Cover
Aloita nyt ilmaiseksi 2526 VT Deel 2 HS 5 Woordverwerving_STUDENT(1).pptx
Summary
# Wat is woordverwerving en het belang ervan
Dit onderwerp verklaart wat woordverwerving inhoudt, het onderscheid tussen kwantiteit en kwaliteit van woordenschat en het cruciale belang van een uitgebreide woordenschat voor schoolsucces en maatschappelijk functioneren.
## 1. Wat is woordverwerving en waarom zetten we in op woordverwerving?
Woorden worden beschouwd als de fundamentele bouwstenen van taal. In onze evolutie van een industriële naar een kennismaatschappij is een uitgebreide woordenschat van cruciaal belang geworden. Kennisverwerving en woordenschat zijn nauw met elkaar verweven. Zowel de kwantiteit (omvang) als de kwaliteit (diepte) van iemands woordenschat zijn essentieel voor schoolsucces en het functioneren in de maatschappij.
### 1.1 Kwantiteit en kwaliteit van woordenschat
* **Kwantiteit**: Dit verwijst naar de hoeveelheid woorden die een leerling kent, wat resulteert in een brede woordenschatkennis.
* **Kwaliteit**: Dit omvat de kennis over de achterliggende concepten en de betekenisrelaties tussen woorden in een netwerk, wat leidt tot een diepe woordenschatkennis. Het weten wat een woord betekent, hoe je het schrijft en hoe je het uitspreekt, valt hieronder.
Geïntegreerd werken aan woordenschatverwerving is noodzakelijk in elk leergebied en bij elke interactie, aangezien dit voortdurend kansen biedt voor woordenschatuitbreiding. Er is een wisselwerking tussen brede en diepe woordenschatkennis, wat een duidelijke invloed heeft op de talige vaardigheden van leerlingen. De omvang en kwaliteit van de woordenschat bepalen mede het schoolsucces en het latere functioneren en leren in de maatschappij.
### 1.2 Grote verschillen tussen leerlingen
Bij aanvang van de basisschool bestaan er al aanzienlijke verschillen in de woordenschatbagage van leerlingen, zowel in breedte als in diepte. Het culturele kapitaal van een leerling heeft hier invloed op, wat kan leiden tot een 'woordenschatkloof'. Een brede woordenschat is een belangrijke voorspeller van schools succes en leesbegrip. Vroege verschillen zijn hierin erg belangrijk.
De taalinput die ouders en begeleiders in de kinderopvang bieden, beïnvloedt de kwaliteit van de gekende woordenschat. Rijkere taalinteracties, zoals dagelijks voorlezen, veel hardop vertellen, spelletjes spelen en liedjes zingen, zijn daarom van groot belang. Hoge verwachtingen rond woordverwerving zijn eveneens cruciaal.
## 2. Hoe verloopt woordverwerving?
### 2.1 De relatie tussen natuurlijke woordverwerving en woordenschatonderwijs
Woordverwerving is het leerproces van nieuwe woorden en nieuwe betekenisaspecten van reeds gekende woorden. Dit is een natuurlijk proces dat vanaf de geboorte start. Tegen het einde van de differentiatiefase (einde derde kleuterklas) wordt een basiswoordenschat verworven, worden langere zinnen gebruikt en grammaticaregels correcter toegepast. Tegen het einde van het zesde leerjaar kennen leerlingen naar schatting minstens 15.000 tot 17.000 woorden ter voorbereiding op het secundair onderwijs.
Woordverwerving stopt nooit; het is een levenslang proces waarbij nieuwe woorden worden geleerd door te luisteren, spreken, lezen en schrijven in betekenisvolle contexten. Het woordleerproces verloopt via drie principes: labelen, categoriseren en netwerkopbouw.
Het taallerende brein heeft een voorkeur voor woordverbindingen. Goed woordenschatonderwijs sluit aan bij dit natuurlijke proces van labelen, categoriseren en netwerkopbouw. Woorden mogen niet geïsoleerd worden aangeboden, maar in combinaties met andere woorden en in verschillende contexten.
