Cover
Aloita nyt ilmaiseksi 6) Geschiedenis H6.docx
Summary
# Ontwikkeling van de soevereine nationale staat
Dit topic beschrijft de transitie van patrimoniumbezit naar staatsbezit en de opkomst van absolute monarchen in de vroegmoderne tijd, met een focus op de centralisatie van macht en de ontwikkeling van de natiestaat en volkssoevereiniteit.
## 1. De overgang van patrimoniumbezit naar staatsbezit en de opkomst van de absolute monarchie
### 1.1 De evolutie van het overheidsgezag: van privébezit naar staatsbezit
De vroegmoderne tijd kenmerkte zich door een fundamentele verschuiving in het concept van overheidsgezag. Vorsten evolueerden van het beheren van hun gebieden als persoonlijk erfgoed (patrimonium) naar het beschouwen van deze gebieden en hun middelen als eigendom van de staat. Dit proces, dat zich grotendeels na 1700 voltrok, legde de basis voor de moderne natiestaat door de centralisatie van macht en middelen onder een steeds sterker wordende centrale overheid.
### 1.2 De opkomst van de absolute monarchie
Rond 1648, met een verdere consolidatie rond 1700, zag men de opkomst van de absolute monarchie. Vorsten claimden en verkregen een bijna onbeperkte macht, waarbij hun gezag als hoogste autoriteit binnen het rijk werd beschouwd. Deze centralisatie van macht werd ondersteund door verschillende factoren:
* **Verschriftelijking van wetten en administratie:** De ontwikkeling van schriftelijke wetgeving en administratieve procedures maakte een meer gestructureerde en efficiënte uitoefening van overheidsmacht mogelijk. Dit versterkte de controle van de monarch over zijn territorium.
* **Centralisatie van bestuur:** De oprichting van centrale instellingen, zoals raden voor politiek, rechtspraak en financiën, diende ter ondersteuning van de monarch en om de bestuurlijke uniformiteit in de verschillende gewesten te bevorderen.
* **De Zonnekoning als symbool:** Lodewijk XIV van Frankrijk, de "Zonnekoning", wordt vaak gezien als het ultieme voorbeeld van een absolute monarch. Zijn heerschappij illustreerde de concentratie van macht en de nadruk op de persoon van de vorst als centrum van de staat.
#### 1.2.1 Invloed van de Verlichting op het absolutisme
Hoewel de kern van de absolute macht van de monarchie behouden bleef, werden in de loop van de 18e eeuw, onder invloed van de Verlichting, hervormingen doorgevoerd. Deze 'verlichte despoten' voerden selectieve wijzigingen door op gebieden als onderwijs, rechtspraak en volkswelzijn. Het principe was "alles voor het volk, niets door het volk", waarbij de monarch zelf initiatief nam tot hervormingen ten gunste van zijn onderdanen, zonder echter de fundamentele principes van zijn absolute macht op te geven.
### 1.3 Het ontstaan van de natiestaat
De ontwikkeling van de soevereine nationale staat is nauw verbonden met het proces van centralisatie. Een natiestaat kenmerkt zich door:
* Een centrale overheid met een effectief gezag.
* Gedefinieerde territoriale grenzen.
* Een gemeenschappelijk rechtssysteem en vaak ook een gedeelde cultuur.
De soevereiniteit evolueerde hierbij van het idee dat de vorst het hoogste gezag bezat, naar het concept van volkssoevereiniteit, waarbij het volk als de uiteindelijke bron van legitimiteit en macht wordt beschouwd. Dit laatste principe zou echter pas echt gevestigd worden na de revolutionaire omwentelingen van het einde van de 18e eeuw.
> **Tip:** Het concept van 'patrimonium' tegenover 'staatsbezit' is cruciaal om de verschuiving in de vroegmoderne tijd te begrijpen. Denk aan de vorst die zijn gebieden niet meer beheert als zijn persoonlijke eigendom, maar als onderdeel van een groter staatsgeheel.
## 2. De uitbouw van de staatsmacht: theoretische onderbouwing en praktische uitingen
### 2.1 Theoretische onderbouwing van het absolutisme
Verschillende denkers hebben bijgedragen aan de theoretische rechtvaardiging van het absolutisme.
#### 2.1.1 Machiavelli en het staatsbehoud
Niccolò Machiavelli, met zijn werk "Il Principe", populariseerde de notie van de staat als een autonoom politiek entiteit. Hij betoogde dat het doel (het behoud en de versterking van de staat) de middelen heiligt. Macht, zowel via wetten als via geweld, is een noodzakelijk middel voor de vorst om de ideale staat te creëren en het algemeen belang te beschermen. De vorst moet bereid zijn om niet altijd deugdelijk te handelen indien de staatsbelangen dit vereisen.
#### 2.1.2 Jean Bodin en soevereiniteit
Jean Bodin, in zijn werk "Les six livres de la République", definieerde soevereiniteit als de absolute en eeuwige macht van een staat. Hij beschreef soevereiniteit als onbeperkt in macht, lastgeving en tijd. Kenmerken van deze soevereiniteit omvatten het recht op wetgeving, oorlogs- en vredesbeslissingen, het benoemen en ontslaan van ambtenaren, het verlenen van gratie, het ontvangen van diplomaten, en het munten van geld. Bodin pleitte voor een sterke, gecentraliseerde macht om anarchie en interne conflicten, zoals de Hugenotenoorlogen in Frankrijk, te voorkomen. Hij onderscheidde interne soevereiniteit (geen concurrerende machten binnen de staat) en externe soevereiniteit (geen hogere instanties die het gezag van de vorst controleren).
#### 2.1.3 Vorstenspiegels en hun rol
Vorstenspiegels, een literair genre dat teruggaat tot de oudheid, dienden als gidsen voor vorsten over hoe zij moesten regeren. Ze benadrukten deugden als gematigdheid, voorzichtigheid en religiositeit, en putten inspiratie uit de bijbel en de oudheid. Hoewel deze werken een morele component boden, boden ze zelden concrete juridische adviezen of politieke strategieën, en hun directe invloed op de feitelijke uitoefening van macht is moeilijk te bewijzen.
### 2.2 Het absolutisme in de praktijk
De theoretische principes van het absolutisme vonden hun weerslag in de praktijk door verschillende middelen:
* **Stijging van wetgeving 'motu proprio':** Vorsten namen steeds vaker zelf initiatief tot wetgeving, wat leidde tot een uniformering van het recht en een afname van de invloed van gewoonterecht en lokale privileges. De uitspraak "l'état c'est moi" (de staat dat ben ik) van Lodewijk XIV illustreert deze centrale rol van de vorst.
* **Centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen:** De oprichting van centrale rechtbanken en administratieve organen versterkte de controle van de vorst over het hele grondgebied.
* **Opbouw van een sterk leger:** Een centraal geleid beroepsleger diende ter handhaving van de orde en ter verdediging van het rijk.
* **Binding van wetenschappers en cultuurpolitiek:** Vorsten stimuleerden wetenschap en kunst, vaak via academies, om hun macht te legitimeren en hun bewind te propageren. De "Zonnekoning" maakte van zijn hof en cultuurpolitiek een instrument van charismatische legitimatie.
* **Binding met de Kerk:** De monarchie cultiveerde nauwe banden met de Kerk, waarbij de vorst zich vaak presenteerde als beschermer van het geloof (zoals de Franse titel "roi très chrétien"). Dit kon variëren van dominantie over de kerk (Gallicanisme) tot de onderdrukking van religieuze minderheden.
#### 2.2.1 Beperkingen op de vorstelijke macht
Ondanks het streven naar absolute macht, bleven er in de praktijk beperkingen bestaan:
* **Laat-Middeleeuwse machtstemperingen:** Staten-Generaal en gewestelijke staten bleven, zij het met verminderde invloed, bestaan en konden nog steeds financiële of andere toegevingen vragen van de vorst.
* **Regionalisme en privileges:** Bepaalde gewesten behielden hun eigen instellingen, wetten en privileges, wat de uniformisering van het recht bemoeilijkte.
* **Financiële toestand:** De kosten van oorlogen, de hofhouding en slechte administratie leidden vaak tot lege staatskassen, wat de mogelijkheden van de vorst beperkte.
* **Intolerantie en emigratie:** Religieuze intolerantie kon leiden tot de emigratie van getalenteerde onderdanen, wat de economische en intellectuele ontwikkeling van het land schaadde.
### 2.3 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht (18e eeuw)
In de 18e eeuw ontwikkelde zich het verlicht absolutisme, waarbij vorsten vrijwillig hun macht aanspraken beperkten op basis van rede en natuurrecht.
* **Invloed van de Verlichting:** Filosofen als Diderot, D'Alembert en Voltaire verspreidden ideeën over rede, tolerantie en universele rechten. Dit leidde tot de ontwikkeling van het natuurrecht, een universeel rechtssysteem gebaseerd op onvervreemdbare basisrechten van de mens.
* **Natuurrecht als basis:** Vertegenwoordigers als Samuel von Pufendorf, Christian Thomasius en Christian Wolff ontwikkelden het Vernunftrecht, een rationeel en deductief opgebouwd rechtssysteem dat diende als alternatief voor het willekeurige wettenrecht van absolute heersers.
