Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Samenvatting_2023 (3).docx
Summary
# Taalontwikkeling bij slechthorende en dove kinderen
### Kernidee
* Taalverwerving bij slechthorende en dove kinderen verschilt significant van normaal horende kinderen door de primaire auditieve of visuele input.
* De ernst van het gehoorverlies, de leeftijd van onset en detectie, en de gebruikte interventies zijn cruciaal voor de taalontwikkeling.
* Gebarentaal is een volwaardige taal met eigen semantiek, fonologie, grammatica en pragmatiek.
### Key facts
* Slechthorende kinderen hebben optimale luistercondities en visuele input nodig voor taalverwerving.
* Dove kinderen zijn primair afhankelijk van visuele input voor taalverwerving.
* Conductief gehoorverlies (<40 dB) kan variërende impact hebben op taalontwikkeling, met tegenstrijdige onderzoeksresultaten.
* Matig tot ernstig gehoorverlies (41-90 dB) leidt tot significante achterstanden in spraakperceptie en fonologische ontwikkeling.
* Spraakverstaanbaarheid is sterk gecorreleerd aan de ernst van het gehoorverlies.
* Dove kinderen met cochleair implantaten tonen betere auditieve functies en taalontwikkeling dan dove kinderen met conventionele hoorapparaten.
* Gebarentaal (bijv. NGT) is een natuurlijke taal met een eigen structuur en cultuur.
* Nederlands met gebaren (NmG) ondersteunt gesproken Nederlands met gebaren.
### Key concepts
* **Types slechthorendheid:**
* Conductief: verlies van 20-40 dB, vaak door otitis media.
* Neurosensorieel/perceptief: oorzaak in gehoorzenuw of binnenoor.
* Gemengd: combinatie van beide.
* **Classificatie gehoorverlies (dB):**
* Licht/tijdelijk (<40 dB): wisselende impact, vaak gering en niet blijvend.
* Matig (41-55 dB): complexere spraakperceptie, 66% foneemherkenning.
* Ernstig (56-70 dB): lagere foneemherkenning, fonologische problemen.
* Zeer ernstig (>70 dB): slechte verstaanbaarheid, veel fonologische processen.
* **Factoren invloed op taalontwikkeling bij gehoorverlies:**
* Ernst gehoorverlies.
* Leeftijd van onset (cruciaal voor 1e levensjaar).
* Leeftijd detectie en revalidatie.
* Intelligentie (non-verbale).
### Implications
---
* Taalverwerving bij slechthorende en dove kinderen verschilt significant van die bij horende kinderen door de primaire sensorische input.
* De aanpak en het tempo van taalontwikkeling zijn sterk afhankelijk van de mate van gehoorverlies, het moment van detectie en interventie, en de gebruikte communicatiemethoden.
### Slechthorendheid: classificatie en impact
* **Types gehoorverlies:**
* Conductief gehoorverlies: door problemen in het buitenoor of middenoor (bv. otitis media), meestal 20-40 dB verlies.
* Neurosensorieel/perceptief gehoorverlies: door problemen in het binnenoor of gehoorzenuw, kan pre-, peri- of postnataal ontstaan.
* Gemengd gehoorverlies: combinatie van beide.
* **Classificatie gehoorverlies in decibel (dB):**
* Licht ernstig (< 40 dB): effect op taalvaardigheden kan wisselend zijn, negatieve impact vooral bij aanwezigheid van andere risicofactoren.
* Matig tot ernstig (41-90 dB): aanzienlijke impact op spraakperceptie en fonologische ontwikkeling.
* Ernstig (> 85 dB): slechte verstaanbaarheid, veel fonologische processen.
* **Beïnvloedende factoren:**
* Ernst van slechthorendheid: groter verlies correleert met lagere taalontwikkeling.
* Leeftijd van onset: vroege onset (< 1 jaar) heeft grotere impact op taalverwerving en hogere auditieve functies.
* Leeftijd van detectie en revalidatie: vroege interventie is cruciaal.
* Communicatiemethode: optimale luisterconditie en visuele input zijn essentieel.
* Intelligentie: taalontwikkeling correleert met non-verbale intelligentie.
* Nevenproblematiek: comorbiditeit met motorische, visuele, cognitieve stoornissen, SLI, gedragsproblemen, etc.
### Taalontwikkeling bij slechthorendheid
* **Licht en tijdelijk gehoorverlies (< 40 dB):**
* Otitis media (OME) kan tijdelijke impact hebben op taalvaardigheden, maar is niet altijd blijvend. Negatieve impact is groter bij bijkomende risicofactoren.
* **Matig tot ernstig gehoorverlies (41-90 dB):**
* **Spraakperceptie:**
* Matig verlies (55-75 dB): goede identificatie klinkers, beperkte discriminatie consonanten ('stem', 'wijze van uitspraak'), moeite met 'articulatieplaats'. Foneemherkenningsscore ~ 66%.
* Ernstig verlies (75-90 dB): klinkers moeilijker te identificeren, minder goede discriminatie consonanten, slechte herkenning 'articulatieplaats'. Foneemherkenningsscore < 50%.
* **Fonologische ontwikkeling:**
* Latere onset van brabbelen en foneemproductie.
### Taalontwikkeling bij dove kinderen
### Taal bij andere groepen
### Meertaligheid en taalontwikkeling
### Diagnostiek en behandeling van taalstoornissen
### Vergoeding en terugbetaling
---
* Taalverwerving bij slechthorende en dove kinderen verschilt significant van die bij horende kinderen, afhankelijk van de gehoorschade, onsetleeftijd en gebruikte communicatiemethoden.
* Onderscheid wordt gemaakt tussen geleidingsverlies, neurosensorieel verlies en gemengd verlies, met diverse oorzaken en impact.
* Vroege detectie en interventie zijn cruciaal voor een optimale taalontwikkeling en communicatie.
### Slechthorendheid
#### Types en oorzaken
* **Conductief (geleidings)verlies:** Veroorzaakt door problemen in het buitenoor of middenoor (bv. otitis media met effusie). Verlies van 20-40 dB.
* **Neurosensorieel (perceptief) verlies:** Veroorzaakt door problemen in het binnenoor of gehoorzenuw. Oorzaken: prenataal (erfelijk, infecties), perinataal (geboortetrauma) of postnataal (infecties, traumata).
* **Gemengd verlies:** Combinatie van conductief en neurosensorieel verlies.
#### Beïnvloedende factoren taalontwikkeling
* **Ernst van slechthorendheid:** Hoe groter het verlies, hoe lager de taalontwikkeling.
* **Leeftijd van onset:** Vroege onset (<1 jaar) heeft grotere impact op auditieve functies en spraakverwerking.
* **Leeftijd van detectie en revalidatie:** Vroege detectie en interventie zijn essentieel.
* **Gehoorapparaat/CI:** Optimaliseert de luisterconditie en biedt visuele input.
* **Intelligentie:** Non-verbale intelligentie correleert met taalontwikkeling.
* **Nevenproblematiek:** Motorische, visuele, cognitieve stoornissen of SLI kunnen de taalontwikkeling beïnvloeden.
#### Taalontwikkeling bij licht en tijdelijk gehoorverlies (< 40 dB)
* Otitis media (OME) kan tijdelijk de taalvaardigheden negatief beïnvloeden, maar effect is gering en niet blijvend bij alleen OME.
* OME in combinatie met andere risicofactoren kan leiden tot een achterstand in taalontwikkeling.
#### Taalontwikkeling bij matig tot ernstig gehoorverlies (41-90 dB)
* **Spraakperceptie:** Bottom-up (detectie/discriminatie fonemen) en top-down (kennis taal/wereld) processen zijn beïnvloed. Superadditief effect van visuele en auditieve input.
* **Fonologische ontwikkeling:** Latere onset en meer fouten in foneemproductie, vooral bij ernstig verlies (>75 dB). Spraakverstaanbaarheid kan slecht zijn (>85 dB).
* **Semantische ontwikkeling:** Kleinere passieve woordenschat, voornamelijk door minder incidenteel leren van nieuwe woorden. Actieve woordenschat ontwikkeling is vertraagd.
* **Morfosyntactische ontwikkeling:** Grote achterstand in productie, met kortere MLU en onvolledige woordvorming.
* **Pragmatische ontwikkeling:** Passieve communicatiestijl, minder initiatief en moeite met herstelstrategieën.
* **Prelinguale doofheid:** Geen auditieve toegang tot gesproken taal, wat leidt tot vertraagde en verstoorde gesproken taalontwikkeling.
* **Visuele input primair:** Taalverwerving is primair visueel, tenzij hoorapparaten/CI effectief zijn.
* **Interventie:** Vroege begeleiding van ouders en stimulatie van communicatie/taalontwikkeling is essentieel.
* **Gebarentaal:** Natuurlijke taal met eigen semantiek, grammatica en pragmatiek. NGT is de Nederlandse Gebarentaal.
* **Nederlands met Gebaren (NmG):** Gesproken Nederlands ondersteund met gebaren, waarbij het gesproken Nederlands leidend blijft.
#### Gebarentaal (NGT)
* **Semantiek:** Uitgebreide gebarenschat.
#### Kinderen met cochleair implantaat (CI)
### Taalontwikkeling bij verstandelijke ontwikkelingsstoornis (VOS)
#### Taal bij syndroom van Down (Trisomie 21)
### Taalontwikkeling bij meertaligheid
### Taalontwikkeling en neuropsychiatrische stoornissen
---
* Taalverwerving is primair auditief voor horende kinderen, en primair visueel voor dove kinderen.
* Slechthorende kinderen kunnen baat hebben bij optimale luistercondities en visuele input, naast taaltraining.
* Dove kinderen (zonder aanpassing van hoorapparaten/CI) zijn primair afhankelijk van visuele input voor taalverwerving.
### Slechthorendheid en taalontwikkeling
* **Conductief gehoorverlies (GV):** Veroorzaakt door problemen in het midden- of buitenoor, vaak door otitis media met effusie (OME). Verlies van 20-40 dB.
* **Neuro-sensorieel/perceptief GV:** Veroorzaakt door problemen in het binnenoor of de gehoorzenuw, met prenatale, perinatale of postnatale oorsprong.
* **Gemengd GV:** Combinatie van conductief en neuro-sensorieel verlies.
* **Classificatie gehoorverlies (dB):** Ernst van het gehoorverlies is bepalend voor de taalontwikkeling.
* **Leeftijd van onset:** Vroege onset (<1 jaar) heeft grotere impact op hogere auditieve functies en spraakverwerking.
* **Detectie en revalidatie:** Vroege detectie en interventie zijn cruciaal voor een beter taalaanbod.
* **Licht en tijdelijk GV (<40 dB):**
* OME bij jonge kinderen kan variërend GV veroorzaken (gemiddeld 28 dB).
* Effect op taalvaardigheden is tegenstrijdig onderzocht; een blijvend negatief effect is niet eenduidig aangetoond, zeker niet zonder andere risicofactoren.
* **Matig tot ernstig GV (41-90 dB):**
* **Spraakperceptie:** Bottom-up (fomeemdetectie/discriminatie) is verminderd, top-down (kenniscontext) wordt belangrijker.
* Bij 55-75 dB GV: Goede identificatie klinkers, discriminatie consonanten (stem/wijze van uitspraak) goed, articulatieplaats moeilijk.
* Bij 75-90 dB GV: Klinkers moeilijker, stem/wijze minder goed, articulatieplaats slecht. Foneemherkenningsscore <50%.
* **Fonologische ontwikkeling (productie):** Later onset brabbelen, moeizame foneemproductie door verminderde auditieve feedback en vervormde patronen.
* **Spraakproductie:**
* 40-70 dB: Goed verstaanbare spraak, zelden blijvende fonologische problemen (distorsies van /s/, /z/, /f/ mogelijk).
* 70-85 dB: Redelijk tot goed verstaanbaar, frequente fonologische problemen.
* >85 dB: Slechte verstaanbaarheid, veel fonologische processen. Logopedie is essentieel voor spraakontwikkeling tot 12 jaar.
* **Semantische ontwikkeling:** Kleinere passieve woordenschat, gerelateerd aan fonologische verwerkingsvaardigheden. Incidenteel leren van woorden is beperkter.
* **Morfosyntactische ontwikkeling:** Grote achterstand in productie, kortere MLU, minder functiewoorden en complexere zinsbouw.
* **Pragmatische ontwikkeling:** Passieve communicatiestijl, minder initiatief, moeite met gespreksvoering en herstelstrategieën.
* **Prelinguale doofheid:** Grote impact op taalverwerving door gebrek aan auditieve toegang.
### Taalontwikkeling bij verstandelijke beperking (VB)
### Taal en neuropsychiatrische stoornissen
### Taal bij tweelingen
### Classificatie en diagnostiek van TOS
### Terugbetalingsmodaliteiten
---
# Oorzaken en onderliggende mechanismen van taalontwikkelingsstoornissen
### Kernidee
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn complexe neurobiologische ontwikkelingsstoornissen die de taalverwerving significant belemmeren.
* De oorzaken zijn multifactorieel, waarbij genetische predispositie en omgevingsfactoren interageren.
* Diagnostiek is complex door de heterogeniteit van TOS en de overlap met andere ontwikkelingsdomeinen.
### Aetiologie en onderliggende mechanismen
* **Genetische predispositie:**
* Aangeboren taalvermogen (LAD) is een genetisch component.
* Familie- en tweelingstudies tonen een genetische component aan.
* Genen zoals FOXP2 en mutaties op chromosoom 7 (7q31) zijn onderzocht, maar meerdere genen spelen waarschijnlijk een rol.
* **Neurobiologische factoren:**
* Verschillen in hersenstructuur (bv. pars triangularis, corticale structuren) en activiteit (EEG-onderzoek) zijn waargenomen.
* Structurele afwijkingen in de fasciculus longitudinalis zijn gedetecteerd.
* Afwijkende hersenactiviteit bij het verwerken van ongrammaticale zinnen en tragere reactietijden zijn gerapporteerd.
* **Cognitieve tekorten:**
* **Temporal Processing Theory:** Moeite met het snel verwerken van akoestische informatie, specifiek stemcontrasten.
* **Werkgeheugen:** Zwak fonologisch werkgeheugen (fonologische loop) en problemen met het vasthouden en herhalen van informatie. Visueel-spatiële werkgeheugen is relatief sterker.
* **Procedural Deficit Hypothesis (PDH):** Een neurobiologische stoornis leidt tot cognitieve tekorten die zowel talige als niet-talige symptomen veroorzaken.
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Een algemene vertraging in verwerkingscapaciteit en snelheid die TOS kan verklaren.
* **Linguïstische modellen:**
* **Surface Hypothesis:** Kinderen met TOS laten minder toegankelijke elementen van taal weg.
* **Sparse Morphology Hypothesis:** Typologische verschillen tussen talen beïnvloeden de verwerving.
* **Missing Feature Hypothesis:** Gebrek aan semantisch-syntactische kenmerken voor selectie van grammaticale morfemen.
* **Grammatical Agreement Deficit Hypothesis:** Problemen met congruentie tussen PV en subject.
* **Extended Optional Infinitive Hypothesis:** Gekoppeld aan kinderafasie, minder relevant voor DLD zelf.
### Classificatie en subtypen
* **Primaire TOS (Specifieke TOS / DLD):**
* Taalstoornis staat op zichzelf en kan niet verklaard worden door andere factoren (gehoorverlies, lage non-verbale intelligentie, hersenletsel, etc.).
* Gekenmerkt door een significante achterstand in taalontwikkeling vergeleken met leeftijdsgenoten.
### Stoorniskenmerken per taalcomponent en fase
### Comorbiditeit en risicofactoren
### Taalontwikkeling bij specifieke omstandigheden
### Diagnostiek en interventie
---
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn complexe, neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met een genetische oorsprong.
* Ze worden gekenmerkt door een significante achterstand in taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten.
* TOS kan zich manifesteren in taalbegrip en/of taalproductie, en alle taalaspecten (fonologie, semantiek, morfosyntaxis, pragmatiek).
### Sleutelconcepten
* **Primaire TOS (Specifieke TOS / SLI / DLD):** Taalterecht op zichzelf, niet verklaarbaar door andere ontwikkelingsdomeinen of externe factoren.
* Exclusiecriteria: geen gehoorverlies, normale non-verbale intelligentie, geen spraak-/orofaciale afwijkingen, geen neurologische afwijkingen, geen contact-/sociaal-emotionele stoornissen, geen deprivatie/onvoldoende taalaanbod.
* **Secundaire TOS:** Taalproblemen als gevolg van een andere stoornis (bv. sensorische, cognitieve, neurologische, emotionele problemen).