Spaced repetition, of gespreid herhalen, integreert taal- en kennisontwikkeling op een krachtige manier en zet deze functioneel in in betekenisvolle leersituaties.
### 2.2 Alledaagse taal en schooltaal
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **DAT (Dagelijks Algemene Taalgebruik)**: Dit is de algemene omgangstaal, voornamelijk gebruikt thuis en in informele situaties.
* **CAT (Cognitief Academisch Taalgebruik)**: Dit is de typische schooltaal, die abstract, formeel en cognitief uitdagend is en op een hoger niveau ligt. TVH (Taal- en Vaktaal- en Handelingen) is hiervoor noodzakelijk.
Het verschil tussen thuistaal en schooltaal is significant. Anderstalige nieuwkomers, leerlingen met een andere thuistaal en leerlingen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben extra aandacht nodig voor de verwerving van alledaagse taal. Op school wordt echter ook veel alledaagse taal gebruikt, en het oppikken hiervan vereist een rijk taalaanbod, betekenisvolle contexten, interactiekansen en visuele ondersteuning.
Alledaagse taal vormt de basis voor CAT. De categorieën binnen de schooltaal (CAT) zijn:
1. **Algemene school- en instructietaal**: Dit is de taal die wordt gebruikt om mondelinge en schriftelijke opdrachten uit te leggen en het dagelijkse verloop in de klas en school te regelen.
2. **Algemene en specifieke vaktaal**: Dit is de taal die verbonden is aan bepaalde leergebieden/vakdisciplines en leerinhouden.
Algemene vaktaal is taal verbonden aan een bepaald leergebied of een bepaalde vakdiscipline. Specifieke vaktaal is taal verbonden aan een bepaalde leerinhoud of specifieke context. Wanneer woorden in een specifieke context een andere betekenis krijgen, kunnen ook alledaagse woorden opklimmen in complexiteit tot vaktaalwoorden. Figuurlijk taalgebruik bevindt zich ergens tussen de algemene schooltaal en de vaktaal in.
Onderzoek toont aan dat leraren vaak langer stilstaan bij specifieke schooltaalwoorden dan bij algemene school- en instructietaal en algemene vaktaal. Het is belangrijk om deze laatste categorieën expliciet toe te lichten.
## 3. Hoe werk je taalkrachtig aan woordverwerving bij alle leerlingen?
### 3.1 Stimuleer een positief-talige grondhouding op het vlak van woordverwerving
Leraren spelen een cruciale rol in het ondersteunen van leerlingen en het aanbieden van strategieën om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen. Nieuwe woorden zijn sleutels tot kennis, communicatie en zelfexpressie. Leraren dienen regelmatig nieuwe, moeilijke, bijzondere of mooie woorden aan te reiken en ondersteuning te bieden bij het achterhalen van woordbetekenissen.
* **Woordbewustzijn**: Dit is het bewust worden van woorden, hun betekenis en gebruik in verschillende contexten. Het stimuleert nieuwsgierigheid naar taal en plezier in het ontdekken van nieuwe woorden.
* **Woordeigenaarschap**: Dit is het proces waarbij leerlingen zich nieuwe woorden eigen maken en actief gebruiken in spreken en schrijven, wat hen zelfverzekerder en comfortabeler maakt in taalgebruik.
### 3.2 Ontwikkel woordbegrip in een betekenisvolle context
Nieuwe woorden worden het best geleerd in een rijke context, via boeiende teksten, concreet materiaal en activiteiten die uitnodigen tot interactie. Nieuwe woorden blijven beter hangen wanneer er een link is met de leefwereld van de leerlingen en wanneer ze meerdere keren terugkomen in verschillende contexten (gespreide herhaling).
Vuistregels voor contextrijk woordenschatonderwijs:
* Activeer relevante voorkennis.
* Bied woorden aan in clusters.