* **De vorst als beheerder:** Onder invloed van het natuurrecht werd de vorst gezien als een beheerder van de staat, die moest zorgen voor de algemene welvaart en de bescherming van de basisrechten van zijn burgers.
* **Hervormingen door verlichte despoten:** Vorsten als Frederik II de Grote van Pruisen schaften de pijnbank af, humaniseerden het strafrecht en scheidden kerk en staat (laïcisering). Maria Theresia en Jozef II van Oostenrijk introduceerden ook hervormingen op gerechtelijk en administratief gebied, hoewel Jozef II's te snelle hervormingen tot de Brabantse Omwenteling leidden.
## 3. De ontwikkeling van de soevereine nationale staat in de Nederlanden
De Nederlanden kenden een complexe ontwikkeling in de richting van de soevereine nationale staat, gekenmerkt door perioden van eenmaking en scheuring.
### 3.1 De Bourgondische en Habsburgse Nederlanden
* **De Bourgondische hertogen:** Begonnen met de centralisatie van de Nederlanden via erfenis, huwelijk en koop. Ze moderniseerden het bestuur en rechtspraak, en streefden naar eenmaking, wat leidde tot de oprichting van centrale instellingen als de Staten-Generaal en het Parlement van Mechelen.
* **Keizer Karel V:** Bouwde een enorm rijk uit en probeerde de Nederlanden verder te verenigen door de Pragmatieke Sanctie (1549), die de 17 provincies als één ondeelbaar geheel liet overgaan op zijn erfgenamen. Ondanks pogingen tot centralisatie, behielden de gebieden grotendeels hun eigen instellingen en wetten. De relatie met steden als Gent bleef gespannen door de pogingen van Karel V om stedelijke autonomie in te perken.
* **De Zeventien Provincies:** Een concept dat verwees naar de verschillende gebieden onder het Habsburgse bewind, maar zonder volledige institutionele of juridische eenheid. De eenheid werd vooral bewerkstelligd door de persoon van de monarch en enkele gemeenschappelijke instellingen.
### 3.2 De scheuring van de Nederlanden (1568-1648)
De Tachtigjarige Oorlog leidde tot de definitieve scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.
* **Oorzaken:** Fiscale druk, religieuze intolerantie (met de Beeldenstorm als hoogtepunt) en de tirannieke heerschappij van Filips II waren de voornaamste oorzaken.
* **Fundamenten van de Republiek:** De Pacificatie van Gent (1576), de Unie van Utrecht (1579) en het Plakkaat van Verlatinghe (1581) legden de basis voor de Noordelijke Republiek door de afzwering van Filips II en de oprichting van een confederale structuur.
* **Internationale erkenning:** De Vrede van Münster (1648), onderdeel van de Vrede van Westfalen, erkende de Confederale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als een onafhankelijke staat, wat de geboorte van het moderne internationaal publiekrecht markeerde. De grenzen werden vastgelegd en het protestantisme kreeg officiële erkenning.
### 3.3 Het tijdperk van de Aartshertogen en de latere Spaanse en Oostenrijkse periodes
* **Albrecht en Isabella (1598-1621):** Hoewel formeel soeverein, was hun macht grotendeels schijnsoevereiniteit, gebonden aan Spaanse belangen en verplichtingen.
* **Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden (17e-18e eeuw):** Na de Vrede van Utrecht (1713) kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind. De periode werd gekenmerkt door conservatief bestuur, maar ook door pogingen tot hervormingen onder Maria-Theresia en Jozef II, die echter op verzet stuitten.
## 4. De verschriftelijking en eenmaking van het recht
### 4.1 De verschriftelijking van het recht
De vroegmoderne tijd zag een exponentiële groei van schriftelijke documenten in het juridische domein.
* **Verschriftelijking de facto:** Beslissingen van stadsbesturen en andere overheden werden routinematig vastgelegd en gearchiveerd, ook al was dit nog niet wettelijk verplicht. Parochieregisters werden verplicht bijgehouden, wat ook door de wereldlijke overheid werd overgenomen voor burgerlijke staten.
* **Verschriftelijking de iure:** Het recht ging de plicht opleggen om rechtsregels op te tekenen. Dit omvatte de formele rechtsbronnen (wetgeving, costumen) en de bewijsmiddelen. Het geschreven bewijs kreeg steeds meer voorrang boven getuigenbewijs, met name voor transacties boven een bepaalde waarde.
* **Ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat:** De invoering van een wereldlijk notariaat door Keizer Karel V zorgde voor de officiële vastlegging van aktes, wat bijdroeg aan rechtszekerheid en de verschriftelijking van het recht.
* **Rol van de drukpers:** De uitvinding van de boekdrukkunst maakte de verspreiding van juridische teksten, zoals modelboeken en wetgeving, mogelijk, wat leidde tot een grotere uniformiteit en toegankelijkheid.
### 4.2 Gevolgen: Eenmaking van het recht
De verschriftelijking was een drijvende kracht achter de eenmaking van het recht, zowel de iure als de facto.
* **Wetgeving en Costumen:** Vorsten vaardigden steeds meer wetten uit, vaak met de bedoeling om bestaande costumen (gewoonterecht) te harmoniseren, te codificeren of te vervangen door uniforme regels. Dit proces werd versterkt door de homologatie van costumen, waarbij het gewoonterecht door de vorst wetgevende kracht kreeg.
* **Rechtspraak en hogere rechtbanken:** De ontwikkeling van hogere rechtbanken (zoals de Grote Raad van Mechelen) en de invoering van de romano-canonieke procedure (met schriftelijke processtukken) bevorderden de standaardisering van rechtspraak. Rechtspraakverzamelingen speelden een rol in de verspreiding van juridische kennis en de uniformisering van de rechtspraak.
* **Rechtsleer:** Juristen zoals Franciscus Zypaeus en Hugo de Groot droegen bij aan de eenmaking door handboeken te schrijven die het recht van verschillende gewesten beschreven en probeerden te harmoniseren.
## 5. De evolutie en humanisering van het strafrecht
### 5.1 Inhuman strafrecht (tot midden 18e eeuw)
Tot midden 18e eeuw werd het strafrecht gekenmerkt door wreedheid, met gebruik van tortuur, schand-, lijf- en doodstraffen.
* **Oorzaken van hardheid:** Het absolutisme, religieuze intolerantie, invloeden van het geleerde recht (libri terribiles), de tijdsgeest van de Renaissance, sociale rivaliteiten en een lagere waardering voor het leven droegen bij aan de hardheid van het strafrecht.
* **Codificatie van het strafrecht:** Ondanks de hardheid, werden er in de 16e eeuw ook ordonnanties uitgevaardigd die materieel en formeel strafrecht probeerden te uniformeren en codificeren. De criminele ordonnanties van Filips II (1570) waren hier een voorbeeld van, hoewel deze later onder druk werden ingetrokken.
### 5.2 Humanisering van het strafrecht (vanaf 18e eeuw)
Vanaf de 18e eeuw kwam er een tendens tot humanisering van het strafrecht, sterk beïnvloed door de ideeën van de Verlichting.
* **Cesare Beccaria en "Over misdaden en straffen":** Beccaria's invloedrijke werk pleitte voor straffen die evenredig waren aan het misdrijf, de afschaffing van de doodstraf en tortuur, en het legaliteitsbeginsel (nulla poena sine lege - geen straf zonder wet).
* **Invloed op wetgeving:** De ideeën van Beccaria hadden een grote impact op de Franse, Amerikaanse en Belgische revoluties en vormden de basis voor de moderne strafwetgeving.
* **Hervormingen in de Nederlanden:** In de Zuidelijke Nederlanden probeerden Maria-Theresia en Jozef II het strafrecht te humaniseren, hoewel deze hervormingen niet altijd standhielden. De invoering van het legaliteitsbeginsel, personaliteit en proportionaliteit in strafzaken werd langzaam doorgevoerd.
> **Tip:** De overgang van een 'patrimoniaal' bestuur, waarbij het rijk als privébezit werd beschouwd, naar een 'statelijk' bestuur, waarbij de middelen van de staat centraal werden beheerd, is een sleutelconcept in de ontwikkeling van de soevereine nationale staat.
---
# De Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden en de scheuring
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden en de scheuring, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. De Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden en de scheuring
Dit deel behandelt de opkomst en consolidatie van de Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse invloed in de Nederlanden, de gebeurtenissen die leidden tot de scheuring, en de vorming van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
### 2.1 De Bourgondische Nederlanden
#### 2.1.1 De Bourgondische hertogen en de Nederlanden
De Bourgondische periode in de Nederlanden begon met Margareta van Male, die in 1384 Vlaanderen erfde. Door haar huwelijk met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, kwam Vlaanderen onder Bourgondische invloed. Dit markeerde het begin van een periode waarin de Bourgondische hertogen geleidelijk verschillende gebieden in de Nederlanden, zoals Artesië, Namen en Luikse gebieden, integreerden in hun groeiende hertogdom. Deze gebieden werden ook wel de "Landen van Herwaarts-over" genoemd, ter onderscheiding van het hertogdom Bourgondië zelf.
