Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Taal 1_lezen_les 4_hoofdvragen en structuurschema_25-26.pptx
Summary
# Strategieën voor studerend lezen
Studerend lezen is een systematische aanpak om teksten diepgaand te begrijpen, waarbij oriënterend, globaal en intensief lezen worden gecombineerd om tot een gestructureerd overzicht te komen.
## 1. Oriënterend lezen
Oriënterend lezen is de eerste fase van het leesproces en richt zich op het verkrijgen van een algemeen beeld van de tekst door de 'buitenkant' ervan te verkennen.
### 1.1 Doel van oriënterend lezen
Het hoofddoel is om de lezer te laten voorspellen waar de tekst over zal gaan en wat het mogelijke doel van de schrijver is. Daarnaast wordt nagegaan welke voorkennis de lezer al over het onderwerp heeft.
### 1.2 Technieken voor oriënterend lezen
De volgende elementen worden onderzocht:
* **Titel:** Geeft vaak het hoofdonderwerp aan.
* **Tussentitels:** Verdelen de tekst in secties en geven de inhoud van die secties aan.
* **Afbeeldingen en grafieken:** Visuele elementen die de tekst kunnen verduidelijken of illustreren.
* **Bron:** Kan informatie geven over de herkomst en betrouwbaarheid van de tekst.
Na deze verkenning kan de lezer het **teksttype** herkennen en een eerste voorspelling doen over het **tekstthema** en **tekstdoel**.
## 2. Globaal lezen
Globaal lezen bouwt voort op de oriëntatie en geeft een eerste, brede indruk van de inhoud van de tekst.
### 2.1 Technieken voor globaal lezen
Deze techniek houdt in dat de lezer de volgende delen van de tekst leest:
* **Eerste alinea (en eventueel de tweede):** Deze alinea's introduceren vaak het onderwerp en geven een overzicht van wat komen gaat.
* **Laatste alinea:** Deze sluit de tekst af en bevat vaak een samenvatting, conclusie of een afsluitende gedachte.
### 2.2 Doel van globaal lezen
Na het globaal lezen kan de lezer controleren of de eerdere voorspellingen over het tekstthema en tekstdoel kloppen. Ook wordt duidelijk welke informatie nieuw is en wat al bekend was. Het identificeren van de kernzin van deze specifieke alinea's helpt om de hoofdgedachte te vatten. Signaalwoorden die opvallen tijdens het globaal lezen kunnen al hints geven over de structuur en samenhang.
## 3. Intensief lezen
Intensief lezen is een diepgaande leesstrategie die gericht is op het volledig doorgronden van de tekst.
### 3.1 Stappen van intensief lezen
Na de oriënterende en globale fase wordt de rest van de tekst intensief gelezen, waarbij de volgende stappen worden doorlopen:
* **Lezen van de resterende alinea's:** Alle alinea's die nog niet gelezen zijn, worden nu grondig doorgenomen.
* **Vinden van de kernzin per alinea:** Elke alinea wordt geanalyseerd om de centrale boodschap of kernzin te identificeren.
* **Aanwijzen van signaalwoorden:** Belangrijke signaalwoorden worden gemarkeerd om de verbanden tussen zinnen en alinea's te begrijpen. Er wordt nagegaan welk type verband (bv. oorzaak-gevolg, tegenstelling, opsomming) wordt uitgedrukt.
* **Identificeren van verwijswoorden en antecedenten:** De lezer achterhaalt naar wie of wat verwijswoorden (bv. 'hij', 'zij', 'het', 'deze') verwijzen om de coherentie te waarborgen.
* **Onderscheiden van feit en mening:** Er wordt onderscheid gemaakt tussen objectieve feiten en subjectieve meningen van de schrijver.
* **Herkenning van subjectief taalgebruik:** Aandacht wordt besteed aan woorden en zinsconstructies die de persoonlijke visie van de schrijver uitdrukken.
* **Achterhalen van woordbetekenis:** Onbekende woorden en uitdrukkingen worden opgezocht en hun betekenis wordt achterhaald met behulp van woordenschatstrategieën.
### 3.2 Formuleren van hoofdvragen
Een belangrijk onderdeel van intensief lezen is het stellen van hoofdvragen bij de alinea's. Deze vragen geven weer op welk aspect van het tekstthema de desbetreffende alinea antwoord geeft.
#### 3.2.1 Kenmerken van hoofdvragen
* **Vraagwoordvraag:** Een hoofd-vraag bevat altijd een vraagwoord (bv. wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe). Ja-neenvragen zijn geen geschikte hoofdvragen.
* **Thema-integratie:** Het tekstthema moet in elke hoofd-vraag terugkomen. Als dit niet lukt, is het thema mogelijk niet goed gekozen.
* **Relatie tussen alinea's en vragen:**
* Verschillende alinea's kunnen samen een antwoord geven op één hoofdvraag. Deze alinea's hoeven niet per se opeenvolgend te zijn.