* **Discrepantiecriteria:** Verschil tussen taalfunctioneren en chronologische leeftijd (CL) of mentale leeftijd (ML).
* Stark en Tallal: taalbegrip min. 6m achterstand t.o.v. ML; taalproductie min. 12m achterstand t.o.v. ML.
* Tomblin et al./Paul: score onder percentiel 10 op minstens 2 taalonderdelen.
* **Voorbijgaand vs. Persisterend:** 50% van de kinderen met taalachterstand op jonge leeftijd herstelt (VSTO), de rest persisteert (TOS).
* **Heterogeniteit:** TOS is een heterogene groep met variatie in ernst en linguïstisch profiel.
* **Dynamisch profiel:** De stoornis kan zich in de loop van de tijd wijzigen.
### Kernfeiten
* **Genetische predispositie:** Erfelijkheid speelt een rol (familie-, tweeling-, genstudies).
* **Neurobiologische basis:** Verschillen in hersenstructuur en activatie worden onderzocht (bv. pars triangularis, fasciculus longitudinalis, EEG-afwijkingen).
* **Auditory Processing Disorder (APD):** Moeite met snel veranderende akoestische informatie.
* **Werkgeheugen:** Zwak fonologisch werkgeheugen (herhalen reeksen, woorden), relatief sterkere visuospatiële verwerking.
* **Procedural Deficit Hypothesis (PDH):** Problemen met het leren en automatiseren van procedures (o.a. grammaticale regels).
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Vertraging in verwerkingscapaciteit en -snelheid.
* **Linguïstische tekorten:** Focus op morfosyntaxis (bv. 'sparse morphology', 'missing feature', 'grammatical agreement deficit').
* **Comorbiditeit:** Hoge co-occurrente prevalentie met dyslexie, motorische stoornissen, gedragsstoornissen (ADHD), autisme.
### Implicaties
* **Vroege identificatie en interventie:** Cruciaal voor een gunstigere prognose.
* **Multidisciplinaire aanpak:** Betrekken van verschillende disciplines (logopedie, pedagogiek, medisch specialisme).
* **Ouderbegeleiding:** Essentieel voor het stimuleren van taalontwikkeling thuis.
* **Belang van taalaanbod:** Een rijk en stimulerend taalaanbod is bevorderlijk, maar kan een TOS niet voorkomen.
---
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn neurobiologische ontwikkelingsstoornissen van genetische oorsprong.
* TOS kenmerkt zich door een significante achterstand in taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenoten, zonder duidelijke verklaring vanuit andere stoornissen of factoren.
### Belangrijke feiten
* **Genetische predispositie:** Een aangeboren taalvermogen (LAD) en genetische factoren spelen een rol.
* **Omgevingsfactoren:** Voldoende taalaanbod en een taalstimulerende omgeving zijn cruciaal voor taalontwikkeling.
* **Neurobiologische basis:** TOS wordt beschouwd als een neurobiologische stoornis, met mogelijke verschillen in hersenstructuur en -activiteit.
* **Variabiliteit:** TOS is een heterogene groep met variatie in ernst, linguïstisch profiel en manifestatie.
* **Comorbiditeit:** TOS komt vaak voor in combinatie met andere stoornissen zoals dyslexie, motorische stoornissen, aandachtsproblemen en gedragsproblemen.
### Kernconcepten
* **Neurocognitieve modellen:** Verklaringen zoeken in cognitieve tekorten, zoals problemen met werkgeheugen, verwerkingssnelheid of auditieve verwerking.
* **Procedural Deficit Hypothesis (PDH):** Problemen met procedurele leerprocessen die essentieel zijn voor taalverwerving.
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Een algemene vertraging in de informatieverwerkingscapaciteit.
* **Linguïstische modellen:** Verklaringen vanuit het taalsysteem zelf, vaak gericht op specifieke grammaticale aspecten.
* **Surface hypothesis:** Elementen die minder toegankelijk zijn voor waarneming vallen weg.
* **Sparse morphology hypothesis:** Invloed van typologische verschillen tussen talen op verwerving.
* **Missing feature hypothesis:** Ontbreken van semantisch-syntactische kenmerken voor grammaticale morfemen.
* **Onderscheid met verworven stoornissen:** TOS is een ontwikkelingsstoornis, in tegenstelling tot afasie bij kinderen na hersenletsel.
* **"Late Praters":** Kinderen die laat zijn met hun eerste woordjes kunnen een voorbijgaande taalachterstand hebben of een persisterende TOS.
* **Vroege identificatie:** Essentieel voor vroege interventie en het minimaliseren van negatieve gevolgen op latere leeftijd.
* **Ondersteuning:** Kinderen met TOS hebben gespecialiseerde logopedische ondersteuning nodig.
* **Multidisciplinaire aanpak:** Een integrale diagnostiek en behandeling door diverse professionals is noodzakelijk.
* **Impact op onderwijs en sociaal functioneren:** TOS kan leiden tot lees- en leerproblemen, verminderd schoolsucces en problemen in sociaal-emotioneel functioneren.
* **Diagnostische uitdagingen:** De heterogeniteit van TOS en de overlap met andere stoornissen maken diagnostiek complex.
### Tip
- > **Tip:** Het is cruciaal om bij de diagnostiek van TOS rekening te houden met de enorme variabiliteit in normale taalontwikkeling, vooral bij jonge kinderen
- Een combinatie van inclusie- en exclusiecriteria, aangevuld met een breed scala aan taaltesten en observaties, is essentieel
---
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn complexe neurobiologische ontwikkelingsstoornissen van genetische oorsprong.
* TOS kan zowel taalbegrip als taalproductie aantasten, in alle taalaspecten (fonologie, semantiek, morfosyntaxis, pragmatiek) en modaliteiten.
* Een specifieke TOS staat op zichzelf en is niet verklaarbaar door andere aandoeningen of deprivatie.
### Belangrijkste inzichten
* **Genetische predispositie:** Er is een sterke genetische component, met aanwijzingen uit familie- en tweelingstudies, hoewel specifieke genen nog worden onderzocht.
* **Neurobiologische oorzaken:** Hoewel de precieze oorzaak onbekend is, zijn er aanwijzingen voor verschillen in hersenstructuur en activiteit bij kinderen met TOS.
* Structurele afwijkingen in de fasciculus longitudinalis.
* Afwijkende hersenactiviteit bij verwerking van ongrammaticale zinnen.
* **Cognitieve tekorten:** Verschillende theorieën suggereren onderliggende cognitieve beperkingen:
* **Auditieve verwerkingsstoornis:** Moeite met snelle akoestische informatie, met name stemcontrasten.
* **Zwakte werkgeheugen:** Vooral de fonologische lus en het onvermogen om auditieve informatie vast te houden.
* **Procedural Deficit Hypothesis (PDH):** Moeite met het verwerven van procedurele kennis, essentieel voor taalregels.
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Algemene vertraging in verwerkingscapaciteit en -snelheid.
* **Linguïstische modellen:** Sommige theorieën focussen op specifieke taalsystemen, zoals de Surface Hypothesis, Sparse Morphology Hypothesis, Missing Feature Hypothesis en Grammatical Agreement Deficit Hypothesis.
### Kenmerken van taalontwikkelingsstoornissen per fase
* **Voortalige fase:** Minder gevarieerd en mogelijk afwezig brabbelen vergeleken met leeftijdsgenoten.
* **Vroegtalige fase:** Beperkter taalbegrip, langere verwerkingstijd, maar vaak relatief goed begrip van visuele stimuli. Beperkte woordenschat en woordvindingsproblemen.
- **Differentiatiefase:** Moeilijkheden met het begrijpen van mondelinge taal, auditieve aandacht, perceptie en verwerking van spraakklanken. Woordvindingsproblemen, fonematische en semantische parafasieën, moeizame grammaticale ontwikkeling (dysgrammatisme). Hardnekkige fonologische vereenvoudigingsprocessen die de spraakverstaanbaarheid
* **Voltooiingsfase:** Zwak metalinguïstisch vermogen, beperkt fonologisch bewustzijn.
### Comorbiditeit en prognose
* Kinderen met TOS hebben een verhoogd risico op lees- en schrijfproblemen, maar ook op gedrags- en aandachtsproblemen (ADHD, autisme).
* Een taalachterstand op jonge leeftijd kan voorbijgaand zijn (VSTO) of persisteren (TOS), wat moeilijk te voorspellen is.
* Risicofactoren voor persisterende taalachterstand zijn onder andere een ernstige taalachterstand, beperkt taalbegrip, mannelijk geslacht en familiegeschiedenis van taalproblemen.
### Taalontwikkeling bij specifieke groepen
* **Prematuriteit:** Prematuren hebben een verhoogd risico op taalontwikkelingsproblemen, vaak gegeneraliseerd naar cognitieve achterstand. De gecorrigeerde leeftijd is belangrijk voor opvolging.
* **Verstandelijke ontwikkelingsstoornis (VOS):** Taalontwikkeling is vertraagd en kan kwalitatief anders verlopen ("difference" hypothese), hoewel de meeste studies een "delay" profiel aantonen. Taalfunctioneren correleert sterk met de cognitieve leeftijd.
* **Syndroom van Down:** Kenmerkt zich door een matige tot ernstige cognitieve beperking en vertraagde taalontwikkeling, waarbij receptieve taalvaardigheden vaak beter zijn dan expressieve.
- **Slechthorendheid en doofheid:** De ernst, onsetleeftijd en mate van interventie zijn cruciaal voor taalverwerving. Gehoorverlies beïnvloedt fonologische ontwikkeling, lexicon, syntaxis en pragmatiek. Gebarentalen (zoals NGT) zijn volwaardige talen met eigen
### Diagnostiek en behandeling
---
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn complexe, neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met een genetische oorsprong die gekenmerkt worden door een significant achterblijvende taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten.
* De stoornis kan zich manifesteren in zowel taalbegrip als taalproductie en in alle linguïstische domeinen (fonologie, semantiek, morfosyntaxis, pragmatiek).
* Er is consensus dat TOS een neurobiologische ontwikkelingsstoornis is, maar de precieze oorzaken en mechanismen zijn nog onvolledig begrepen en worden onderzocht middels neurocognitieve en linguïstische modellen.
### Belangrijke factoren en mechanismen
* **Genetische predispositie:** Er is een sterke genetische component, ondersteund door familie- en tweelingstudies, hoewel specifieke genen nog onder onderzoek zijn.
* **Neurobiologische basis:**
* MRI- en DTI-onderzoeken wijzen op subtiele verschillen in hersenstructuur (bv. kleinere pars triangularis links, asymmetrieën) en witte stof-verbindingen (fasciculus longitudinalis) bij kinderen met TOS.
* EEG-onderzoek toont afwijkende hersenactiviteit en tragere reacties op ongrammaticale zinnen.
* **Neurocognitieve modellen:**
* **Auditieve verwerkingsstoornissen/Temporal Processing Theory:** Moeite met het snel verwerken van veranderende akoestische informatie (bv. stemcontrasten zoals /da/-/ta/). De precieze aard en relatie met taalproductieproblemen zijn onduidelijk.
* **Geheugenstoornissen:** Zwak werkgeheugen, met name het fonologische werkgeheugen (fonologische loop), is een potentiële factor. Dit wordt aangetoond door slechte prestaties op het herhalen van reeksen (cijfers, woorden, nonsenswoorden).
* **Procedural Deficit Hypothesis (PDH):** Een stoornis in de procedurele geheugensystemen, die cruciaal zijn voor het leren van regels en patronen, wordt als onderliggend mechanisme voorgesteld.
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Een algemene beperking in verwerkingscapaciteit en -snelheid die TOS kan verklaren.
* **Surface Hypothesis:** Weglaten van minder toegankelijke taalonderdelen.
* **Sparse Morphology Hypothesis:** Moeilijkheden met het verwerven van morfologische systemen, mogelijk beïnvloed door typologische verschillen tussen talen.
* **Missing Feature Hypothesis:** Ontbreken van semantisch-syntactische 'features' voor grammaticaal morfeemgebruik.
* **Grammatical Agreement Deficit Hypothesis:** Problemen met subject-werkwoord congruentie.
* **Extended Optional Infinitive Hypothesis:** Verwijst naar het langdurig gebruik van optionele grammaticale regels.
* **Variabiliteit binnen TOS:** TOS is een heterogene stoornis met verschillende linguïstische profielen (bv. expressieve stoornis, stoornis in zowel begrip als productie) en subtypen (bv. fonologisch-syntactisch, lexicaal-semantisch).
### Co-morbiditeit en secundaire TOS
* **Prevalentie van co-morbiditeit:** Een significant deel van de kinderen met TOS heeft ook andere problemen, zoals dyslexie (tot 33%), motorische, gedrags- en aandachtstoornissen (40-48%), autisme, ADHD, depressie en leerproblemen.
* **Secundaire TOS:** Ontstaat als gevolg van andere oorzaken zoals sensorische problemen (gehoor, zicht), afwijkingen van spraakorgaan, cognitieve problemen, sociaal-emotionele stoornissen of een tekort aan taalaanbod.
* **Prematuriteit:** Premature baby's hebben een verhoogd risico op taalontwikkelingsproblemen, zelfs zonder aantoonbare neurologische schade, met name op het gebied van woordenschat en complexe taalfuncties.
### Taalontwikkeling bij specifieke condities
* **Verstandelijke ontwikkelingsstoornis (VOS):**
* Taalontwikkeling is vertraagd, vergelijkbaar met een lagere mentale leeftijd (delay-hypothese is meer ondersteund dan difference-hypothese).
* Problemen kunnen voorkomen op alle taalniveaus, maar vaak is er een dissociatie tussen taalproductie en taalbegrip, waarbij de expressieve VDH meer vertraagd is.
---
# het belang van familie taalbeleid en communicatieondersteuning
### Kernidee
* Familie taalbeleid (FLP) is een dynamisch proces dat de taalopvoeding van kinderen binnen een gezin vormgeeft.
* Effectieve FLP vereist reflectie op de plaats van talen en lange termijn doelen, ondersteund door het sociale netwerk.
* Communicatieondersteuning binnen het gezin is cruciaal voor taalontwikkeling, met aandacht voor zowel de moedertaal als de schooltaal.
### Belangrijke feiten
* De studie van tweelingen toont aan dat zij gemiddeld een taalachterstand hebben ten opzichte van eenlingen.
* Prematuriteit is een risicofactor voor taalontwikkelingsproblemen, waarbij ongeveer een derde van de prematuren moeizamer taal ontwikkelt.
* Taalontwikkeling bij kinderen met verstandelijke beperkingen is vertraagd en kan anders verlopen dan bij leeftijdgenoten zonder beperking.
* Kinderen met syndroom van Down vertonen een vertraagde taalontwikkeling, met name in fonologie, lexicon en morfosyntaxis.
* Slechthorendheid en doofheid hebben een aanzienlijke impact op de taalverwerving, waarbij de ernst en het moment van onset bepalend zijn.
* Meertaligheid is niet noodzakelijk een probleem voor de taalontwikkeling en kent dezelfde prevalentie van taalstoornissen als eentaligheid.
* Diagnostiek van taalproblemen bij meertalige kinderen vereist een multidisciplinaire aanpak en onderzoek in alle gesproken talen.
### Belangrijke concepten
* **Familie Taalbeleid (FLP):** Een plan dat ouders maken over de plaats van verschillende talen in de taalopvoeding van hun kinderen, rekening houdend met competenties, attitudes en sociale netwerken.
* **Overlapping (Transfer):** Fenomeen waarbij elementen uit de ene taal de andere taal beïnvloeden, zowel positief (correcte constructies) als negatief (foute constructies).
* **Code-switching:** Het afwisselen van talen binnen eenzelfde gesprek of zelfs eenzelfde zin.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Een diagnostisch proces waarbij verschillende professionals (o.a. logopedist, arts, psycholoog) samenwerken om een volledig beeld te krijgen van het kind.
* **Communicatieve benadering:** Een behandelmethode die gericht is op het bevorderen van de algemene communicatieve vaardigheden van het kind, in plaats van enkel specifieke taalelementen.
* **Taaltraining:** Gericht op het verbeteren van taalvaardigheden zoals fonologie, semantiek, morfosyntaxis en pragmatiek.
### Implicaties
* Ouders moeten actief nadenken over hun familie taalbeleid om de taalontwikkeling van hun kinderen optimaal te ondersteunen.
* Vroege identificatie en interventie zijn cruciaal voor kinderen met taalontwikkelingsproblemen, ongeacht de oorzaak.
* Effectieve communicatieondersteuning binnen het gezin kan de uitdagingen van meertaligheid en taalontwikkelingsstoornissen helpen overwinnen.