Het Bourgondische Rijk was aanvankelijk een conglomeraat van territoria verenigd in een personele unie, waarbij de vorst elk gebied met een andere titel bestuurde. De uitbreiding van het rijk gebeurde voornamelijk via erfenis, huwelijk, koop en pand. De Bourgondiërs streefden naar modernisering van bestuur en recht, zowel op provinciaal als op centraal niveau, sterk beïnvloed door het Franse model.
Belangrijke centrale instellingen die ten behoeve van de vorst werden opgericht, waren onder meer:
* De **Raad van State**: Een politiek en raadgevend orgaan.
* De **Geheime Raad**: Een juridisch en administratief orgaan.
* De **Raad van Financiën**: Voor het beheer van de financiën.
Vanaf 1464 werden de **Staten-Generaal** opgericht als opperste volksvertegenwoordiging voor de gehele Nederlanden. De oprichting van het **Parlement van Mechelen** in 1473, dat later de **Grote Raad van Mechelen** werd, diende als opperste rechtbank.
De dood van Karel de Stoute in 1477 leidde tot een reactie tegen de centralisatie en stijgende vorstelijke macht. Maria van Bourgondië moest in 1477 het **Groot Privilege** verlenen, waarbij het Parlement van Mechelen werd afgeschaft en pogingen tot vernederlandsing werden gedaan om de verfransing tegen te gaan. Desondanks was er rond 1500 opnieuw een tendens naar verdere centralisatie. Filips de Goede wordt vaak beschouwd als de "stichter" van België vanwege zijn rol in de centralisatie en professionalisering van het bestuur in de verschillende gewesten.
#### 2.1.2 Keizer Karel V en de zeventien provincies
Keizer Karel V erfde een uitgestrekt rijk dat onder meer de Nederlanden, Spanje en de Oostenrijkse gebieden omvatte. Hij consolideerde de heerschappij over de zeventien provincies, die een juridisch meer samenhangend geheel vormden. De Pragmatieke Sanctie van 1549 stelde de opvolgingsrechten van deze zeventien provincies gelijk, met als doel ze als één ondeelbaar geheel te laten overgaan op zijn erfgenamen. Dit was een belangrijke stap in de verdere centralisatie en eenmaking van de Nederlanden.
Ondanks de groeiende centralisatie en de oprichting van gemeenschappelijke instellingen, bleef de eenheid van de Nederlanden kwetsbaar. Juridische en culturele verschillen, talen, en later religieuze verdeeldheid, zouden leiden tot verdere spanningen. De relatie van Karel V met zijn geboortestad Gent was gespannen, wat leidde tot de **Karolijnse Concessie** (1540), waarbij veel stedelijke privileges werden ingetrokken.
De bestuurlijke structuur onder Karel V kenmerkte zich door een **monarch die regeerde als absolute vorst**. De gebieden werden verbonden door een **personele unie**, maar ook door gemeenschappelijke instellingen zoals de Staten-Generaal. De feodale verhoudingen begonnen te verzwakken. Juridisch werden de banden met Frankrijk definitief verbroken door de Vrede van Madrid (1526) en de Damesvrede van Kamerijk (1529). De **Transactie van Augsburg** (1548) bracht de Nederlandse gebieden samen in de Bourgondische Kreits, waardoor ze juridisch zelfstandiger werden binnen het Heilige Roomse Rijk.
De zeventien provincies waren niet altijd eenduidig gedefinieerd en kenden onderlinge verschillen. Enkele centrale instellingen, zoals de Staten-Generaal, probeerden de eenheid te bewaren, ondanks de versnippering van grondgebied en rechtspraak. De Reformatie, beginnend in 1517 met Maarten Luther, begon de religieuze eenheid te ondermijnen, wat leidde tot de reactie van Karel V met strenge straffen op ketterij, zoals het **Bloedplakkaat** (1550).
### 2.2 De scheuring van de Nederlanden (1568-1648)
De scheuring van de Nederlanden, die culmineerde in de Tachtigjarige Oorlog, had diverse oorzaken:
#### 2.2.1 Oorzaken van de scheuring
* **Fiscale druk**: Verhoogde belastingen om oorlogen te financieren en de uitgaven van het hof te dekken.
* **Religieuze intolerantie**: De strenge vervolging van protestanten, met name calvinisten, onder Filips II. Dit leidde tot de **Beeldenstorm** (1566), een volksopstand tegen de religieuze onderdrukking.
* **Autoritair regime**: De heerschappij van Filips II werd als tiranniek ervaren, mede door zijn afstandelijke regeerstijl en de strenge handhaving van zijn beleid via vertegenwoordigers zoals de Hertog van Alva.
* **Nieuwe belastingen en criminele ordonnanties**: Deze werden als een schending van bestaande privileges en autonomie gezien.
* **Raad van Beroerten**: Een uitzonderingsrechtbank ingesteld door Alva om opstandelingen te bestraffen, wat als een schending van het juridische proces werd beschouwd.
#### 2.2.2 Juridische onderbouwing van de scheuring
De opstandelingen organiseerden zich juridisch en politiek om hun afscheiding te onderbouwen:
* **Pacificatie van Gent (1576)**: Een overeenkomst tussen opstandige en niet-opstandige gewesten, gericht op het verdrijven van de Spaanse troepen en het verkrijgen van religieuze tolerantie. Hierin werden onder andere het intrekken van de ketterplakkaten en de "vrijheid" van godsdienst beloofd, hoewel Filips II deze beloftes niet volledig nakwam.
* **Unie van Utrecht (1579)**: Een militair en politiek verbond tussen opstandige gewesten, gericht op onderlinge bijstand en samenwerking op buitenlands- en veiligheidsbeleid. Dit vormde de basis voor een confederale structuur. De unie werd gesloten tegenover de **Unie van Atrecht**, waar de meer katholiek-gezinde gewesten (Artesië en Henegouwen) de kant van de koning kozen.
* **Plakkaat van Verlatinge / Akte van Afzwering (1581)**: Dit document was de juridische basis voor de afzetting van Filips II. Het beriep zich op verschillende rechtsbronnen:
* **Feodaal weerstandsrecht**: Het recht van onderdanen om zich te verzetten wanneer de vorst zijn verplichtingen schendt.
* **Bijbel, natuurrecht en ius gentium**: Religieuze en universele normen die de afzwering legitimeerden.
* **Positief recht**: Eed en verdragen, zoals de Blijde Inkomst, die de rechten en plichten van de vorst en de provincies vastlegden.
Het Plakkaat van Verlatinge maakte de weg vrij voor de keuze voor een nieuwe vorst of een republiek.
#### 2.2.3 De Republiek der Verenigde Nederlanden
Na de afzwering van Filips II ontwikkelden de Noordelijke Nederlanden zich tot de **Confederale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden**.
* **Twaalfjarig Bestand (1609-1621)**: Een tijdelijke onderbreking van de oorlog op basis van het principe van "uti possidetis" (ieder behoudt wat hij feitelijk in handen heeft).
* **Vrede van Münster (1648)**: Dit verdrag, onderdeel van de Vrede van Westfalen, erkende de onafhankelijkheid van de Verenigde Nederlanden internationaal en besliste definitief over de grenzen. Dit markeerde het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden en het hedendaags internationaal publiekrecht.
De Republiek der Verenigde Nederlanden was een confederale republiek waar de macht primair bij de gewesten lag. De **Staten-Generaal** fungeerden als centraal bestuursorgaan voor zaken als defensie, buitenlandse zaken, buitenlandse handel en het beheer van de generaliteitslanden (gebieden die niet volledig veroverd waren).
### 2.3 Albrecht en Isabella: het tijdperk van de aartshertogen (1598-1621)
Na de afzwering van Filips II en de mislukte pogingen om een nieuwe vorst te vinden, werden Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje, een dochter van Filips II, vorsten van de Nederlanden. Hoewel zij in theorie soeverein waren, was hun macht in de praktijk beperkt. Ze sloegen vredesverdragen en het Twaalfjarig Bestand. Deze periode bracht militaire rust en bevorderde de kunst, cultuur en de contrareformatie, maar de soevereiniteit was schijn, aangezien ze militair en op buitenlands beleid afhankelijk bleven van Spanje.
### 2.4 De latere Spaanse en Oostenrijkse periodes in de Zuidelijke Nederlanden (17de-18de eeuw)
Na de Vrede van Münster bleven de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans Habsburgs gezag. Na de Spaanse Successieoorlog (1700-1713) kwamen de Zuidelijke Nederlanden bij de Oostenrijkse Habsburgers terecht. Deze periode werd gekenmerkt door een relatieve rust en economische heropleving, met hervormingen onder Maria Theresia en Jozef II, geïnspireerd door de Verlichting. Echter, de snelle en ingrijpende hervormingen van Jozef II leidden tot de **Brabantse Omwenteling** (1790), een poging tot onafhankelijkheid die uiteindelijk mislukte.