* Eén alinea kan soms ook antwoorden bevatten op meerdere hoofdvragen.
## 4. Studerend lezen: het structuurschema
Studerend lezen combineert de inzichten uit de voorgaande fases om een gestructureerd overzicht van de tekst te creëren in de vorm van een structuurschema.
### 4.1 Componenten van een structuurschema
Een structuurschema bestaat uit drie kernonderdelen:
1. **Het tekstthema:** Dit is het overkoepelende onderwerp van de tekst en wordt meestal geformuleerd als een zelfstandig naamwoord of een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern. Het is essentieel dat het thema nauwkeurig wordt gekozen, omdat een slecht gekozen thema leidt tot een onsamenhangend schema. Het thema is niet altijd identiek aan de titel, maar er is wel een duidelijke link.
2. **De hoofdvragen:** Dit zijn de vraagwoordvragen, waarin het tekstthema verwerkt is, die de verschillende deelaspecten van het thema behandelen en die door de tekst worden beantwoord.
3. **De kernantwoorden:** Dit zijn de bondige, precieze en eenvormig geformuleerde antwoorden op de hoofdvragen, die de inhoud van de tekst getrouw weergeven.
### 4.2 Stappen voor het maken van een structuurschema
1. **Oriënteren en globaal lezen:** Eerst worden de tekst verkennend en globaal gelezen om een eerste indruk te krijgen van het thema, doel en type.
2. **Definitieve thema vaststellen:** Op basis van de oriëntatie en globale lezing wordt het definitieve tekstthema bepaald.
3. **Intensief lezen en hoofdvragen formuleren:** De tekst wordt intensief gelezen. Voor elke alinea (of groep van alinea's) wordt bepaald welke hoofdvraag deze beantwoordt, gebruikmakend van de kernzinnen en signaalwoorden. Belangrijk is om na te gaan of een alinea een nieuw deelaspect behandelt of bijdraagt aan een reeds geformuleerde hoofdvraag. De hoofdvragen zelf worden geformuleerd als vraagwoordvragen die het thema bevatten.
4. **Structuurschema opstellen:** Het schema wordt opgebouwd met het thema bovenaan, gevolgd door de hoofdvragen en de bijbehorende kernantwoorden.
5. **Antwoorden formuleren:** De hoofdvragen worden bondig en eenvormig beantwoord. De antwoorden moeten nauwkeurig de inhoud van de tekst weerspiegelen.
6. **Controleren van het schema:** Er wordt nagegaan of het thema een zelfstandig naamwoord of woordgroep is, of de hoofdvragen vraagwoordvragen zijn, of het thema in elke hoofdvraag terugkomt en of de antwoorden eenvormig zijn geformuleerd.
### 4.3 Voorbeeld: structuurschema van "De evolutieleer van Darwin"
* **Thema:** De evolutietheorie van Darwin
* **Hoofdvragen (met bijbehorende alinea's):**
* Wat roept de evolutietheorie van Darwin op? (alinea's 1 en 8)
* Waarom roept de evolutietheorie van Darwin controverse op? (alinea's 2, 6 en 7)
* Wie lag aan de basis van de evolutietheorie van Darwin? (alinea 3)
* Wat houdt de evolutietheorie van Darwin precies in? (alinea's 4 en 5)
* **Kernantwoorden:**
* **Wat roept de evolutietheorie van Darwin op?** De theorie heeft altijd controverse opgeroepen tussen creationisten, wetenschappers en agnosten, zowel in het verleden als heden.
* **Waarom roept de evolutietheorie van Darwin controverse op?** Dit komt doordat de theorie indruist tegen het scheppingsverhaal, de mens van zijn voetstuk haalt (evolutie uit apen), en misbruikt wordt voor ideologische rechtvaardiging (sociaal-darwinisme, racisme).
* **Wie lag aan de basis van de evolutietheorie van Darwin?** De Franse bioloog Lamarck probeerde een classificatie van levende wezens op een tijdschaal, zonder de mechanismen ervan te begrijpen.
* **Wat houdt de evolutietheorie van Darwin precies in?** De theorie omvat twee mechanismen: natuurlijke selectie (survival of the fittest) waarbij de best aangepasten overleven en zich voortplanten, en seksuele selectie gericht op reproductie.
> **Tip:** Het proces van studerend lezen, met name het maken van een structuurschema, helpt om de structuur, de kernboodschap en de onderlinge samenhang van een tekst te doorgronden, wat essentieel is voor effectief leren.
> **Tip:** De kernzin van een alinea vat de hoofdgedachte samen. Niet elke alinea heeft echter een expliciete kernzin; soms is de hoofdgedachte impliciet of verspreid over meerdere zinnen.
> **Tip:** Signaalwoorden zijn cruciaal voor het begrijpen van de verbanden in een tekst. Let op woorden als 'omdat', 'dus', 'echter', 'bovendien', 'daarentegen', 'ten slotte', etc.
