikte scheiding tussen recht en godsdienst. Sommige religieuze regels functioneren hier tevens als rechtsregels, waarbij hun uitvaardiging en naleving plaatsvindt door religieus gezag. De burgerlijke overheid ontleent in dergelijke systemen haar gezag aan de godsdienst. Een theocratie is een staat waarin de godheid de bron van al het recht is [6](#page=6).
### 1.3 Godsdienstige regels in seculiere staten
In seculiere staten is er een fundamenteel onderscheid tussen het staatsrecht en religieuze regels, hoewel er interactie plaatsvindt.
#### 1.3.1 Scheiding van kerk en staat
Het principe van de scheiding van kerk en staat wordt vaak samengevat in de uitspraak: "Geef aan de Keizer wat aan de Keizer toekomt en aan God wat aan God toekomt". Dit illustreert de scheiding van wereldlijke en religieuze autoriteit [8](#page=8).
#### 1.3.2 Godsdienst als inspiratiebron
Religieuze concepten kunnen dienen als inspiratiebron voor seculiere wetgeving. Een voorbeeld hiervan is het principe van zondagsrust, dat geworteld is in religieuze tradities [8](#page=8).
#### 1.3.3 Recht schept ruimte voor godsdienst
Het recht in seculiere staten creëert actief ruimte voor de uitoefening van godsdienst en levensbeschouwing. Dit gebeurt via zowel negatieve als positieve verplichtingen voor de overheid [8](#page=8).
##### 1.3.3.1 Negatieve verplichtingen (onthoudingsplicht)
Negatieve verplichtingen houden in dat de overheid zich dient te onthouden van inmenging in de godsdienstuitoefening. Dit wordt gewaarborgd door de vrijheid van eredienst en levensbeschouwing, vastgelegd in artikel 19 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze bepalingen creëren 'verweerrechten' die leiden tot een negatieve onthoudingsplicht voor de overheid, wat betekent dat zij zich niet mag mengen in individuele en collectieve godsdienstuitoefening [8](#page=8) [9](#page=9).
Individueel houdt dit in dat er vrijheid van eredienst en levensbeschouwing is, er geen godsdienstdwang mag zijn, godslastering niet strafbaar is, en de godheid niet in eedformules vermeld hoeft te worden. Collectief garandeert dit de interne autonomie van geloofsgroepen en levensbeschouwelijke verenigingen [9](#page=9).
##### 1.3.3.2 Positieve verplichtingen
Positieve verplichtingen vereisen dat de overheid actieve maatregelen treft om de daadwerkelijke uitoefening van vrijheidsrechten, waaronder godsdienstvrijheid, mogelijk te maken. Voorbeelden hiervan zijn [10](#page=10):
* Het strafbaar stellen van verstoringen van de eredienst (artikel 142 Strafwetboek) [10](#page=10).
* De wedden en pensioenen van bedienaren ten laste van de Staat (artikel 181 Grondwet) [10](#page=10).
* Het onderwijs in erkende erediensten in het Gemeenschapsonderwijs (GO!). Dit omvat godsdienstonderwijs voor het katholieke, protestantse, anglicaanse, israëlitische, islamitische, orthodoxe geloof en vrijzinnig humanisme [10](#page=10).
* Het opnemen van vakantiedagen op religieuze feestdagen in de arbeidswetgeving [10](#page=10).
##### 1.3.3.3 Geen absolute verplichtingen
De vrijheid van eredienst en de vrije openbare uitoefening ervan zijn echter geen absolute rechten. Artikel 20 van de Grondwet stelt dat deze vrijheden beschermd zijn "behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd". Artikel 9 van het EVRM bevat eveneens beperkingen op de vrijheid van godsdienst, die noodzakelijk kunnen zijn in een democratische samenleving voor de bescherming van de openbare veiligheid, orde, gezondheid, goede zeden of de rechten en vrijheden van anderen [11](#page=11).
> **Voorbeelden van beperkingen:**
> * Burgerrechtelijke gevolgen aan religieuze huwelijken worden niet verleend [12](#page=12).
> * Polygame huwelijken worden niet erkend [12](#page=12).
> * Ritueel slachten van dieren kan onderworpen worden aan de eis van voorafgaande bedwelming of verdoving [12](#page=12).
> * GO! scholen kunnen omwille van neutraliteit een algemeen verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens opleggen om proselitisme, uitsluiting en dwang tegen te gaan [12](#page=12).
##### 1.3.3.4 Rechtspluralisme (in het buitenland)
In bepaalde (buitenlandse) contexten kan rechtspluralisme optreden, waarbij religieuze rechtsregels doorwerken in de statelijke rechtsorde. Islamitisch recht is hier een belangrijk voorbeeld van [13](#page=13).