* Geef woorden op verschillende manieren en binnen verschillende contexten een betekenis.
* Benut ook de thuistaal van leerlingen om de link tussen concept en label te versterken.
### 3.3 Ga functioneel en interactief met woorden aan de slag
Nieuwe woorden moeten in een rijke, betekenisvolle context worden aangeboden die nuttig en interessant is en aansluit bij de doelen en inhoud van de les. Interactie is hierbij een sleutel tot succes en een krachtige motor voor zowel interactie tussen leraar en leerling, als tussen leerlingen onderling.
**Betekenisonderhandeling**: Dit omvat denkstimulerende vragen, doorvragen, bevestiging vragen en fouten corrigeren. Het is een hulpmiddel om begrippen te verhelderen, modelleert hoe de leraar zelf betekenis achterhaalt, en stimuleert onderlinge interactie, waardoor leerlingen een actieve rol spelen.
### 3.4 Zet zowel impliciet als expliciet in op woordverwerving
Er worden naar schatting 3.000 nieuwe woorden per schooljaar verworven, voornamelijk impliciet. Leerlingen pikken nieuwe woorden spontaan op in een rijke, gevarieerde taalomgeving. De taal van de leraar is hierbij een erg belangrijke factor, met een gevarieerd, uitdagend en correct taalaanbod. Impliciete woordenschatverwerving wordt bevorderd door herhaling, spreiding in tijd en aanbieden in verschillende contexten.
Tegelijkertijd worden ook nieuwe woorden expliciet aangeleerd. De leraar selecteert vooraf woorden die noodzakelijk zijn voor het leren en begrijpen van de lesinhoud. Talige activiteiten bieden kansen om nieuwe woorden te horen en te gebruiken, zowel impliciet als expliciet. Interacties kunnen leiden tot de verwerving van nieuwe, onvoorziene woordenschat of specifieke termen die bewust door de leraar worden aangereikt. Authentieke en rijk gelaagde teksten zijn een krachtige manier om woordenschat te verwerven.
Van incidentele naar intentionele woordenschatontwikkeling: incidentele, toevallige woordopname is onvoldoende; expliciete, doelgerichte instructie is nodig, met name voor vaktaalwoorden of wanneer de context ontoereikend is. Niet elk onbekend woord hoeft expliciet behandeld te worden; men dient strategisch en intentioneel te werk te gaan.
Selectieregels voor het kiezen van woorden:
* Kies woorden die functioneel zijn.
* Focus op kernbegrippen en schooltaal.
* Beperk de selectie.
* Varieer in woordsoorten.
* Houd rekening met voorkennis en interesses.
* Let op frequentie.
Woordenschatverwerving is niet het aanleren van losse woorden, maar gebeurt via nieuwe kennis en doordacht oefenen, wat het woordenschatrepertoire uitbreidt en verdiept. Het **Viertaktmodel** (Verhallen & van den Nulft, 2009) biedt houvast voor een intentionele, expliciete aanpak van woordverwerving en bestaat uit vier didactische stappen (inclusief de drie 'uitjes'): voorbewerken, semantiseren (uitleggen, uitbeelden, uitbreiden), consolideren en controleren.
### 3.5 Leer woordleerstrategieën aan
Leerlingen moeten levenslang zelfredzaam worden in het uitbreiden van hun woordenschat, zowel binnen als buiten school. Dit gebeurt door hen woordleerstrategieën aan te leren, zodat ze zelfstandig woordenschat actief kunnen uitbreiden.
### 3.6 Ondersteun het woordleerproces op verschillende manieren
* **Taalgerichte feedback**: Dit is een krachtige ondersteuning tijdens interactie. Talige input leidt tot hypothesen over vorm en betekenis, die door de feedback van de leraar bijgesteld kunnen worden. Altijd constructieve feedback stimuleren en een positieve talige grondhouding bij leerlingen bevorderen is belangrijk. 'Fouten maken' en trial-and-error zijn noodzakelijk om te leren.
