Cover
Aloita nyt ilmaiseksi 5) De Europese wetgeving-compressed.pdf
Summary
# Bevoegdheden van de Europese Unie
Dit onderwerp behandelt de verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Unie en haar lidstaten, met focus op het attributiebeginsel, de residuaire bevoegdheden van lidstaten en de verschillende soorten EU-bevoegdheden [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 Het attributiebeginsel en residuaire bevoegdheden
De Europese Unie (EU) opereert op basis van het attributiebeginsel, wat betekent dat de Unie alleen mag handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. Dit principe is vastgelegd in artikel 5, lid 2, VEU. Daarentegen behouden de lidstaten de residuaire bevoegdheden. Dit houdt in dat alle bevoegdheden die niet expliciet aan de EU zijn toegekend, bij de lidstaten blijven. De uitoefening van deze residuaire bevoegdheden door de lidstaten moet echter wel in overeenstemming zijn met het verdragsrecht [4](#page=4).
### 1.2 Soorten bevoegdheden van de Europese Unie
De EU kent verschillende soorten bevoegdheden, die in de verdragen worden onderscheiden [5](#page=5):
* Exclusieve bevoegdheden [5](#page=5).
* Gedeelde bevoegdheden [5](#page=5).
* Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie [14](#page=14) [5](#page=5).
#### 1.2.1 Exclusieve bevoegdheden
Bij exclusieve bevoegdheden mag alleen de EU wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten mogen dit alleen doen indien zij daartoe door de EU gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie. Artikel 3 VWEU somt de gebieden op waar de EU exclusieve bevoegdheden heeft [6](#page=6) [7](#page=7):
* De douane-unie [7](#page=7).
* De vaststelling van mededingingsregels die noodzakelijk zijn voor de werking van de interne markt [7](#page=7).
* Het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben [7](#page=7).
* De instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [7](#page=7).
* De gemeenschappelijke handelspolitiek [7](#page=7).
#### 1.2.2 Gedeelde bevoegdheden
Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de EU als de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend, en hervatten deze uitoefening wanneer de EU besluit haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen. Artikel 4, lid 2, VWEU geeft een niet-exhaustieve lijst van gebieden met gedeelde bevoegdheden [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9):
* Interne markt [9](#page=9).
* Sociaal beleid, voor de in het Verdrag genoemde aspecten [9](#page=9).
* Economische, sociale en territoriale samenhang [9](#page=9).
* Landbouw en visserij, met uitzondering van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee [9](#page=9).
* Milieu [9](#page=9).
* Consumentenbescherming [10](#page=10).
* Vervoer [10](#page=10).
* Trans-Europese netwerken [10](#page=10).
* Energie [10](#page=10).
* De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht [10](#page=10).
* Gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in het Verdrag genoemde aspecten [10](#page=10).
> **Tip:** Bij de uitoefening van gedeelde bevoegdheden is het van cruciaal belang dat de EU het subsidiariteitsbeginsel in acht neemt [11](#page=11).
#### 1.2.3 Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie
Artikel 6 VWEU beschrijft de bevoegdheden van de Unie die gericht zijn op het ondersteunen, aanvullen of coördineren van de acties van de lidstaten. Op deze gebieden mag de EU geen harmonisatie van wetten en bepalingen van de lidstaten bewerkstelligen [14](#page=14).
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de specifieke artikelen van het VEU en VWEU die de bevoegdheden definiëren, goed kent voor het examen. Het onderscheid tussen de verschillende soorten bevoegdheden en de bijbehorende gebieden is essentieel.
---
# Vormen van Europees recht
Dit onderwerp onderzoekt de hiërarchische structuur en de verschillende typen rechtshandelingen binnen het Europese Unierecht, van de bindende verdragen tot de niet-bindende adviezen [15](#page=15).
### 2.1 Primair Europees recht
Primair Europees recht vormt de basis van de rechtsorde van de Europese Unie en bestaat uit de verdragen, het Handvest van de grondrechten van de EU (hoewel dit specifiek niet hoeft te worden gekend) en de algemene beginselen [16](#page=16).
#### 2.1.1 De verdragen (VEU en VWEU)
De Verdragen betreffende de Europese Unie (VEU) en betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de belangrijkste bronnen van primair recht. Ze bevatten onder andere [16](#page=16):
* Bepalingen die bevoegdheden toekennen aan de EU [16](#page=16).
* Materiële bepalingen die rechten en plichten vastleggen [16](#page=16).