#### 2.4.1 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht (18e eeuw)
Het verlicht absolutisme, dat opkwam in de 18e eeuw, trachtte de vorstelijke macht te combineren met ideeën van rede en natuurrecht. Vorsten beperkten vrijwillig hun machtsaanspraken en erkenden constitutionele afspraken en natuurlijke vrijheden. Het **natuurrecht** (Vernunftrecht) streefde naar een universeel rechtssysteem gebaseerd op inherente mensenrechten en de welvaart van het volk. Dit had grote invloed op de latere codificaties, zoals de Code Civil. Belangrijke vertegenwoordigers waren onder meer Hugo De Groot, Samuel Pufendorf, en Christian Wolff.
> **Tip:** De verlichte monarchie stelde de algemene welvaart centraal, met het motto "tout pour le peuple, rien par le peuple" (alles voor het volk, niets door het volk).
### 2.5 De uitbouw van de staatsmacht
#### 2.5.1 Theoretische onderbouwing van het absolutisme
Het absolutisme, dat in de 16e tot 18e eeuw opkwam, stelde dat de hoogste macht bij één persoon lag, die zijn macht niet beperkt zag door wetten of feodale contracten. Sleutelfiguren als Niccolò Machiavelli en Jean Bodin theoretiseerden over staatsmacht en de noodzaak van een sterke, gecentraliseerde vorst. Bodin benadrukte de ondeelbare en eeuwige soevereiniteit van de vorst. In Frankrijk leidde dit tot het centralisme onder Lodewijk XIV, de "Zonnekoning", die de macht van de Staten-Generaal afschafte en de staatsmacht centraliseerde op alle vlakken: recht, administratie, defensie, economie en cultuur.
#### 2.5.2 Het absolutisme in de praktijk
Het absolutisme uitte zich in een toename van wetgeving *motu proprio* (uit eigen beweging), centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen, de opbouw van een sterk leger, en de binding van wetenschappers aan de staat. De kerk werd ondergeschikt gemaakt aan de staat (gallicanisme). Er was een tendens tot codificaties, waarbij de vorst ingreep waar zijn belangen lagen. Hoewel er beperkingen aan de vorstelijke macht bleven bestaan door middel van parlementarisme en regionalisme, werd de macht van de volksvertegenwoordiging en lokale instellingen steeds verder ingeperkt.
#### 2.5.3 Verschriftelijking en codificatie
De periode kenmerkt zich door een significante **verschriftelijking** van het recht, zowel de facto (door het bijhouden van archieven) als de jure (verplichting om recht neer te schrijven). Dit leidde tot een stijgende rol van de wetgeving en de ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat. Codificatie en homologatie van costumen (gewoonterecht) zorgden voor meer eenmaking en rechtszekerheid. De **pragmatieke sanctie** en de **Karolijnse Concessie** zijn voorbeelden van pogingen tot juridische eenmaking en centralisatie.
#### 2.5.4 Evolutie en humanisering van het strafrecht
Het strafrecht in de 16e en 17e eeuw was grotendeels inhumaan, met wrede lijf- en doodstraffen, foltering, en uitzonderingsrechtbanken zoals de Raad van Beroerten. De oorzaken hiervan lagen in het absolutisme, religieuze intolerantie, de invloed van het geleerde recht en de maatschappelijke context. Vanaf de 18e eeuw begon een proces van **humanisering**, mede geïnspireerd door Cesare Beccaria's werk "Over misdaden en straffen". Dit pleitte voor proportionaliteit van straffen, het legaliteitsbeginsel (*nulla poena sine lege*), en de afschaffing van de doodstraf en foltering. De Franse en Amerikaanse revoluties speelden een cruciale rol in de verspreiding van deze humaniserende ideeën.
---
Deze samenvatting biedt een gedetailleerd overzicht van de complexe politieke, juridische en sociale ontwikkelingen die leidden tot de vorming en scheuring van de Nederlanden, en de opkomst van soevereine staten.
---
# De uitbouw van de staatsmacht en het absolutisme
Dit topic behandelt de uitbouw van staatsmacht en het absolutisme, met een focus op de theoretische onderbouwing en de praktische uitingen ervan.
## 3. De uitbouw van de staatsmacht en het absolutisme
Het centrale idee is de evolutie van vorstelijke soevereiniteit naar het ontstaan van de soevereine natiestaat, gekenmerkt door centralisatie van macht en grondgebied, vaak onder absolute monarchen. Deze ontwikkeling werd theoretisch onderbouwd door denkers als Machiavelli en Bodin en had concrete uitingen in wetgeving, bestuur, rechtspraak en het militaire apparaat. De rol van de kerk en propaganda was hierbij significant.
### 3.1 Theoretische onderbouwing van absolutisme
#### 3.1.1 Beschrijving en concepten
* **Soevereiniteit**: Het hoogste gezag binnen een rijk, dat bij de vorst ligt.
* **Soevereine natiestaat**: Een staat met een centraal gezag, gedefinieerde grenzen, gemeenschappelijke wetten en cultuur, waarin de soevereiniteit oorspronkelijk bij de vorst lag, maar later evolueerde naar volkssoevereiniteit.
* **Patrimoniumgedachte**: Het idee dat een gebied of land als erfgoed binnen een familie wordt doorgegeven, wat kenmerkend was voor de vroegmoderne periode en de basis legde voor territoriale uitbreiding via erfenis, huwelijk, koop of pand.
* **Absolute monarchie**: Een regeringsvorm waarin de vorst bijna onbeperkte macht bezit, gecentraliseerd en schriftelijk vastgelegd.
* **Verlicht absolutisme**: Vorsten voerden onder invloed van de Verlichting selectieve hervormingen door (bv. onderwijs, rechtspraak, humanisering strafrecht), maar hun kerntaak bleef machtsbehoud en het bevorderen van algemene welvaart zonder de macht volledig op te geven. Dit paste binnen de Verlichtingsideeën van natuurrecht en rationeel bestuur.
#### 3.1.2 Politiek-rechtsfilosofische componenten
##### 3.1.2.1 Niccolò Machiavelli (1469-1527)
Machiavelli, Florentijns diplomaat en schrijver, populariseerde de notie "staat". Zijn werk "Il principe" (De vorst) kan worden gezien als een parodie op de vorstenspiegel.
* **Kernidee**: Het doel heiligt de middelen. De vorst moet streven naar het beschermen van het algemeen belang en de staat.
* **Macht als middel**: Alles draait om macht, die dient als middel om een ideale staat te creëren.
* **Gebruik van dwang en geweld**: Om de goede einddoelen te bereiken, mag de vorst gebruikmaken van wetten (dwang) en wapens. Hij moet leren niet goed te zijn en geweld te gebruiken indien noodzakelijk.
##### 3.1.2.2 Jean Bodin (1529-1596)
Bodin, adviseur van de Franse vorst, pleitte voor een sterke, soevereine macht om anarchie te voorkomen, mede onder invloed van de Hugenotenoorlogen. Zijn belangrijkste werk is "Les six livres de la république".
* **Kernidee**: De vorstelijke macht moet superieur zijn, niet beperkt in macht, tijd of lastgeving. Er mogen geen concurrerende machten binnen de staat zijn.
* **Attributen van staatsmacht**: Bodin benoemde specifieke bevoegdheden van de vorst, waaronder:
* Wetgeving
* Oorlog en vrede verklaren
* Ambtenaren benoemen en ontslaan
* Vonnissen vellen
* Gratie verlenen
* Honneurs ontvangen (diplomaten ontvangen)
* Muntrecht
* Ijkrecht (controleren van maten en gewichten)
* Belastingen heffen
* **Soevereiniteit**: Bodin definieerde soevereiniteit als "superioritas: limitée ni en puissance, ni en charge, ni à certain temps". Dit betekende dat de vorst absolute en ondeelbare macht had, zonder interne of externe beperkingen.
##### 3.1.2.3 Invloed op absolutistische vorsten
Bodin's ideeën hadden grote invloed op absolutistische vorsten, met name Lodewijk XIV van Frankrijk. Dit leidde tot:
* Geen samenkomsten van Staten-Generaal meer.
* Na het overlijden van Mazarin in 1661, nam Lodewijk XIV zelf de teugels in handen zonder eerste minister.
* Wetgeving "motu proprio" (uit eigen beweging), waarbij de vorst het initiatief nam en er geen voorstellen van onderaf kwamen.
* Het adagium "L'état c'est moi" (De staat dat ben ik).
* Centralisatie op het gebied van recht, administratie, wetenschappen (via academies), defensie (centraal geleid beroepsleger) en economie (colbertisme).
* Cultuurpolitiek in het teken van de Zonnekoning, met nadruk op een "zichtbare goddelijkheid" (charismatische legitimatie).
#### 3.1.3 Morele component: Vorstenspiegels
Vorstenspiegels, ook wel "specula principum" genoemd, waren teksten die de vorst spiegelden aan historische heersers en idealen om zijn machtsuitoefening te sturen.
* **Invloeden**: Deze geschriften werden beïnvloed door de kerkvaders (bv. Isidorus van Sevilla) en de klassieke oudheid (bv. levensbeschrijvingen van keizers).