> **Tip:** Zorg dat je hoofdvragen echt de essentie van de tekst raken en niet te specifiek of te algemeen zijn. Het thema moet de rode draad vormen.
> **Tip:** Bij het formuleren van kernantwoorden is beknoptheid essentieel, maar vermijd dat dit ten koste gaat van de correctheid of volledigheid van de informatie. Zorg voor een consequente formulering.
---
# Het structuurschema als leermiddel
Dit topic behandelt het opstellen van een structuurschema, inclusief het bepalen van het tekstthema, het formuleren van hoofdvragen en het bondig beantwoorden ervan, toegepast op de evolutieleer van Darwin.
## 2.1 Wat is een structuurschema?
Een structuurschema is een leermiddel dat helpt bij het bestuderen van teksten. Het bestaat uit drie essentiële delen:
* **Het tekstthema**: Het overkoepelende onderwerp van de tekst, geformuleerd als een zelfstandig naamwoord of een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern. Dit is het meest cruciale deel van het schema.
* **De hoofdvragen**: Vragen die het tekstthema uitdiepen en die door de verschillende alinea's van de tekst worden beantwoord. Deze vragen zijn altijd vraagwoordvragen (zoals 'wie', 'wat', 'waarom', 'hoe') en moeten het tekstthema bevatten.
* **De kernantwoorden**: Bondige, precieze antwoorden op de hoofdvragen, die de inhoud van de tekst getrouw weergeven en die eenvormig geformuleerd zijn (bijvoorbeeld allemaal in zinsvorm of als woordgroep).
## 2.2 Strategie voor het maken van een structuurschema
Het creëren van een effectief structuurschema volgt een stapsgewijze aanpak:
### 2.2.1 Oriënterend en globaal lezen
1. **Oriënterend lezen**: Bekijk de 'buitenkant' van de tekst: titel, tussentitels, afbeeldingen, bron. Identificeer het teksttype en voorspel het onderwerp (tekstthema) en het doel van de schrijver. Activeer voorkennis over het onderwerp.
2. **Globaal lezen**: Lees de eerste (en eventueel tweede) alinea en de laatste alinea. Controleer je voorspellingen over het tekstthema en -doel. Identificeer de kernzinnen van deze alinea's en let op opvallende (signaal)woorden.
### 2.2.2 Intensief en studerend lezen
1. **Intensief lezen**: Lees de volledige tekst aandachtig door. Controleer opnieuw het tekstthema en -doel.
2. **Kernzinnen identificeren**: Duid de kernzinnen in elke alinea aan. Houd er rekening mee dat niet elke alinea een expliciete kernzin heeft.
3. **Samenhang onderzoeken**: Zoek naar signaalwoorden die verbanden tussen zinnen en alinea's aangeven en bepaal welk verband ze uitdrukken. Ga na wat de antecedenten van verwijswoorden zijn.
4. **Feit en mening onderscheiden**: Herken subjectief taalgebruik.
5. **Woordbetekenis achterhalen**: Gebruik woordenschatstrategieën voor onbekende woorden en uitdrukkingen.
### 2.2.3 Structuurschema opstellen
1. **Definitief tekstthema bepalen**: Formuleer het thema als een zelfstandig naamwoord of woordgroep. Dit thema moet kritisch worden bekeken en is niet altijd identiek aan de titel van de tekst, hoewel er vaak een link is.
2. **Hoofdvragen formuleren**: Stel bij elke alinea (of groepen van alinea's) een vraag over het thema.
* Elke hoofdvraag moet een vraagwoord bevatten.
* Het tekstthema moet in elke hoofdvraag terugkomen. Als dit niet lukt, is het thema waarschijnlijk niet correct gekozen.
* Verschillende alinea's kunnen samen één hoofdvraag beantwoorden, en ze hoeven niet direct na elkaar te komen.
* Een alinea kan soms ook meerdere hoofdvragen beantwoorden.
* Onderstreep de hoofdvragen.
3. **Kernantwoorden formuleren**: Beantwoord de hoofdvragen bondig, precies en eenvormig. De antwoorden moeten de inhoud van de tekst getrouw weergeven.
### 2.2.4 Controle van het schema
Controleer na het opstellen van het schema de volgende punten:
* Is het thema een zelfstandig naamwoord of een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern?
* Zijn de hoofdvragen vraagwoordvragen?
* Komt het thema in elke hoofdvraag terug?
* Zijn de antwoorden eenvormig geformuleerd?
## 2.3 Toepassing op de evolutieleer van Darwin
Hieronder wordt de strategie toegepast op de studietekst "De evolutieleer van Darwin".
### 2.3.1 Oriënterend en globaal lezen van de tekst over Darwin
* **Teksttype**: Studietekst uit een handboek voor het secundair onderwijs.
* **Tekstdoel**: Informeren.
* **Voorspelling tekstthema**: De evolutieleer van Darwin, of mogelijk de weerstand hiertegen.