* Logopedische behandeling dient rekening te houden met de meertalige en multiculturele achtergrond van het kind.
* Er is een behoefte aan aangepaste diagnostische instrumenten en behandelmethoden voor meertalige kinderen met taalproblemen.
---
* Familie taalbeleid (FLP) is cruciaal voor meertalige opvoeding, waarbij ouders reflecteren op de rol van talen en lange termijndoelen stellen.
* Een effectief FLP maximaliseert taalcompetenties, attitudes, verwachtingen en de ondersteuning van sociale netwerken voor kinderen.
* Communicatieondersteuning richt zich op het bevorderen van de communicatieve ontwikkeling van het kind, rekening houdend met de sociale en culturele context.
* Meertaligheid bij kinderen doorloopt dezelfde fasen als eentalige taalontwikkeling, maar vergt specifieke inspanning van ouders.
* Het onderscheid tussen taalproblemen door verminderde blootstelling en een daadwerkelijke taalstoornis (SLI) is essentieel voor diagnostiek bij meertalige kinderen.
* Onderzoek toont aan dat tweelingen, zelfs na exclusie van perinatale complicaties, een milde achterstand kunnen hebben in expressieve en receptieve taalvaardigheden ten opzichte van eenlingen.
* Taalproblemen bij kinderen met ADHD komen frequent voor, met name articulatie-, expressieve en receptieve taalstoornissen, en problemen in taalverwerking.
* Kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) tonen vaak kernsymptomen op het gebied van taal en communicatie, met grote variatie in ernst en aard.
* Kinderen met syndroom van Down tonen een vertraagde taalontwikkeling, met uitdagingen op fonologisch, lexicaal en syntactisch gebied, maar hun taalbegrip is relatief sterker.
* Taalontwikkeling bij slechthorende en dove kinderen wordt sterk beïnvloed door het gehoorverlies, de leeftijd van onset, en de gebruikte communicatiemethoden.
### Kernconcepten
* **Familie Taalbeleid (FLP):** Een bewuste, dynamische aanpak van ouders om de rol van talen in de opvoeding te bepalen, met reflectie op lange termijndoelen, talen en sociale netwerken.
* **Additieve meertaligheid:** Stimulatie en ontwikkeling van alle talen die een kind leert, waarbij de thuistaal positief wordt benaderd.
* **Subtractieve meertaligheid:** Onvoldoende stimulatie van de thuistaal, die ontmoedigd wordt door de omgeving, wat kan leiden tot semi-lingualisme.
* **Code-switching:** Het afwisselen van talen binnen een gesprek of zelfs een zin, wat een normaal verschijnsel is in meertalige ontwikkeling.
* **Transfer:** Het beïnvloeden van het leren van de ene taal door de andere, wat kan resulteren in zowel positieve (correcte constructies) als negatieve (foute constructies) effecten.
* **Diagnostiek bij meertaligheid:** Vereist het onderzoeken van alle talen van het kind, rekening houdend met culturele en linguïstische verschillen, en het gebruik van gespecialiseerde instrumenten en tolken.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Een integrale aanpak die medische, audiologische, pedagogisch-psychologische en logopedische aspecten combineert om een compleet beeld te krijgen van taalproblemen.
* Vroege en adequate taalinterventie, aangepast aan de specifieke behoeften van het kind, is cruciaal voor het maximaliseren van de communicatieve ontwikkeling.
* Ouderbetrokkenheid en -begeleiding zijn essentieel voor het succes van taaltherapie en de implementatie van een effectief familie taalbeleid.
* Het creëren van een taalstimulerende omgeving, zowel thuis als op school, draagt significant bij aan de taalverwerving van meertalige kinderen en kinderen met taalstoornissen.
* Het erkennen en ondersteunen van de moedertaal is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling en de algehele taalontwikkeling van meertalige kinderen.
* Specifieke aandacht voor de sociale en communicatieve aspecten van taalgebruik is noodzakelijk, naast de focus op vorm, inhoud en gebruik van taal.
### Mogelijke valkuilen
* Het overdiagnostiseren of onderdiagnosticeren van taalstoornissen bij meertalige kinderen door onvoldoende kennis van meertalige taalontwikkeling.
* Het enkel focussen op de schooltaal (Nederlands) en het negeren of ontmoedigen van de moedertaal.
* Het uitblijven van een multidisciplinaire aanpak, waardoor essentiële medische of cognitieve factoren over het hoofd worden gezien.
---
* Een effectief familie taalbeleid (FLP) is essentieel voor de taalontwikkeling van meertalige kinderen.
* Het FLP moet ouders helpen bij het reflecteren over en plannen van de plaats van verschillende talen in de taalopvoeding.
* Ouders moeten ondersteund worden om een evenwichtige benadering te vinden die zowel de moedertaal als de omgangstaal bevordert.
* Meertaligheid vereist speciale inspanningen van ouders voor een gebalanceerde taalontwikkeling.
* De meeste meertalige kinderen ontwikkelen geen taalstoornissen, maar soms is zorgvuldige diagnostiek nodig.
* Taalproblemen bij meertalige kinderen kunnen veroorzaakt worden door onvoldoende blootstelling aan een taal, niet door meertaligheid zelf.
* Een effectief FLP houdt rekening met de taalcompetenties, attitudes, verwachtingen en sociaal-culturele netwerken van het gezin.
* De keuze voor een specifieke taalstrategie is dynamisch en kan veranderen met de tijd en de ontwikkeling van het kind.
* Ouders moeten worden aangemoedigd om de moedertaal van het kind te blijven stimuleren en ondersteunen.
* De schooltaal moet warm ontvangen worden binnen het gezin om de motivatie van het kind te bevorderen.
* **Family Language Policy (FLP):** Een bewust beleid binnen een gezin over welke talen wanneer en hoe worden gebruikt in de opvoeding.
* **OPOL (One Parent-One Language):** Eén ouder spreekt consequent één taal met het kind.
* **OSOL (One Situation-One Language):** Bepaalde situaties (bv. gezinsgesprekken) worden gekoppeld aan één specifieke taal.
* **ML@Home (Minority Language at Home):** De nadruk ligt op het cultiveren en onderhouden van de minderheidstaal thuis.
* **Additieve meertaligheid:** Voldoende stimulatie en ontwikkeling van alle talen van het kind.
* **Subtractieve meertaligheid:** Onvoldoende stimulatie en ontmoediging van de thuistaal, wat kan leiden tot semi-lingualisme.
* **Transfer:** Elementen van de ene taal worden overgedragen naar de andere, wat kan leiden tot positieve of negatieve fouten.
* **Code-switching:** Het wisselen tussen talen binnen een gesprek of zelfs binnen een zin.
* **Capacity development:** Het ontwikkelen van taalvaardigheden door formeel en informeel leren.
* **Opportunity development:** Het creëren van contexten waarin het gebruik van een taal natuurlijk, welkom en aanvaard is.
* **Desire:** De inzet voor het leren van een taal omdat dit een "beloning" met zich meebrengt.
* Ouders die een FLP ontwikkelen, krijgen een houvast en maximaliseren de communicatiekansen binnen het gezin.
* Het is cruciaal om de taalontwikkeling van meertalige kinderen nauwkeurig te diagnosticeren, rekening houdend met alle gesproken talen.
* Een te snelle of onjuiste diagnose kan leiden tot over- of onderdiagnostiek van taalstoornissen.
* De manier waarop ouders de thuistaal en de schooltaal benaderen, heeft een directe impact op de taalontwikkeling en motivatie van het kind.
### Tips
---
* Familie taalbeleid (FLP) is cruciaal voor de taalontwikkeling, zeker bij meertaligheid.
* Ouders reflecteren op de plaats van talen in de opvoeding en hun lange termijndoelen.
* Effectief FLP vereist inzicht in de gezinscontext, attitudes en sociale netwerken.
* Ouders moeten worden aangemoedigd om de moedertaal te cultiveren, wat de ontwikkeling van de tweede taal ten goede komt.
* Slechte beheersing van de moedertaal kan een rijke tweede taal bemoeilijken.
* Positieve houding van de vader heeft sterke invloed op de taalontwikkeling en attitude van het kind.
* De communicatie tussen ouders en kinderen met een beperkte kennis van elkaars talen is een uitdaging.
* Strikte talenscheiding is moeilijk; de taal met de beste communicatie tussen ouders en kind heeft prioriteit.
* Ouders moeten ondersteund worden in het ontwikkelen van hun eigen taalvaardigheden.
* Sociale netwerken van ouders spelen een rol in het behoud van taal door kinderen.
* Leeftijdsgenoten en sociale media kunnen de motivatie om talen te gebruiken beïnvloeden.
* **Familie Taalbeleid (FLP):** Een dynamisch proces dat advies vraagt op basis van specifieke gezinscontexten.
* **Capacity Development:** Ontwikkeling van taalvaardigheden door formeel en informeel leren.
* **Opportunity Development:** Contexten creëren waarin taalgebruik natuurlijk, welkom en aanvaard is.
* **Desire:** De inzet om taal te leren omdat het een "beloning" met zich meebrengt.
* **Culturele Marker:** De moedertaal als integraal onderdeel van identiteit en culturele achtergrond.
* **Communicatiekloof:** Potentiële kloof tussen ouders en kinderen door taalverschillen.
* **Taalattitude ouders:** Overtuigingen en ideeën over meertaligheid, beïnvloedend het leren en de motivatie van het kind.
* **Co-parenting:** Ondersteuning van beide ouders voor het meertalige project.
* **Gezinsgesprek FLP:** Discussie over de plaats van talen, lange termijndoelen, ondersteuning en verantwoording.
* Effectieve FLP draagt bij aan succesvolle meertalige taalverwerving en positieve attitudes.
* Een gebrek aan ondersteuning kan leiden tot onvoldoende taalontwikkeling, vooral bij kinderen met een minderheidstaal thuis.
* De rol van de school en buitenschoolse activiteiten is essentieel voor de ontwikkeling van de schooltaal.
* Ouders met beperkte taalvaardigheden hebben specifieke ondersteuning nodig om hun eigen taalvaardigheden te verbeteren.
### Tip
### Voorbeeld
---
* Familie taalbeleid (FLP) is cruciaal voor meertalige opvoeding, waarbij bewuste keuzes gemaakt worden over de plaats van talen.
* Effectief familie taalbeleid draagt bij aan taalcompetenties, attitudes en sociale cohesie binnen het gezin en daarbuiten.
* Logopedische diagnostiek en behandeling moeten rekening houden met meertaligheid, de culturele context en de specifieke behoeften van het kind en het gezin.
* **Familie Taalbeleid (FLP):** Een dynamisch proces waarbij ouders reflecteren op de rol van talen in de opvoeding, rekening houdend met competenties, attitudes, verwachtingen en sociale netwerken.
* **Additieve meertaligheid:** Voldoende stimulatie en ontwikkeling van alle talen, waarbij de moedertaal positief wordt gewaardeerd en gecultiveerd.
* **Subtractieve meertaligheid:** Onvoldoende stimulatie en ontwikkeling van de thuistaal, die ontmoedigd wordt door de omgeving, met risico op semi-lingualisme.
* **Code-switching:** Het wisselen tussen talen binnen eenzelfde gesprek of zelfs zin.
* **Transfer:** Elementen van de ene taal die doorwerken in de andere taal (positief of negatief).
* **Cryptofasie/Idioglossa:** Een "geheimtaal" die door tweelingen ontwikkeld wordt en enkel door hen begrepen wordt.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Het betrekken van verschillende professionals (logopedist, arts, psycholoog, etc.) om een volledig beeld te krijgen van de problematiek.
* **ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health):** Een raamwerk voor het beschrijven van gezondheid en disability, dat kijkt naar medische gegevens, ontwikkeling (cognitief, sociaal-emotioneel, motorisch), en functioneren.
* Meertaligheid vereist speciale inspanningen van ouders; het is geen garantie voor een taalstoornis, maar een nauwkeurige diagnostiek is essentieel.
* Taalstoornissen (zoals TOS/DLD) komen bij meertalige kinderen met gelijke prevalentie voor als bij eentalige kinderen.
* Meertaligheid is nooit de oorzaak van een specifieke taalstoornis (SLI).
* Onderzoek toont aan dat tweelingen, zelfs bij uitsluiting van pre- en perinatale complicaties, lager scoren op taaltaken dan eenlingen.
* De taalontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down vertoont kenmerken van vertraging, met receptieve taalvaardigheden die vaak beter zijn dan expressieve.
* Kinderen met autisme lopen risico op ernstige taal- en communicatiestoornissen, waaronder echolalie en problemen met pragmatiek.
* Kinderen met ADHD kunnen articulatie-, expressieve en receptieve taalstoornissen vertonen, vaak gerelateerd aan aandachtsproblemen.
* Ouders moeten ondersteund worden bij het ontwikkelen van een effectief familie taalbeleid, dat rekening houdt met hun specifieke context en doelen.
* Logopedische interventies moeten flexibel zijn en aangepast aan de talen die het kind thuis en op school gebruikt.
* Het is cruciaal om taalproblemen bij meertalige kinderen niet te diagnosticeren op basis van eentalige normen; alle talen moeten onderzocht worden.
* De rol van de thuistaal als culturele marker en voor sociale cohesie binnen het gezin is van groot belang.
* De communicatie tussen ouders en kinderen kan beïnvloed worden door taalverschillen; het bevorderen van een gedeelde communicatietaal is een prioriteit.
* Samenwerking met tolken en taalanalisten is noodzakelijk voor accurate diagnostiek bij meertalige kinderen.
### Mogelijke oorzaken van taalachterstand bij tweelingen
* Obstetrische en perinatale complicaties (minder ruimte, verhoogd risico op vroeggeboorte).
### Communicatiemethoden bij slechthorende en dove kinderen
### Behandeling van taalstoornissen
---
# Behandeldoelen en materiaalgebruik in taaltherapie
### Kernidee
* De focus ligt op de specifieke inhoud van pagina 45 van het document.
* Eventuele theorie of definities die niet op deze pagina voorkomen, worden niet herhaald.
* Er wordt aangenomen dat eerdere delen reeds behandeld zijn, tenzij dit het eerste deel is.
### Kernelementen
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) worden onderverdeeld in primaire (op zichzelf staand) en secundaire (gevolg van andere problemen).
* Primaire TOS is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis van genetische oorsprong.
* Kenmerken van primaire TOS zijn een significante achterstand in taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten.
* Deze stoornis kan zich manifesteren in zowel taalbegrip als taalproductie, en in alle taalaspecten (fonologie, semantiek, morfosyntaxis, pragmatiek).
* Exclusiecriteria voor primaire TOS omvatten het uitsluiten van gehoorverlies, lage non-verbale intelligentie, afwijkingen aan spraakorganen, neurologische afwijkingen, contactstoornissen, extreme deprivatie of onvoldoende taalaanbod.
* Discrepantiecriteria tussen taalfunctioneren en chronologische leeftijd (CL) of mentale leeftijd (ML) kunnen worden gehanteerd.
* Stark en Tallal (1981) hanteren een achterstand van minstens 6 maanden voor begrip en 12 maanden voor productie ten opzichte van de mentale leeftijd.
* Tomblin et al. (1997) en Paul (2001) hanteren een criterium van een score onder het 10e percentiel op minstens twee onderdelen van een taaltest.
* Er is discussie over de hantering van exclusie- en discrepantiecriteria, met een voorkeur voor combinaties vanwege comorbiditeit.
* Taalachterstanden kunnen voorbijgaand (VSTO) of persisterend (TOS) zijn, met variatie in ernst en voorspelbaarheid.
* Kinderen met VSTO kunnen leeftijdsgenoten inhalen, terwijl kinderen met TOS logopedische hulp nodig hebben en hun achterstand niet volledig inhalen.
* Lingwistische modellen bieden verklaringen voor de taalontwikkeling, vaak gericht op de morfosyntaxis.
* De 'surface hypothesis' stelt dat elementen die minder toegankelijk zijn in de waarneming, wegvallen in de taalproductie.
* De 'sparse morphology hypothesis' suggereert dat typologische verschillen tussen talen invloed hebben op de verwerving ervan.
* De 'missing feature hypothesis' stelt dat semantisch-syntactische kenmerken voor het selecteren van grammaticale morfemen ontbreken.
* De 'grammatical agreement deficit hypothesis' richt zich op tekorten in de congruentie tussen PV en subject.
* De 'extended optional infinitive hypothesis' is relevant voor het onderscheid tussen kinderafasie en DLD.
* Kinderafasie (TOS tgv hersenletsel) onderscheidt zich van TOS door een aantoonbaar hersenletsel.