* **Inhoud**: Ze legden de nadruk op deugden als gematigdheid en voorzichtigheid, en op religie en moraal. De focus lag minder op concrete juridische adviezen.
* **Voorbeeld**: Erasmus' "Institutio principis christiani" (Onderricht voor de christelijke vorst) gaf aan hoe een christelijke vorst zich moest gedragen.
* **Kritiek**: De effectiviteit van vorstenspiegels is betwist; het is niet duidelijk in hoeverre vorsten deze leken en ernaar handelden. Het belang van wijsheid, kennis en deugdzaamheid voor een vorst werd wel benadrukt, zoals in het citaat "rex illiteratus est quasi asinus coronatus" (een ongeletterde koning is als een gekroonde ezel).
### 3.2 Het absolutisme in de praktijk
Dit deel bekijkt de concrete uitingen van absolutisme, met name in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden.
#### 3.2.1 Uitingen van absolutisme
* **Stijging van wetgeving "motu proprio"**: De vorst nam zelf initiatieven tot wetgeving, wat leidde tot eenmaking van het recht en aanpassing of afschaffing van lokale costumen ("slechte costumen"). Dit gebeurde vaak uit "raison d'état" (staatsbelang), waarbij het heersende recht voorrang kreeg op het gewoonterecht.
* **Centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen**: Dit proces werd versterkt door de oprichting van centrale raden en de verdere ontwikkeling van het juridische apparaat.
* **Sterk leger**: Een centraal geleid, professioneel leger was essentieel voor de macht van de absolutistische vorst.
* **Binding van wetenschappers**: De oprichting van academies (zoals de Académie française en de Académie des sciences) diende om intellectuele krachten te bundelen en te sturen ten dienste van de staat.
* **Propaganda**: De verheerlijking van de vorst (bv. "roi soleil", "divinité visible") was cruciaal voor charismatische legitimatie.
* **Binding met de kerk**: De vorst domineerde de kerk en stelde zich op als "le roi très chrétien". De kerk werd een staatskerk, en bijvoorbeeld het Edict van Nantes werd herroepen om een sterke, nationale katholieke kerk te creëren. De oprichting van bisdommen stond onder controle van de vorst.
* **Codificaties**: Doorheen de 16e tot 18e eeuw vonden er codificaties plaats, die chronologisch drie fasen kenden:
1. **Rond 1600**: Codificaties met diverse thema's, niet systematisch of uitputtend behandeld.
2. **Rond 1700 (ordonnanties van Lodewijk XIV)**: Codificaties met één thema, meer systematiek en completer, maar nog niet uitputtend.
3. **Rond 1800 (wetboeken, bv. Code civil)**: Codificaties met één thema, systematisch, quasi volledig en vaak met nieuw, rechtsvernieuwend en teleologisch recht, gericht op het plannen van de maatschappij en democratisering.
#### 3.2.2 Laat-Middeleeuwse machtstemperingen beperkt
Hoewel de macht van de vorst toenam, bleven er restanten van eerdere beperkingen, die echter sterk verzwakt werden.
* **Parlementarisme**: De Staten-Generaal kwamen vrijwel niet meer samen, of belastingen werden apart aan de verschillende vorstendommen gevraagd ("particuliere propositie") om de macht van de Staten-Generaal te breken. Gewestelijke Staten bleven wel bestaan, maar hun rol beperkte zich vaak tot financiële administratie en soms openbare werken.
* **Vorstelijke inmenging in samenstelling Staten**: De vorst oefende invloed uit op de samenstelling van de Staten door benoemingen van bisschoppen en de opkomst van de "noblesse de (longue) robe" (ambtsadel) die de oude adel verving, en door invloed uit te oefenen op de stadsraden.
* **Constitutionalisme**: Juridische verzwakking trad op door het bevriezen van bestaande privileges (bv. de Blijde Inkomst) en het verlies van stadsprivileges (bv. Concessio Carolina in Gent).
* **Strafrechtelijke macht**: De vorst beschikte over een vrijwel onbeperkte strafrechtelijke macht, onder meer via "lettres de cachet" (brieven om zonder proces gevangen te zetten) en uitzonderingsrechtbanken (bv. Raad van Beroerten).
* **Feitelijke verzwakking van potentiële tegenstanders**:
* **Steden**: Verdedigingsmuren werden gesloopt, dwangburchten gebouwd en garnizoenen ingezet om steden te controleren.
* **Adel**: Hun militaire rol nam af, en ze werden vaak ingeschakeld aan het hof.
* **Kerk**: Hoewel vaak een staatskerk, werd haar zelfstandigheid beperkt door censuur en het vorstelijk "placet" recht, dat controle uitoefende op kerkelijke wetten en benoemingen.
#### 3.2.3 Feitelijke beperkingen
Ondanks de centralisatie en machtsconcentratie waren er nog feitelijke beperkingen aan de absolute macht van de vorst:
* **Regionaal bestuur en rechtspraak**: Het regionale karakter bleef bestaan, met eigen gewestelijke instellingen en rechtbanken. De vorst moest rekening houden met regionale wetten en privileges.
* **Remonstrantierecht**: Parlementen (in Frankrijk) en justitieraden (in de Zuidelijke Nederlanden) konden koninklijke wetten terugsturen naar de vorst en verzoeken tot amendering. Hoewel de vorst de wet uiteindelijk kon doordrukken, moest hij rekening houden met deze regionale machten.
* **Weigering tot uitlevering**: Regionalisme uitte zich ook in de weigering om delinquenten uit te leveren naar andere regio's.
* **Afstand centrum-periferie**: De grote geografische afstand tussen het centrum van de macht en de periferie bemoeilijkte een absolute controle.
* **Financiële toestand**: Oorlogen, een dure hofhouding (bv. het paleis van Versailles) en slechte administratie leidden vaak tot lege staatskassen.
* **Intolerantie**: Religieuze intolerantie leidde tot emigratie van geschoolde bevolkingsgroepen, wat economische en intellectuele schade toebracht.
### 3.3 De evolutie van het recht
#### 3.3.1 Verschriftelijking van wetgeving, rechtspraak en juridische bronnen
De verschriftelijking was een cruciaal proces dat de rechtszekerheid vergrootte en het recht uniformiseerde.
* **Verschriftelijking de facto**: Beslissingen werden spontaan bewaard en gearchiveerd, hoewel dit nog niet verplicht was. Registratie van stedelijke en landelijke boeken, en parochieregisters werden belangrijk.
* **Verschriftelijking de iure**: Wetgeving werd verplicht op schrift gesteld en verspreid. Geschreven bewijsmiddelen kregen voorrang boven getuigenbewijs, zeker bij transacties boven een bepaald bedrag. Archivering werd verplicht en het notariaat en tabellionaat ontwikkelden zich.
* **Stijgende rol van de wetgeving**: Meer wetgeving kwam "motu proprio" (uit eigen beweging) van de vorst, wat leidde tot eenmaking van het recht en de invoering van concepten als verjaring.
* **Codificaties en homologatie**: Gewoonterecht werd opgetekend (codificatie) en kracht van wet gegeven (homologatie). Dit leidde tot meer eenmaking, rechtszekerheid en minder versnippering. Grote ordonnanties (bv. van Lodewijk XIV) en latere wetboeken (bv. Code Civil) systematiseerden het recht.
* **Verschriftelijking van de rechtspraak**: De romano-canonieke procedure, met zijn uitgebreide schriftelijke processen, adviezen van rechtsgeleerden en het neerschrijven van getuigenverklaringen, droeg bij aan de verschriftelijking. Rechtspraakverzamelingen werden gepubliceerd.
* **Ontwikkeling rechtsleer**: De invloed van de drukkunst en de ontwikkeling van juridische handboeken (bv. door Zypaeus, Hugo de Groot, Pothier) droegen bij aan de verspreiding en interpretatie van het recht.
* **Eenmaking van het recht**: De ontwikkeling van instellingen, de verspreiding van wetten en costumen, de rol van hogere rechtbanken en de groeiende rechtsleer leidden tot een geleidelijke eenmaking van het recht, zowel de facto als de iure.
#### 3.3.2 De evolutie / humanisering van het strafrecht
Vanaf de 18e eeuw vond er een geleidelijke humanisering van het strafrecht plaats, als reactie op het voorheen wrede en inhumane systeem.
* **Inhumane strafrecht (tot midden 18e eeuw)**: Kenmerkend waren foltering, schand-, lijf- en doodstraffen. Uitzonderingsrechtbanken zoals de Raad van Beroerten werden ingevoerd om ketterij en opstand te vervolgen. De codificatie van strafrechtelijke ordonnanties, hoewel bedoeld voor eenmaking, handhaafde vaak het harde regime. Oorzaken hiervan waren absolutisme, religieuze intolerantie, sociologische breuklijnen, psychologische factoren (lage levensverwachting) en juridische tekortkomingen (geen beroepsmogelijkheid, geen motivering).
* **Humanisering (vanaf 18e eeuw)**: Dit proces werd geïnspireerd door Verlichtingsdenkers als Cesare Beccaria.