> **Kenmerken van Islamitisch recht:**
> * **Bronnen:** Koran, Hadith (overleveringen), Ijma (consensus onder rechtsgeleerden) en Qiyas (analogie) [13](#page=13).
> * **Structuur:** Niet-gecodificeerd, met diversiteit door vier soennitische en twee sjiitische rechtsscholen [13](#page=13).
> * **Toepassingsgebied:** Bevat regels voor religieuze rituelen en plichten, evenals regels voor private aangelegenheden (zakelijke transacties, personen- en familierecht, erfrecht) en openbare aangelegenheden (strafrecht, belastingen) [13](#page=13).
In het Verenigd Koninkrijk passen shariarechtbanken en -raden islamitisch recht toe in familiezaken via arbitrage of bemiddeling. De door hen uitgevaardigde 'awards' blijven echter onderworpen aan rechterlijke controle krachtens de Arbitration Act 1996, met inachtneming van de rechten van verdediging en de rechten en vrijheden bepaald in de Human Rights Act 1998 (HRA 1998). In Ontario was er in het familierecht een vergelijkbare mogelijkheid onder de Arbitration Act 1991, mits rechterlijke controle, maar dit werd in 2006 afgeschaft [14](#page=14).
---
# Verschil en verhouding tussen recht en moraal
Dit onderdeel onderzoekt de fundamentele verschillen en de complexe relatie tussen juridische regels en morele normen, inclusief de spanningen die kunnen ontstaan in ethisch pluralistische samenlevingen.
### 4.2.1. Het verschil tussen recht en moraal
Er zijn significante verschillen aan te wijzen tussen moraal en recht, die voornamelijk betrekking hebben op hun oorsprong, gerichtheid, afdwingbaarheid en de mate van consensus die ze genieten.
* **Oorsprong en autoriteit:**
* Moraal is **autonoom**, wat betekent dat de mens zelf de bron is van morele normen. Mensen bepalen voor zichzelf wat goed en fout is, gebaseerd op hun eigen geweten of redenering [17](#page=17).
* Recht en godsdienst daarentegen zijn **heteronoom**. Hun regels worden opgelegd door externe autoriteiten of instellingen, zoals de staat of een religieuze gemeenschap [17](#page=17).
* **Gerichtheid:**
* Moraal is **inwendig gericht**. De intentie achter een handeling is cruciaal voor de morele beoordeling. Het gaat om de wil om het juiste te doen [17](#page=17).
* Recht is primair **uitwendig gericht**. Het naleven van de rechtsregel is in de meeste gevallen voldoende, ongeacht de intentie van de persoon. Het gedrag telt, niet per se de innerlijke drijfveer [17](#page=17).
* **Afdwingbaarheid en sancties:**
* Moraal is **niet afdwingbaar** door externe instanties. De enige sanctie is morele afkeuring door anderen of gewetenswroeging bij de persoon zelf [17](#page=17).
* Recht is **afdwingbaar en sanctioneerbaar**. Overheden beschikken over middelen om naleving af te dwingen en overtredingen te bestraffen [17](#page=17).
* **Consensus en vastheid:**
* Er is doorgaans **geen eensgezindheid** over wat precies moreel juist is; dit leidt tot ethisch pluralisme. Morele opvattingen kunnen sterk verschillen tussen individuen en groepen [17](#page=17).
* Het **positief recht** staat, volgens de daartoe behorende secundaire regels, vast. Rechtsregels zijn duidelijk vastgelegd en identificeerbaar [17](#page=17).
> **Tip:** Denk bij het verschil tussen recht en moraal aan de volgende kernwoorden: moraal = autonoom, inwendig, niet afdwingbaar, pluralisme; recht = heteronoom, uitwendig, afdwingbaar, vaststaand.
### 4.2.2. De verhouding tussen recht en moraal
De relatie tussen recht en moraal is veelzijdig en kent zowel spanningen als niet-problematische raakvlakken.
#### A. De spanning
Een fundamentele spanning ontstaat bij de vraag of een juridische regel die strijdig is met de moraal, nog wel als 'recht' kan worden beschouwd.
* **Positivisme:**
* Volgens het **rechtspositivisme** is de geldigheid van een rechtsregel niet afhankelijk van de morele inhoud ervan. Recht en moraal zijn gescheiden concepten [19](#page=19).
* **Extreem positivisme** stelt dat elke regel die op de juiste manier tot stand is gekomen, recht is, ongeacht de morele inhoud [19](#page=19).
* **Gematigd positivisme** erkent wel dat er sprake kan zijn van 'immoreel recht' of 'slecht recht', maar blijft vasthouden aan de formele geldigheid van de regel [19](#page=19).
* **Natuurrechtsleer:**
* Volgens de **natuurrechtsleer** is een regel pas recht in zoverre deze overeenstemt met hogere ethische beginselen [19](#page=19).