* De diagnose van TOS op jonge leeftijd is moeilijk door de variatie in normale taalontwikkeling.
* Risicofactoren voor een persisterende taalachterstand zijn onder andere jong geslacht, familiegeschiedenis, zwakke nonsenswoordenherhaling, zwak taalbegrip en ernstige taalachterstand.
* TOS kan negatieve gevolgen hebben voor de algehele ontwikkeling, schoolsucces en sociaal-emotioneel functioneren.
---
* Taaltherapie richt zich op het verbeteren van de communicatieve en talige ontwikkeling van het kind.
* De behandeling is communicatief en staat het kind centraal, niet de grammatica of woordenschat op zich.
* De sociale en culturele context van het kind wordt meegenomen om communicatie te bevorderen.
### Belangrijke overwegingen bij taaltherapie
* **Behandeldoelen:**
* Verbeteren van taalvorm (fonologie, morfologie, syntaxis).
* Verbeteren van taalinhoud (semantiek, lexicon).
* Verbeteren van taalgebruik (pragmatiek, communicatieve vaardigheden).
* Behandelen van spreekangst en het omgaan met taalgemengde uitingen.
* Bevorderen van de moedertaal en/of tweede taal, afhankelijk van de behoeften.
* **Materiaalgebruik:**
* Materiaalgebruik is afhankelijk van de leeftijd en het taalniveau van het kind.
* Voor jonge kinderen (< 4 jaar) wordt vaak speelmateriaal gebruikt om taal in de "hier en nu" context te stimuleren.
* Voor oudere kinderen (> 4 jaar) kan observatie zonder specifiek materiaal nuttig zijn voor het vastleggen van verleden tijd en meer algemene taalaspecten.
* Visueel materiaal is vaak effectief, vooral voor kinderen met auditieve verwerkingsproblemen.
### Behandelstrategieën en aanpak
* **Directe behandeling:** Gericht op specifieke taalvaardigheden zoals pragmatiek, fonologie, semantiek, morfologie en syntaxis.
* **Indirecte behandeling:** Advies aan ouders over taalinput thuis, het vermijden van schuldgevoelens, en het behoud van de moedertaal.
- **Taalkeuze behandeling:** De keuze van de taal voor therapie hangt af van de behoeften van het kind en de mogelijkheden van de logopedist. Meestal wordt Nederlands gebruikt voor directe behandeling,
* **Family Language Policy (FLP):** Ouders worden geholpen bij het reflecteren op de plaats van verschillende talen in de taalopvoeding en het stellen van lange termijn doelen.
* **Samenwerking met ouders:** Cruciaal voor succes, inclusief het inlichten over doelstellingen, werkwijze en het wegnemen van schuldgevoelens bij het spreken van de moedertaal.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Essentieel om alle beïnvloedende factoren (medisch, cognitief, sociaal-emotioneel, motorisch) in kaart te brengen.
### Belangrijke nuances in taaltherapie
* Het is niet altijd realistisch om perfecte beheersing van de Nederlandse taal als einddoel te stellen bij meertalige kinderen.
* Een taalstoornis (SLI/DLD) is een primaire stoornis en meertaligheid is nooit de oorzaak ervan.
* Het onderscheid tussen een taalprobleem door verminderde blootstelling en een daadwerkelijke taalstoornis is cruciaal voor correcte diagnostiek en behandeling.
* Dynamisch onderzoek, inclusief hertesten na een periode van therapie, kan helpen bij het verduidelijken van de diagnose.
---
* Taaltherapie richt zich op het verbeteren van zowel het taalbegrip als de taalproductie.
* Het materiaalgebruik is afhankelijk van de specifieke taalcomponenten (fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek, pragmatiek) en de leeftijd/fase van het kind.
* Er is een voortdurende evaluatie van de voortgang van het kind om behandeldoelen bij te stellen.
### Taalcomponenten en materiaalgebruik
* **Fonologie:**
* Materialen voor het identificeren en produceren van klanken.
* Focus op het persisteren van fonologische vereenvoudigingsprocessen bij kinderen met TOS.
* Therapie kan zich richten op het onderscheiden van spraakklanken en de analyse/synthese ervan.
* **Semantiek (Woordenschat):**
* Gebruik van woordkaarten, afbeeldingen, en concrete objecten voor woordverwerving.
* Aandacht voor woordvindingsproblemen en het gebruik van hyperoniemen.
* Behandeldoelen omvatten de uitbreiding van zowel passieve als actieve woordenschat.
* **Morfologie en Syntaxis (Zinsbouw):**
* Materialen gericht op het correct gebruiken van woordsoorten (functionele en lexicale categorieën).
* Zinsbouw oefenen met zinsbouwkaarten, plaatjes van zinnen, en het nabouwen van zinnen.
* Therapie kan zich richten op het verminderen van dysgrammatisme en agrammatisme.
* **Pragmatiek (Taalgebruik):**
* Rollenspellen, interactieve verhalen, en sociale scripts om communicatieve vaardigheden te oefenen.
* Focus op het introduceren van gespreksonderwerpen, geven van antwoorden, en herstelstrategieën.
* Oefenen met het begrijpen en gebruiken van non-verbale communicatie (intonatie, mimiek).
### Fasen van taalontwikkeling en behandeldoelen
* **Voortalige fase (0-12 maanden):**
* Stimuleren van gevarieerd brabbelen met behulp van zingen, rijmpjes en interactief spel.
* Observatie van vocaliseren en brabbelpatronen.
* **Vroegtalige fase (12 maanden - 2,5 jaar):**
* Bevorderen van taalbegrip door het aanbieden van visuele stimuli en het vereenvoudigen van taal.
* Stimuleren van woordproductie en het aanpakken van woordvindingsmoeilijkheden.
### Specifieke aandachtspunten
### Diagnostiek en Behandeling
---
* De specifieke behandeling van taalontwikkelingsstoornissen (TOS) is afhankelijk van de individuele kenmerken van het kind en de taalcomponenten die getroffen zijn.
* Materiaalgebruik in taaltherapie dient functioneel te zijn, gericht op de communicatieve behoeften van het kind en ondersteunend aan de gestelde behandeldoelen.
### Sleutelbegrippen
* **Behandeldoelen:** Specifieke, meetbare doelen gericht op het verbeteren van taalvorm, taalinhoud, taalgebruik en communicatieve vaardigheden.
* **Materiaalgebruik:** Inzet van concrete, visuele, auditieve of digitale middelen om taalbegrip en taalproductie te stimuleren.
* **Communicatieve benadering:** Focus op het verbeteren van de algemene communicatieve vaardigheden van het kind in plaats van geïsoleerde taalelementen.
* **Functionele taal:** Taal die het kind kan gebruiken in reële communicatiesituaties.
* **Zelfstandige naamwoorden en werkwoorden:** Vaak de eerste woordsoorten die een kind leert en die als basis kunnen dienen voor verdere taalontwikkeling.
* **Woordenschat:** Het vocabulaire dat een kind kent en gebruikt.
* **Morfosyntaxis:** De regels voor woordvorming en zinsbouw.
* **Fonologie:** De klankleer van een taal.
* **Pragmatiek:** Het taalgebruik in sociale contexten.
* **Metalinguïstisch bewustzijn:** Het vermogen om over taal na te denken.
### Implicaties van TOS voor therapie
* **Variabiliteit van TOS:** De heterogeniteit van TOS vereist een gedifferentieerde aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met subtypen zoals fonologisch-syntactische stoornissen of semantisch-pragmatische stoornissen.
* **Lees- en schrijfproblemen:** Kinderen met TOS hebben een verhoogd risico op lees- en schrijfproblemen, wat de keuze van behandeldoelen en materialen kan beïnvloeden.
* **Co-morbiditeit:** De aanwezigheid van andere stoornissen (bv. ADHD, dyslexie) noodzaakt een multidisciplinaire aanpak en integratie van behandeldoelen.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Een breed scala aan onderzoeken (medisch, audiologisch, psychologisch, logopedisch) is cruciaal voor een accurate diagnose en behandelplanning.
### Materiaalgebruik in de praktijk
* **Concrete materialen:** Prentenboeken, speelgoed, objecten en spelletjes zijn essentieel om nieuwe woorden en concepten te introduceren en te oefenen.
* **Visuele ondersteuning:** Visuele schema's, picto's en gebaren kunnen het taalbegrip en de taalproductie ondersteunen, met name bij kinderen met auditieve verwerkingsproblemen.
* **Taalspellen:** Spellen die gericht zijn op woordenschat, zinsbouw, fonologie of pragmatiek kunnen motiverend werken.
* **Digitale middelen:** Apps en software kunnen worden ingezet voor gerichte oefening van specifieke taalvaardigheden, mits deze passend zijn bij het kind en het behandeldoel.
* **Functionele oefeningen:** Het oefenen van taal in betekenisvolle communicatiesituaties, zoals rollenspellen of het beschrijven van gebeurtenissen.
* **Aanpassing van materiaal:** Materialen dienen aangepast te worden aan de leeftijd, het niveau en de interesse van het kind.
* **Rol van ouders:** Ouders kunnen betrokken worden bij het oefenen met specifieke materialen thuis, met duidelijke instructies en adviezen.
### Behandelbenaderingen en materiaalafstemming
* **Directe therapie:** Gericht op het verbeteren van specifieke taalvaardigheden zoals fonologie, semantiek, morfosyntaxis en pragmatiek. Materialen worden gekozen om deze specifieke vaardigheden te oefenen.
* **Indirecte therapie:** Advies aan ouders en leerkrachten over taalstimulering in de natuurlijke omgeving. Dit kan inhouden hoe ze thuis met bepaalde materialen kunnen oefenen om de taalontwikkeling te ondersteunen.
### Behandeldoelen per taalcomponent
---
* Taaltherapie streeft naar het verbeteren van de communicatieve en talige ontwikkeling van het kind.
* De focus ligt op het kind en diens communicatieve behoeften, niet enkel op grammatica of woordenschat.
* Therapie is zowel direct (gerichte behandeling) als indirect (advies aan omgeving).
### Kernconcepten
* **Directe behandeling:** Gericht op taalvaardigheid (pragmatiek, fonologie, semantiek, morfologie, syntaxis).
* Aandacht voor specifieke aspecten zoals taalgemengde uitingen en stopwoorden.
* Ruimte voor gesprek rond emoties en attitude.
* **Indirecte behandeling:** Advies aan huis, focus op taalinput en het vermijden van schuldgevoelens bij ouders.
* Ondersteuning bij het behoud van de moedertaal en het aantal talen dat het kind leert.
* **Taalkeuze behandeling:** Gebaseerd op de behoeften van het kind en de mogelijkheden van de logopedist.
* Vaak directe behandeling in het Nederlands en indirecte behandeling in de moedertaal.
* Verbeteren van spraakverstaanbaarheid en fonologische vaardigheden.
* Uitbreiden van woordenschat en semantiek.
* Ontwikkelen van morfologische en syntactische vaardigheden.
* Verbeteren van pragmatische vaardigheden en sociaal-communicatief functioneren.
* Stimuleren van metalinguïstisch bewustzijn.
* Keuze van materiaal hangt af van de leeftijd en het taalniveau van het kind.
* Voor observaties bij kinderen jonger dan vier jaar wordt altijd materiaal gebruikt.
* Bij oudere kinderen kan materiaal ingezet worden voor gesprekken buiten het hier-en-nu.
* Materiaal kan visueel of auditief zijn, afhankelijk van de ondersteuningsbehoeften.
### Belangrijke overwegingen
* **Samenwerking met ouders:** Essentieel voor het succes van de behandeling.
* Ouders informeren over doelen en werkwijze.
* Ouders adviseren over taalinput thuis.
* **Behandelplan:** Moet flexibel zijn en aangepast worden aan de evolutie van het kind.
### Casusgebonden toepassing
---
* Behandeldoelen en materiaalgebruik zijn cruciaal voor effectieve taaltherapie, specifiek gericht op de individuele behoeften van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS).
* De keuze van materialen en de focus van de behandeling worden bepaald door de specifieke stoorniskenmerken en de fase van taalontwikkeling.
### Belangrijke feiten
* De anamnese en observaties vormen de basis voor het stellen van behandeldoelen en het selecteren van materialen.
* Materialen moeten aansluiten bij de cognitieve en taalleeftijd van het kind, met een voorkeur voor visueel materiaal bij auditieve verwerkingsproblemen.
* De ICF-classificatie helpt bij het vaststellen van behandeldoelen op verschillende levensdomeinen.
* Ouderbegeleiding is een essentieel onderdeel van de behandeling om de communicatie thuis te stimuleren.
* Bij meertalige kinderen is het belangrijk om de talige omgeving en de attitude ten opzichte van de verschillende talen in kaart te brengen.
### Belangrijke concepten
* **Dynamisch onderzoek:** Continue evaluatie van de vooruitgang en bijstelling van behandeldoelen.
* **Communicatieve benadering:** Therapie gericht op het bevorderen van de communicatieve vaardigheden van het kind in zijn omgeving.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Samenwerking met andere disciplines (medisch, pedagogisch-psychologisch, psychomotorisch) om een volledig beeld te krijgen van het kind.
* **Family Language Policy (FLP):** Een beleid dat ouders helpt nadenken over de plaats van verschillende talen in de taalopvoeding van hun kinderen.
* **Terugbetalingsmodaliteiten:** Specifieke criteria en procedures voor vergoeding van logopedische sessies, variërend per indicatie (taalstoornis, dysfasie).
### Implicaties
* Effectieve behandeling vereist een gepersonaliseerde aanpak, waarbij de behandeldoelen en materialen voortdurend worden geëvalueerd en aangepast.
* De samenwerking met ouders en de sociale context van het kind zijn bepalend voor het succes van de therapie.
* Bij meertalige kinderen is het cruciaal om een taalstoornis te onderscheiden van vertragingen veroorzaakt door verminderde blootstelling aan één taal.
* Vroegtijdige interventie en een adequate diagnostiek zijn essentieel voor een positieve prognose.
* De keuze voor behandeling hangt af van de ernst van de taalstoornis, de talen die het kind beheerst en de specifieke behoeften van het kind en het gezin.
---
# Morfosyntactische therapie en taalverwerving bij kinderen
### Kernidee
* Morfosyntactische therapie richt zich op problemen in de interne woordstructuur (morfologie) en de zinsopbouw (syntaxis) bij kinderen.
* Deze therapie is een onderdeel van de bredere aanpak van taalontwikkelingsstoornissen (TOS).
### Belangrijke concepten
* **Morfologie**: De interne structuur van woorden, inclusief woordvorming en woordverbuiging.
* **Syntaxis**: De regels die bepalen hoe woorden worden gecombineerd tot zinnen.
* **Morfosyntactische problemen**: Moeilijkheden met het correct gebruiken van functiewoorden (lidwoorden, voornaamwoorden, hulpwerkwoorden), flexiemorfemen (uitgangen van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden) en het opbouwen van complexe zinnen.
* **Specifieke Taalontwikkelingsstoornis (TOS)**: Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door een significante achterstand in de taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten, zonder duidelijke andere oorzaken.
### Kenmerken van morfosyntactische problemen
* **Expressie**:
* Beperkte lengte en complexiteit van uitingen.
* Problemen met functionele categorieën zoals flexiemorfemen, hulpwerkwoorden, lidwoorden, vervoegingen en congruentie (overeenkomst in getal en persoon).
* Minder problemen met lexicale categorieën (zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden).
* **Receptie**:
* Minder bekend dan expressieve problemen.
* Moeite met het begrijpen van passieve zinnen.
* Problemen met het begrijpen van actieve zinnen met overgankelijke werkwoorden en ingebedde zinnen.
* In het Nederlands: minder begrip van relaties tussen onderwerp en werkwoord, en moeite met voornaamwoorden en werkwoordvervoegingen.
* Vervoegingsfouten komen frequent voor.
### Stoorniskenmerken per taalcomponent (focus morfosyntaxis)
* **Morfosyntactische ontwikkeling**:
* Achterstand in de morfologische ontwikkeling.
* Ongelijke verwerving van grammaticale morfemen, vaak in dezelfde volgorde als bij normale ontwikkeling, maar vertraagd.
* Vervoegingen en verbuigingen zijn ernstiger verstoord dan de syntaxis.
* Congruentiefouten (onderwerp-werkwoord, lidwoord-zelfstandig naamwoord) zijn veelvoorkomend.
* Moeite met werkwoordvervoegingen.
### Belangrijke overwegingen voor therapie
* Morfosyntactische problemen kunnen een hardnekkig karakter hebben (dysgrammatisme).
* De aanpak vereist geduld en een focus op zowel begrip als productie.
* Therapie moet rekening houden met de individuele kenmerken van het kind en de specifieke taal.