* **Kernzinnen eerste en laatste alinea's**:
* Eerste alinea: "De evolutieleer van Darwin heeft altijd controverse opgeroepen." Belangrijke elementen zijn de controverse, de boete in 1925, het verbod in Tennessee, en de hedendaagse weerstand (Intelligent Design).
* Laatste alinea: "Ondanks de verdere verfijningen van de theorie van Darwin (o.a. door de ontwikkelingen in de genetica), blijft de basisvraag in de 21 ste eeuw nog steeds discussiestof: waarom is de wereld zoals hij is?" Deze alinea bespreekt de theologische en wetenschappelijke interpretaties van de natuur en verwijst naar de filosoof Wittgenstein.
### 2.3.2 Intensief lezen en identificeren van kernzinnen en verbanden
**Tekst: "De evolutieleer van Darwin (vanaf ca. 1850)"**
* **Alinea 1**: De evolutieleer van Darwin heeft altijd controverse opgeroepen. In 1925 kreeg een leraar een boete van 500 dollar omdat hij de evolutieleer van Darwin aan zijn leerlingen had uitgelegd. In de Amerikaanse staat Tennessee was zoiets bij wet verboden. Zelfs in de 21 ste eeuw zorgt Darwins theorie voor weerstand. Zo verklaarde de Amerikaanse president Bush in 2005 dat leerlingen in de middelbare school les moeten krijgen over de theorie van het ‘Intelligent Design’. Deze nieuwe vorm van creationisme verwerpt de evolutieleer en verdedigt het bestaan van een intelligent en bovennatuurlijk wezen. Al in de 19 de eeuw riepen de bevindingen van Darwin controverse op. Waarom?
* **Kernzin**: "De evolutieleer van Darwin heeft altijd controverse opgeroepen."
* **Alinea 2**: Eeuwenlang geloofden de meeste christenen dat God de aarde en al haar levensvormen omstreeks 4000 voor Christus had geschapen. Als werk van God werd de natuur bovendien als iets goeds en onveranderlijks (want perfect) beschouwd.
* **Rol**: Beantwoordt de vraag "waarom" uit alinea 1; geeft context over het eerdere geloof.
* **Alinea 3**: Rond 1800 probeerde de Franse bioloog Lamarck als een van de eersten levende wezens niet meer te classificeren in een onveranderlijk systeem, maar ze te plaatsen op een tijdschaal. Hiermee lag hij aan de basis van de evolutiegedachte, zonder evenwel de werking achter die evolutie te begrijpen.
* **Kernzin**: "Rond 1800 probeerde de Franse bioloog Lamarck als een van de eersten levende wezens niet meer te classificeren in een onveranderlijk systeem, maar ze te plaatsen op een tijdschaal."
* **Alinea 4**: Het was de Brit Charles Darwin (1809-1882) die na jarenlange observaties het mechanisme begreep en omschreef als natuurlijke selectie. Die idee van een ‘survival of the fittest ’ werkte hij uit in ‘The Origin of Species’, gepubliceerd in 1859. In de natuur is er een enorme variatie: geen twee levende wezens zijn identiek. Logischerwijze zal het ene organisme beter in staat zijn om aan voedsel te geraken en aan haar vijanden te ontsnappen dan het andere. Wie door deze toevallige voordelen het best is aangepast aan de ‘ struggle for life’ zal ook zijn gunstige eigenschappen doorgeven aan zijn nakomelingen. Volgens Darwin konden zo nieuwe soorten ontstaan uit andere soorten. Het leven op aarde is bijgevolg niet statisch, maar evolueert.
* **Kernzin**: "Het was de Brit Charles Darwin (1809-1882) die na jarenlange observaties het mechanisme begreep en omschreef als natuurlijke selectie."
* **Alinea 5**: Maar niet alle eigenschappen kunnen verklaard worden door het principe van de natuurlijke selectie omdat ze oninteressant of zelfs hinderlijk waren in de ‘ struggle for life’ (de pauwenstaart bijvoorbeeld of het gewicht van de zeeolifant). Hiervoor wees Darwin op een tweede mechanisme: de seksuele selectie. De bedoeling van deze eigenschappen was niet te overleven, maar wel te reproduceren.
* **Kernzin**: "Hiervoor wees Darwin op een tweede mechanisme: de seksuele selectie."
* **Alinea 6**: De ideeën van Darwin zorgden voor een controverse tussen fervente aanhangers en tegenstanders. De idee van een geleidelijke vooruitgang in de natuur druiste immers in tegen het scheppingsverhaal. Bovendien had Darwin in zijn latere werk de evolutiegedachte ook doorgetrokken tot de mens. In plaats van geschapen naar Gods beeld, was de mens geëvolueerd uit een aapachtige. Ook buiten de kerk kwam dit laatste hard aan: de mens als heerser van de natuur was van zijn voetstuk gevallen …
* **Rol**: Verder uitleg over de controverse.