* Deze beginselen kunnen worden ontleend aan de **natuur van de mens** (natuurrechtsleer in engere zin) of aan de **rechtscultuur** die door beschaafde volkeren wordt erkend (cultuurrecht) [19](#page=19).
* Als een regel hiermee strijdig is, wordt deze als **non-recht** beschouwd [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Een wet die discriminatie op basis van ras verbiedt, is in overeenstemming met zowel positivistische als natuurrechtelijke opvattingen. Een wet die slavernij toestaat, zou door natuurrechtelijke denkers als non-recht worden beschouwd, terwijl positivisten het als geldig recht zouden erkennen mits correct tot stand gekomen.
#### B. De niet-problematische verhouding
In veel gevallen zijn recht en moraal compatibel en versterken ze elkaar, of zijn ze simpelweg neutraal ten opzichte van elkaar.
* **Amorale rechtsregels:** Veel juridische regels raken aan kwesties die moreel irrelevant zijn. Denk hierbij aan verkeersregels die puur praktische afspraken betreffen [20](#page=20).
* **Recht in lijn met moraal:** Vaak verbiedt het recht handelingen die immoreel worden geacht, of verplicht het handelingen die moreel wenselijk zijn [20](#page=20).
* **Verbod op immorele daden:** Het strafrecht verbiedt bijvoorbeeld moord [20](#page=20).
* **Verplichting tot morele daden:** Het recht verplicht tot het te goeder trouw uitvoeren van overeenkomsten. De rol van fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op leven of vrijheid van meningsuiting, is eveneens een gebied waar recht en moraal elkaar overlappen en versterken [20](#page=20).
#### C. De problematische verhouding
De complexiteit neemt toe in ethisch pluralistische samenlevingen, waar uiteenlopende morele overtuigingen naast elkaar bestaan.
* **Recht en ethisch minimum:** Het recht kan niet alle individuele morele opvattingen ondersteunen. De vraag rijst of het recht verplicht is om verder te gaan dan een 'ethisch minimum' en rekening te houden met de diverse morele overtuigingen van burgers [21](#page=21).
* **Conflict met geweten:** Soms gaat het recht in tegen iemands morele overtuiging.
* **Gewetensbezwaren:** Er is geen algemene erkenning van gewetensbezwaren als geldige reden om rechtsregels niet na te leven [21](#page=21).
* **Tegemoetkoming:** Desondanks wordt er soms tegemoetgekomen aan gewetensbezwaren [21](#page=21).
* **Voorbeelden:** Legerdienst, waarbij in sommige systemen dienstweigering mogelijk is, of abortus, waarbij rekening wordt gehouden met de gewetensvorming van medici en patiënten [21](#page=21).
> **Tip:** In een pluralistische samenleving zoekt het recht vaak naar een balans tussen het garanderen van fundamentele rechten en het respecteren van diverse morele overtuigingen, wat kan leiden tot specifieke regelingen en uitzonderingen.
---
# De aard van objectief recht en andere gedragsregels
Dit onderwerp verkent de essentie van objectief recht en plaatst dit in relatie tot godsdienst, moraal en sociale zeden.
### 1.1 Objectief recht versus subjectief recht
Objectief recht verwijst naar het geheel van rechtsregels dat geldt binnen een bepaalde gemeenschap op een bepaald tijdstip. Het omvat de regels die het gedrag van de leden van die gemeenschap normeren en sturen. Subjectief recht daarentegen, is de individuele bevoegdheid die voortvloeit uit het objectieve recht; het is het recht dat een persoon heeft om iets te doen of te eisen. De studie van objectief recht vormt de kern van de rechtsdogmatiek [1](#page=1).
### 1.2 Recht en andere gedragsregels
Het recht staat niet op zichzelf, maar opereert in interactie met andere normatieve systemen die het menselijk gedrag reguleren, zoals godsdienst, moraal en sociale zeden [15](#page=15) [22](#page=22) [2](#page=2).
#### 1.2.1 Recht en godsdienst
Godsdienstige normen zijn afkomstig van een hogere macht en richten zich op het leven na de dood, of op innerlijke overtuigingen. Hoewel er vroeger een sterke overlap was tussen religieuze en juridische regels, is de moderne rechtsstaat er een die religieuze normen niet zomaar als rechtsregels overneemt. De focus ligt op de concrete gedragingen en maatschappelijke orde, eerder dan op religieuze doctrines [15](#page=15) [22](#page=22) [2](#page=2).
#### 1.2.2 Recht en moraal
Morele regels hebben betrekking op hetgeen als goed en kwaad wordt beschouwd in de maatschappij, en zijn vaak gericht op de intentie en het innerlijk van een persoon. Recht en moraal kunnen samenvallen, zoals bij het verbod op moord. Echter, niet alles wat immoreel is, is ook bij wet verboden, en vice versa. De maatschappij kan bijvoorbeeld van mening verschillen over de moraliteit van euthanasie, terwijl het recht hier een specifieke regeling voor heeft [15](#page=15) [22](#page=22) [2](#page=2).
