Cover
Aloita nyt ilmaiseksi SZR 3 Jaarlijkse vakantie.pdf
Summary
# Het recht op jaarlijkse vakantie
Het recht op jaarlijkse vakantie is een fundamenteel recht dat werknemers beschermt tegen overmatige werkdruk en zorgt voor noodzakelijke rust en herstel.
## 1. Het recht op jaarlijkse vakantie
Het recht op jaarlijkse vakantie (JV) is een fundamenteel recht dat dient ter bescherming tegen burn-out en excessief werken, en garandeert werknemers noodzakelijke rust. Dit recht is in beginsel dwingend recht, wat betekent dat werknemers er geen afstand van kunnen doen, aangezien dit het risico op te veel werken in de hand zou werken. De werkgever mag de opname van vakantie niet onmogelijk maken; indien de werkgever vaststelt dat een werknemer nog vakantiedagen moet opnemen, dient deze de werknemer hierop te wijzen en dit te documenteren om aan te tonen dat er actie is ondernomen. Vakantie wordt beschouwd als een schorsingsoorzaak van de arbeidsovereenkomst (art. 28, 1° WAO). Bij ontslag door de werkgever schorst dit de opzeggingstermijn, terwijl bij ontslag door de werknemer dit geen invloed heeft op de opzeggingstermijn [1](#page=1).
### 1.1 Omvang en verschillen in vakantiedagen
De omvang van wettelijke vakantiedagen kan per land en per sector variëren. In Europa variëren de wettelijke vakantiedagen, met landen als Denemarken (25 dagen), Finland (30 dagen) en Estland en Litouwen (28 dagen) die een relatief hoog aantal bieden. Frankrijk en Polen worden ook genoemd in de context van meer vakantiedagen. Er wordt opgemerkt dat informatie over het precieze aantal vakantiedagen in andere landen met enige voorzichtigheid moet worden benaderd, aangezien de definitie van 'vakantiedagen' en de integratie van feestdagen kan verschillen [1](#page=1).
In België zijn er verschillen tussen publieke en private sectoren:
* **Publieke sectoren:** Vlaamse ambtenaren hebben recht op 35 dagen, federale ambtenaren op 28 dagen, en het onderwijs valt hier ook onder [1](#page=1).
* **Privésector:** Over het algemeen hebben beter betalende sectoren, zoals de banksector en de chemiesector, meer vakantiedagen. Sectoren met lagere lonen, zoals de sociale sector en de horeca, bieden vaak minder vakantiedagen. In de sociale sector kunnen wel 'rimpeldagen' worden toegekend, die afhankelijk zijn van leeftijd of anciënniteit [1](#page=1).
Het principe is een recht op vier weken betaalde wettelijke vakantie per jaar, gebaseerd op het regime en niet noodzakelijk twintig dagen. Dit staat los van conventionele vakantie, die dagen omvat die extra worden toegekend binnen een specifieke sector (zoals de zorgsector) of die individueel tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen. Een cafetariaplan biedt de mogelijkheid om het aantal extra dagen te kiezen [1](#page=1).
### 1.2 Tijdstip van de vakantie
De vastlegging van vakantiedagen gebeurt in principe na overleg tussen werkgever en werknemer(s). De beslissingsbevoegdheid over de vakantieperiode kan als volgt verlopen [2](#page=2):
1. Het paritair comité (PC) kan de vakantieperiode vastleggen [2](#page=2).
2. Indien het PC geen beslissing nam, kan de ondernemingsraad (OR) de vakantieperiode vastleggen [2](#page=2).
3. Als er geen OR is of als deze geen beslissing neemt, kan de vakantieperiode worden vastgelegd via akkoord tussen de werkgever en de syndicale delegatie, of collectief met de werknemers, of individueel met een werknemer [2](#page=2).
De werkgever of de werknemer beslist dus niet unilateraal; het vereist overleg. Bij onenigheid kan dit leiden tot een juridisch conflict bij de arbeidsrechtbank [2](#page=2).
Er gelden ook een aantal minimale regels voor de opname van vakantie:
* **Vakantiejaar:** Vakantiedagen dienen in principe te worden opgenomen vóór het einde van het lopende vakantiejaar. Een overdracht naar het volgende vakantiejaar is in principe verboden om de noodzakelijke rust te garanderen [2](#page=2).
* **Gezinshoofden:** Gezinshoofden hebben bij voorkeur recht op vakantie tijdens de schoolvakanties [2](#page=2).
* **Ononderbroken periode:** Er dient een ononderbroken periode van minstens twee weken te worden opgenomen tussen 1 mei en 31 oktober, tenzij de werknemer anders verzoekt. Minimaal één week per jaar moet ononderbroken vakantie zijn [2](#page=2).
* **Productieve tijd:** Buiten de twee weken in de periode mei-oktober, moeten vakantiedagen zodanig worden toegekend dat de "globale aan de productie bestede tijd maximaal wordt gevrijwaard" [2](#page=2).
* **Halve dagen:** Het opnemen van halve dagen vakantie is niet toegestaan, omdat dit de effectieve rust zou ondermijnen [2](#page=2).
Het **vakantiejaar (VJ)** is het kalenderjaar waarin de vakantiedagen worden opgenomen, terwijl het **vakantiedienstjaar (VDJ)** het voorafgaande kalenderjaar is waarin de vakantie wordt verworven [2](#page=2).
#### 1.2.1 Onmogelijkheid om vakantie op te nemen
Er zijn specifieke situaties waarin de opname van vakantie wordt verhinderd, wat recht geeft op het later opnemen van vakantiedagen. Deze situaties worden opgedeeld in twee categorieën:
1. **Recht om vakantie later in het lopende VJ op te nemen:** Dit geldt voor de volgende redenen die de opname van vakantie verhinderen [3](#page=3):
* Vervullen van burgerplichten zonder behoud van loon of militaire verplichtingen [3](#page=3).
* Vervullen van een openbaar mandaat [3](#page=3).
* Uitoefenen van de functie van rechter in sociale zaken [3](#page=3).
* Vervullen van een syndicale opdracht [3](#page=3).