* **Kernprincipes**: Gelijkheid van straffen voor iedereen, straffen in verhouding tot het misdrijf, het legaliteitsbeginsel ("nulla poena sine lege" - geen straf zonder wet), en de afschaffing van de doodstraf en foltering.
* **Invloed**: Deze ideeën beïnvloedden de Franse, Amerikaanse en Belgische revoluties en leidden tot strafrechtelijke hervormingen in de Zuidelijke Nederlanden onder Maria-Theresia en Jozef II, hoewel deze met de Brabantse Omwenteling deels werden teruggedraaid.
### 3.4 De uitbouw van de staatsmacht in de praktijk: Bourgondiërs, Karel V, en de Republiek
#### 3.4.1 Bourgondische centralisatie
De Bourgondische hertogen, beginnend met Filips de Goede, legden de basis voor een gecentraliseerd bestuur in de Nederlanden.
* **Patrimoniumgedachte**: Gebieden werden verworven via erfenis, huwelijk, koop en pand.
* **Centralisatie**: Oprichting van centrale instellingen zoals de Staten-Generaal (vanaf 1464) en het Parlement van Mechelen (later Grote Raad van Mechelen) als hoogste rechtbank.
* **Modernisering van bestuur en recht**: Gevolg van de centralisatie en professionalisering.
#### 3.4.2 Keizer Karel V
Karel V bouwde een enorm rijk op, wat leidde tot verdere centralisatie en conflicten, met name met Gent.
* **Omvangrijk rijk**: Omvatte de Nederlanden, Spaanse gebieden, Amerikaanse bezittingen en het Heilige Roomse Rijk.
* **Relatie met Gent**: De opstand van Gent in 1540 werd hardhandig neergeslagen (Concessio Carolina), wat leidde tot verlies van stedelijke autonomie.
* **Pragmatieke Sanctie (1549)**: Stelde de opvolgingsrechten van de 17 provincies gelijk om de eenheid van de Nederlanden te bewaren.
#### 3.4.3 De scheuring van de Nederlanden (1568-1648)
De Tachtigjarige Oorlog leidde tot de definitieve splitsing van de Nederlanden.
* **Oorzaken**: Fiscale druk, religieuze intolerantie (protestantisme) en het autoritaire regime van Filips II.
* **Belangrijke documenten**:
* **Pacificatie van Gent (1576)**: Akkoord tussen opstandige en niet-opstandige gewesten om Spaanse troepen te verdrijven en de positie van het calvinisme te erkennen.
* **Unie van Utrecht (1579)**: De basis voor de latere Republiek der Verenigde Nederlanden, met een confederale structuur voor defensie, buitenlands beleid en financieel beleid.
* **Plakkaat van Verlatinghe (1581)**: Afzwering van Filips II, gebaseerd op feodaal recht, natuurrecht en religieuze ideeën.
* **Gevolg**: Ontstaan van de Confederale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het Noorden en voortzetting van het Spaans bestuur in het Zuiden.
#### 3.4.4 Albrecht en Isabella: schijnsoevereiniteit (1598-1621)
Albrecht en Isabella regeerden de Zuidelijke Nederlanden, maar hun macht was beperkt door Spaanse voorwaarden, wat resulteerde in een schijnsoevereiniteit.
* **Voorwaarden**: Geen eigen koningskroon, eeuwig bondgenootschap met Spanje, geen handel met de Nieuwe Wereld, en Spaanse garnizoenen onder Spaans bevel.
#### 3.4.5 Spaanse en Oostenrijkse periodes in de Zuidelijke Nederlanden (17e-18e eeuw)
Na de Spaanse Successieoorlog kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bestuur.
* **Oostenrijkse periode (vanaf 1713)**: Gekenmerkt door pogingen tot hervorming vanuit de Verlichting, met name onder Jozef II. Deze hervormingen stuitten op verzet (bv. Brabantse Omwenteling).
#### 3.4.6 Verlicht absolutisme (18e eeuw)
Vorsten als Frederik II van Pruisen en Maria Theresia en Jozef II in Oostenrijk beperkten vrijwillig hun machtsaanspraken, omarmden natuurrecht en rationaliseerden bestuur en rechtspraak.
* **Rol van de Verlichting**: Nadruk op rede, universele mensenrechten, en de staat als dienaar van het algemeen welzijn ("tout pour le peuple, rien par le peuple").
* **Natuurrecht (Vernunftrecht)**: Universeel rechtssysteem gebaseerd op onvervreemdbare basisrechten, leidend tot een rationeel opgebouwd rechtssysteem.
* **Hervormingen**: Afschaffing van foltering, humanisering van het strafrecht, staatsfuncties i.p.v. patrimonium, en scheiding van kerk en staat.
### 3.5 Codificatie en eenmaking van het recht
De evolutie van het recht werd sterk beïnvloed door de verschriftelijking, wat leidde tot eenmaking van het recht op verschillende niveaus. De ontwikkeling van de instellingen, wetgeving, rechtspraak en rechtsleer droegen bij aan een grotere rechtszekerheid en uniformiteit.
> **Tip:** Let goed op de verschillende fasen van codificatie: van losse ordonnanties naar meer systematische wetboeken. Begrijp het verschil tussen "de facto" (spontaan) en "de iure" (wettelijk verplicht) verschriftelijking.
### 3.6 Humanisering van het strafrecht
De overgang van wreed naar humaan strafrecht was een lange evolutie, sterk beïnvloed door de Verlichting en denkers als Beccaria. Het legaliteitsbeginsel, proportionaliteit en de afschaffing van foltering en de doodstraf waren centrale concepten.
> **Tip:** Vergelijk de kenmerken van het inhumane strafrecht met die van de humanisering om de transformatie duidelijk te maken. De invloed van internationale denkers zoals Beccaria is hierbij cruciaal.
---
# Het verlicht absolutisme en de evolutie van het recht
Dit gedeelte behandelt de 18e-eeuwse opkomst van het verlicht absolutisme, de concepten van natuurrecht en de verschriftelijking van recht, evenals de juridische en menselijke hervormingen die voortvloeiden uit deze tendensen.
### 4.1 De theoretische onderbouwing van absolutisme en het verlicht absolutisme
#### 4.1.1 Absolutisme
Absolutisme, dat zich ontwikkelde vanaf de 16e tot de 18e eeuw, kenmerkt zich door de concentratie van soevereiniteit bij één persoon of groep, waarbij de macht als absoluut, ongebonden en ongelimiteerd wordt beschouwd. De vorst stond boven de wet (princeps legibus absolutus est) en was niet gebonden door feodale contracten. Dit ging gepaard met een afname van de macht van volksvertegenwoordigingen en ministeriële verantwoording.
##### 4.1.1.1 Kenmerken van absolutisme
* **Ongebonden en ongelimiteerde macht:** De vorstelijke macht kent geen goddelijke of juridische beperkingen.
* **Vorst boven de wet:** De vorst is niet gebonden door het recht.
* **Geen feodale contracten:** De vorst is niet gebonden door oude feodale verplichtingen.
* **Verzwakking van volksvertegenwoordiging:** Staten-Generaal en andere vergaderingen verliezen grotendeels hun invloed.
* **Onderwerping van ministers:** Ministers functioneren als dienaren van de vorst.
* **Centralisatie:** Streven naar eenmaking van wetgeving, administratie en bestuur.
* **Staatsbehoud:** Bescherming van het algemeen belang en de staat wordt als hoogste doelstelling gezien.
##### 4.1.1.2 Politiek-rechtsfilosofische componenten
* **Niccolò Machiavelli:** Populariseerde de notie "staat" in "Il Principe". Hij stelde dat het doel de middelen heiligt voor het beschermen van het algemeen belang en de staat. Macht is een middel om de ideale staat te creëren, waarbij zowel wetten als geweld nodig zijn.
* **Jean Bodin:** Pleitte voor een soevereiniteit die niet beperkt is in macht, tijd of lastgeving. De vorst bezit bevoegdheden zoals wetgeving, oorlogs- en vredesbeslissingen, benoemen en ontslaan, gratie verlenen, etc. Hij zag de vorst als almachtig binnen een sterke staat, zonder concurrerende machten. Dit had grote invloed op absolute monarchen zoals Lodewijk XIV.
##### 4.1.1.3 Uitingen van absolutisme
* **Stijging van wetgeving 'motu proprio':** De vorst neemt zelf het initiatief tot wetgeving, wat leidt tot eenmaking van het recht.
* **Centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen:** Opbouw van een sterk centraal gezag.
* **Sterk leger:** Oprichting van een centraal geleid beroepsleger.
* **Binding van wetenschappers:** Oprichting van academies (bv. Académie française, Académie des sciences) ter bevordering van centraal gestuurde wetenschap en cultuur.
* **Propaganda:** Bevordering van het imago van de vorst als "roi soleil" of goddelijke figuur.
* **Binding met de kerk:** De vorst domineert de kerk (bv. Gallicanisme) en soms wordt een staatskerk ingesteld.
* **Codificaties:** Systematische optekening van recht, evoluerend van losse ordonnanties tot complete wetboeken.