---
* Morfosyntactische problemen vormen een belangrijk aspect binnen taalontwikkelingsstoornissen (TOS), met name bij kinderen met specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) of Developmental Language Disorder (DLD).
* Deze problemen uiten zich zowel in taalproductie als taalbegrip en beïnvloeden de zinsbouw, woordvolgorde en het gebruik van functionele categorieën.
### Belangrijke feiten
* Kinderen met TOS/DLD tonen expressieve problemen met beperkte lengte en complexiteit van uitingen.
* Ze hebben moeite met functionele categorieën zoals flexiemorfemen, hulpwerkwoorden, lidwoorden en vervoegingen.
* Problemen met lexicale categorieën zijn minder frequent.
* Bij receptie zijn er problemen met het begrijpen van passieve zinnen, actieve zinnen met transitieve werkwoorden en ingebedde zinnen.
* Specifieke problemen in het Nederlands omvatten minder oorzaak-gevolg relaties, minder vragende en werkwoordrelaties, en fouten in de vervoeging van werkwoorden.
* Woordvindingsproblemen, lexicaal-semantische tekorten en semantisch-pragmatische stoornissen komen ook voor, naast fonologische en syntactische problemen.
* **Morfosyntaxis:** De interne structuur van woorden (morfologie) en de zinsopbouw (syntaxis).
* **Functionele categorieën:** Woorden die een grammaticale rol vervullen (bv. lidwoorden, hulpwerkwoorden).
* **Lexicale categorieën:** Woorden die inhoudelijke betekenis dragen (bv. zelfstandige naamwoorden, werkwoorden).
* **Semantisch-pragmatische stoornis:** Moeilijkheden met betekenis en taalgebruik in context.
* **Fonologische stoornis:** Problemen met spraakklanken en klankpatronen.
### Implicaties
* Morfosyntactische tekorten kunnen leiden tot beperkte communicatieve vaardigheden en moeite met schoolse taken die complexe taal vereisen.
* Vroege interventie en gerichte therapie zijn cruciaal om deze problemen aan te pakken en de algehele taalontwikkeling te ondersteunen.
* De diagnostiek en behandeling vereisen een grondige analyse van zowel het taalbegrip als de taalproductie op verschillende taalniveaus.
* Behandeling richt zich op het expliciet aanleren van grammaticale regels en structuren, vaak met visuele ondersteuning.
---
* Morfosyntactische problemen zijn een veelvoorkomend kenmerk van Specifieke Taalontwikkelingsstoornissen (TOS).
* Deze problemen manifesteren zich zowel in de receptie (begrip) als productie (spreken) van taal.
* De ernst en aard van deze problemen kunnen sterk variëren tussen kinderen.
* Kinderen met TOS hebben vaak moeite met functionele categorieën zoals flexiemorfemen, hulpwerkwoorden en lidwoorden.
* Problemen met de vervoeging en congruentie van werkwoorden komen frequent voor.
* Morfosyntactische problemen kunnen leiden tot een beperkte zinslengte en complexiteit in de uitingen.
* In de receptie zijn er minder bekendheden, maar zinsbegrip van passieve zinnen en ingebedde zinnen kan getroffen zijn.
* Nederlands-sprekende kinderen met TOS tonen vaak minder relaties tussen onderwerp en werkwoord, en problemen met voornaamwoorden en werkwoordvervoegingen.
* Lexicaal-semantische problemen, zoals een beperkte woordenschat en woordvindingsmoeilijkheden, kunnen de morfosyntactische ontwikkeling beïnvloeden.
* Semantisch-pragmatische problemen, waaronder moeite met het introduceren van gespreksonderwerpen en het geven van passende antwoorden, zijn ook gerelateerd.
* Fonologische problemen, zoals het hardnekkig toepassen van vereenvoudigingsprocessen, verminderen de spraak verstaanbaarheid en correleren vaak met grammaticale problemen.
* **Morfologie:** De interne structuur van woorden, inclusief flexie (verbuiging, vervoeging).
* **Syntaxis:** De opbouw van zinnen en de relaties tussen woorden daarin.
* **Functionele categorieën:** Woorden die een grammaticale functie vervullen (bv. lidwoorden, voornaamwoorden, hulpwerkwoorden).
* **Lexicale categorieën:** Woorden die inhoudelijke betekenis dragen (bv. zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden).
* **Dysgrammatisme:** Hardnekkige moeilijkheden met het correct toepassen van grammaticale regels.
* **Agrammatisme:** Een meer extreme vorm waarbij telegramstijl kenmerkend is, met weglating van veel grammaticale elementen.
* **Fonologische vereenvoudigingsprocessen:** Systematische manieren waarop kinderen klanken in woorden weglaten of vervangen om spraak gemakkelijker te maken.
* Morfosyntactische problemen vereisen specifieke interventies gericht op grammaticale structuren en woordvorming.
* Het begrijpen van de interactie tussen woordenschat, fonologie en morfosyntax is cruciaal voor effectieve therapie.
* Vroege diagnostiek en interventie zijn essentieel om de negatieve impact op de algehele taalontwikkeling en schoolse vaardigheden te beperken.
* De dynamische aard van TOS betekent dat interventies flexibel moeten zijn en kunnen worden aangepast aan de veranderende behoeften van het kind.
* Effectieve morfosyntactische therapie kan leiden tot verbeterde taalproductie, beter taalbegrip en verbeterde communicatieve vaardigheden.
- > **Tip:** Focus bij de therapie niet alleen op het correct gebruiken van grammaticale regels, maar ook op het begrijpen van de functie van deze regels in communicatie
---
* Morfosyntactische problemen bij kinderen met Developmental Language Disorder (DLD) manifesteren zich in zowel expressie als receptie.
* Therapie richt zich op het verbeteren van zowel de taalvaardigheid als de communicatie van het kind, met aandacht voor de sociale en culturele context.
### Belangrijkste feiten
* Kinderen met DLD hebben moeite met functionele categorieën zoals flexiemorfemen, hulpwerkwoorden, lidwoorden en vervoegingen.
* Receptieproblemen bij morfosyntaxis zijn minder bekend dan expressieve problemen.
* Nederlandstalige kinderen met DLD tonen minder relaties tussen zelfstandig naamwoorden en werkwoorden, en minder correct gebruik van voornaamwoorden en werkwoordvervoegingen.
* Woordvindingsproblemen, het substitueren van woorden en het gebruik van hyperoniemen komen voor bij het lexicaal-semantisch subtype.
* Kinderen met DLD hebben moeite met het introduceren van gespreksonderwerpen, het geven van passende antwoorden en het introduceren van referenten voor verwijswoorden.
* Fonologische vereenvoudigingsprocessen die normaal verdwijnen, persisteren bij kinderen met DLD na 4 jaar.
* Ongeveer 80% van de kinderen met DLD heeft zowel fonologische als grammaticale problemen.
* Stoornissen kunnen zich manifesteren in de loop van de tijd, met variatie in ernst en linguïstisch profiel.
* Comorbiditeit met lees- en schrijfproblemen, dyslexie, motorische, gedrags- en aandachtsproblemen is frequent.
### Belangrijkste concepten
* **Morfosyntactische problemen:** Moeilijkheden met de interne woordstructuur (morfologie) en de zinsopbouw (syntaxis).
* **Expressieve taalproblemen:** Beperkte lengte en complexiteit van uitingen.
* **Receptieve taalproblemen:** Minder goed begrip van zinsconstructies.
* **Fonologische vereenvoudigingsprocessen:** Vereenvoudigingen in de uitspraak van klanken die normaal verdwijnen.
* **Lexicaal-semantisch type:** Problemen met woordenschat en betekenis.
* **Semantisch-pragmatisch type:** Moeilijkheden met taalgebruik in sociale contexten.
* **Fonologisch-syntactische stoornis:** Combinatie van fonologische en grammaticale problemen.
* **Comorbiditeit:** Gelijktijdig voorkomen van meerdere stoornissen of problemen.
* **Dynamisch profiel:** De stoornis kan in de loop van de tijd veranderen.
* Therapie moet zich richten op het verbeteren van zowel de grammaticale correctheid als de communicatieve effectiviteit.
* Er is aandacht nodig voor de fonologische component, aangezien deze de spraakverstaanbaarheid direct beïnvloedt.
* De hoge prevalentie van comorbiditeit vereist een multidisciplinaire aanpak.
* Ondersteuning bij het verwerven van lees- en schrijfvaardigheden is cruciaal, gezien de sterke correlatie met taalontwikkeling.
* De heterogeniteit van DLD vereist een gepersonaliseerde therapeutische aanpak.
### Tips
---
* Morfosyntactische therapie richt zich op problemen in de interne woordstructuur (morfologie) en de zinsopbouw (syntaxis).
* Deze problemen zijn vaak onderdeel van bredere taalontwikkelingsstoornissen (TOS) of specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI).
* Morfosyntactische problemen uiten zich in expressie als beperkte lengte/complexiteit van uitingen en problemen met functionele categorieën (flexiemorfemen, hulpwerkwoorden, lidwoorden, vervoeging, congruentie).
* Recptie van morfosyntactische informatie is minder bekend, maar problemen met het begrijpen van passieve zinnen, actieve zinnen met overgankelijke werkwoorden en ingebedde zinnen kunnen voorkomen.
* Nederlandstalige kinderen met TOS laten minder O- en ww-relaties zien, en minder vnw en ww-vervoegingen.
* Vervoegingsfouten komen frequent voor.
* Dysgrammatisme verwijst naar hardnekkige moeilijkheden in de grammaticale ontwikkeling, vaak gekenmerkt door een telegramstijl.
* Agrammatisme is een meer extreme vorm waarbij enkel telegramstijl wordt gebruikt.
### Kernconcepten
* **Flexiemorfemen:** Kleine woorddelen die grammaticale informatie toevoegen (bv. meervoud, tijden).
* **Functionele categorieën:** Woordsoorten die een grammaticale functie vervullen in de zin (bv. lidwoorden, voorzetsels).
* **Lexicale categorieën:** Woordsoorten die inhoudelijke betekenis dragen (bv. zelfstandige naamwoorden, werkwoorden).
* **Congruentie:** Overeenkomst in grammaticale kenmerken (bv. getal, persoon) tussen verschillende woorddelen (bv. onderwerp en werkwoord).
* **Telegramstijl:** Kortaf, functionele woorden weggelaten, nadruk op inhoudswoorden.
* Behandeling richt zich op het aanleren van grammaticale regels en patronen, vaak door middel van expliciete instructie en veel oefening.
* Behandelmethoden kunnen variëren van directe instructie van grammaticale regels tot meer impliciete benaderingen in communicatieve contexten.
* Het aanpakken van morfosyntactische problemen is cruciaal voor de algemene taalontwikkeling en schoolse prestaties.
* Een sterke focus op zowel begrip als productie van grammaticale structuren is noodzakelijk.
* **Tip:** Gebruik visuele ondersteuning en concrete voorbeelden om grammaticale concepten te verduidelijken.
* **Tip:** Herhaling en generalisatie van grammaticale regels over verschillende contexten zijn essentieel voor een duurzaam effect.
* **Tip:** Stem de behandeling af op de specifieke taalbehoeften en de leeftijd van het kind.
---
# Logopedische aspecten van gehoorrevalidatie
### Kernidee
* Gehoorrevalidatie focust op het optimaliseren van auditieve vaardigheden na gehoorverlies of -beperking.
* De logopedische rol is cruciaal in het begeleiden van personen met gehoorverlies door middel van specifieke interventies.
### Kernbegrippen
* **Conductief gehoorverlies:** Verlies veroorzaakt door problemen in het buitenoor of middenoor, vaak reversibel.
* **Neurosensorieel gehoorverlies:** Verlies veroorzaakt door schade aan het binnenoor (cochlea) of gehoorzenuw, meestal permanent.
* **Gemengd gehoorverlies:** Een combinatie van conductief en neurosensorieel gehoorverlies.
* **Leeftijd van onset:** Het moment waarop het gehoorverlies optreedt, beïnvloedt de taalontwikkeling significant.
* **Gecorrigeerde leeftijd:** De leeftijd van een prematuur geboren kind alsof het voldragen was, gebruikt voor ontwikkelingsevaluatie.
### Belangrijke factoren
* **Ernst van slechthorendheid:** Hoger gehoorverlies leidt tot meer vertraging in taalontwikkeling.
* **Leeftijd van detectie en revalidatie:** Vroege identificatie en interventie zijn cruciaal voor optimale taalontwikkeling.
* **Intelligentie:** De mate van non-verbale intelligentie correleert met taalontwikkeling bij gehoorverlies.
* **Nevenproblematiek:** Comorbiditeit met andere stoornissen (motorisch, visueel, cognitief, SLI) beïnvloedt de aanpak.
### Taalontwikkeling bij slechthorendheid
#### Licht en tijdelijk gehoorverlies (< 40 dB)
* **Otitis media (OME):** Kan tijdelijke gehoorverliezen veroorzaken met wisselende impact op taal.
* **Impact op STO:** Gering en meestal niet blijvend, tenzij gecombineerd met andere risicofactoren.
#### Matig tot ernstig gehoorverlies (41-90 dB)
* **Spraakperceptie:** Ernstig belemmerd, zowel bottom-up (fomeenherkenning) als top-down (contextueel begrip).
* **Fonologische ontwikkeling:** Vertraagde en belemmerde ontwikkeling van klanken en klankstructuren.
* **Spraakproductie:** Spraakverstaanbaarheid is significant verminderd, met fonologische problemen die aanhouden.
* **Semantische ontwikkeling:** Kleiner passief lexicon en tragere woordenschatontwikkeling; actieve woordenschat kent een latere spurt.
* **Morfosyntactische ontwikkeling:** Grote achterstand in zowel begrip als productie, met onvolledige zinsvorming.
* **Pragmatische ontwikkeling:** Passieve communicatiestijl, moeite met het voeren van gesprekken en herstelstrategieën.
### Taalontwikkeling bij dove kinderen (prelinguale doofheid)
* **Gesproken taal:** Ontwikkeling is laat, vertraagd en/of gestoord.
* **Belang van vroege begeleiding:** Cruciaal voor taalverwerving, hoewel het geen taalstoornis is indien er een toegankelijk taalaanbod is.
* **Interventie:** Vroegtijdige interventie, ouderbegeleiding en stimulatie van communicatie zijn essentieel.
* **Communicatiemethoden:** Gebarentaal (NGT), Nederlands met gebaren (NmG), en alternatieven zoals braille of haptische gebaren.
### Taalontwikkeling bij cochleair implantaat (CI)
* **Voordelen CI:** Betere auditieve vaardigheden, grotere woordenschat, betere spraakproductie en hoger taalniveau vergeleken met conventionele hoorapparaten.
* **Kloof met horenden:** Kan echter met de leeftijd groter worden.
### Gebarentaal (Nederlandse Gebarentaal - NGT)
### Taalontwikkeling bij blindheid en slechtziendheid
### Taalontwikkeling en neuropsychiatrische stoornissen
#### Aandachtsstoornissen (ADHD)
#### Autismespectrumstoornissen (ASS)
### Taalontwikkeling bij tweelingen
### Diagnostiek van TOS bij meertalige kinderen
### Behandeling van taalstoornissen
---
* Gehoorrevalidatie bij kinderen met gehoorverlies richt zich op het optimaliseren van taalontwikkeling, zowel gesproken als gebarentaal.
* Vroege detectie en interventie zijn cruciaal voor een positieve uitkomst op lange termijn.
* Communicatiemethoden variëren afhankelijk van de gehoorstatus en de culturele context van het kind.
### Sleutelconcepten
* **Types gehoorverlies:** Conductief, neurosensorieel en gemengd gehoorverlies.
* **Ernst van gehoorverlies:** Gemeten in decibel (dB), met significante impact op taalontwikkeling bij matig tot ernstig verlies.
* **Leeftijd van onset en detectie:** Vroege detectie vóór het eerste levensjaar is essentieel voor auditieve functies en taalverwerving.
* **Communicatiemethoden:**
* **Orale methoden:** Focus op gesproken taal, baat bij hoortoestellen en cochleaire implantaten.
* **Gebarentaal (NGT):** Een volwaardige visuele taal met eigen grammatica en pragmatiek.
* **Nederlands met gebaren (NmG):** Ondersteuning van gesproken Nederlands met gebaren.
* **Cochleair implantaat (CI):** Kan leiden tot betere auditieve functies, woordenschat en spraakproductie vergeleken met conventionele hoorapparaten.
* **Syndroom van Usher:** Erfelijke aandoening die leidt tot gehoor- en visusproblemen, met uitdagingen voor communicatie.