* Deelneming aan cursussen of studiedagen gewijd aan sociale promotie [3](#page=3).
* Een lock-out [3](#page=3).
* De volledige werkverwijdering als maatregel van moederbescherming [3](#page=3).
2. **Recht om vakantie op te nemen binnen 24 maanden na het VJ:** Dit geldt voor de volgende redenen die de opname van vakantie verhinderen [3](#page=3):
* Een arbeidsongeval of beroepsziekte [3](#page=3).
* Een gewoon ongeval of ziekte [3](#page=3).
* Moederschapsrust [3](#page=3).
* Omgezet moederschapsrust (zoals bedoeld in de arbeidswet 1971) [3](#page=3).
* Profylactisch verlof [3](#page=3).
* Geboorteverlof [3](#page=3).
* Adoptieverlof [3](#page=3).
* Verlof voor pleegzorg [3](#page=3).
* Pleegouderverlof [3](#page=3).
Deze regelingen zijn vastgelegd in het vakantiebesluit of de vakantiewetgeving [3](#page=3).
#### 1.3 Vakantie en andere afwezigheden
Bij conflicten tussen vakantie en andere vormen van afwezigheid zijn er drie mogelijke oplossingen [3](#page=3):
1. **Voorrang voor andere afwezigheden:** Zon- en feestdagen, ongeval, ziekte, moederschapsrust, etc. worden voorrang gegeven, met de mogelijkheid tot overdracht binnen 24 maanden [3](#page=3).
2. **Voorrang voor vakantiedagen:** Klein verlet en tijdelijke werkloosheid krijgen voorrang boven vakantiedagen [3](#page=3).
3. **Regel van de eerste schorsing:** De eerste reden die de arbeidsovereenkomst schorst, krijgt voorrang [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen het vakantiejaar (VJ) en het vakantiedienstjaar (VDJ), aangezien dit cruciaal is voor de regels rond overdracht en opname van vakantiedagen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een bediende neemt vakantie van maandag 6 juni tot dinsdag 21 juni. Hij wordt ziek van maandag 13 juni tot vrijdag 18 juli. De ziekte die ingaat tijdens de vakantie, schorst de vakantie. De werknemer heeft het recht om de resterende vakantiedagen op te nemen na het einde van de ziekteperiode, of om ze over te dragen. Aangezien de ziekte eindigt op 18 juli, kan de resterende vakantie onmiddellijk aansluitend worden opgenomen of later in het jaar. Als er geen mogelijkheid meer is om de vakantie op te nemen in het lopende VJ, kunnen de dagen worden overgedragen tot 24 maanden na het VJ. In dit geval, als het VJ 2025 is, kan de vakantie worden opgenomen tot december 2027. Voor de vakantieperiode die nog wel werd opgenomen (6-12 juni), ontvangt de werknemer vakantiegeld van de werkgever. Voor de ziekteperiode ontvangt de werknemer een ziektevergoeding, conform de wettelijke bepalingen [3](#page=3).
---
# Tijdstip en opname van vakantie
Hieronder vind je een gedetailleerde samenvatting over het tijdstip en de opname van vakantie, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Tijdstip en opname van vakantie
Dit gedeelte behandelt de regels en procedures rond het vastleggen en opnemen van vakantiedagen, inclusief minimale opnamevereisten en situaties waarin opname kan worden uitgesteld.
### 2.1 Vastleggen van vakantieperiodes
De vastlegging van vakantieperiodes gebeurt na overleg tussen werkgever en werknemer(s). De beslissingsbevoegdheid kan afhangen van de aanwezigheid en rol van de volgende organen [2](#page=2):
* **Paritair Comité (PC):** Dit sectorale overlegorgaan tussen werkgevers en werknemers kan de vakantieperiode vastleggen [2](#page=2).
* **Ondernemingsraad (OR):** Indien het PC geen beslissing nam, kan de OR de vakantieperiode vastleggen [2](#page=2).
* **Syndicale delegatie of werknemers:** Als noch het PC noch de OR een beslissing nam, of bij afwezigheid van een OR, kan de vastlegging plaatsvinden via akkoord tussen de werkgever en de syndicale delegatie, collectief tussen werkgever en werknemers, of individueel tussen werkgever en werknemer [2](#page=2).
Indien er geen overeenkomst kan worden bereikt na deze stappen, kan dit leiden tot een juridisch conflict bij de arbeidsrechtbank [2](#page=2).
> **Tip:** Het principe is dat het vastleggen van vakantie steeds via overleg dient te gebeuren. Als partijen er niet uitkomen, is dit een indicatie dat de afspraken mogelijk te vergaand zijn of dat er juridische stappen nodig zijn [2](#page=2).
### 2.2 Minimale regels voor de opname van vakantie
Er zijn een aantal minimale regels die van toepassing zijn op de opname van vakantiedagen:
* **Tijdigheid van opname:** Vakantiedagen mogen in principe niet worden overgedragen naar het volgende vakantiejaar (VJ) omdat noodzakelijke rust is vereist. Dit verbod zorgt ervoor dat werknemers hun rust niet laten liggen. Het vakantiejaar (VJ) is het kalenderjaar waarin de vakantiedagen worden opgenomen, terwijl het vakantiedienstjaar (VDJ) het jaar is waarin de vakantiedagen werden verworven [2](#page=2).
* **Voorrang bij gezinshoofden:** Bij gezinshoofden wordt bij voorkeur vakantie opgenomen tijdens de schoolvakanties. Dit betekent dat werknemers met kinderen voorrang hebben op deze periodes [2](#page=2).
* **Ononderbroken periode van twee weken:** In de periode tussen 1 mei en 31 oktober moet een ononderbroken periode van twee weken vakantie worden opgenomen, tenzij de werknemer anders verzoekt [2](#page=2).
* **Minimaal één week ononderbroken:** Op jaarbasis moet minstens één week ononderbroken vakantie worden genomen. Andere vakantiedagen kunnen eventueel wel worden opgesplitst [2](#page=2).
* **Maximaliseren van productie-tijd buiten de hoofdvakantie:** De toekenning van vakantiedagen buiten de tweewekelijkse periode dient zodanig te gebeuren dat de "globale aan de productie bestede tijd maximaal wordt gevrijwaard" ] [2](#page=2).