> **Tip:** Het onderscheid tussen recht en moraal ligt in de externe dwang en de sanctionering door de overheid, die bij recht wel aanwezig is en bij moraal minder prominent [15](#page=15) [22](#page=22) [2](#page=2).
#### 1.2.3 Recht en sociale zeden
Sociale zeden, gewoonten en geplogenheden zijn normen die voortkomen uit het maatschappelijk verkeer en de omgangsvormen. Deze verschillen van recht doordat ze niet door de overheid worden opgelegd, niet door de overheid worden toegepast, en er geen formele sanctie door de overheid aan verbonden is. Gewoonterecht kan wel een rechtsbron zijn, maar dit is anders dan louter gebruiken. Afspraken die voortvloeien uit sociale gewoonten zijn niet altijd juridisch afdwingbaar, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, zoals een foutieve aanbieding [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Het geven van een fooi is een sociale zede, geen juridische verplichting. Het niet geven van een fooi leidt niet tot juridische consequenties [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van rechtsregels dat in een bepaalde gemeenschap geldt, onafhankelijk van de individuele toepassing ervan door specifieke personen. Dit omvat alle geldende wettelijke normen en beginselen. |
| Subjectief recht | De bevoegdheid of aanspraak die een individu ontleent aan het objectieve recht, waardoor deze persoon iets mag doen, eisen of nalaten. Het is de concrete toepassing van het objectieve recht op een individu. |
| Gedragsregels | Normen die het gedrag van mensen binnen een samenleving sturen. Deze kunnen afkomstig zijn uit verschillende bronnen, zoals godsdienst, moraal, sociale zeden en het recht zelf. |
| Godsdienstige rechtsstelsels | Juridische systemen die direct of indirect gebaseerd zijn op religieuze voorschriften en doctrines. Deze komen vooral voor in niet-geseculariseerde samenlevingen waar religieuze autoriteit ook wereldlijk gezag kan uitoefenen. |
| Theocratie | Een staatsvorm waarin de godheid als bron van alle recht wordt beschouwd en waarin religieuze leiders de politieke macht uitoefenen, vaak met de pretentie om goddelijke wil uit te voeren. |
| Seculiere Staten | Staten waarin de scheiding tussen kerk en staat is doorgevoerd, en waar religie geen officiële rol speelt in de wetgeving of het bestuur. Het recht is hier gescheiden van religieuze doctrines. |
| Rechtspluralisme | Een situatie waarin meerdere rechtsorden naast elkaar bestaan binnen eenzelfde samenleving of grondgebied. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer religieuze of etnische gemeenschappen eigen rechtssystemen hanteren die naast het staatsrecht bestaan. |
| Positivisme (juridisch) | Een rechtsfilosofische stroming die stelt dat recht dat geldig is voorgeschreven door de bevoegde autoriteit, ook als recht kan worden beschouwd, los van de morele inhoud ervan. Kwalificatie als recht vereist niet dat het recht aan de moraal beantwoordt. |
| Natuurrecht | Een rechtsfilosofische stroming die stelt dat er universele, inherente rechtvaardigheidsbeginselen bestaan die onafhankelijk van menselijke wetgeving gelden. Recht is pas geldend recht indien het in overeenstemming is met deze hogere morele of natuurlijke beginselen. |
| Sociaal contract | Een theoretische overeenkomst tussen individuen of tussen individuen en de staat, die de basis vormt voor de oprichting van een samenleving en de legitieme uitoefening van politieke macht. |
| Gewetensbezwaar | De weigering om deel te nemen aan of een bepaalde handeling te verrichten die in strijd is met de diepgevoelde morele of religieuze overtuigingen van een persoon. |
| Sociale zeden | Ongeschreven gedragsnormen en gebruiken die binnen een bepaalde groep of samenleving als algemeen geaccepteerd worden beschouwd, en die de interactie tussen individuen beïnvloeden. |
| Heteronoom | Een norm of regel die van buitenaf wordt opgelegd, bijvoorbeeld door een externe autoriteit zoals de staat (recht) of godsdienst, in tegenstelling tot autonoom recht dat van binnenuit de wil van de persoon zelf voortkomt. |
| Autonoom | Zelfstandig en op eigen initiatief tot stand gekomen. In de context van moraal betekent dit dat de mens zelf de bron is van zijn morele regels, bepaald door het eigen geweten en redenering. |
| Sanctioneerbaar | Een gedrag of actie dat kan leiden tot een sanctie of bestraffing volgens de geldende regels. Juridische regels zijn doorgaans sanctioneerbaar door overheidsinstanties, in tegenstelling tot morele regels. |