* **Taal bij blindheid/slechtziendheid:** Kan afwijken door het gebrek aan visuele input, maar er is geen inherente taalstoornis.
### Kernfeiten
* Kinderen met gehoorverlies hebben een verhoogd risico op taalontwikkelingsproblemen.
* De spraakperceptie bij matig tot ernstig gehoorverlies is significant beperkt, wat fonologische ontwikkeling beïnvloedt.
* De actieve woordenschat bij slechthorende kinderen ontwikkelt zich later en explosiever dan bij horende kinderen.
* Morfosyntactische ontwikkeling vertoont achterstanden, met kortere zinslengtes en minder complexe zinnen.
* Pragmatische vaardigheden kunnen beïnvloed worden, met een passieve communicatiestijl en moeite met herstelstrategieën.
* Gebarentalen (bv. NGT) zijn natuurlijke talen met eigen structuren.
* Kinderen met cochleair implantaten vertonen verbeteringen in taal, maar de kloof met horende kinderen kan toenemen met de leeftijd.
* Communicatieproblemen bij dove kinderen, vooral met prelinguale doofheid, vereisen vroege en specifieke interventie.
### Implicaties
* Logopedische interventie is cruciaal voor het ontwikkelen van communicatieve vaardigheden bij kinderen met gehoorverlies.
* De keuze van communicatiemethode moet worden afgestemd op het kind, de ouders en de specifieke gehoorsituatie.
* Ondersteuning van ouders is essentieel voor een succesvolle gehoorrevalidatie en taalontwikkeling.
* Coördinatie met andere disciplines (audiologie, NKO-arts, onderwijs) is noodzakelijk.
---
* Logopedische aspecten richten zich op de communicatieve en taalontwikkeling bij personen met gehoorverlies.
* De aanpak is afhankelijk van de aard, ernst en het moment van ontstaan van het gehoorverlies.
### Belangrijke factoren bij gehoorverlies
* **Ernst van het gehoorverlies:** Groter verlies leidt tot meer impact op taalontwikkeling.
* **Leeftijd van onset:** Vroege onset (< 1 jaar) heeft meer impact op auditieve functies en taalverwerving.
* **Leeftijd van detectie en revalidatie:** Vroege interventie is cruciaal.
* **Intelligentie en comorbiditeit:** Cognitieve vaardigheden en andere stoornissen beïnvloeden de taalontwikkeling.
* **Taalaanbod:** De kwaliteit en kwantiteit van het taalaanbod zijn essentieel.
### Taalontwikkeling bij slechthorendheid en doofheid
* **Slechthorendheid:**
* Kan geleidingsverlies (mixto), neuro-sensorieel verlies of gemengd verlies zijn.
* Licht en tijdelijk gehoorverlies (bv. door otitis media) kan een tijdelijke impact hebben op taalvaardigheden, maar dit is niet altijd blijvend.
* Matig tot ernstig gehoorverlies (41-90 dB) heeft een grotere impact op spraakperceptie en fonologische ontwikkeling.
* Passieve woordenschat, lexicon en morfosyntactische ontwikkeling zijn doorgaans vertraagd.
* Pragmatische ontwikkeling kan gekenmerkt worden door een passieve communicatiestijl.
* **Doofheid (prelinguaal):**
* Geen auditieve toegang tot gesproken taal, wat een grote impact heeft op de taalverwerving.
* Gesproken taalontwikkeling is vertraagd en vereist vroege begeleiding en interventie.
* Communicatiemethoden variëren van gebarentaal (NGT) tot Nederlands met Gebaren (NmG).
* **Cochleair implantaat (CI):**
* Kan leiden tot beter auditief functioneren, grotere woordenschat en betere spraakproductie dan bij conventionele hoorapparaten.
* Echter, de kloof met normaalhorenden kan met de leeftijd groter worden.
### Communicatiemethoden
* **Gebarentaal:** Natuurlijke taal met eigen grammatica en pragmatiek (bv. NGT).
* **Nederlands met Gebaren (NmG):** Gesproken Nederlands ondersteund met gebaren, voornamelijk ter ondersteuning van de gesproken taal.
### Taalontwikkeling bij andere stoornissen
* **Verstandelijke ontwikkelingsstoornis:**
* Taalontwikkeling is vertraagd, met problemen op alle taalniveaus (fonologie, lexicon, morfosyntaxis, pragmatiek).
* De mate van vertraging correleert vaak met de ernst van de verstandelijke beperking.
### Diagnostische aspecten
### Behandeling
---
* Gehoorrevalidatie is een multidisciplinair proces gericht op het maximaliseren van de communicatieve vaardigheden van personen met gehoorverlies.
* Logopedie speelt een cruciale rol in het aanleren, verbeteren en optimaliseren van spraak en taal, zowel gesproken als gebarentaal.
### Sleutelfeiten
* Gehoorverlies kan worden geclassificeerd als conductief, neurosensorieel of gemengd.
* De ernst van het gehoorverlies (gemeten in dB) is een belangrijke factor voor de taalontwikkeling.
* Leeftijd van onset en leeftijd van detectie/revalidatie zijn cruciaal voor de prognose van taalontwikkeling.
* Vroege interventie en adequate hoorvoorzieningen (gehoorapparaten, cochleair implantaat) zijn essentieel.
* Kinderen met ernstig gehoorverlies zijn afhankelijk van visuele input voor taalverwerving.
* **Geleidingsverlies (Conductief gehoorverlies):** Problemen in het buitenoor of middenoor, vaak door otitis media met effusie (OME).
* **Neuro-sensorieel verlies (Perceptief gehoorverlies):** Problemen in het binnenoor of gehoorzenuw, met prenatale, perinatale of postnatale oorzaken.
* **Gemengd gehoorverlies:** Een combinatie van geleidings- en neuro-sensorieel verlies.
* **Gecorrigeerde leeftijd:** Leeftijd berekend alsof het kind voldragen geboren was, gebruikt voor prematuren.
* **Spraakperceptie:** Het vermogen om spraakklanken te detecteren en te onderscheiden, beïnvloed door de ernst van het verlies.
* **Fonologische ontwikkeling:** De ontwikkeling van klankproductie en klankgebruik in woorden, direct gelinkt aan spraakperceptie.
* **Semantische ontwikkeling:** De ontwikkeling van woordenschat en woordbetekenissen, beïnvloed door de mate van auditieve input.
* **Morfosyntactische ontwikkeling:** De ontwikkeling van zinsbouw en grammaticale regels, zowel in begrip als in productie.
* **Pragmatische ontwikkeling:** Het leren gebruiken van taal in sociale contexten, beïnvloed door communicatiestijl en sociale interactie.
* **Gebarentaal:** Een visuele taal met eigen semantiek, fonologie, grammatica en pragmatiek, essentieel voor dove kinderen zonder adequate auditieve toegang.
* **Nederlands met Gebaren (NmG):** Gesproken Nederlands ondersteund met gebaren.
* Logopedisten moeten rekening houden met het type en de ernst van gehoorverlies, de leeftijd van onset en de gebruikte communicatiemethoden.
* Er is een duidelijke relatie tussen spraakperceptie en fonologische, semantische en morfosyntactische ontwikkeling.
* De taalontwikkeling van dove kinderen is primair visueel georiënteerd en vereist specifieke ondersteuning.
* Cochleair-implantatie kan de auditieve en taalontwikkeling significant verbeteren, maar een kloof met normaal horenden kan met de leeftijd toenemen.
* Voor dove kinderen is het aanleren van gebarentaal of NmG cruciaal voor taalverwerving en sociale integratie.
* Ouders spelen een sleutelrol in de taalstimulatie en moeten begeleid worden in de communicatiestrategieën.
### Veelvoorkomende valkuilen
* Onderschatting van de impact van mild of intermitterend gehoorverlies (door OME) op de taalontwikkeling.
---
* Gehoorrevalidatie richt zich op het maximaliseren van de communicatiemogelijkheden van mensen met gehoorverlies.
* De logopedische rol is cruciaal in het begeleiden van het taalverwervings- en communicatieproces, vooral bij vroege detectie en interventie.
* **Types gehoorverlies:** Conductief (geleidings-), neurosensorieel (perceptief), gemengd.
* **Invloed factoren:** Ernst van gehoorverlies, leeftijd van onset, intelligentie, comorbiditeit.
* **Taalontwikkeling bij slechthorendheid:** Latere onset, vertraagde ontwikkeling, problemen met fonologie, lexicon, morfosyntaxis en pragmatiek.
* **Taalontwikkeling bij dove kinderen:** Primair visuele input, gevolgen voor gesproken taal, belang van vroege begeleiding en communicatiemethoden (NGT, NmG).
* **Cochleair implantaat (CI):** Verbetert auditief functioneren en taalontwikkeling significant, maar kloof met horenden kan toenemen met leeftijd.
* **Gebarentaal (NGT):** Volwaardige taal met eigen semantiek, grammatica en pragmatiek, essentieel voor dovencultuur.
* **Nederlands met gebaren (NmG):** Ondersteuning van gesproken Nederlands met gebaren.
* Vroege detectie en interventie zijn essentieel voor een optimale taalontwikkeling.
* Een multidisciplinaire aanpak (audiologie, logopedie, onderwijs) is noodzakelijk.
* Communicatiemethoden moeten worden afgestemd op de individuele behoeften van het kind en de context (horende of dove wereld).
* De ouder-kindrelatie en het taalaanbod thuis spelen een cruciale rol in het succes van de revalidatie.
* Logopedische therapie richt zich op het verbeteren van spraakperceptie, spraakproductie, taalbegrip en -gebruik, en communicatieve vaardigheden.
### Praktische overwegingen
* **Auditieve verwerkingsstoornis:** Problemen met het snel verwerken van auditieve informatie, beïnvloedt klankdiscriminatie.
* **Spraakperceptie:** Afhankelijk van de ernst van het gehoorverlies; lagere frequenties en intensiteiten zijn moeilijker te detecteren.
* **Spraakproductie:** Kan leiden tot fonologische problemen, vervormingen en een verminderde verstaanbaarheid.
* **Lexicale en syntactische ontwikkeling:** Vaak kleiner passief en actief lexicon, vertraagde ontwikkeling van zinsbouw.
* **Pragmatiek:** Moeite met het initiëren en onderhouden van gesprekken, herstelstrategieën.
* **Lezen en schrijven:** Grotere kans op lees- en schrijfproblemen door taalgerelateerde tekorten.
---
# Logopedische testen en hulpmiddelen voor taalonderzoek
### Kernidee
* Onderzoek naar taalontwikkelingsstoornissen (TOS) richt zich op verschillende aspecten van taalbegrip en -productie.
* Classificatie van TOS is complex en vereist uitsluitingscriteria om oorzaken buiten de primaire taalstoornis uit te sluiten.
* De diagnostiek van TOS bij meertalige kinderen vereist specifieke aandacht en aangepaste instrumenten.
### Belangrijke concepten
* **Primaire TOS:** Een taalstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door andere problemen (sensorisch, cognitief, neurologisch, sociaal-emotioneel, of taalachterstand).
* **Secundaire TOS:** Een taalstoornis die voortkomt uit een andere onderliggende oorzaak.
* **Specific Language Impairment (SLI) / Developmental Language Disorder (DLD):** Internationale termen voor primaire TOS.
* **Exclusiecriteria:** Criteria die worden gebruikt om andere mogelijke oorzaken van taalproblemen uit te sluiten (bv. normaal gehoor, normale intelligentie, geen neurologische afwijkingen).
* **Discrepantiecriteria:** Kijken naar het verschil tussen taalfunctioneren en chronologische leeftijd (CL) of mentale leeftijd (ML).
* **Voorbijgaande versus persisterende taalachterstand:** Sommige taalachterstanden herstellen spontaan, andere zijn hardnekkig.
* **Taalvorm, -inhoud en -gebruik:** De drie hoofddomeinen van taal die onderzocht worden (fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek, pragmatiek).
### Kenmerken en fasen van taalontwikkeling bij TOS
* **Voortalige fase (0-12m):** Minder gevarieerd brabbelen kan een indicator zijn, maar is niet altijd TOS.
* **Vroegtalige fase (12m-2j6m):** Minder taalbegrip, meer tijd nodig voor begrip, visuele stimuli relatief goed begrepen. Beperkte woordenschat, woordvindingsmoeilijkheden.
* **Differentiatiefase (2j6m-5j):** Moeilijk begrip van mondelinge taal, problemen met auditieve aandacht, perceptie en verwerking. Woordvindingsmoeilijkheden, fonologische en semantische parafasieën, moeizame grammaticale ontwikkeling.
* **Voltooiingsfase (>5j):** Zwak metalinguïstisch vermogen, moeite met figuurlijk taalgebruik, fonologisch bewustzijn. Verhoogd risico op lees- en schrijfproblemen.
### Classificatie en subtypen van SLI/TOS
* **Heterogene groep:** Grote variatie in ernst en linguïstisch profiel.
* **Dynamisch profiel:** De stoornis kan in de loop der tijd veranderen.
* **Subtypen:** Onderscheid op basis van begrips- en productiestoornissen, of linguïstische kenmerken (bv. fonologisch-syntactisch, lexicaal-semantisch, semantisch-pragmatisch).
* **Morfosyntactische problemen:** Beperkte lengte/complexiteit van uitingen, problemen met functionele categorieën (flexiemorfemen, hulpww).
* **Lexicaal-semantische problemen:** Beperkte woordenschat, substitutie van woorden, woordvindingsproblemen.
* **Semantisch-pragmatische problemen:** Moeite met gespreksonderwerpen, antwoorden, referenten, herstelstrategieën.
* **Spraakproductie-fonologisch type:** Problemen met het weglaten of vervangen van foneem (inconsistentie), persisterende fonologische vereenvoudigingsprocessen.
### Beïnvloedende factoren en comorbiditeit
* **Genetische predispositie:** Erfelijkheid speelt een rol.
* **Omgevingsfactoren:** Voldoende en stimulerend taalaanbod is cruciaal.
* **Neurobiologische factoren:** Kleine verschillen in hersenstructuur en activiteit.
* **Cognitieve tekorten:** Mogelijk zwak werkgeheugen (fonologische lus), gegeneraliseerde vertragingshypothese.
### Diagnostiek bij TOS
### Meertaligheid en TOS
### Behandeling en interventie
---
* Logopedisch onderzoek richt zich op het differentiëren van taalproblemen van normale taalvariatie en het in kaart brengen van de ernst en aard van taalstoornissen bij kinderen.
* Een multidisciplinaire aanpak is cruciaal voor een adequate diagnose en behandeling van taalontwikkelingsstoornissen (TOS).
* **Taalontwikkelingsstoornis (TOS)**: Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis met genetische oorsprong, gekenmerkt door een significante achterstand in taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten, zonder duidelijke verklaring in andere ontwikkelingsdomeinen.
* **Specifieke TOS (SLI)**: Taalstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door gehoorstoornis, tweetaligheid, neurologische/orofaciale afwijkingen, intelligentie- of contactstoornissen, of deprivatie.
* **Secundaire TOS**: Taalstoornis die een gevolg is van een andere onderliggende stoornis of aandoening.
* **Exclusiviteits-/Discrepantiecriteria**: Criteria die worden gehanteerd om een TOS te diagnosticeren, zoals het uitsluiten van andere oorzaken of het vaststellen van een discrepantie tussen taalfunctioneren en chronologische/mentale leeftijd.
* **Dynamisch profiel**: Het TOS-profiel kan veranderen over tijd, met variatie in ernst en linguïstische kenmerken.
* **Comorbiditeit**: Het gelijktijdig voorkomen van TOS met andere stoornissen zoals dyslexie, ADHD, of autisme.
### Kenmerken TOS per ontwikkelingsfase
* **Voortalige fase (0-12 maanden)**:
* Minder gevarieerd of afwezig brabbelen vergeleken met leeftijdsgenoten.
* **Vroegtalige fase (12 maanden - 2,5 jaar)**:
* Minder taalbegrip en langere tijd nodig voor begrip.
* Beperkte woordenschat en woordvindingsmoeilijkheden.
* **Differentiatiefase (2,5 - 5 jaar)**:
* Moeite met het begrijpen van mondelinge taal, wat opvalt in de kleuterklas.
* Problemen met auditieve aandacht, perceptie en verwerking.
* Moeite met begrip van bepaalde woordsoorten (bv. voorzetsels, voornaamwoorden).
* Onvloeiend spreekgedrag, fonematische/fonologische parafasieën, semantische parafasieën.
* Moeizame grammaticale ontwikkeling, telegramstijl, dysgrammatisme.
* Hardnekkig toepassen van fonologische vereenvoudigingsprocessen, wat leidt tot verminderde spraakverstaanbaarheid.