* **Geen halve dagen:** Het opnemen van halve dagen is niet toegestaan, omdat dit het doel van effectieve rust ondermijnt [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een chocoladefabriek zou er verstandig aan doen om werknemers geen vakantie te laten opnemen tijdens periodes als Sinterklaas of Pasen, omdat dit periodes van verhoogde productie zijn [2](#page=2).
### 2.3 Onmogelijkheid om vakantie op te nemen
Er zijn specifieke redenen die de opname van vakantie kunnen verhinderen. In dergelijke gevallen heeft de werknemer het recht om de vakantie later in het vakantiejaar op te nemen. Dit geldt onder andere voor [2](#page=2):
1. Vervullen van burgerplichten zonder behoud van loon of militieverplichtingen [3](#page=3).
2. Vervullen van een openbaar mandaat [3](#page=3).
3. Uitoefening van een functie van rechter in sociale zaken [3](#page=3).
4. Vervullen van een syndicale opdracht [3](#page=3).
5. Deelname aan cursussen of studiedagen gewijd aan sociale promotie [3](#page=3).
6. Een lock-out [3](#page=3).
7. De volledige werkverwijdering als maatregel van moederbescherming [3](#page=3).
Indien de opname van vakantie wordt verhinderd door bepaalde redenen, ontstaat het recht om de vakantie op te nemen binnen 24 maanden na het einde van het vakantiejaar. Dit is van toepassing bij [3](#page=3):
1. Een arbeidsongeval of beroepsziekte [3](#page=3).
2. Een gewoon ongeval of ziekte [3](#page=3).
3. De moederschapsrust [3](#page=3).
4. De omgezette moederschapsrust (zoals bedoeld in de arbeidswet van 1971) ] [3](#page=3).
5. Profylactisch verlof [3](#page=3).
6. Geboorteverlof [3](#page=3).
7. Adoptieverlof [3](#page=3).
8. Verlof voor pleegzorg [3](#page=3).
9. Pleegouderverlof [3](#page=3).
Deze regels zijn vastgelegd in de vakantiebesluitvorming en vakantiewetgeving [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Een werknemer die van 6 tot 21 juni op vakantie gaat en vervolgens ziek wordt van 13 juni tot 18 juli, kan de dagen van zijn vakantie die samenvallen met de ziekteperiode later opnemen. Als de ziekte aanhouden na 18 juli, kan de werknemer de vakantiedagen opnemen tot 24 maanden na het einde van het betreffende vakantiejaar [3](#page=3).
### 2.4 Vakantie en andere afwezigheden
Er zijn drie mogelijke oplossingen voor de interactie tussen vakantie en andere afwezigheden:
1. **Voorrang voor andere afwezigheden:** In bepaalde gevallen, zoals zon- en feestdagen, ongeval, ziekte, of moederschapsrust, hebben deze afwezigheden voorrang op vakantie. Dit valt onder de regeling van overdracht van vakantiedagen tot 24 maanden [3](#page=3).
2. **Voorrang voor vakantiedagen:** Andere afwezigheden, zoals klein verlet of tijdelijke werkloosheid, kunnen voorrang krijgen op vakantiedagen [3](#page=3).
3. **Regel van de eerste schorsing:** De eerste lijst van redenen die opname van vakantie verhinderen (burgerplichten, openbaar mandaat, etc.) valt onder deze regel [3](#page=3).
> **Belangrijk:** Bij een werknemer die op vakantie vertrekt en vervolgens ziek wordt, worden de vakantiedagen die samenvallen met de ziekteperiode beschouwd als ziekte en kunnen ze later worden opgenomen. De werknemer ontvangt voor de ziekteperiode een ziektevergoeding. Het vakantiegeld (VG) wordt wel uitbetaald voor de dagen die oorspronkelijk als vakantie gepland waren [3](#page=3).
---
# Verdiening en berekening van vakantiedagen
Dit onderdeel behandelt het onderscheid tussen het vakantiejaar (VJ) en het vakantiedienstjaar (VDJ) en hoe gewerkte en gelijkgestelde dagen worden gebruikt om het aantal vakantiedagen te berekenen voor zowel bedienden als arbeiders.
### 3.1 Het onderscheid tussen vakantiejaar (VJ) en vakantiedienstjaar (VDJ)
Het bepalen van het aantal vakantiedagen in een bepaald jaar is afhankelijk van de prestaties (gewerkte en gelijkgestelde dagen) die in het voorgaande kalenderjaar zijn geleverd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen [4](#page=4):
* **Vakantiejaar (VJ):** Het jaar waarin de vakantie daadwerkelijk wordt toegekend en opgenomen [4](#page=4).
* **Vakantiedienstjaar (VDJ):** Het kalenderjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het vakantiejaar. Dit is het jaar waarin de vakantie wordt "verdiend" door te werken of door periodes die gelijkgesteld worden aan werken [4](#page=4).
De prestaties in het VDJ, bestaande uit effectief gewerkte dagen en gelijkgestelde dagen, bepalen het aantal vakantiedagen waarop men in het VJ recht heeft [4](#page=4).
### 3.2 Gelijkgestelde dagen
Gelijkgestelde dagen zijn periodes waarin niet effectief is gewerkt, maar die wel meetellen voor het opbouwen van vakantierechten. Voorbeelden van gelijkgestelde dagen zijn [4](#page=4):
* Afwezigheidsdagen wegens ziekte [4](#page=4).
* (Arbeids)ongevallen en beroepsziekten [4](#page=4).
* Moederschapsrust en geboorteverlof [4](#page=4).
* Jaarlijkse vakantie [4](#page=4).
* Betaalde feestdagen [4](#page=4).
* Kort verzuim [4](#page=4).
Periodes die **niet** gelijkgesteld worden aan gewerkte dagen, en dus geen vakantierechten opbouwen, zijn onder andere:
* Werkloosheid [4](#page=4).
* Invaliditeit (langer dan 12 maanden arbeidsongeschiktheid; de eerste 12 maanden tellen wel mee als gelijkgesteld) [4](#page=4).