* Bepalingen die beleidsdoelstellingen definiëren [16](#page=16).
* Bepalingen die een rechtsbasis bevatten voor EU-handelingen [16](#page=16).
* Definitiebepalingen [16](#page=16).
#### 2.1.2 Algemene beginselen
Algemene beginselen vormen een integraal onderdeel van het primaire recht en zijn door het Hof van Justitie ontwikkeld of erkend [16](#page=16) [23](#page=23).
##### 2.1.2.1 Beginselen voortvloeiend uit de verdragen
* **Beginsel van loyale samenwerking**: Lidstaten moeten zich onthouden van handelingen die strijdig zijn met het verdrag en dienen trouw alle verplichtingen uit het Europees recht na te komen [17](#page=17).
* **Attributiebeginsel**: De EU is alleen bevoegd om op te treden indien daarvoor een grondslag in het verdrag bestaat [17](#page=17).
* **Subsidiariteitsbeginsel**: De EU treedt alleen op als de doelstellingen van het optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of plaatselijk niveau kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter op EU-niveau kunnen worden bereikt. Dit principe geldt met name voor gebieden zoals milieu, sociale zekerheid en arbeidsrecht [18](#page=18).
* **Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel)**: Voor het bereiken van de vastgestelde doelen dient steeds het minst ingrijpende middel te worden gekozen door de EU-instellingen [21](#page=21).
* **Gelijkheidsbeginsel**: Discriminatie op grond van nationaliteit is verboden (artikel 18 VWEU). Dit geldt ook voor goederen en personen afkomstig van andere lidstaten. Daarnaast verbiedt het Handvest van de Grondrechten andere vormen van discriminatie [22](#page=22).
##### 2.1.2.2 Beginselen gecreëerd door het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft ook beginselen ontwikkeld, zoals:
* Het beginsel van geen rechtsmisbruik [23](#page=23).
* Het rechtszekerheidsbeginsel [23](#page=23).
* Het effectiviteitsbeginsel [23](#page=23).
### 2.2 Secundair Europees recht
Secundair Europees recht is het recht dat door de instellingen van de EU wordt vastgesteld als gevolg van de overdracht van soevereiniteit door de lidstaten. Artikel 288 VWEU somt vijf soorten rechtshandelingen op: verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. De keuze voor een bepaald instrument wordt bepaald door de verdragsbepaling, hoewel er soms keuze is, waarbij het evenredigheidsbeginsel in acht moet worden genomen [24](#page=24).
#### 2.2.1 Verordeningen
Verordeningen hebben een algemene strekking, zijn bindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Ze functioneren als uniforme wetgeving binnen de EU. Een voorbeeld hiervan is verordening 261/2004 betreffende rechten van luchtreizigers [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** Een verordening is vergelijkbaar met nationale wetgeving en wordt automatisch van kracht in alle lidstaten zonder dat er nog nationale omzettingshandelingen nodig zijn.
#### 2.2.2 Richtlijnen
Richtlijnen zijn gericht aan de lidstaten en zijn bindend met betrekking tot het te bereiken resultaat. Het doel van richtlijnen is het harmoniseren van de wetgeving van de lidstaten op bepaalde gebieden. Lidstaten moeten richtlijnen implementeren of omzetten in nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn, waarop de Commissie toezicht houdt. De beleidsvrijheid die lidstaten hebben bij de omzetting kan variëren [28](#page=28) [29](#page=29).
> **Voorbeeld:** Een richtlijn kan voorschrijven dat lidstaten een minimum aantal dagen moederschapsrust moeten garanderen, maar laat de precieze invulling aan de nationale wetgever.
#### 2.2.3 Besluiten
Besluiten zijn vaak gericht tot specifieke adressaten en zijn bindend voor degenen tot wie zij gericht zijn [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** Een besluit van de Commissie waarin aan een bedrijf een boete wordt opgelegd wegens schending van de mededingingsregels.
#### 2.2.4 Aanbevelingen en adviezen
Aanbevelingen en adviezen zijn niet-bindend. Lidstaten zijn niet verplicht deze te volgen en behouden de ruimte om zelf beleid vorm te geven [31](#page=31).
### 2.3 Wetgevingsprocedures
Verordeningen en richtlijnen worden vastgesteld via een wetgevingsprocedure. Er zijn twee soorten procedures: de gewone wetgevingsprocedure en bijzondere wetgevingsprocedures [32](#page=32).