#### 4.1.2 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht (18e eeuw)
Het verlicht absolutisme, een product van de Verlichting, kenmerkt zich door vorsten die vrijwillig hun macht aanspraken beperkten op basis van rede. Ze erkenden constitutionele afspraken en natuurlijke vrijheden, met als doel de algemene welvaart ("tout pour le peuple, rien par le peuple").
* **Rol van de Verlichting:** De Verlichting (Siècle des Lumières, Aufklärung, Enlightment) bracht een focus op rede, wetenschap en universele rechten. De "Encyclopédie" van Diderot en D’Alembert, en het werk van Voltaire, zijn hier voorbeelden van.
* **Natuurrecht (Vernunftrecht):** Dit universele rechtssysteem is gebaseerd op onvervreemdbare basisrechten die aan elke mens van nature gegeven zijn. Het stond in contrast met het willekeurige wettenrecht van absolute heersers en het plaats- en tijdsgebonden Romeinse recht.
* **Basisgedachte:** Recht kan de ideale maatschappij creëren met regels die overal geldig en direct toepasbaar zijn. Rede leidt tot universele basisrechten en de staat dient de welvaart van het volk te waarborgen.
* **Belangrijkste vertegenwoordigers:**
* **Hugo De Groot (Republiek der Verenigde Nederlanden):** Grondlegger van het volkenrecht met werken als "De iure belli ac pacis".
* **Samuel Pufendorf, Christian Thomasius, Christian Wolff (Heilig Roomse Rijk):** Wegbereiders van de Centraal-Europese codificaties en het idee dat recht een gesloten systeem is.
* **Jean Domat (Frankrijk):** Had grote invloed op de Code Civil, met name op privaatrecht.
* **Verlichte despoten:** Vorsten zoals Frederik II de Grote van Pruisen schaften de pijnbank af, humaniseerden het strafrecht en scheidden kerk en staat. De staatsfunctie verving het patrimoniumbeginsel.
* **Rationalisering van instellingen:** Hervormingen in het gerechtelijk en administratief bestel, zoals onder Jozef II in de Zuidelijke Nederlanden. Deze hervormingen waren echter soms te snel en leidden tot weerstand (bv. de Brabantse Omwenteling).
### 4.2 De evolutie van het recht: verschriftelijking, codificatie en humanisering
#### 4.2.1 Verschriftelijking van recht
Vanaf de late middeleeuwen en vooral in de vroegmoderne tijd nam de verschriftelijking van recht een vlucht, zowel de facto (spontaan) als de iure (verplicht).
* **Verschriftelijking de facto:**
* **Registratie en archivering:** Beslissingen van rechtbanken en stadsmagistraten werden bewaard.
* **Parochieregisters:** Bijgehouden door de kerk, later ook door de wereldlijke overheid voor burgerlijke stand.
* **Invloeden:** Humanisme (centrale rol van de mens) en de uitvinding van de boekdrukkunst bevorderden de verspreiding van geschriften.
* **Verschriftelijking de iure:**
* **Verplichting tot neerschrijven:** Formele rechtsbronnen (wetten, costumen) en kenbronnen werden verplicht op schrift gesteld.
* **Bewijsmiddelen:** Schriftelijk bewijs kreeg voorrang boven getuigenbewijs, vooral bij transacties boven een bepaalde waarde.
* **Instellingen:** Archiefwetgeving en de ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat versterkten de verschriftelijking.
* **Stijgende rol van wetgeving:** Meer wetgeving kwam tot stand 'motu proprio' van de vorst, wat leidde tot eenmaking van het recht.
* **Privaatrecht:** Groeiende rol van de wet in het privaatrecht, met invloed van grote ordonnanties.
* **Verschriftelijking van de rechtspraak:** Romano-canonieke procedures resulteerden in lange geschreven processen. Getuigenverklaringen werden opgeschreven en medegedeeld aan de tegenpartij. Rechtspraakverzamelingen werden gepubliceerd.
#### 4.2.2 Codificatie en homologatie van costumen
Het proces van codificatie (optekening) en homologatie (bekrachtiging tot wet) van gewoonterecht was cruciaal voor de eenmaking van het recht.
* **Oorzaken:** Gewoonterecht was moeilijk te bewijzen (bv. via turbe), versnipperd en niet altijd wetenschappelijk gefundeerd. De vorst greep in om rechtszekerheid en eenmaking te bevorderen.
* **Proces:** Gewoonterecht werd opgetekend en door de vorst bekrachtigd, waardoor het de kracht van wet kreeg. Het geleerde recht diende als subsidiaire rechtsbron.
* **Resultaat:** Meer rechtszekerheid en eenmaking van het recht op verschillende niveaus (dorp, stad, kasselrij, gewest).
#### 4.2.3 De evolutie/humanisering van het strafrecht
Vanaf de 18e eeuw begon een proces van humanisering van het strafrecht, na een periode van inhumaan en wreed strafrecht.
##### 4.2.3.1 Inhumane strafrecht (tot midden 18e eeuw)
Dit strafrecht werd gekenmerkt door tortuur, schand-, lijf- en doodstraffen. De Bloedraad, ingesteld door de Hertog van Alva, is een voorbeeld van een uitzonderingsrechtbank. Het geleerde recht en de heersende tijdsgeest droegen bij aan deze hardheid.
* **Kenmerken:**
* **Tortuur en uitzonderingsrechtbanken:** Gebruikt als middel tot macht en vervolging.
* **Lijf- en doodstraffen:** Vaak verbrandingen als zuivering.
* **Geen beroepsmogelijkheid in strafzaken:** Gevolg was gebrek aan motivering en mensenrechten.
* **Criminaliteitswetgeving:** Codificatie van materieel en formeel strafrecht, met behoud van harde elementen.
##### 4.2.3.2 Humanisering van het strafrecht (vanaf 18e eeuw)
De Verlichting bracht een beweging naar een humaner strafrecht, met de nadruk op rede en proportionaliteit.
* **Cesare Beccaria:** Zijn werk "Over misdaden en straffen" was cruciaal. Hij pleitte voor:
* **Gelijkheid voor de wet:** Straffen gelijk voor iedereen, ongeacht stand.
* **Proportionaliteit:** Straf in verhouding tot het misdrijf.
* **Nulla poena sine lege:** Geen straf zonder wet (legaliteitsbeginsel).
* **Afschaffing doodstraf en tortuur:** Deze werden als onnodig en onredelijk beschouwd.
* **Invloed:** Beccaria's ideeën beïnvloedden de Franse, Amerikaanse en Belgische revoluties en vormden de basis voor het moderne strafrecht.
* **Praktische hervormingen:** Onder Maria Theresia en Jozef II werden stappen gezet naar afschaffing van tortuur en legalisering van het strafrecht, hoewel deze hervormingen niet altijd standhielden.
### 4.3 Eenmaking van het recht
De verschriftelijking en codificatie van het recht, in combinatie met de ontwikkeling van centrale instellingen, leidden tot een toenemende eenmaking van het recht in de Nederlanden.
* **Rol van hogere rechtbanken:** Hoger beroep en de ontwikkeling van rechtspraakverzamelingen droegen bij aan de uniformisering van de rechtspraak.
* **Rechtsleer:** Werken zoals "Notitia iuris Belgici" van Franciscus Zypaeus en "Inleiding tot de Hollandse rechtsgeleerdheid" van Hugo de Groot beschreven en trachtten het recht van specifieke regio's te ordenen en te fuseren met geleerd recht.
* **Impact van wetgeving en gewoonterecht:** De gelijkstelling van wetgeving in verschillende gebieden en de homologatie van costumen zorgden voor eenmaking de iure en de facto.
### 4.4 Verlicht absolutisme en de evolutie van het recht in de Zuidelijke Nederlanden
De 18e eeuw zag een verschuiving naar een meer verlicht absolutisme, met vorsten die hervormingen doorvoerden, al dan niet gedreven door de ideeën van het natuurrecht en de Verlichting.
* **Habsburgse Nederlanden:** Onder Maria Theresia en Jozef II werden pogingen ondernomen om het bestuur en rechtssysteem te rationaliseren.
* **Jozef II's hervormingen:** Gericht op centralisatie en modernisering, maar soms te snel doorgevoerd en leidend tot weerstand, zoals de Brabantse Omwenteling in 1790.
* **Juridische vernieuwingen:** Pogingen tot aanpassing van gerechtelijke procedures en codificaties.
* **Rol van het natuurrecht:** De ideeën van het natuurrecht beïnvloedden het streven naar universele en rationele wetgeving, met een focus op de welvaart van het volk.
* **Tolerantie-edicten:** De toelating van andere godsdiensten en de afschaffing van niet-nuttige kloosterorden waren uitingen van een meer tolerante houding.
* **Revoluties:** De late 18e eeuw werd gekenmerkt door de Amerikaanse en Franse revoluties, die voortkwamen uit de ideeën van volkssoevereiniteit en democratische principes.