* **Alinea 7**: Voor anderen klonken de ideeën van Darwin dan weer als muziek in de oren. De strijd om het bestaan kon namelijk als een ideologische rechtvaardiging gebruikt worden: de sterkste wint, de zwakkeren hoeven niet geholpen te worden. Zowel sociaal-darwinisten als racisten hebben zo misbruik gemaakt van Darwins ideeën.
* **Rol**: Verder uitleg over de controverse.
* **Alinea 8**: Ondanks de verdere verfijningen van de theorie van Darwin (o.a. door de ontwikkelingen in de genetica), blijft de basisvraag in de 21 ste eeuw nog steeds discussiestof: waarom is de wereld zoals hij is? Voor sommige theologen is de complexiteit van de natuur het bewijs voor het bestaan van een intelligente ontwerper (God). Wetenschappers draaien echter de rollen om: zij verklaren het ontstaan van religie en de daarbij horende rituelen vanuit evolutionair standpunt. God heeft de mens niet gecreëerd, maar de mens heeft God bedacht om zin te geven aan zijn bestaan. Of had de filosoof Wittgenstein (1889-1951) dan toch gelijk toen hij beweerde dat we over de allerbelangrijkste dingen, over het Mysterie niets kunnen zeggen, en dus beter zwijgen?
* **Kernzin**: "Ondanks de verdere verfijningen van de theorie van Darwin (o.a. door de ontwikkelingen in de genetica), blijft de basisvraag in de 21 ste eeuw nog steeds discussiestof: waarom is de wereld zoals hij is?"
### 2.3.3 Bepalen van het tekstthema en de hoofdvragen
* **Thema**: DE EVOLUTIETHEORIE VAN DARWIN
* *Reden waarom 'controverse rond de theorie van Darwin' minder geschikt is*: Alinea's 3, 4 en 5 gaan niet direct over de controverse, maar over de oorsprong en inhoud van de theorie zelf.
* **Hoofdvragen**:
1. Wat roept de evolutietheorie van Darwin op? (Alinea 1 en 8)
2. Waarom roept de evolutietheorie van Darwin controverse op? (Alinea 2, 6 en 7)
3. Wie lag aan de basis van de evolutietheorie van Darwin? (Alinea 3)
4. Wat houdt de evolutietheorie van Darwin in? (Alinea 4 en 5)
### 2.3.4 Formuleren van de kernantwoorden
**DE EVOLUTIETHEORIE VAN DARWIN**
1. **Wat roept de evolutietheorie van Darwin op?**
De evolutietheorie van Darwin heeft altijd controverse opgeroepen tussen creationisten, wetenschappers en agnosten, zowel in het verleden als in de 21 ste eeuw. Voor sommigen is de complexiteit van de natuur het bewijs van een intelligente ontwerper (God). Wetenschappers verklaren religie evolutionair: de mens heeft God bedacht. De filosoof Wittgenstein stelde dat over deze zaken niets gezegd kan worden.
2. **Waarom roept de evolutietheorie van Darwin controverse op?**
Eeuwenlang geloofden christenen dat de aarde en levensvormen Gods onveranderlijke schepping waren. De idee van geleidelijke vooruitgang druiste tegen het scheppingsverhaal in. Bovendien stelde Darwin dat de mens niet naar Gods beeld is geschapen, maar is geëvolueerd uit een aapachtige, wat de mens van zijn voetstuk haalde. De ideeën werden ook misbruikt als ideologische rechtvaardiging door sociaal-darwinisten en racisten (de sterkste wint).
3. **Wie lag aan de basis van de evolutietheorie van Darwin?**
De Franse bioloog Lamarck probeerde levende wezens niet meer te classificeren in een onveranderlijk systeem, maar ze op een tijdschaal te plaatsen, zonder de werking achter de evolutie te begrijpen.
4. **Wat houdt de evolutietheorie van Darwin in?**
Het eerste mechanisme is natuurlijke selectie ('survival of the fittest'): door variatie in de natuur, past het best aangepaste organisme zich aan ('struggle for life') en geeft gunstige eigenschappen door, waardoor nieuwe soorten kunnen ontstaan en het leven evolueert. Het tweede mechanisme is seksuele selectie, waarbij eigenschappen gericht zijn op reproductie, niet per se op overleven.
**Tip:** Bij het formuleren van de antwoorden is het belangrijk om bondig te blijven en de essentie van de informatie weer te geven. Soms kunnen elementen die tussen rechte haken staan in het bronmateriaal worden weggelaten om de bondigheid te bewaren.
## 2.4 Samenvatting van de strategie voor studerend lezen
1. **Oriënteer en lees globaal**: Voorspel en controleer thema, doel, en voorkennis.
2. **Lees intensief en studerend**: Controleer voorspellingen, bepaal het definitieve tekstthema.
3. **Identificeer hoofdvragen**: Ga per alinea na welke hoofdvraag beantwoord wordt. Gebruik kernzinnen als hulpmiddel. Bepaal of alinea's samen of apart een hoofdvraag beantwoorden.