#### 2.3.1 Vaststelling van de procedure
De te volgen procedure staat vermeld in het Verdrag zelf, bijvoorbeeld in artikel 46 VWEU, dat aangeeft dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, maatregelen vaststellen [33](#page=33).
#### 2.3.2 De gewone wetgevingsprocedure (medebeslissingsprocedure)
De gewone wetgevingsprocedure, ook wel medebeslissingsprocedure genoemd, is de meest gebruikelijke procedure. Deze procedure berust op een samenspel tussen drie instellingen: de Commissie, het Europees Parlement en de Raad, de zogenaamde 'institutionele driehoek'. Sinds het Verdrag van Lissabon is deze procedure de regel, gebaseerd op een directe dialoog en gelijkheid tussen het Europees Parlement en de Raad [34](#page=34) [35](#page=35) [38](#page=38).
Het proces verloopt in stappen [36](#page=36) [37](#page=37):
1. **Voorstel van de Commissie** [36](#page=36).
2. **Eerste lezing door het Europees Parlement**:
* De Raad keurt het standpunt van het Parlement goed [36](#page=36).
* De Raad keurt het standpunt niet goed, waarna de procedure doorgaat naar stap 3 [36](#page=36).
3. **De Raad deelt redenen van afkeuring mee aan het Europees Parlement**:
* Het Europees Parlement keurt het standpunt van de Raad goed, of spreekt zich niet uit binnen drie maanden [36](#page=36).
* Het Europees Parlement keurt het standpunt af met een meerderheid van de leden binnen drie maanden [36](#page=36).
* Het Europees Parlement amendeert het standpunt met een meerderheid van de leden binnen drie maanden [36](#page=36).
4. **Tweede lezing**: Het Europees Parlement stuurt zijn amendementen naar de Raad en de Commissie (die een advies geeft).
* De Raad keurt de amendementen goed binnen drie maanden [37](#page=37).
* De Raad keurt niet alle amendementen goed binnen drie maanden, waarna de procedure doorgaat naar stap 5 [37](#page=37).
5. **Bemiddelingscomité**: Een comité met leden van de Raad en het Europees Parlement komt bijeen.
* Overeenstemming wordt bereikt over een ontwerptekst binnen zes weken [37](#page=37).
* Er wordt geen overeenstemming bereikt over een ontwerptekst binnen zes weken [37](#page=37).
6. **Derde lezing**: Binnen zes weken wordt de ontwerptekst formeel vastgesteld door het Parlement en de Raad [37](#page=37).
> **Tip:** De gewone wetgevingsprocedure is cruciaal om te begrijpen hoe EU-wetgeving tot stand komt. Bestudeer de stappen en de rol van de verschillende instellingen zorgvuldig.
### 2.4 Publicatie van EU-wetgeving
EU-wetgeving kan worden teruggevonden in een online databank, vergelijkbaar met het Belgisch Staatsblad. De website hiervoor is http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl. De officiële publicatiebladen van de EU dienen als officiële bron [38](#page=38) [39](#page=39).
---
# Harmonisatie en wederzijdse erkenning
Harmonisatie van wetgeving en het beginsel van wederzijdse erkenning zijn cruciale mechanismen die de werking van de interne markt optimaliseren wanneer er geen specifieke Europese regelingen bestaan [40](#page=40) [41](#page=41).
### 3.1 Harmonisatie van wetgeving
Harmonisatie van wetgeving is essentieel voor de optimalisatie van de interne markt. Dit houdt in dat Europese lidstaten proberen hun wetgeving op bepaalde gebieden op elkaar af te stemmen. Hoewel dit leidt tot aanzienlijke Europese regelgeving, is er niet voor elk onderwerp een specifieke Europese regeling [40](#page=40) [41](#page=41).
### 3.2 Het beginsel van wederzijdse erkenning
Wanneer er geen Europese harmonisatie is, treedt het beginsel van wederzijdse erkenning in werking. Dit betekent dat lidstaten elkaars nationale wetgeving moeten accepteren en als gelijkwaardig moeten beschouwen [41](#page=41).
#### 3.2.1 Toepassing van wederzijdse erkenning
Het beginsel van wederzijdse erkenning is van toepassing bij het ontbreken van Europese regelingen [41](#page=41).
> **Tip:** Wederzijdse erkenning fungeert als een vangnet om de vrije beweging te waarborgen in sectoren waar harmonisatie nog niet is bereikt.