* Langdurige beroepsongeschiktheid (LBO) [4](#page=4).
* Verlof zonder wedde [4](#page=4).
* Verlof om dwingende redenen [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal om de lijst met niet-gelijkgestelde dagen goed te kennen voor examens [4](#page=4).
Voor ambtenaren is de situatie anders: het VJ en VDJ vallen samen, en de rechten uit de privésector worden meegenomen bij een overstap naar de openbare sector [4](#page=4).
### 3.3 Berekening van vakantiedagen voor bedienden
De berekening van vakantiedagen voor bedienden is gebaseerd op hun prestaties in het VDJ en wordt omgezet naar het arbeidsregime van het VJ [5](#page=5).
#### 3.3.1 Basisprincipe (6-dagen week)
* Per gewerkte of gelijkgestelde maand in het VDJ wordt recht verkregen op 2 dagen vakantie [5](#page=5).
* Dit principe geldt oorspronkelijk voor een 6-dagenweek regime [5](#page=5).
#### 3.3.2 Omzetting naar een 5-dagen week
De meeste bedienden werken in een 5-dagen week. Er zijn twee methoden voor de omzetting:
1. **Vermenigvuldigen met 5/6:** Het aantal berekende dagen (uitgaande van een 6-dagen week) wordt vermenigvuldigd met 5/6 en naar boven afgerond [5](#page=5).
2. **Aftrekken per 6 dagen:** Voor elke 6 vakantiedagen die men in een 6-dagen week zou hebben opgebouwd, wordt 1 dag in mindering gebracht voor een 5-dagen week [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Een bediende werkte 8 maanden in het VDJ.
>
> * Berekening in 6-dagen week: 8 maanden x 2 dagen/maand = 16 dagen.
> * Omzetting naar 5-dagen week:
> * Via methode 1: $16 \times \frac{5}{6} = 13,33$, afgerond naar boven is 14 dagen [5](#page=5).
> * Via methode 2: 16 dagen (in 6-dagen week) - 2 dagen (omdat 6 dagen in 6d-week overeenkomen met 5 dagen in 5d-week, dus voor elke 6 dagen wordt er 1 afgetrokken; $16 = 2 \times 6 + 4$, dus 2 dagen aftrekken) = 14 dagen [5](#page=5).
#### 3.3.3 Overstap tussen voltijds en deeltijds werk
De berekening van vakantiedagen houdt rekening met de overstap tussen voltijdse en deeltijdse tewerkstelling [5](#page=5).
* **Basisprincipes:**
1. Vakantiedagen zijn afhankelijk van de prestaties in het VDJ [5](#page=5).
2. Men kan nooit meer vakantiedagen opnemen dan wat mogelijk is binnen het arbeidsregime van het VJ [5](#page=5).
* **Van halftijds (VDJ) naar voltijds (VJ):**
* Het aantal verdiende dagen (bv. 20 halve dagen) wordt omgerekend naar volle dagen op basis van de prestaties in het VDJ. Bijvoorbeeld, 20 halve dagen verdiend in het VDJ komen overeen met 10 volle dagen vakantie in het VJ als men voltijds werkt [5](#page=5).
* **Van voltijds (VDJ) naar halftijds (VJ):**
* Principe 1: Het aantal volle dagen verdiend in het VDJ wordt berekend (bv. 20 volle dagen) [5](#page=5).
* Principe 2: Het maximum aantal op te nemen vakantiedagen in het VJ is beperkt door het arbeidsregime van het VJ. Dus als men halftijds werkt in het VJ, kan men nooit meer dan 20 halve dagen (wat neerkomt op 10 volle dagen) opnemen, zelfs als men meer volle dagen heeft verdiend [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Een persoon werkte in VDJ voltijds en verdiende 20 volle dagen. In VJ besluit deze persoon halftijds te gaan werken. De persoon kan in VJ 20 halve dagen opnemen. Hoewel dit overeenkomt met 4 weken halftijdse vakantie, wordt de persoon wel betaald voor 20 volle dagen vakantie [5](#page=5).
#### 3.3.4 Jeugdvakantie voor bedienden
Jeugdvakantie kan een oplossing bieden voor situaties waarin men na het einde van studies pas later in het jaar begint te werken en daardoor weinig tot geen wettelijke vakantiedagen opbouwt in het eerste jaar van tewerkstelling [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Voorwaarden:**
* Jonger zijn dan 25 jaar op 31 december van het VDJ [6](#page=6).
* Studies beëindigd of stopgezet in het VDJ [6](#page=6).
* Minstens één maand effectief gewerkt hebben in het VDJ (een studentenjob telt hiervoor niet mee) [6](#page=6).
* **Uitkering:** Betaald door de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling), bedraagt 65% van het brutoloon, maar is begrensd [6](#page=6).
* **Kenmerken:** Eenmalig en facultatief (zelf aanvragen bij de werkgever) [6](#page=6).
> **Voorbeeld (Oefening 2):** Mariska studeert af op 30 juni 2024 en begint op 1 augustus 2024 als voltijds bediende.
>
> * **Wettelijke vakantiedagen in VJ 2025:** Ze heeft 5 maanden gewerkt in 2024 (augustus t.e.m. december). Dit staat gelijk aan $5 \text{ maanden} \times 2 \text{ dagen/maand} = 10 \text{ dagen}$. Aangezien ze in een 5-dagen week werkt, wordt dit $10 \times \frac{5}{6} = 8,33$, afgerond naar boven is 9 wettelijke vakantiedagen [7](#page=7).
> * **Jeugdvakantie in VJ 2025:** Omdat ze jonger is dan 25 en haar studies heeft beëindigd, heeft ze recht op jeugdvakantie. Deze vult haar wettelijke vakantiedagen aan tot een totaal van 20 dagen (4 weken). Dus $20 \text{ dagen} - 9 \text{ dagen} = 11 \text{ dagen jeugdvakantie}$ [5](#page=5) [7](#page=7).
> * **Inkomsten:** Voor de 9 wettelijke vakantiedagen ontvangt ze enkel vakantiegeld van haar werkgever. Voor de 11 dagen jeugdvakantie ontvangt ze een jeugdvakantieuitkering van de RVA (65% van haar brutoloon, mits begrenzing) [7](#page=7).