4. **Formuleer kernantwoorden**: Beantwoord de hoofdvragen bondig, precies en eenvormig.
5. **Controleer het schema**: Verifieer thema, hoofdvragen en antwoorden op correctheid en consistentie.
Als extra oefening kan een structuurschema gemaakt worden van de tekst "Internet en sociale media waren vormen tot een nieuwe democratie".
---
# De evolutieleer van Darwin en controverses
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de evolutieleer van Darwin en de bijbehorende controverses.
## 3. De evolutieleer van Darwin en controverses
Dit onderwerp onderzoekt de kern van Darwins evolutieleer en de historische en hedendaagse controverses en weerstand die deze theorie heeft opgeroepen, inclusief de rol van religie en wetenschap.
### 3.1 Inleiding tot Darwins evolutieleer en controverses
De evolutieleer van Charles Darwin, die rond 1850 opkwam, heeft vanaf het begin aanzienlijke controverse opgeroepen. Deze weerstand is voornamelijk geworteld in conflicten met religieuze opvattingen over de schepping en de plaats van de mens in de natuur. Zelfs in de 21e eeuw blijft de theorie onderwerp van discussie, met concepten als 'Intelligent Design' die als alternatief worden gepresenteerd.
> **Tip:** De kern van dit onderwerp ligt in het begrijpen van de revolutionaire ideeën van Darwin en de fundamentele redenen voor de weerstand die deze teweegbrachten, met name vanuit religieuze en ethische perspectieven.
### 3.2 Historische en hedendaagse weerstand
* **Historische context:** In 1925 werd een leraar in de Amerikaanse staat Tennessee beboet met 500 dollars voor het onderwijzen van Darwins evolutieleer, wat destijds bij wet verboden was. Dit illustreert de intense weerstand in het begin van de 20e eeuw.
* **Hedendaagse context:** In 2005 pleitte de Amerikaanse president George W. Bush voor het onderwijs van 'Intelligent Design' in middelbare scholen. Deze theorie, een moderne vorm van creationisme, verwerpt de evolutieleer en stelt dat het leven en het universum het werk zijn van een intelligente, bovennatuurlijke entiteit.
### 3.3 Fundamenten van de controverse
De weerstand tegen Darwins theorie vindt zijn oorsprong in fundamentele geloofsovertuigingen die eeuwenlang dominant waren:
* **Religieuze scheppingsopvattingen:** Vóór Darwin geloofden veel christenen dat God de aarde en al het leven schiep rond 4000 voor Christus. De natuur werd gezien als een perfect en onveranderlijk werk van God.
* **Conflict met het scheppingsverhaal:** Darwins idee van geleidelijke evolutie druiste direct in tegen het Bijbelse scheppingsverhaal.
* **De positie van de mens:** Darwins stelling dat de mens evolueerde uit aapachtige voorouders, in plaats van geschapen te zijn naar Gods beeld, was een enorme schok. Dit nam de mens zijn unieke, dominante positie in de natuur af.
### 3.4 De rol van wetenschap en religie
De discussie rond Darwin is een klassiek voorbeeld van de spanning tussen wetenschappelijke ontdekkingen en religieuze dogma's.
* **Wetenschappelijke verklaringen:** Wetenschappers proberen het ontstaan van religie en spiritualiteit juist te verklaren vanuit een evolutionair perspectief. Zij stellen dat de mens God heeft bedacht om zin te geven aan het bestaan, in plaats van andersom.
* **Filosofische perspectieven:** De filosoof Ludwig Wittgenstein suggereerde dat over de meest fundamentele vragen, zoals de zin van het bestaan en het 'Mysterie', beter gezwegen kan worden omdat we er geen concrete uitspraken over kunnen doen.
### 3.5 Wetenschappelijke basis van de evolutieleer
#### 3.5.1 Voorgangers van Darwin
* **Jean-Baptiste Lamarck:** Rond 1800 was Lamarck een van de eersten die probeerde levende wezens niet langer in een statisch systeem te classificeren, maar ze op een tijdschaal te plaatsen. Hoewel hij de basis legde voor de evolutiegedachte, begreep hij de precieze mechanismen erachter niet.
#### 3.5.2 De theorie van Charles Darwin
* **Natuurlijke selectie:** Charles Darwin (1809-1882) begreep en omschreef het mechanisme achter evolutie als natuurlijke selectie. Dit principe, vaak samengevat als 'survival of the fittest', vormde de kern van zijn werk 'The Origin of Species' (1859).
* **Variatie:** In de natuur is er een enorme variatie; geen twee organismen zijn identiek.
* **Aanpassing:** Organismen met toevallige, gunstige eigenschappen die hen beter aanpassen aan hun omgeving ('struggle for life'), hebben een grotere kans te overleven en zich voort te planten.