#### 3.2.2 Voorbeeld: arrest Vlassopoulou
Een belangrijk voorbeeld van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning is het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Vlassopoulou (C-340/89) [42](#page=42).
> **Example:** In het arrest Vlassopoulou oordeelde het Hof dat lidstaten weliswaar de bevoegdheid hebben om te onderzoeken of diploma's die in een andere lidstaat zijn behaald voldoende kennis en bekwaamheden aantonen, maar dat zij niet mogen eisen dat uitsluitend diploma's uit de eigen lidstaat aan de eisen voldoen. Dit onderstreept dat nationale diploma's, mits ze gelijkwaardige competenties aantonen, erkend moeten worden [42](#page=42).
---
# Doorwerking van Europees recht
Dit onderwerp onderzoekt hoe Europees recht zich verhoudt tot nationaal recht, met nadruk op de beginselen van voorrang en directe werking, en de voorwaarden waaronder burgers zich op EU-regels kunnen beroepen.
### 4.1 Beginselen van doorwerking
Het Europees recht kent twee fundamentele beginselen die de verhouding tussen Europees recht en nationaal recht regelen: voorrang en directe werking. Deze beginselen zijn niet expliciet in de verdragen (Veu, VwEU) terug te vinden, maar zijn ontwikkeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) in invloedrijke arresten. De vraag of burgers zich rechtstreeks op EU-regels kunnen beroepen, oftewel er rechten aan kunnen ontlenen en deze voor de nationale rechter kunnen afdwingen, staat centraal bij de doorwerking. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair en secundair Europees recht [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 4.1.1 Voorrang van Europees recht
Het beginsel van voorrang houdt in dat Europees recht prevaleert boven nationaal recht van de lidstaten. Dit betekent dat als er een conflict is tussen een bepaling van Europees recht en een bepaling van nationaal recht, de Europese bepaling voorrang heeft [46](#page=46).
##### 4.1.1.1 Arrest Costa v. E.N.E.L .
In het arrest Costa v. E.N.E.L. uit 1964 stelde het HvJ dat het EEG-verdrag een nieuwe rechtsorde in het leven heeft geroepen. Wanneer de Europese Gemeenschap binnen haar bevoegdheid optreedt, verliezen de lidstaten de bevoegdheid om deze bepalingen later te wijzigen, wat de voorrang van het Europese recht impliceert [46](#page=46).
##### 4.1.1.2 Arrest Simmenthal .
Het arrest Simmenthal van 1978 bouwt voort op de uitspraak in Costa v. E.N.E.L.. Hierin werd bepaald dat de nationale rechter, die belast is met de toepassing van bepalingen van gemeenschapsrecht, verplicht is zorg te dragen voor de volle werking van deze normen. Indien nodig, dient de rechter op eigen gezag elke strijdige bepaling van de nationale wetgeving, zelfs van latere datum, buiten toepassing te laten, zonder dat de voorafgaande opheffing via wetgeving of een constitutionele procedure afgewacht hoeft te worden [47](#page=47).
#### 4.1.2 Directe werking van Europees recht
Het Europees recht heeft in beginsel directe werking, wat inhoudt dat burgers zich rechtstreeks op EU-regels kunnen beroepen. Dit betekent dat nationale rechterlijke instanties deze regels direct moeten toepassen [48](#page=48).
##### 4.1.2.1 Arrest Van Gend & Loos .
Het arrest HvJ Van Gend & Loos uit 1963 is cruciaal voor het beginsel van directe werking. Het Hof stelde dat het de bedoeling van de lidstaten was om Europese burgers met het Europees recht rechten en plichten te geven. Lidstaten hebben ervoor gekozen om hun soevereiniteit (gedeeltelijk) over te dragen en kunnen achteraf niet kiezen wanneer het Europees recht wel of geen invloed heeft op de nationale rechtsorde [48](#page=48).
> **Tip:** De beginselen van voorrang en directe werking zijn fundamenteel voor de integratie van het Europees recht binnen de nationale rechtsordes. Begrijp de ratio achter deze beginselen en de rol van het HvJ in hun ontwikkeling.
### 4.2 Directe werking van verschillende EU-rechtshandelingen
De directe werking kan van toepassing zijn op verdragsbepalingen, verordeningen, besluiten en richtlijnen [49](#page=49).