### 3.4 Berekening van vakantiedagen voor arbeiders
De berekening van vakantiedagen voor arbeiders verloopt in meerdere stappen en houdt rekening met hun specifieke arbeidsregime en dat van de voltijdse maatman [6](#page=6).
#### 3.4.1 Stap 1: Berekening van de voltijdse vakantiedagen (5-dagen week)
De formule hiervoor is:
$$ \text{Aantal voltijdse dagen} = A \times \frac{5}{R} \times \frac{Q}{S} $$
Waarbij:
* $A$: Totaal aantal gewerkte en gelijkgestelde dagen in het VDJ [6](#page=6).
* $R$: Het eigen gemiddelde aantal werkdagen per week van de arbeider in het VDJ [6](#page=6).
* $Q$: Het eigen gemiddelde aantal werkuren per week van de arbeider in het VDJ [6](#page=6).
* $S$: Het gemiddelde aantal werkuren per week van een voltijdse maatman [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een arbeider werkte in het VDJ halftijds (19/38sten) in een 6-dagen week en had 300 werkdagen plus 12 dagen economische werkloosheid.
>
> * $A = 300 + 12 = 312$ dagen.
> * $R = 6$ dagen/week (aanname voor 6-dagen week regime).
> * $Q = 19$ uur/week (aanname voor 19/38sten halftijds).
> * $S = 38$ uur/week (aanname voor voltijds regime).
> * Berekening: $312 \times \frac{5}{6} \times \frac{19}{38} = 312 \times \frac{5}{6} \times \frac{1}{2} = 130$ dagen [6](#page=6).
#### 3.4.2 Stap 2: Omzetting naar het reële aantal vakantiedagen in het VJ
Het resultaat van stap 1 (voltijdse vakantiedagen in een 5-dagen week) wordt vervolgens omgerekend naar het concrete aantal vakantiedagen dat de arbeider kan opnemen, rekening houdend met zijn/haar arbeidsstelsel in het VJ [6](#page=6).
* De 130 dagen uit het vorige voorbeeld worden omgezet naar het aantal effectieve vakantiedagen in een 5-dagen week. Dit gebeurt via een tabel of een specifieke berekening. Als 130 dagen in de tabel resulteren in 10 vakantiedagen in een 5-dagen week [6](#page=6).
* Daarna wordt dit aantal omgezet naar het arbeidsregime van het VJ. Als de arbeider in het VJ halftijds werkt (19/38sten) in een 6-dagen week:
$$ \text{Reële vakantiedagen} = 10 \text{ dagen (voltijdse 5d-week)} \times \frac{6}{5} \times \frac{38}{19} $$
Dit resulteert in 24 dagen vakantie (halftijds in een 6-dagen week) [6](#page=6).
### 3.5 Aanvullende vakantiesystemen
Naast de wettelijke vakantie bestaan er aanvullende systemen om werknemers te helpen aan 4 weken effectieve vakantie per jaar.
#### 3.5.1 Jeugdvakantie
Zie sectie 3.3.4 voor de details over jeugdvakantie, die ook van toepassing kan zijn op arbeiders mits aan de voorwaarden voldaan wordt [6](#page=6).
#### 3.5.2 Seniorvakantie
Dit systeem is bedoeld als aanvulling van de verdiende vakantie tot 4 weken voor oudere werknemers [6](#page=6).
* **Voorwaarden:**
* Ouder zijn dan 50 jaar op 31 december van het VDJ [6](#page=6).
* Werkloos of invalide zijn geweest in het VDJ [6](#page=6).
* **Uitkering:** Betaald door de RVA, 65% van het brutoloon (begrensd) [6](#page=6).
* **Kenmerken:** Niet éénmalig en facultatief [6](#page=6).
#### 3.5.3 Aanvullende vakantie (vergelijkbaar met Europese vakantie)
Dit systeem heeft als doel de werknemer effectief 4 weken vakantie per jaar te garanderen [7](#page=7).
* **Voorwaarden:**
* Werk aanvatten of hervatten als werknemer [7](#page=7).
* Een aanloopperiode van 3 maanden doorlopen in hetzelfde kalenderjaar [7](#page=7).
* Eerst de wettelijke vakantie uitputten [7](#page=7).
* **Opbouw dagen:** Identiek aan de wettelijke vakantie, 2 dagen per gewerkte maand [7](#page=7).
* **Vakantiegeld:** De werkgever betaalt het loon door tijdens de aanvullende vakantie en kan dit later verrekenen met het dubbel vakantiegeld [7](#page=7).
* **Kenmerken:** Facultatief [7](#page=7).
> **Voorbeeld (Oefening 3):** Marc (40j) werkt voor het eerst als bediende en start op 01/11/2022.
>
> * **Aanvullende vakantie in 2022:** Marc komt niet in aanmerking voor Europese vakantie omdat er geen aanloopperiode van 3 maanden is geweest vóór het einde van 2022 [7](#page=7).
> * **Aanvullende vakantie in 2023:**
> * Wettelijke vakantie: Marc heeft 2 maanden gewerkt in 2022 (november en december). Dit geeft recht op $2 \times 2 = 4$ dagen wettelijke vakantie in 2023, behouden in een 5-dagen week [7](#page=7).
> * Aanvullende vakantie: Hij kan aanvullende vakantie opnemen om tot 4 weken (20 dagen) te komen. Dus $20 \text{ dagen} - 4 \text{ dagen} = 16 \text{ dagen aanvullende vakantie}$ [7](#page=7).
> * **Aanvullende vakantie in 2024:** In 2023 heeft Marc gedurende 12 maanden gewerkt. Hij bouwt dus $12 \times 2 = 24$ dagen op (uitgaande van 6-dagen week). Omgezet naar een 5-dagen week is dit $24 \times \frac{5}{6} = 20$ dagen wettelijke vakantie. Aangezien dit reeds 4 weken is, is er geen noodzaak voor aanvullende vakantie [7](#page=7).