* **Visualisatie**: Ondersteuning kan geboden worden door middel van graphic organizers, zoals mindmaps, woordspinnen, woordparachutes, woordkasten en woordtrappen. Ook hiërarchische betekenisrelaties zijn relevant.
### 3.7 Herhaal gespreid en gevarieerd met tijd voor reflectie
Cyclisch werken, waarbij kennis herhaaldelijk en gespreid in de tijd wordt aangeboden met toenemende diepgang, is cruciaal voor het versterken van begrip en functionele inzet. **Retrieval practice** (actief terug oproepen) en **spaced repetition** (gespreid herhalen) bieden veel informatie over het woordverwervingsproces van leerlingen.
Woorden moeten actief en betekenisvol inoefend worden via speelse en effectieve activiteiten, met gespreide herhaling en reflectie op betekenis. Consolidatiespelletjes, zoals woordbingo, memory, raadspelletjes, mix & ruil, stellingenspel, woord van de dag, kennismuur, het invullen van graphic organizers, en semantic feature analysis, dragen hieraan bij.
## 4. Woordverwerving breed evalueren
Woordverwerving moet op een geïntegreerde manier benaderd worden, waarbij de evaluatie van woordkennis wordt gecombineerd met de evaluatie van vakinhoudelijke kennis. De leraar moet een duidelijk beeld hebben van de precieze verwachtingen: moet het woord begrepen of gebruikt worden? Gaat het om passieve (oppervlakkige) of actieve (diepe) woordkennis? Het 'kennen van een woord' is een continuüm.
### 4.1 Woordverwerving evalueer je bij voorkeur procesgericht
Frequent procesgericht evalueren, in combinatie met effectieve leerstrategieën zoals retrieval practice en spaced repetition, biedt de meeste informatie over het woordverwervingsproces van leerlingen.
### 4.2 Welke evaluatievormen zijn geschikt om woordenschatontwikkeling in kaart te brengen?
* **Impliciete evaluatie**: Observeren.
* **Expliciete evaluatie**: Gerichte vragen stellen naar specifieke woorden in gesprekken, actieve verwerkingsopdrachten, quizzen of toetsen.
## 5. Inspelen op verschillen tussen leerlingen
Sommige leerlingen beschikken over minder woorden in hun 'rugzakje', met name minder relevante school- en vaktaalwoorden, en beheersen het academisch register minder goed. Onderzoek heeft aangetoond dat er grote verschillen kunnen zijn in de hoeveelheid taal die kinderen te horen krijgen in het gezin. Leerlingen met een andere thuistaal hebben bij aanvang van hun schoolloopbaan vaak een beperktere Nederlandse woordenschat.
De woordenschatkloof kan actief verkleind worden vanaf de kleuterschool. Op de lagere school is aandacht voor de basiswoordenschat essentieel, zeker voor anderstalige leerlingen. Ondersteuning kan geboden worden via taalfeedback, preteaching (vooraf aanbieden van woordenschat) en verlengde instructie.
## 6. Hoe werk je als school samen aan woordverwerving?
Een gedeelde visie op woordverwerving binnen het volledige team is cruciaal. Een kennisrijk curriculum moet worden uitgebouwd, en het woordenschatbeleid moet gekoppeld worden aan een geïntegreerd, schoolbreed taalbeleid. Thema's of ankers met oplopende moeilijkheidsgraad kunnen hierbij helpen.
Woordverwerving is grotendeels contextspecifiek. Scholen kunnen werken met schooleigen woordenlijsten of een woordenlijst voor anderstalige nieuwkomers (met alledaagse woorden en eenvoudige schooltaal). Echter, te rigide woordenlijsten kunnen het taalaanbod verarmen en een te systematische aanpak is arbeidsintensief, met niet altijd bewezen positieve effecten. Een gezamenlijke aanpak voor zowel kwantitatieve als kwalitatieve uitbreiding van de woordenschat is wenselijk.