#### 4.2.1 Directe werking van verdragsbepalingen
Voor de directe werking van verdragsbepalingen, zoals vastgesteld in het arrest Van Gend & Loos, gelden specifieke voorwaarden. De rechtstreekse werking moet afgeleid kunnen worden uit de geest, inhoud en bewoordingen van het verdrag. De voorwaarden zijn [50](#page=50):
a) de bepaling moet geschikt zijn voor directe werking [50](#page=50);
b) de bepaling moet duidelijk en onvoorwaardelijk zijn opgesteld [50](#page=50).
#### 4.2.2 Directe werking van verordeningen en besluiten
Verordeningen hebben altijd directe werking en zijn rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Besluiten zijn daarentegen alleen verbindend voor degenen tot wie zij gericht zijn, wat betekent dat hun directe werking beperkter is tot de geadresseerden (lidstaten of ondernemingen) [51](#page=51) [54](#page=54).
#### 4.2.3 Directe werking van richtlijnen
De directe werking van richtlijnen is aan specifieke voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden zijn [52](#page=52):
1. de omzettingstermijn van de richtlijn moet verstreken zijn [52](#page=52) [54](#page=54);
2. de voorwaarden zoals gesteld in het arrest Van Gend & Loos (duidelijk en onvoorwaardelijk) moeten vervuld zijn [52](#page=52) [54](#page=54);
3. de directe werking van richtlijnen is in beginsel alleen mogelijk tegen de overheid (verticale directe werking) [52](#page=52) [53](#page=53).
> **Tip:** De directe werking van richtlijnen is complexer. Onthoud dat richtlijnen eerst moeten worden omgezet in nationaal recht. Pas na het verstrijken van de omzettingstermijn en indien aan de voorwaarden van Van Gend & Loos is voldaan, kunnen burgers zich er (verticaal) op beroepen.
### 4.3 Horizontale en verticale directe werking
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen horizontale en verticale directe werking [53](#page=53).
* **Verticale directe werking:** Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op EU-recht tegen de overheid (de staat) [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Horizontale directe werking:** Burgers kunnen zich in beginsel niet rechtstreeks beroepen op EU-recht tegen andere particulieren. Het "horizontale effect" van richtlijnen is een complexer leerstuk en wordt in dit document niet verder uitgediept [53](#page=53) [55](#page=55).
### 4.4 Overzicht van EU-rechtshandelingen en doorwerking
| Kenmerk | Verordening | Richtlijn | Besluit |
| :-------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Algemene toepassing | Ja | Nee, geeft instructies aan lidstaten | Nee, enkel t.a.v. de bestemmeling (lidstaat of onderneming) | [54](#page=54).
| Bindend | Ja, algemeen | Ja, maar enkel het resultaat telt | Ja | [54](#page=54).
| Directe werking | Ja, burgers kunnen zich erop beroepen voor de nationale rechter | Enkel na omzettingstermijn, indien voorwaarden Van Gend & Loos vervuld, en enkel verticaal | Alleen adressaten kunnen rechten en plichten ontlenen aan een besluit | [54](#page=54).
| Rechtstreekse toepassing | Ja, 20 dagen na publicatie in Publicatieblad van de EU | Nee, lidstaten moeten de richtlijn eerst omzetten in nationale wetgeving | Ja | [54](#page=54).
[ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [ ] [2](#page=2) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Attributiebeginsel | Het beginsel dat bepaalt dat de Europese Unie enkel mag optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. De EU kan dus geen nieuwe bevoegdheden creëren, maar enkel die uitoefenen die haar expliciet zijn verleend. |
| Residuaire bevoegdheden | De bevoegdheden die niet expliciet aan de Europese Unie zijn toegekend, blijven bij de lidstaten. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend in overeenstemming met het verdragsrecht en de EU-regelgeving, vooral waar er sprake is van gedeelde bevoegdheden. |
| Exclusieve bevoegdheden | Gebieden waarop alleen de Europese Unie wetgevend kan optreden en juridisch bindende handelingen kan vaststellen. Lidstaten mogen in deze gebieden alleen handelen als zij daartoe door de Unie zijn gemachtigd of ter uitvoering van de handelingen van de Unie. |
| Gedeelde bevoegdheden | Gebieden waarop zowel de Europese Unie als de lidstaten wetgevend kunnen optreden en juridisch bindende handelingen kunnen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend, en vice versa. |
| Aanvullende, coördinerende bevoegdheden | Bevoegdheden waarbij de EU actie onderneemt om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen of te coördineren. De EU treedt hier niet op de voorgrond, maar faciliteert samenwerking tussen de lidstaten op specifieke beleidsterreinen. |