* **Erfelijkheid:** Deze gunstige eigenschappen worden doorgegeven aan nakomelingen, wat kan leiden tot het ontstaan van nieuwe soorten uit bestaande soorten. Dit impliceert dat het leven niet statisch is, maar evolueert.
* **Seksuele selectie:** Darwin erkende dat niet alle eigenschappen verklaard konden worden door natuurlijke selectie, vooral wanneer deze eigenschappen schijnbaar oninteressant of zelfs hinderlijk waren voor overleving (bijvoorbeeld de pauwenstaart). Voor dergelijke eigenschappen introduceerde hij het concept van seksuele selectie, waarbij eigenschappen die gericht zijn op voortplanting een rol spelen, zelfs als ze niet direct bijdragen aan overleven.
#### 3.5.3 Verfijningen van de theorie
Hoewel Darwins basisideeën revolutionair waren, zijn ze sindsdien verder verfijnd, met name door ontwikkelingen in de genetica.
### 3.6 Oorzaken van de controverse in detail
De controverse rond Darwins theorie kan worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
#### 3.6.1 Religieuze en theologische weerstand
* **Conflict met scheppingsverhalen:** De evolutietheorie ondermijnt letterlijke interpretaties van religieuze scheppingsverhalen en de opvatting dat de natuur perfect en onveranderlijk is.
* **De menselijke waardigheid:** De gedachte dat de mens niet apart door God is geschapen, maar een geëvolueerd wezen is, werd door velen als een aantasting van de menselijke waardigheid gezien.
#### 3.6.2 Filosofische en ethische implicaties
* **'Survival of the fittest' als rechtvaardiging:** De idee van een 'strijd om het bestaan' werd door sommigen misbruikt als ideologische rechtvaardiging voor sociale ongelijkheid en het idee dat de zwakkeren niet geholpen hoeven te worden. Dit leidde tot het sociaal-darwinisme.
* **Racisme:** Darwins ideeën werden ook misbruikt ter ondersteuning van racistische ideologieën, waarbij vermeende evolutionaire hiërarchieën tussen rassen werden verondersteld.
#### 3.6.3 Wetenschappelijke discussies en misvattingen
* **Begrip van de mechanismen:** In de beginjaren was er ook wetenschappelijke discussie over de precieze mechanismen van evolutie en de rol van erfelijkheid, wat leidde tot verschillende interpretaties en misvattingen.
### 3.7 Het structuurschema als studiehulpmiddel
Een effectieve manier om de complexe informatie over Darwins evolutieleer en de bijbehorende controverses te beheersen, is het maken van een structuurschema. Dit schema omvat:
* **Tekstthema:** Het centrale onderwerp van de tekst, bijvoorbeeld "DE EVOLUTIETHEORIE VAN DARWIN".
* **Hoofdvragen:** Vraagwoordvragen die deelaspecten van het thema behandelen en die beantwoord worden door specifieke alinea's of groepen alinea's. Voor dit onderwerp kunnen dit zijn:
* Wat roept de evolutietheorie van Darwin op?
* Waarom roept de evolutietheorie van Darwin controverse op?
* Wie lag aan de basis van de evolutietheorie van Darwin?
* Wat houdt de evolutietheorie van Darwin in?
* **Kernantwoorden:** Bondige en precieze antwoorden op de hoofdvragen, gebaseerd op de tekst, die de inhoud getrouw weergeven en eenvormig geformuleerd zijn.
> **Tip:** Zorg ervoor dat het tekstthema in elke hoofdvraag terugkomt. Als dit niet lukt, is het thema waarschijnlijk niet goed gekozen.