* Problemen met communicatieve intenties, het verwoorden van gevoelens en verlangens.
* Moeite met verhaalopbouw en het langer in het "hier en nu" blijven.
* **Voltooiingsfase (> 5 jaar)**:
* Zwak metalinguïstisch vermogen, moeite met nadenken over taal en leren van fouten.
* Moeite met het identificeren van eindrijm en begin-/eindklanken van woorden.
### Subtypes en classificaties
### Taal bij specifieke populaties
### Diagnostische methoden en instrumenten
### Behandeling van taalstoornissen
### Terugbetalingsmodaliteiten
---
* Focus op het onderscheiden van vertraagde spraak- en taalontwikkeling (VSTO) van specifieke taalontwikkelingsstoornissen (TOS) of ontwikkelingsdysfasie (OD).
* TOS wordt gekenmerkt door aanhoudende taalproblemen die niet verklaard kunnen worden door andere factoren.
* Taalstoornissen kunnen zowel primair (op zichzelf staand) als secundair (als gevolg van een andere stoornis) voorkomen.
### Diagnostische criteria voor TOS
* Aanhoudende problemen in taalbegrip en/of -productie die beduidend achterblijven bij leeftijdgenoten.
* Geen duidelijke verklaring door gehoorverlies, neurologische afwijkingen, laag IQ, of onvoldoende taalaanbod.
* Discrepantie tussen taalfunctioneren en chronologische/mentale leeftijd wordt vaak gehanteerd.
### Subtypes van taalontwikkelingsstoornissen
* **Syntactisch-sequentieel-morfologisch type:** Moeilijkheden met zinsopbouw, functionele woordsoorten (flexiemorfemen, hulpwerkwoorden).
* **Lexicaal-semantisch type:** Beperkte woordenschat, woordvindingsproblemen, substitutie van woorden.
* **Semantisch-pragmatisch type:** Problemen met gespreksonderwerpen introduceren, passende antwoorden geven, en referenten introduceren.
* **Spraakproductie-fonologisch type:** Weglaten of vervangen van fonemen, persisterende fonologische vereenvoudigingsprocessen.
### Kenmerken van TOS per fase
* **Voortalige fase:** Minder gevarieerd brabbelen.
* **Vroegtalige fase:** Minder taalbegrip, woordvindingsmoeilijkheden.
* **Differentiatiefase:** Moeilijk begrip van mondelinge taal, auditieve aandachtsproblemen, fonematische/fonologische parafasieën, dysgrammatisme.
* **Voltooiingsfase:** Zwak metalinguïstisch bewustzijn, moeilijkheden met figuurlijk taalgebruik.
### Comorbiditeit en gevolgen
* Hoge prevalentie van comorbiditeit met andere stoornissen zoals dyslexie, ADHD, en autisme.
* Risico op lees- en leerproblemen, verminderd schoolsucces, en sociaal-emotionele problemen.
### Taalontwikkeling bij specifieke omstandigheden
* **Prematuriteit:** Verhoogd risico op taalontwikkelingsproblemen, vooral met lagere geboortegewichten en zwangerschapsduren.
* **Verstandelijke ontwikkelingsstoornis (VOS):** Vertraagde taalontwikkeling, problemen op alle taalniveaus, met name conceptuele beperkingen.
* **Syndroom van Down:** Vertraagde taalontwikkeling, problemen met fonologie, lexicon en syntaxis, relatief goed gespreksbegrip.
* **Slechthorendheid/doofheid:** Beïnvloeding van spraakperceptie en -productie, lexicon, morfosyntaxis en pragmatiek, afhankelijk van de ernst en het moment van onset.
* **Blindheid/slechtziendheid:** Kan leiden tot een andere ontwikkeling van taalbegrip en -productie door het wegvallen van visuele input.
* **Neuropsychiatrische stoornissen (ADHD, ASS):** Aandachtsproblemen en beperkingen in sociale interactie en communicatie beïnvloeden de taalontwikkeling significant.
### Diagnostiek van TOS bij meertalige kinderen
* **Belang van alle talen onderzoeken:** Meertaligheid is geen oorzaak van TOS, maar vereist specifieke diagnostische instrumenten.
* **Onderscheid maken:** Tussen taalproblemen door verminderde blootstelling en daadwerkelijke taalstoornissen.
* **Instrumenten:** Gebruik van taal- en cultuuronafhankelijke vragenlijsten, tolk-ondersteuning, en taalspecifieke tests.
---
* Logopedische testen en hulpmiddelen zijn essentieel voor het diagnosticeren van taalontwikkelingsstoornissen (TOS).
* De diagnostiek vereist een multidisciplinaire aanpak, waarbij verschillende ontwikkelingsdomeinen worden meegenomen.
* Moderne diagnostiek erkent de complexiteit van taalontwikkeling, vooral bij meertalige kinderen.
* **Meertaligheid:** Kinderen die meerdere talen leren, doorlopen dezelfde fasen maar vereisen specifieke diagnostische methoden.
* **Transfer:** Elementen van de ene taal die overdraagbaar zijn naar de andere, kan positief of negatief uitpakken.
* **Code-switching:** Het wisselen tussen talen binnen eenzelfde gesprek of uitdrukking.
* **Taalshock/cultuurshock:** Een mogelijke periode van moeilijkheden bij het starten met een nieuwe taal en cultuur.
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Inschakelen van verschillende disciplines (medisch, psychologisch, pedagogisch) voor een compleet beeld.
* **ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health):** Een raamwerk voor het beschrijven van gezondheid en gerelateerde toestanden, dat functies, activiteiten en participatie meeneemt.
* **Familie Taalbeleid (Family Language Policy - FLP):** Een strategische aanpak voor het omgaan met meertaligheid binnen een gezin.
### Instrumenten en methoden
* **Anamnese:** Gedetailleerde bevraging van ouders/verzorgers over de ontwikkeling, medische voorgeschiedenis en taalaanbod van het kind.
* **Observaties:** Directe observatie van het kind in verschillende situaties (spel, gesprek) om natuurlijk taalgedrag te beoordelen.
* **Spontane taalanalyse:** Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van spontane taal om taalvorm, -inhoud en -gebruik te evalueren.
* **Gestandaardiseerde taalonderzoeken:** Testen zoals de CELF (Clinical Evaluation of Language Fundamentals) of TAK (Taaltoets Alle Kinderen) voor het meten van specifieke taalvaardigheden.
* Testresultaten moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden bij meertalige kinderen.
* **Oudervragenlijsten:** Instrumenten zoals de ALDeQ om informatie te verzamelen over de taalontwikkeling vanuit het perspectief van de ouders.
* **Gebruik van tolken:** Essentieel voor de anamnese en diagnostiek bij kinderen die de voertaal nog onvoldoende beheersen.
### Specifieke overwegingen bij meertaligheid
* **Taalprobleem door blootstelling vs. taalstoornis (SLI):** Cruciaal om onderscheid te maken; meertaligheid is nooit de oorzaak van SLI.
* **Diagnosticeren:** Alle talen van het kind moeten worden onderzocht om een taalstoornis correct vast te stellen.
* **Over- en onderdiagnosticeren:** Risico's die kunnen optreden bij onjuiste diagnostische methoden voor meertalige kinderen.
* **Attitude van ouders:** De houding ten opzichte van de moedertaal en de omgevingstaal beïnvloedt de taalontwikkeling van het kind.
### Behandeling en advies
* **Communicatieve benadering:** Gericht op de taalvaardigheid en communicatie van het kind als geheel, niet enkel op specifieke taalcomponenten.
* **Indirecte therapie:** Advies aan ouders over taalinput en het creëren van een stimulerende taalomgeving thuis.
* **Taalkeuze therapie:** Afhankelijk van de behoeften van het kind en de mogelijkheden van de logopedist, vaak een combinatie van Nederlands en de moedertaal.
* **Familie Taalbeleid (FLP):** Ouders ondersteunen bij het maken van weloverwogen keuzes over taalgebruik binnen het gezin.
---
* Focus op de specifieke kenmerken en diagnostiek van taalontwikkelingsstoornissen (TOS) bij verschillende risicogroepen, met aandacht voor de invloed van omgevingsfactoren en comorbiditeit.
### Belangrijke punten
* **Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) bij specifieke groepen:**
* **Prematuriteit:** Verhoogd risico op taalproblemen, met name bij te vroeg geboren kinderen. Gecorrigeerde leeftijd is belangrijk voor opvolging.
* **Verstandelijke ontwikkelingsstoornis (VOS):** Vaak vertraagde taalontwikkeling, met problemen op verschillende taalniveaus. De mate van VOS correleert vaak met de ernst van de taalproblemen.
* **Syndroom van Down:** Vertraagde taalproductie en fonologische problemen, maar relatief goed taalbegrip en pragmatische vaardigheden.
* **Slechthorendheid en doofheid:** De ernst en onset van het gehoorverlies beïnvloeden de taalverwerving significant. Gebarentaal en visuele input zijn cruciaal bij dove kinderen.
* **Blindheid en slechtziendheid:** Taalontwikkeling verloopt anders door het ontbreken van visuele input en de noodzaak van alternatieve communicatiemethoden.
* **Neuropsychiatrische stoornissen:**
* **ADHD:** Vaak problemen met aandacht, geheugen en taalverwerking, leidend tot semantische, syntactische en pragmatische stoornissen.
* **Autismespectrumstoornissen (ASS):** Kernsymptomen omvatten stoornissen in sociale interactie en communicatie, met variërende taalproblemen op alle niveaus. Echolalie komt frequent voor.
* **Emotionele ontwikkelingsstoornissen:** Kunnen zich manifesteren als beperkt taalgebruik of vertraging in de totale ontwikkeling. Selectief mutisme is een mogelijke uiting.
* **Tweelingen:** Lopen een verhoogd risico op een mildere taalachterstand, mogelijk door minder plaats in de baarmoeder, complicaties, verdeelde aandacht en een ander taalaanbod.
* **Meertaligheid en taalstoornissen:**
* Meertaligheid is geen oorzaak van TOS, maar vereist een speciale aanpak in diagnostiek en therapie.
* Diagnostiek moet rekening houden met alle talen die het kind spreekt om over- of onderdiagnostiek te voorkomen.
* Een goede familietaalstrategie (FLP) is essentieel voor het bevorderen van meertalige taalontwikkeling.
* **Diagnostische benadering:**
* **Multidisciplinaire diagnostiek:** Essentieel om beïnvloedende factoren zoals gehoor-, visus-, neurologische, motorische en cognitieve problemen in kaart te brengen.
* **Anamnese:** Gedetailleerd overzicht van de ontwikkeling, medische geschiedenis, thuissituatie en taalaanbod.
* **Observaties:** Beeld krijgen van het taalgedrag in natuurlijke situaties (spel, interactie).
* **Spontane taalanalyse:** Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van spontane taal om communicatief gedrag te beoordelen.
* **Taaltesten:** Gebruik van gestandaardiseerde tests, rekening houdend met normering en geschiktheid voor meertalige kinderen. Instrumenten voor meertaligheid (bv. Lexicon lijsten, Tweetaligheidstoets, TAK) zijn cruciaal.
* **Medisch-audiologisch luik:** Essentieel onderdeel van de diagnostiek, inclusief gehoor- en visusonderzoek.
* **Terugbetalingsmodaliteiten:** Specifieke voorschriften en terugbetalingsvoorwaarden voor taalstoornissen en dysfasie.
* **Behandeling:**
### Voorbeelden
### Tips
---
# Early communication development and intervention
### Core idea
* Early communication development is a complex, multidimensional process linked to other developmental domains.
* It involves a crucial period from birth to approximately 12 years, with the period from 0-5 years being particularly critical.
* Distinguishing between transient language delay and persistent language disorder is challenging, with significant overlap in early years.
### Key facts
* Language development is influenced by genetic predisposition (e.g., Chomsky's LAD) and environmental factors (sufficient language input, stimulating environment).
* Sensori-motor, cognitive, socio-emotional development, and neurological maturation are closely intertwined with language acquisition.
* Language understanding generally precedes language production.
* The four main components of language are phonology, morphology, syntax, and semantics, alongside pragmatics (language use).
* Developmental language disorder (DLD) is a neurobiological developmental disorder of genetic origin characterized by significant language development delays.
* Primary DLD stands alone, not explained by hearing loss, low non-verbal intelligence, speech organ abnormalities, cognitive deficits, severe social/contact disorders, or deprivation.
* Secondary DLD has a clear cause in another disorder.
* The prevalence of DLD is estimated at 1-7%, with a higher incidence in males.
### Key concepts
* **Voortalige fase (0-12 months):** Characterized by babbling, with fewer and less varied vocalizations in children with DLD.
* **Vroegtalige fase (12 months - 2.5 years):** Children with DLD show less comprehension, require more time for understanding, and have limited vocabulary and word-finding difficulties.
- **Differentiatiefase (2.5 - 5 years):** Difficulties in understanding spoken language become apparent, often with issues in auditory attention, perception, and processing. Word-finding problems, phonological and semantic paraphasias, and grammatical difficulties
* **Voltooiingsfase (>5 years):** Weak metalinguistic awareness and difficulties with phonological awareness persist.
* **DLD is a heterogeneous group:** There is significant variation in severity and linguistic profile, and the disorder can change over time (dynamic profile).
* **Subtypes of DLD:** Categories exist based on expressive and receptive language impairments, as well as clinical subtypes like phonological-syntactic and semantic-pragmatic disorders.
* **Comorbidity:** Children with DLD have a higher risk of dyslexia, motor, behavioral, and attention disorders.
### Implications
* Early identification of language difficulties is crucial for timely intervention.
* The distinction between transient language delay and persistent DLD is important for prognosis and intervention planning.
* Understanding the different phases of language development helps in identifying specific areas of difficulty in children with DLD.
* The heterogeneity of DLD necessitates individualized assessment and intervention approaches.
* The presence of comorbidities requires a comprehensive, multidisciplinary approach to assessment and support.
---
## Vroege taalontwikkeling en interventie
### Kernidee
* Taalontwikkeling is een multidimensionaal, complex proces dat samenhangt met andere ontwikkelingsdomeinen.
* Cruciale periode voor taalontwikkeling loopt van geboorte tot ongeveer 12 jaar, met een piek tussen 0 en 5 jaar.
* Onderscheid tussen ontwikkelingsstoornissen en verworven stoornissen is belangrijk voor diagnose en interventie.
### Belangrijke feiten
* Primaire taalstoornissen zoals SLI/DLD staan op zichzelf, secundaire worden verklaard door andere problemen (sensorisch, cognitief, etc.).
* De fasen van taalontwikkeling zijn voortalig (0-12m), vroegtalig (12m-2j6m), differentiatie (2j6m-5j) en voltooiing (>5j).
* Taalbegrip ontwikkelt zich doorgaans sneller dan taalproductie.
* Taalcomponenten omvatten fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek.
* Metalinguïstisch bewustzijn, het nadenken over taal, ontwikkelt zich rond 4 jaar.
* Taalstoornissen worden onderverdeeld in specifieke (op zichzelf staand) en niet-specifieke (verklaren door andere stoornis).
* Ontwikkelingsstoornissen worden gekenmerkt door taalontwikkeling die beduidend achterblijft bij leeftijdgenoten.
* Achterstanden in taalbegrip (>6m) en -productie (>12m) ten opzichte van mentale leeftijd zijn indicatoren voor taalstoornissen.
* Kinderen met een taalachterstand op 2-3 jaar hebben een 50% kans op een voorbijgaande achterstand.
* Risicofactoren voor een hardnekkige taalachterstand zijn onder andere jongeman/vrouw, familiegeschiedenis van TOS/dyslexie, zwakke nonsenswoordherhaling, zwak taalbegrip en ernstige taalachterstand.
### Belangrijke concepten
* **SLI/DLD (Specific Language Impairment/Developmental Language Disorder):** Specifieke taalontwikkelingsstoornis, neurobiologisch van oorsprong, zonder duidelijke verklaring in andere domeinen.
* **Verworven taalstoornis bij kinderen (Kinderafasie):** Taalstoornis na aantoonbaar hersenletsel.
* **Exclusiviteitscriteria:** Uitsluiten van andere oorzaken voor de taalstoornis (bv. gehoorverlies, lage intelligentie).
* **Discrepantiecriteria:** Verschil tussen taalfunctioneren en chronologische of mentale leeftijd.
* **Harmonisch taalontwikkelingsprofiel:** Taalontwikkeling vertraagd, maar hetzelfde profiel als normale ontwikkeling.
* **Disharmonisch taalontwikkelingsprofiel:** Discrepantie tussen verbale en non-verbale vaardigheden, met bijkomende taalstoornis.