| Primair Europees recht | De hoogste vorm van Europees recht, bestaande uit de verdragen (zoals VEU en VWEU), het Handvest van de Grondrechten van de EU en de algemene beginselen van het recht. Dit recht vormt de basis van de Europese Unie en haar instellingen. |
| VEU (Verdrag betreffende de Europese Unie) | Een van de belangrijkste verdragen van de Europese Unie, dat de algemene politieke richting, de grondbeginselen en de institutionele structuur van de Unie vastlegt. Het bevat onder andere bepalingen over de doelstellingen, waarden en bevoegdheden van de EU. |
| VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) | Een ander fundamenteel verdrag van de Europese Unie, dat gedetailleerd de werking van de interne markt, de beleidsterreinen en de bevoegdheden van de EU beschrijft. Het bevat de specifieke regels voor de verschillende beleidsdomeinen en de bevoegdheidsverdeling. |
| Algemene beginselen van het recht | Ongeschreven rechtsbeginselen die door het Hof van Justitie van de EU zijn ontwikkeld of erkend. Ze zijn een integraal onderdeel van het Europees recht en dienen als interpretatiekader en beschermingsmechanisme, zoals het beginsel van loyale samenwerking of het evenredigheidsbeginsel. |
| Subsidiariteitsbeginsel | Een beginsel dat stelt dat de Europese Unie alleen mag optreden op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, als de doelstellingen van het voorgenomen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt en dus beter op EU-niveau kunnen worden bereikt. |
| Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel) | Een beginsel dat vereist dat de door de EU-instellingen vastgestelde maatregelen geschikt moeten zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken en dat, onder de beschikbare middelen, het minst ingrijpende middel moet worden gekozen om de doelstelling te verwezenlijken, zonder dat de doelstellingen buitenproportioneel worden geschaad. |
| Secundair Europees recht | Het recht dat door de instellingen van de Europese Unie is vastgesteld op basis van de verdragen. Dit omvat verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen, en heeft als doel de beleidsdoelstellingen van de EU te implementeren. |
| Verordening | Een vorm van secundair Europees recht die algemene strekking heeft, bindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten, zonder dat er nationale uitvoeringsmaatregelen nodig zijn. Het zorgt voor uniforme wetgeving binnen de hele Unie. |
| Richtlijn | Een vorm van secundair Europees recht die gericht is aan de lidstaten en bindend is wat betreft het te bereiken resultaat, maar de nationale autoriteiten de vrijheid laat om de vorm en middelen te kiezen voor de implementatie ervan in nationale wetgeving. |
| Besluit | Een vorm van secundair Europees recht dat verbindend is voor de specifieke adressaten waartoe het zich richt, zoals een lidstaat, een onderneming of een natuurlijke persoon. Het kan specifieke verplichtingen of rechten opleggen aan deze adressaten. |
| Harmonisering van wetgeving | Het proces waarbij de wetgeving van de lidstaten op bepaalde gebieden wordt geharmoniseerd, met als doel de werking van de interne markt te optimaliseren en gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen. Dit gebeurt vaak via richtlijnen die de lidstaten moeten omzetten. |
| Wederzijdse erkenning | Een beginsel dat inhoudt dat lidstaten, bij het ontbreken van volledige harmonisering van wetgeving, elkaars nationale wetgeving moeten aanvaarden en als gelijkwaardig moeten beschouwen, met als doel het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal te bevorderen. |
| Doorwerking (directe werking) | Het beginsel dat bepaalt dat EU-recht, onder bepaalde voorwaarden, rechtstreeks rechten en plichten kan scheppen voor burgers en door nationale rechters kan worden toegepast. Burgers kunnen zich dus rechtstreeks beroepen op bepaalde EU-regels. |
| Voorrang van Europees recht | Het beginsel dat Europees recht voorrang heeft boven strijdig nationaal recht. Wanneer er een conflict ontstaat tussen een bepaling van Europees recht en een nationale wettelijke bepaling, moet de nationale rechter de nationale bepaling buiten toepassing laten. |
| Verticale directe werking | Het vermogen van EU-recht om directe werking te hebben tussen burgers en de overheid (lidstaten). Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op bepalingen van EU-recht tegen de staat. |
| Horizontale directe werking | Het vermogen van EU-recht om directe werking te hebben tussen burgers onderling. Niet alle bepalingen van EU-recht hebben horizontale directe werking; dit geldt met name voor richtlijnen die niet correct zijn omgezet. |