## 7. Mythes en misverstanden
* In klassen met leerlingen die nog volop Nederlands leren, moet de leraar zijn taalaanbod aanpassen.
* Expliciet stilstaan bij de betekenis van woorden hoort vooral thuis in de lessen Nederlands.
* Expliciet woordenschatonderwijs betekent dat nieuwe woorden (enkel) geïsoleerd worden ingeoefend.
---
# Het proces van woordverwerving en onderwijsstrategieën
Dit deel behandelt hoe leerlingen natuurlijke woordverwerving toepassen, hoe dit zich verhoudt tot formeel onderwijs, en introduceert strategieën voor woordverwerving zoals labelen, categoriseren en netwerkopbouw, met aandacht voor het onderscheid tussen alledaagse en schooltaal.
## 2.1 Wat is woordverwerving en waarom is het belangrijk?
Woorden zijn de fundamentele bouwstenen van taal. In onze huidige kennismaatschappij is een uitgebreide woordenschat cruciaal voor zowel kennisverwerving als functioneren in de maatschappij. Woordverwerving omvat zowel de kwantiteit (het aantal woorden dat een leerling kent) als de kwaliteit (de diepte van kennis over de betekenis, spelling, uitspraak en relaties van woorden). Een geïntegreerde aanpak van woordenschatverwerving in alle leergebieden en interacties is essentieel voor schoolsucces en maatschappelijk functioneren.
### 2.1.1 Grote verschillen tussen leerlingen
Er bestaan aanzienlijke verschillen in woordenschatbagage (zowel in breedte als diepte) tussen leerlingen bij aanvang van de basisschool. Deze verschillen, deels beïnvloed door cultureel kapitaal, vormen de zogenaamde "woordenschatkloof". Een brede woordenschat is een belangrijke voorspeller van schoolsucces en leesbegrip, waardoor vroege verschillen extra belangrijk zijn. De taalinput van ouders en begeleiders in de kinderopvang, met name door middel van rijke taalinteracties zoals voorlezen, praten, spelletjes en zingen, beïnvloedt de kwaliteit van de woordenschat.
## 2..2 Hoe verloopt woordverwerving?
### 2.2.1 De relatie tussen natuurlijke woordverwerving en woordenschatonderwijs
Woordverwerving is het levenslange proces van het leren van nieuwe woorden en nieuwe betekenisaspecten van bekende woorden, dat start vanaf de geboorte. Tegen het einde van de differentiatiefase (einde derde kleuterklas) hebben kinderen een basiswoordenschat verworven, passen ze langere zinnen en grammaticaregels correcter toe, en ontwikkelen ze een passieve woordkennis en actieve woordenschat. Tegen het einde van het zesde leerjaar zouden leerlingen naar schatting tussen de 15.000 en 17.000 woorden kennen ter voorbereiding op het secundair onderwijs.
Het woordleerproces verloopt volgens drie principes:
* **Labelen:** Het koppelen van een woord aan een concept.
* **Categoriseren:** Het groeperen van woorden op basis van gedeelde kenmerken of betekenissen.
* **Netwerkopbouw:** Het leggen van verbanden tussen nieuwe woorden en reeds bestaande kennis in een conceptueel netwerk.
Goed woordenschatonderwijs sluit aan bij dit natuurlijke proces door woorden niet geïsoleerd aan te bieden, maar in meerwoordverbindingen en diverse contexten.
> **Tip:** Spaced repetition, of gespreid herhalen, integreert taal- en kennisontwikkeling krachtig en functioneel in betekenisvolle leersituaties.
### 2.2.2 Alledaagse taal en schooltaal
Het onderscheid tussen alledaagse taal en schooltaal is essentieel:
* **DAT (Dagelijks Algemene Taalgebruik):** De algemene omgangstaal, voornamelijk thuis en in informele situaties.