* **Procedurele Deficit Hypothese (PDH):** Verklaring voor taalstoornissen gebaseerd op tekorten in procedurele geheugensystemen.
* **Generalized Slowing Hypothesis:** Veronderstelt een algemene vertraging in verwerkingscapaciteit en -snelheid als oorzaak van TOS.
* **Linguïstische modellen (bv. Sparse morphology, Missing feature):** Verklaringen die zich richten op tekorten binnen het taalsysteem zelf.
### Implicaties
* Vroege identificatie van taalachterstanden is cruciaal voor tijdige interventie.
* Kinderen met een voorbijgaande taalontwikkelingsstoornis (VSTO) kunnen leeftijdsgenoten bijhalen, maar vereisen opvolging vanwege risico op latere leerproblemen.
* TOS kan leiden tot lees- en schrijfproblemen, evenals problemen met het leren van vreemde talen.
### Casusvoorbeeld
### Tip
---
* Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) zijn neurobiologische ontwikkelingsstoornissen die gekenmerkt worden door een significante achterstand in de taalontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten.
* TOS kan voorkomen in zowel taalbegrip als taalproductie en tast alle aspecten van taal aan: fonologie, semantiek, morfosyntaxis en pragmatiek.
* Een specifieke TOS staat op zichzelf en kan niet verklaard worden door andere duidelijk aantoonbare problemen zoals gehoorverlies, lage intelligentie of neurologische afwijkingen.
* De differentiatie tussen een voorbijgaande spraak- en taalontwikkelingsachterstand (V-STO) en een hardnekkige taalstoornis (TOS) is cruciaal voor de juiste interventie.
* TOS is een heterogene groep met een variërende ernst en linguïstisch profiel, die dynamisch kan veranderen over tijd.
* De prevalentie van TOS wordt geschat op 1-7%, met een hogere incidentie bij jongens.
* Auditieve verwerkingsproblemen, zwak verbaal begrip, fonologische stoornissen, verbale dyspraxie en woordvindingsproblemen zijn veelvoorkomende kenmerken.
* Kinderen met TOS hebben een verhoogd risico op comorbiditeit, waaronder dyslexie, motorische, gedrags- en aandachtstoornissen.
* De etiologie van TOS is multifactorieel, met een genetische component en mogelijke neurobiologische afwijkingen in de hersenstructuur en -activiteit.
* Specifieke subtypes van TOS zijn geïdentificeerd, zoals syntactisch-sequentieel-morfologische, lexicaal-semantische en semantisch-pragmatische stoornissen.
* De voortalige fase bij kinderen met TOS kan gekenmerkt worden door minder gevarieerd brabbelen.
* In de vroegtalige fase tonen kinderen met TOS vaak minder begrip, meer tijd nodig voor begrip en een beperkte woordenschat met woordvindingsmoeilijkheden.
* Tijdens de differentiatiefase is er moeite met het begrijpen van gesproken taal, met problemen in auditieve aandacht, perceptie en verwerking.
* Hardnekkige fonologische vereenvoudigingsprocessen die aanhouden na de leeftijd van vier jaar en ongewone processen zijn kenmerkend voor TOS.
* Pragmatische problemen bij TOS omvatten moeite met communicatieve intenties, gevoelens verwoorden en verhaalopbouw.
* In de voltooiingsfase hebben kinderen met TOS zwakke metalinguïstische vermogens, wat problemen geeft met het inzicht in en leren van taal.
* Comorbiditeit met lees- en schrijfproblemen is frequent bij kinderen met TOS.
* **SLI (Specific Language Impairment) / DLD (Developmental Language Disorder):** Terminologie voor primaire taalontwikkelingsstoornissen.
* **Exclusiviteitscriteria:** Criteria die TOS afgrenzen van andere stoornissen of oorzaken.
* **Discrepantiecriteria:** Criteria die een verschil aangeven tussen taalfunctioneren en andere cognitieve leeftijden of vaardigheden.
* **Voorbijgaand versus persisterend:** Het onderscheid tussen taalontwikkelingsachterstanden die zich vanzelf herstellen en stoornissen die blijven bestaan.
* **Fonologische processen:** Vereenvoudigingsmechanismen die kinderen toepassen bij het uitspreken van woorden.
* **Parafasieën:** Versprekingen op klankniveau (fonematisch) of woordniveau (semantisch).
* **Metalinguïstisch bewustzijn:** Het vermogen om na te denken over taal en taalstructuren.
* **Procedural deficit hypothesis (PDH):** Een theorie die stelt dat TOS gerelateerd is aan problemen met het leren en uitvoeren van procedures.
---
* Vroege communicatie en taalontwikkeling zijn complexe, multidimensionale processen die samenhangen met andere ontwikkelingsdomeinen.
* Kinderen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS) vertonen een significante achterstand in taalbegrip en/of -productie, die niet verklaard kan worden door andere factoren.
* Vroege identificatie en interventie zijn cruciaal om negatieve gevolgen voor de verdere ontwikkeling te minimaliseren.
* De periode van geboorte tot ongeveer 12 jaar is cruciaal, met name de eerste vijf levensjaren.
* TOS kan zich manifesteren in fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek.
* Een specifieke taalontwikkelingsstoornis (SLI/DLD) is een neurobiologische stoornis van genetische oorsprong.
* Exclusiecriteria omvatten onder andere gehoorverlies, lage non-verbale intelligentie, afwijkingen aan spraakorganen en contactstoornissen.
* Er is aanzienlijke variatie in de ernst en het linguïstische profiel van kinderen met TOS.
* De prevalentie van TOS wordt geschat op 1-7% van de kinderen, met een hogere incidentie bij jongens.
### Kernconcepten
* **Voortalige fase (0-12 maanden):** Vocaliseren, brabbelen, eerste communicatieve interacties. Kinderen met TOS vertonen minder en minder gevarieerd brabbelen.
* **Vroegtalige fase (12 maanden - 2,5 jaar):** Eerste woordjes, eenwoordzinnen, beginnende woordenschat. Kinderen met TOS hebben minder begrip en woordvindingsproblemen.
* **Differentiatiefase (2,5 - 5 jaar):** Zinsbouw, ontwikkeling van morfologie en syntaxis. Problemen in auditieve aandacht, perceptie en verwerking komen naar voren.
* **Voltooiingsfase (> 5 jaar):** Verfijning van grammaticale structuren, ontwikkeling van metalinguïstisch bewustzijn. Kinderen met TOS hebben moeite met het herkennen van rijmen en klanken.
* **Comorbiditeit:** TOS komt vaak samen voor met andere stoornissen zoals dyslexie, ADHD, autisme en motorische problemen.
* **Neurocognitieve en linguïstische modellen:** Verschillende theorieën proberen de onderliggende mechanismen van TOS te verklaren, zoals problemen in auditieve verwerking, werkgeheugen of grammaticale verwerking.
* **Diagnostiek:** Vereist een multidisciplinaire aanpak en specifieke instrumenten die rekening houden met meertaligheid en culturele factoren.
* **Interventie:** Vroege logopedische therapie is essentieel en richt zich op de communicatieve en talige ontwikkeling van het kind.
* **Ouderbetrokkenheid:** Actieve participatie en juiste aanpak van ouders zijn cruciaal voor succesvolle interventie.
* **Onderwijs:** Aanpassingen in het onderwijs zijn nodig om kinderen met TOS te ondersteunen, met speciale aandacht voor lees- en schrijfvaardigheid.
* **Langetermijngevolgen:** Zonder adequate interventie kan TOS leiden tot problemen op school, sociaal-emotioneel gebied en verminderde levenskwaliteit.
- > **Tip:** Bij het diagnosticeren van meertalige kinderen is het cruciaal om alle talen te onderzoeken en rekening te houden met de specifieke taalontwikkeling in verschillende talen
- > **Tip:** De communicatieve benadering, waarbij de focus ligt op het bevorderen van de communicatieve vaardigheden van het kind, is vaak effectiever dan een puur taalspecifieke behandeling
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Taalontwikkelingsstoornis (TOS) | Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door een taalontwikkeling die beduidend achterblijft bij leeftijdgenoten, zonder duidelijke verklaring vanuit andere ontwikkelingsdomeinen. De stoornis kan zich manifesteren in taalbegrip, taalproductie, en alle aspecten van taal, zoals fonologie, semantiek, morfosyntaxis en pragmatiek. |
| Primaire TOS | Een taalontwikkelingsstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door andere factoren zoals gehoorverlies, lage intelligentie, neurologische afwijkingen of contactstoornissen. |
| Secundaire TOS | Een taalontwikkelingsstoornis die het gevolg is van een andere onderliggende stoornis of conditie, zoals sensorische problemen, cognitieve problemen of hersenletsel. |
| Fonologie | Het onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de klankleer van een taal, inclusief klinkers, medeklinkers, en de regels voor klankcombinaties. |
| Morfologie | Het onderdeel van de taalkunde dat de interne structuur van woorden bestudeert, inclusief de vorming van woorden en woorddelen (morfemen). |
| Syntaxis | Het onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de zinsopbouw en de regels voor de combinatie van woorden tot zinnen. |
| Semantiek | Het onderdeel van de taalkunde dat de betekenis van woorden en zinnen bestudeert. |
| Pragmatiek | Het onderdeel van de taalkunde dat het taalgebruik in sociale contexten bestudeert, inclusief communicatieve vaardigheden en de intentie achter taal. |
| Metalinguïstisch bewustzijn | Het vermogen om na te denken over taal zelf, de structuur ervan te analyseren en te begrijpen hoe taal functioneert. Dit ontwikkelt zich doorgaans rond de leeftijd van vier jaar. |
| Verworven taalstoornis | Een taalstoornis die ontstaat na een periode van normale taalontwikkeling, meestal als gevolg van hersenletsel (bijvoorbeeld kinderafasie). |
| Kinderafasie | Een verworven taalstoornis bij kinderen die veroorzaakt wordt door aantoonbaar hersenletsel, wat leidt tot beschadiging van taalgebieden in de hersenen. |
| Exclusiviteitscriterium | Een criterium dat wordt gebruikt bij de diagnose van een specifieke taalontwikkelingsstoornis (TOS), waarbij taalproblemen niet verklaard mogen worden door andere factoren zoals gehoorverlies, cognitieve beperkingen of neurologische afwijkingen. |
| Taalontwikkeling | Het complexe en multidimensionale proces waarbij kinderen taal leren en ontwikkelen, wat samenhangt met andere ontwikkelingsdomeinen zoals sensori-motorische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. |
| Vertraagde spraak- en taalontwikkeling (VSTO) | Een tijdelijke achterstand in de spraak- en taalontwikkeling die later op gang komt en trager verloopt, maar waarbij het kind uiteindelijk zijn leeftijdgenoten kan bijhalen. |
| Term | Definitie |
| Taalbegrip (receptieve taal) | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te begrijpen, inclusief het interpreteren van woorden, zinnen en de algemene betekenis van een boodschap. |
| Taalproductie (expressieve taal) | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te produceren, inclusief het vormen van woorden, zinnen en het uiten van gedachten en ideeën. |
| Genetische predispositie | De aanleg of gevoeligheid om een bepaalde eigenschap of stoornis te ontwikkelen als gevolg van erfelijke factoren, in dit geval gerelateerd aan taalontwikkeling. |
| SLI/DLD | Staat voor Specific Language Impairment/Developmental Language Disorder. Dit zijn termen die gebruikt worden om specifieke taalontwikkelingsstoornissen aan te duiden die niet verklaard kunnen worden door andere factoren zoals gehoorverlies, lage intelligentie of neurologische afwijkingen. |
| Ontwikkelingsdysfasie | Een term die vaak gebruikt wordt als synoniem voor een primaire, hardnekkige taalontwikkelingsstoornis, gekenmerkt door aanhoudende problemen in taalbegrip en/of -productie die niet verklaard kunnen worden door andere ontwikkelingsdomeinen. |
| Exclusiviteitscriteria | Criteria die worden gebruikt om een specifieke taalontwikkelingsstoornis te definiëren door uit te sluiten dat de taalproblemen verklaard kunnen worden door andere factoren, zoals gehoorverlies, lage intelligentie, of neurologische afwijkingen. |
| Specifieke TOS | Een taalstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door andere stoornissen of omstandigheden. |
| Kinderafasie (TOS tgv hersenletsel) | Een verworven taalstoornis bij kinderen die veroorzaakt wordt door aantoonbaar hersenletsel. |
| Specifieke Taalontwikkelingsstoornis (STOS) | Een taalontwikkelingsstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door gehoorverlies, lage non-verbale intelligentie, afwijkingen aan spraakorganen, neurologische afwijkingen, contactstoornissen, deprivatie of onvoldoende taalaanbod. |
| Cochleair implantaat (CI) | Een medisch hulpmiddel dat auditieve informatie direct naar de gehoorzenuw stuurt, gebruikt bij ernstig gehoorverlies om het gehoor te verbeteren en taalontwikkeling te stimuleren. |
| Gebarentaal | Een natuurlijke taal die gebruikmaakt van visuele gebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamshouding om te communiceren, met een eigen semantiek, grammatica en pragmatiek. |
| Prelinguale doofheid | Doofheid die aanwezig is vanaf de geboorte of vóór de ontwikkeling van gesproken taal, wat grote gevolgen heeft voor het taalverwervingsproces. |
| Specifieke TOS (STOS) | Een taalontwikkelingsstoornis die op zichzelf staat en niet verklaard kan worden door andere factoren zoals gehoorstoornissen, tweetaligheid, neurologische afwijkingen, of sociale deprivatie. Het is een primaire taalstoornis. |
| Verworven taalstoornis bij kinderen | Een taalstoornis die ontstaat na een aantoonbaar hersenletsel bij een kind, zoals kinderafasie. Dit staat tegenover een ontwikkelingsstoornis die vanaf de vroege kinderjaren aanwezig is. |
| Taalbegrip | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te begrijpen. Kinderen met TOS hebben vaak een achterstand in taalbegrip, wat zich kan uiten in moeite met het volgen van mondelinge instructies of het begrijpen van complexe zinnen. |
| Taalproductie | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te produceren. Kinderen met TOS kunnen problemen hebben met taalproductie, wat zich uit in een beperkte woordenschat, moeizame zinsbouw, of articulatieproblemen. |
| Agrammatisme | Een ernstige vorm van dysgrammatisme waarbij de taalproductie voornamelijk bestaat uit telegramstijl, met weglating van veel grammaticale elementen. |
| Auditieve verwerkingsstoornis | Een stoornis waarbij de hersenen moeite hebben met het verwerken van auditieve informatie, met name snel veranderende akoestische signalen, wat invloed kan hebben op spraakperceptie en taalbegrip. |
| Autismespectrumstoornis (ASS) | Een complexe neurologische ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door tekorten in sociale interactie en communicatie, en door een beperkt of repetitief patroon van gedragingen of interesses. |
| Congenitale hartafwijkingen | Aangeboren afwijkingen van het hart die vaak voorkomen bij syndromen zoals het syndroom van Down. |
| Cryptofasie (Idioglossa) | Een "geheimtaal" die door een tweeling wordt ontwikkeld en die alleen door de tweeling zelf begrepen wordt, wat een vorm van gedeeld begrip kan zijn. |
| Developmental Language Disorder (DLD) | Een andere term voor specifieke taalontwikkelingsstoornis, die aangeeft dat de stoornis zich ontwikkelt gedurende de kinderjaren en invloed heeft op taalvaardigheden. |
| Dysgrammatisme | Hardnekkige moeilijkheden in de grammaticale ontwikkeling, waarbij kinderen moeite hebben met het correct gebruiken van woordsoorten en het vormen van zinnen, wat resulteert in een "telegramstijl". |
| Echolalie | Het letterlijk herhalen van andermans uitingen, wat kan variëren van onmiddellijke herhaling tot uitgestelde herhaling, en wat bij kinderen met ASS kan dienen als een taalverwervingsstrategie. |
| Fonologische vereenvoudigingsprocessen | Vereenvoudigingen die kinderen toepassen bij het uitspreken van woorden, zoals het weglaten van klanken of het vervangen van klanken door makkelijkere varianten. Bij kinderen met TOS kunnen deze processen langer aanhouden. |
| Gehoorverlies (GV) | Een vermindering van het gehoor, geclassificeerd in gradaties van licht tot ernstig, wat een significante invloed kan hebben op de taalontwikkeling. |
| Grammaticale agreement deficit hypothesis | Een linguïstisch model dat stelt dat de semantisch-syntactische kenmerken die nodig zijn voor de selectie van grammaticale morfemen ontbreken, wat leidt tot problemen met zinsbouw en congruentie. |