> **Voorbeeld:**
> **Thema:** DE EVOLUTIETHEORIE VAN DARWIN
>
> **Hoofdvraag:** Wat houdt de evolutietheorie van Darwin in? (al. 4 en 5)
> **Antwoord:** Het eerste evolutiemechanisme is natuurlijke selectie ('survival of the fittest'), waarbij aangepaste organismen hun gunstige eigenschappen doorgeven. Het tweede mechanisme is seksuele selectie, gericht op reproductie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oriënterend lezen | Een eerste snelle lezing waarbij de lezer de buitenkant van de tekst bekijkt, zoals titel, tussentitels, afbeeldingen en bron, om een algemeen beeld te krijgen en te voorspellen waar de tekst over zal gaan en wat het doel van de schrijver is. |
| Globaal lezen | Het lezen van de eerste en laatste alinea's van een tekst om een globaal overzicht te krijgen, voorspellingen te controleren en het tekstthema en -doel te verfijnen, inclusief het identificeren van de kernzinnen van deze alinea's. |
| Intensief lezen | Een grondige lezing van de resterende alinea's van de tekst, waarbij per alinea de kernzin wordt gezocht, belangrijke signaalwoorden worden geïdentificeerd en de samenhang tussen zinnen en alinea's wordt onderzocht om de betekenis volledig te doorgronden. |
| Kernzin | De belangrijkste zin van een alinea die de kernboodschap of het hoofdpunt van die alinea weergeeft; het vinden van de kernzin helpt bij het begrijpen van de structuur en de essentie van de tekst. |
| Signaalwoorden | Woorden of woordgroepen die verbanden tussen zinnen of alinea's aangeven, zoals oorzaak-gevolg, tegenstelling, opsomming, of tijdsvolgorde, en die de lezer helpen de structuur en logica van de tekst te volgen. |
| Samenhang | De logische verbinding en relatie tussen verschillende zinnen en alinea's binnen een tekst, die door middel van signaalwoorden en de opeenvolging van ideeën wordt gecreëerd en die essentieel is voor het begrip van de tekst. |
| Antecedent | Het woord of de zinsdeel waarnaar een verwijswoord (zoals een voornaamwoord) verwijst, wat cruciaal is voor het correct interpreteren van de betekenis van de zin en de tekst. |
| Verwijswoorden | Woorden die verwijzen naar eerder genoemde elementen in de tekst, zoals voornaamwoorden (hij, zij, het, deze, die), om herhaling te voorkomen en de samenhang te bewaren. |
| Feit | Een objectieve bewering die verifieerbaar is en gebaseerd is op waarneming of bewijs. |
| Mening | Een subjectieve uitspraak of oordeel die gebaseerd is op persoonlijke opvattingen, gevoelens of interpretaties en die niet noodzakelijk verifieerbaar is. |
| Subjectief taalgebruik | Taalgebruik dat gekenmerkt wordt door persoonlijke meningen, emoties, waarderingen of voorkeuren van de schrijver, in tegenstelling tot objectieve en neutrale taal. |
| Woordenschatstrategieën | Technieken die een lezer gebruikt om de betekenis van onbekende woorden of uitdrukkingen te achterhalen, zoals het afleiden uit de context, het opzoeken in een woordenboek, of het analyseren van woorddelen. |
| Structuurschema | Een visuele weergave van de structuur van een tekst, die bestaat uit drie delen: het tekstthema, de hoofdvragen die de tekst beantwoordt, en de kernantwoorden op die vragen, bedoeld om studerend lezen te ondersteunen. |
| Tekstthema | Het centrale onderwerp of de kernboodschap van een tekst, meestal geformuleerd als een zelfstandig naamwoord of een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern, dat de essentie van de tekst samenvat. |
| Hoofdvragen | Vragen die de belangrijkste deelaspecten van het tekstthema behandelen en die door de verschillende alinea's van de tekst worden beantwoord; ze zijn altijd vraagwoordvragen en bevatten het tekstthema. |
| Kernantwoorden | Beknopte en precieze antwoorden op de hoofdvragen, die de inhoud van de tekst getrouw weergeven en die in een consistente vorm zijn geformuleerd, meestal als zinnen of woordgroepen. |
| Studietekst | Een tekst die bedoeld is om geleerd te worden en die vaak afkomstig is uit lesboeken of academische bronnen, die een specifiek onderwerp diepgaand behandelt. |
| Creationisme | Een religieuze overtuiging die stelt dat het universum en het leven door een goddelijke scheppingsdaad zijn ontstaan, vaak in tegenstelling tot wetenschappelijke evolutietheorieën. |
| Intelligent Design | Een pseudowetenschappelijke theorie die stelt dat bepaalde kenmerken van het universum en levende wezens het best verklaard kunnen worden door een intelligente oorzaak, niet door een ongericht proces zoals natuurlijke selectie. |
| Natuurlijke selectie | Het centrale mechanisme van de evolutietheorie van Darwin, waarbij organismen die beter aangepast zijn aan hun omgeving een grotere kans hebben om te overleven en zich voort te planten, waardoor gunstige eigenschappen worden doorgegeven aan volgende generaties. |
| Survival of the fittest | Een concept dat vaak geassocieerd wordt met natuurlijke selectie, wat aangeeft dat de organismen die het best aangepast zijn aan hun omgeving (het "fittest") de grootste kans hebben om te overleven. |
| Struggle for life | De constante competitie in de natuur om beperkte hulpbronnen zoals voedsel en ruimte, en de strijd om te overleven tegen roofdieren en andere gevaren, die een drijvende kracht is achter natuurlijke selectie. |
| Seksuele selectie | Een mechanisme van evolutie waarbij bepaalde eigenschappen die de reproductieve succes van een individu vergroten, worden bevoordeeld, zelfs als ze niet direct bijdragen aan overleving of als ze zelfs hinderlijk zijn voor overleving. |
| Sociaal-darwinisme | Een controversiële sociaal-politieke ideologie die de principes van natuurlijke selectie en "survival of the fittest" toepast op menselijke samenlevingen, wat vaak leidde tot rechtvaardiging van sociale ongelijkheid en competitie. |
| Racisme | Een ideologie die beweert dat bepaalde menselijke rassen inherent superieur of inferieur zijn aan andere, en die kan leiden tot discriminatie en onderdrukking. |