---
# Vakantiegeld en aanvullende regelingen
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de verschillende vormen van vakantiegeld, speciale vakantieregelingen voor specifieke groepen, en de berekening van vakantiegeld bij het einde van een dienstverband.
### 4.1 Wettelijke en aanvullende vakantiedagen
* **Berekening van arbeids- en gelijkgestelde dagen:**
De basis voor de berekening van het aantal vakantiedagen is het aantal gewerkte en gelijkgestelde dagen. De formule hiervoor is:
$$ \text{Dagen} = A \times \frac{5}{R} \times \frac{Q}{S} $$
Waarbij:
* $A$ = gewerkte en gelijkgestelde dagen [6](#page=6).
* $R$ = eigen arbeidsregime (gemiddeld aantal dagen per week) [6](#page=6).
* $Q$ = eigen arbeidsregime (gemiddeld aantal uren per week) [6](#page=6).
* $S$ = arbeidsregime voltijdse maatman (gemiddeld aantal uren per week) [6](#page=6).
**Voorbeeld:** Een arbeider werkte in het vorige vakantiedienstjaar (VDVJ) halftijds (19/38sten) in een 6-dagenweek en heeft 300 werkdagen + 12 dagen economische werkloosheid.
Berekening: $312 \times \frac{5}{6} \times \frac{19}{38} = 130$ dagen [6](#page=6).
Dit resultaat wordt vervolgens omgerekend naar voltijdse vakantiedagen in een 5-dagenweek met behulp van een tabel. In dit voorbeeld staat 130 dagen gelijk aan 10 vakantiedagen. Tot slot wordt dit omgezet naar reële vakantiedagen volgens het arbeidsstelsel van het huidige vakantiedienstjaar (VJ): $10 \times \frac{6}{5} \times \frac{38}{19} = 24$ dagen vakantie (halftijds in een 6-dagenweek) [6](#page=6).
* **Jeugdvakantie:**
Dit is een aanvulling van verdiende vakantie tot een totaal van 4 weken [6](#page=6).
* **Voorwaarden:**
* Jonger zijn dan 25 jaar op 31 december van het VDJ [6](#page=6).
* Studies beëindigd of stopgezet in het VDJ [6](#page=6).
* Minstens één maand effectief gewerkt in het VDJ (een studentenjob telt hierbij niet mee) [6](#page=6).
* **Jeugdvakantie-uitkering:**
* Betaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) [6](#page=6).
* Bedraagt 65% van het brutoloon, maar is begrensd [6](#page=6).
* **Kenmerken:**
* Eenmalig [6](#page=6).
* Facultatief (werknemer moet het aanvragen bij de werkgever via formulieren op de website van de RVA) [6](#page=6).
* **Seniorvakantie:**
Dit is een aanvulling van verdiende vakantie tot een totaal van 4 weken [6](#page=6).
* **Voorwaarden:**
* Ouder zijn dan 50 jaar op 31 december van het VDJ [6](#page=6).
* Werkloos of invalide geweest in het VDJ [6](#page=6).
* **Seniorvakantie-uitkering:**
* Betaald door de RVA [6](#page=6).
* Bedraagt 65% van het brutoloon, maar is begrensd [6](#page=6).
* **Kenmerken:**
* Niet eenmalig [6](#page=6).
* Facultatief (werknemer moet het aanvragen) [6](#page=6).
* **Aanvullende vakantie (Europese vakantie):**
Dit systeem is bedoeld om werknemers effectief 4 weken vakantie per jaar te garanderen [7](#page=7).
* **Doel:** Effectief 4 weken vakantie per jaar [7](#page=7).
* **Voorwaarden:**
* Werk aanvatten of hervatten als werknemer [7](#page=7).
* Een aanloopperiode van 3 maanden (in hetzelfde kalenderjaar) [7](#page=7) [8](#page=8).
* De wettelijke vakantie moet eerst uitgeput worden [7](#page=7).
* **Opbouw dagen:** Idem als wettelijke vakantie: 2 dagen per gewerkte maand [7](#page=7).
* **Vakantiegeld:** Dit betreft enkel de doorbetaling van het loon tijdens de aanvullende vakantie, die later verrekend wordt met het toekomstige dubbel vakantiegeld [7](#page=7).
* **Kenmerken:** Facultatief [7](#page=7).
**Voorbeeld (Oefening 3):** Marc (40j) werkt voor het eerst als bediende vanaf 01/11/2022.
* **2022:** Marc komt niet in aanmerking voor aanvullende vakantie omdat de aanloopperiode van 3 maanden niet voltooid is in 2022 [7](#page=7).
* **2023:** Marc heeft recht op 4 dagen verdiende vakantie (2 dagen per gewerkte maand x 2 maanden = 4 dagen). Daarnaast kan hij facultatief 16 dagen aanvullende vakantie nemen om aan 20 dagen te komen [7](#page=7).
* **2024:** Marc heeft recht op 20 dagen wettelijke vakantie (12 maanden gewerkt x 2 dagen/maand = 24 dagen, omgerekend voor een 5-dagenweek: $24 \times \frac{5}{6} = 20$ dagen) [7](#page=7).
**Voorbeeld (Oefening 4):** Nasr (35j) werkt voor het eerst als bediende vanaf 01/09/2023. Op 01/07/2024 vraagt hij 15 dagen vakantie aan.
* **2023:** Nasr heeft 4 maanden gewerkt, dus recht op $4 \times 2 = 8$ dagen, omgerekend voor een 5-dagenweek is dit 7 dagen [8](#page=8).
* **2024 (op 01/07):** Nasr heeft de aanloopperiode van 3 maanden voltooid (januari tot juli). Hij heeft binnen het systeem van aanvullende vakantie al 10 dagen verdiend (6 maanden gewerkt x 2 dagen/maand = 12 dagen, omgerekend voor een 5-dagenweek: $12 \times \frac{5}{6} = 10$ dagen) [8](#page=8).
* Hij moet eerst zijn wettelijke vakantie opnemen (de 7 dagen uit 2023). Vervolgens kan hij maximaal 3 extra dagen aanvullende vakantie nemen (10 dagen - 7 dagen = 3 dagen). Hij kan dus niet zomaar 15 dagen opnemen; hij kan er nu maximaal 10 opnemen (7 wettelijke + 3 aanvullende) [8](#page=8).