**Tip:** De evolutie van het recht in deze periode laat zien hoe de macht van de vorst, hoewel soms absoluut, toch werd beïnvloed door intellectuele stromingen en maatschappelijke veranderingen, wat uiteindelijk leidde tot hervormingen en een geleidelijke, zij het moeizame, humanisering van het rechtssysteem.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Patrimoniumbezit | Het idee dat een gebied of land als erfgoed binnen een familie wordt doorgegeven, meestal van vader op zoon of dochter, en als privé-eigendom wordt beschouwd. |
| Staatsbezit | Territorium en middelen die onder centrale staatscontrole vallen en niet langer als privé-eigendom van de vorst worden beschouwd, kenmerkend voor de transitie naar moderne staten. |
| Soevereiniteit | Het hoogste gezag binnen een bepaald territorium; in de vroegmoderne tijd evolueerde dit van het gezag van de vorst naar het gezag van het volk (volkssoevereiniteit). |
| Natiestaat | Een staat die wordt gekenmerkt door een centrale overheid, afgebakende grenzen, en een gemeenschappelijke cultuur en wetgeving die de bevolking verenigt. |
| Absolute monarchie | Een regeringsvorm waarbij de vorst bijna onbeperkte macht bezit, die gecentraliseerd en vaak schriftelijk vastgelegd is, zonder significante beperkingen door andere machten. |
| Volkssoevereiniteit | Het principe dat de hoogste macht uitgaat van het volk, dat zijn gezag kan uitoefenen via vertegenwoordigers of rechtstreeks, in tegenstelling tot vorstelijke soevereiniteit. |
| Patrimoniumgedachte | Het concept dat een gebied of land als erfgoed binnen een familie wordt doorgegeven, wat de basis vormde voor de territoriale uitbreiding door huwelijken, erfenissen en aankopen. |
| Personele unie | Een politieke toestand waarbij een vorst meerdere territoria met verschillende titels regeert, waarbij de vorst persoonlijk de verbindende schakel is tussen de gebieden. |
| Staten-Generaal | De opperste volksvertegenwoordiging voor de ganse Nederlanden, opgericht vanaf 1464, die een cruciale rol speelde in het politieke landschap, hoewel hun macht in de loop der tijd afnam. |
| Parlement van Mechelen | Een opperste rechtbank, opgericht in 1473, die diende als voorloper van het Hof van Cassatie en een centrale rol speelde in de rechtspraak in de Nederlanden. |
| Ancien Régime | De politieke en sociale orde in Frankrijk vóór de Franse Revolutie, gekenmerkt door monarchale overheersing en een standensysteem. |
| Raad van State | Een politiek en raadgevend orgaan dat de vorst bijstaat in bestuurlijke en politieke aangelegenheden, een belangrijke instelling in de centralisatie van het bestuur. |
| Geheime Raad | Een juridisch en administratief orgaan dat de vorst adviseert en ondersteunt bij juridische en administratieve taken, een sleutelonderdeel van de gecentraliseerde staat. |
| Raad van Financiën | Een orgaan belast met het financieel beheer van het rijk, essentieel voor de centrale controle over de staatsinkomsten en -uitgaven. |
| Beeldenstorm | Een golf van vernielingen van katholieke heiligenbeelden en religieuze objecten door protestanten in de Lage Landen, die begon in 1566 en een belangrijke oorzaak was van de Opstand. |
| Raad van Beroerten | Een uitzonderingsrechtbank opgericht door de Hertog van Alva in de 16e eeuw om opstandelingen en ketters te vervolgen, wat leidde tot wijdverbreide repressie. |
| Pacificatie van Gent | Een akkoord gesloten in 1576 tussen opstandige en niet-opstandige gewesten om de Spaanse overheersing te bestrijden, met beloftes van religieuze tolerantie en de terugtrekking van Spaanse troepen. |
| Unie van Utrecht | Een verbond gesloten in 1579 tussen opstandige gewesten in de Nederlanden, gericht op militaire samenwerking, een gemeenschappelijke munt en gecoördineerd buitenlands beleid. |
| Plakkaat van Verlatinge (Akte van Afzwering) | Een document uit 1581 waarin de Staten-Generaal Filips II afzwoeren als vorst, gebaseerd op het principe van feodaal weerstandsrecht en natuurrecht, en de weg vrijmaakte voor een nieuwe regering. |
| Uti possidetis | Een juridisch principe dat stelt dat men behoudt wat men daadwerkelijk in handen heeft tot er een formele overeenkomst is, toegepast tijdens het Twaalfjarig Bestand. |
| Verdrag van Münster (Vrede van Westfalen) | Een reeks verdragen uit 1648 die de Tachtigjarige Oorlog beëindigden en leidden tot de internationale erkenning van de Republiek der Verenigde Nederlanden en de geboorte van het internationaal publiekrecht. |
| Absolutisme | Een politieke doctrine en regeringsvorm waarbij de vorst absolute, ongebonden en ongelimiteerde macht bezit, zonder verantwoording verschuldigd te zijn aan andere instanties. |
| Vorstenspiegel | Een literair genre dat advies geeft aan vorsten over hoe zij moeten regeren, vaak met nadruk op deugden, moraal en voorbeelden uit de geschiedenis. |
| Niccolò Machiavelli | Een Florentijnse diplomaat en schrijver wiens werk, met name 'Il Principe', de notie van de staat populariseerde en de gedachte verdedigde dat het doel de middelen heiligt in de politiek. |
| Jean Bodin | Een Franse politiek filosoof die in zijn werk 'Les Six Livres de la République' pleitte voor een sterke, onbeperkte vorstelijke macht als middel om anarchie te voorkomen. |
| Lodewijk XIV (de Zonnekoning) | Koning van Frankrijk die het absolutisme perfectioneerde, gekenmerkt door centralisatie van macht, cultuurpolitiek en de beroemde uitspraak "l'état c'est moi" ("de staat dat ben ik"). |
| Colbertisme | Economisch beleid in Frankrijk tijdens het bewind van Lodewijk XIV, gericht op mercantilisme, exportbevordering en protectionisme om de nationale rijkdom te vergroten. |
| Gallicanisme | Een beweging in de Franse kerk die de autonomie van de Franse kerk ten opzichte van de paus nastreefde en de invloed van de koning op kerkelijke zaken benadrukte. |
| Codificaties | Het systematisch vastleggen van wetten en rechtsregels in wetboeken, wat leidde tot meer rechtszekerheid en eenmaking van het recht. |
| Verlicht absolutisme | Een vorm van absolutisme in de 18e eeuw waarbij verlichtingsideeën werden toegepast door monarchale heersers die vrijwillig hun macht beperkten en hervormingen doorvoerden ten bate van het volk. |
| Natuurrecht (Vernunftrecht) | Een universeel rechtssysteem gebaseerd op rede en onvervreemdbare basisrechten die van nature aan elke mens zijn gegeven, in tegenstelling tot het willekeurige wettenrecht van de absolute heerser. |
| Hugo De Groot (Grotius) | Een Nederlandse jurist en diplomaat die als grondlegger van het internationaal publiekrecht wordt beschouwd, met werken als 'De jure belli ac pacis'. |
| Humanisering van het strafrecht | Een tendens vanaf de 18e eeuw om straffen menselijker te maken, met nadruk op proportionaliteit, afschaffing van foltering en de doodstraf, en de invoering van het legaliteitsbeginsel. |
| Legaliteitsbeginsel (Nullum crimen, nulla poena sine lege) | Het principe dat er geen straf kan zijn zonder een voorafgaande wettelijke bepaling die het misdrijf en de straf vastlegt. |
| Verschriftelijking | Het proces van het vastleggen van juridische teksten, documenten en procedures op schrift, wat leidde tot meer rechtszekerheid, controle en verspreiding van recht. |
| Romano-canonieke procedure | Een rechtsgang gebaseerd op Romeins en canoniek recht, kenmerkend voor de periode na de Middeleeuwen, die vaak leidde tot lange, geschreven processen met veel documentatie. |
| Homologatie | De officiële bekrachtiging en goedkeuring door de vorst van opgetekend gewoonterecht, waardoor het de kracht van wet kreeg. |
| Ius proprium | Het eigen, specifieke recht van een bepaald gebied of gewest, in tegenstelling tot het 'geleerde recht' (ius commune) dat gebaseerd was op Romeins en canoniek recht. |
| Inhumane strafrecht | Het strafrecht zoals toegepast tot midden 18e eeuw, gekenmerkt door wrede straffen zoals tortuur, lijfstraffen en doodstraffen, vaak gebruikt als middel tot machtsuitoefening. |
| Inquisitoire procedure | Een gerechtelijke procedure waarbij de rechter zelf actief onderzoek doet naar de feiten, in tegenstelling tot de accusatoire procedure waarbij de partijen het bewijs aanleveren. |
| Uitzonderingsrechtbanken | Rechtbanken die buiten de normale rechtsgang opereerden, vaak opgericht om specifieke groepen of misdrijven te vervolgen, zoals de Raad van Beroerten. |
| Cesare Beccaria | Een Italiaanse jurist wiens werk 'Over misdaden en straffen' een grote invloed had op de humanisering van het strafrecht en de invoering van het legaliteitsbeginsel. |