### 4.2 Vakantiegeld
Vakantiegeld bestaat uit twee componenten: enkel vakantiegeld (EVG) en dubbel vakantiegeld (DVG) [8](#page=8).
* **Enkel Vakantiegeld (EVG):**
Dit is de doorbetaling van het loon op het moment dat de werknemer vakantie opneemt. De loonfiche ziet er dan hetzelfde uit als een gewone maand [8](#page=8).
* **Dubbel Vakantiegeld (DVG):**
Dit is een extra bedrag bovenop het normale loon, dat stelselmatig is gegroeid. Het betreft 92% van het vakantiemaandloon, gedeeld door 12 maanden, vermenigvuldigd met het aantal gewerkte of gelijkgestelde maanden [8](#page=8).
#### 4.2.1 Vakantiegeld voor arbeiders
* **Betaling:** Niet door de werkgever (WG), maar door het vakantiefonds of de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV). Dit wordt gefinancierd via RSZ-bijdragen van 5,57% en 10,27% [8](#page=8).
* **Bedrag:** 15,38% (8% + 7,38%) van het brutoloon aan 108% [8](#page=8).
* **Wanneer betaald:** Op het ogenblik van de langste vakantieperiode, maar niet vroeger dan begin mei. Enkel en dubbel vakantiegeld worden samen betaald [8](#page=8).
* **Kenmerken:** Arbeiders ontvangen het volledige vakantiegeld (enkel en dubbel) in één keer voor het hele jaar. Er is geen apart "vertrekvakantiegeld" voor arbeiders, omdat de RJV het vakantiegeld jaarlijks uitbetaalt op basis van de bijdragen van de werkgever [8](#page=8).
#### 4.2.2 Vakantiegeld voor bedienden
* **Betaling:** Door de eigen werkgever (WG). Er zijn geen RSZ-bijdragen op het vakantiegeld zelf [8](#page=8).
* **Bedrag:**
* Enkel vakantiegeld: 100% van het loon [8](#page=8).
* Dubbel vakantiegeld: per gewerkte/gelijkgestelde maand: 1/12e van 92% van het vakantiemaandloon [8](#page=8).
* **Wanneer betaald:**
* EVG: bij opname van vakantiedag(en) [8](#page=8).
* DVG: op het moment van opname van de hoofdvakantie, of op een vast moment voor alle werknemers (meestal in mei of juni) [8](#page=8).
**Voorbeeld (Berekening DVG voor bediende):** Een voltijds werkende bediende neemt 4 weken vakantie op in juli. Haar vast maandloon is 2.400 euro [9](#page=9).
* DVG = 2.400 euro (loon vakantiemaand) x 12/12 (volledig jaar gewerkt) x 92% = 2.208 euro [9](#page=9).
* Hiervan gaat 13,07% RSZ af op 85/92 van het bedrag: $2.208 \times \frac{85}{92} \times 13,07\% = 266,62$ euro [9](#page=9).
* Het belastbaar vakantiegeld is $2.208 - 266,62 = 1.941,38$ euro, waarop bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden [9](#page=9).
**Voorbeeld (Oefening 6):** Een bediende werkte steeds in het VDJ, met uitzondering van 13 dagen ziekte en 1 maand vakantie. Brutomaandloon: 3.450 euro.
* **Vakantiedagen:** 20 vakantiedagen [9](#page=9).
* **EVG:** 100% van het loon = 3.450 euro min RSZ [9](#page=9).
* **DVG:** 92% x 12/12 x 3.450 euro = 3.174 euro. Hierop wordt de RSZ berekend: $3.174 \times \frac{85}{92} \times 13,07\% = 2.790,72$ euro (min bedrijfsvoorheffing, die hier niet berekend moet worden) [9](#page=9).
### 4.3 Vertrekvakantiegeld
Dit is van toepassing bij het einde van een arbeidsovereenkomst (AO) van bedienden, of bij een vermindering van prestaties [9](#page=9).
* **Omvat:**
1. **Resterend vakantiegeld voor het lopende vakantiejaar:** Dit is het vakantiegeld voor de nog niet opgenomen vakantiedagen in het huidige jaar (saldo VG) [9](#page=9).
2. **Voorschot op het vakantiegeld voor het volgende vakantiejaar:** Dit is het vakantiegeld dat al werd opgebouwd voor het volgende jaar (vervroegd VG) [9](#page=9).
* **Belang van het vakantieattest:** Dit sociaal document wordt afgegeven door de vertrekkende werkgever en bevat de berekening van het resterende vakantiegeld en de dagen. De nieuwe werkgever gebruikt dit om het vakantiegeld correct te verrekenen [9](#page=9).
* **Situaties en berekening:**
* **Situatie 1:** De werknemer vertrekt na 1/7 en heeft al zijn vakantiedagen opgenomen. In dit geval heeft de werkgever het EVG en DVG al betaald, dus er wordt geen vertrekvakantiegeld meegenomen [10](#page=10).
* **Situatie 2:** De werknemer vertrekt en heeft nog niet al zijn vakantiedagen opgenomen. Hij zal deze dagen opnemen bij de nieuwe werkgever, maar heeft ze verdiend bij de vorige werkgever. De vorige werkgever betaalt dan het vertrekvakantiegeld [10](#page=10).
* **Berekening (Algemeen):**
* **Saldo VG:** 15,34% van het verdiende brutoloon van het vorige jaar [10](#page=10).
* **Vervroegd VG:** 15,34% van het verdiende brutoloon van het lopende jaar [10](#page=10).
* **Inhoudingen:**
* EVG: 7,67% (gewone RSZ-bijdragen) [10](#page=10).
* DVG: 7,67% (bijzondere werknemersbijdrage van 13,07% op een deel van het DVG) [10](#page=10).
**Voorbeeld (Oefening 7):** Een bediendencontract eindigt op 30/4. Verdiensten: 2.600 euro/maand. Brutoloon vorig jaar: 36.192 euro. De bediende heeft in het lopende jaar nog geen vakantie genomen.
Dit valt onder Situatie 2, waarbij de vorige werkgever (WG A) het vertrekvakantiegeld moet betalen [11](#page=11).
* **Vervroegd VG berekenen:**
* De werknemer heeft 4 maanden gewerkt in het lopende jaar (EUR 2.600/maand). Vervroegd VG = 15,34% van EUR 10.400 ($4 \times € 2.600$) = EUR 1.595,36 [11](#page=11).
* Uitsplitsing:
* EVG component: EUR 797,68 (helft van EUR 1.595,36) [11](#page=11).
* DVG component: EUR 797,68 [11](#page=11).
* Netto Vervroegd VG: EUR 1.595,36 - (EUR 797,68 x 13,07% aan RSZ) - (EUR 797,68 x 13,07% x 6,8/7,67 aan bijzondere bijdrage) = EUR 1.398,67 [11](#page=11).
* **Saldo VG berekenen:**
* Saldo VG = 15,34% van het brutoloon van vorig jaar = 15,34% van EUR 36.192 = EUR 5.551,85 [11](#page=11).
* Uitsplitsing:
* EVG component: EUR 2.775,92 (helft van EUR 5.551,85) [11](#page=11).
* DVG component: EUR 2.775,92 [11](#page=11).
* Netto Saldo VG: EUR 5.551,85 - (EUR 2.775,92 x 13,07% aan RSZ) - (EUR 2.775,92 x 13,07% x 6,8/7,67 aan bijzondere bijdrage) = EUR 4.867,38 [11](#page=11).
* **Totaal bruto vertrekvakantiegeld:** EUR 1.595,36 (vervroegd) + EUR 5.551,85 (saldo) = EUR 7.147,21 [11](#page=11).
* **Totaal netto vertrekvakantiegeld:** EUR 1.398,67 (vervroegd) + EUR 4.867,38 (saldo) = EUR 6.266,05 [11](#page=11).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jaarlijkse vakantie | Het recht van een werknemer op een periode van betaalde rust gedurende het jaar, bedoeld om recuperatie en ontspanning te bevorderen en burn-out te voorkomen. |
| Wettelijke vakantie | Het basisrecht op vakantiedagen zoals vastgelegd in de wetgeving, in België meestal vier weken per jaar. Dit staat tegenover conventionele vakantie. |
| Conventionele vakantie | Extra vakantiedagen die bovenop de wettelijke vakantie worden toegekend, vaak vastgelegd in sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's) of individuele overeenkomsten, soms via een cafetariaplan. |
| Dwingend recht | Een juridisch principe waarbij partijen niet van de wet kunnen afwijken, zelfs niet bij overeenkomst. Het recht op vakantie valt onder dwingend recht, wat betekent dat een werknemer er geen afstand van kan doen. |
| Schorsingsoorzaak | Een omstandigheid die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdelijk onderbreekt. Vakantie is een dergelijke schorsingsoorzaak, wat gevolgen kan hebben voor de opzeggingstermijn. |
| Vakantiejaar (VJ) | Het kalenderjaar waarin een werknemer daadwerkelijk vakantiedagen opneemt en waarvoor de uitbetaling van vakantiegeld plaatsvindt. |
| Vakantiedienstjaar (VDJ) | Het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan het vakantiejaar, waarin de werknemer de vakantiedagen heeft verdiend door arbeidsprestaties of gelijkgestelde periodes. |
| Gelijkgestelde periode | Periodes waarin een werknemer niet effectief heeft gewerkt, maar die toch meetellen voor de opbouw van vakantierechten, zoals ziekte, arbeidsongevallen of moederschapsrust. |
| Niet-gelijkgestelde periode | Periodes waarin een werknemer niet heeft gewerkt en die niet meetellen voor de opbouw van vakantierechten, zoals langdurige werkloosheid, invaliditeit na 12 maanden, of verlof zonder wedde. |
| Arbeidsregime | Het specifieke werkschema van een werknemer, uitgedrukt in het aantal werkdagen of uren per week, wat invloed heeft op de berekening van vakantiedagen en vakantiegeld. |
| Voltijdse maatman | De referentie voor een werknemer die voltijds werkt, gebruikt bij de berekening van vakantiedagen voor deeltijdse werknemers of arbeiders om een standaard te hanteren. |
| Jeugdvakantie | Een aanvullende regeling die jonge werknemers (jonger dan 25 jaar op 31/12 van het VDJ) de mogelijkheid biedt om hun verdiende vakantie aan te vullen tot vier weken, betaald door de RVA. |
| Seniorvakantie | Een aanvullende regeling voor oudere werknemers (ouder dan 50 jaar op 31/12 van het VDJ) die werkloos waren of invalide waren in het VDJ, om hun vakantie tot vier weken aan te vullen, betaald door de RVA. |
| Aanvullende vakantie | Een regeling die werknemers helpt om effectief vier weken vakantie per jaar te bereiken, vooral nuttig voor werknemers die voor het eerst aan de slag gaan of na periodes van inactiviteit, en die een aanloopperiode vereist. |
| Enkel vakantiegeld (EVG) | Het loon dat een werknemer doorbetaald krijgt tijdens het opnemen van wettelijke vakantiedagen. Voor bedienden wordt dit door de werkgever betaald. |
| Dubbel vakantiegeld (DVG) | Een extra toeslag bovenop het enkel vakantiegeld, dat deels de loonderving tijdens de vakantie compenseert. Het bedrag is vaak een percentage van het vakantiemaandloon. |
| Vertrekvakantiegeld | Het vakantiegeld dat een werknemer ontvangt bij het einde van zijn dienstverband. Dit omvat het resterende vakantiegeld voor het lopende jaar en een voorschot op het vakantiegeld voor het volgende jaar. |
| Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) | Een overheidsinstantie die in België belast is met de uitbetaling van vakantiegeld aan arbeiders, gefinancierd door RSZ-bijdragen van werkgevers. |
| Vakantieattest | Een document dat een werkgever aan een vertrekkende bediende moet overhandigen. Het bevat informatie over opgebouwde vakantierechten en het resterende vakantiegeld, dat de nieuwe werkgever nodig heeft voor de verrekening. |