* **CAT (Cognitief Academisch Taalgebruik):** De typische schooltaal die abstracter, formeler en cognitief uitdagender is. Een goed ontwikkeld CAT is noodzakelijk voor academisch succes.
Alledaagse taal vormt de basis voor CAT. Schooltaal kan worden onderverdeeld in:
1. **Algemene school- en instructietaal:** De taal die gebruikt wordt voor mondelinge en schriftelijke opdrachten, dagelijkse schoolactiviteiten en klassenmanagement.
2. **Algemene en specifieke vaktaal:** Taal die verbonden is aan specifieke leergebieden of vakdisciplines en leerinhouden.
Woorden uit het dagelijks taalgebruik kunnen, wanneer ze in een specifieke context een andere betekenis krijgen, opklimmen in de hiërarchie tot vaktaalwoorden. Figuurlijk taalgebruik bevindt zich tussen de algemene schooltaal en de vaktaal. Onderzoek toont aan dat er op school vaak te weinig tijd is voor het expliciet behandelen van algemene school- en instructietaal en algemene vaktaal, terwijl dit cruciaal is.
> **Voorbeeld:** Een woord als 'bank' kan in alledaagse taal verwijzen naar een zitmeubel, maar in de context van economie kan het ook een financiële instelling betekenen.
Anderestalige nieuwkomers (AN) en leerlingen met een andere thuistaal of lage sociaaleconomische status hebben extra aandacht nodig voor de verwerving van alledaagse taal, aangezien deze de basis vormt voor verdere taalontwikkeling.
## 2.3 Hoe werk je taalkrachtig aan woordverwerving bij alle leerlingen?
### 2.3.1 Stimuleer een positief-talige grondhouding
Leerkrachten spelen een cruciale rol in het ondersteunen van leerlingen bij het achterhalen van de betekenis van onbekende woorden. Nieuwe woorden bieden sleutels tot kennis, communicatie en zelfexpressie. Het regelmatig aanbieden van nieuwe, bijzondere of mooie woorden en het aanleren van strategieën om woordbetekenissen te achterhalen, bevordert **woordbewustzijn** (bewustzijn van woorden, hun betekenis en gebruik) en **woordeigenaarschap** (het actief eigen maken en gebruiken van nieuwe woorden).
### 2.3.2 Ontwikkel woordbegrip in een betekenisvolle context
Nieuwe woorden leren het best in rijke contexten, via boeiende teksten, concreet materiaal en interactieve activiteiten die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Woorden blijven beter hangen wanneer ze meerdere keren in verschillende contexten voorkomen (gespreide herhaling).
Vuistregels voor contextrijk woordenschatonderwijs:
* Activeer relevante voorkennis.
* Bied woorden aan in clusters of woordvelden.
* Geef woorden op verschillende manieren en binnen verschillende contexten een betekenis.
* Benut ook de thuistaal van leerlingen om de link tussen concept en label te versterken.
### 2.3.3 Ga functioneel en interactief met woorden aan de slag
Nieuwe woorden zijn het meest nuttig en interessant wanneer ze worden aangeboden in een rijke, betekenisvolle context die aansluit bij de leerdoelen. Interactie tussen leerkracht en leerling, en tussen leerlingen onderling, is een krachtige motor voor woordverwerving. **Betekenisonderhandeling**, waarbij denkstimulerende vragen gesteld worden, doorgevraagd wordt, bevestiging wordt gevraagd en fouten gecorrigeerd worden, is een effectief hulpmiddel om begrippen te verhelderen en de leerlingen te modelleren hoe betekenis achterhaald wordt.
### 2.3.4 Zet zowel impliciet als expliciet in op woordverwerving
Leerlingen pikken spontaan (impliciet) ongeveer 3000 nieuwe woorden per schooljaar op. Een rijke, gevarieerde taalomgeving en een gevarieerd, uitdagend en correct taalaanbod door de leerkracht zijn hierbij essentieel. Impliciete woordenschatverwerving wordt versterkt door herhaling, spreiding in tijd en aanbieden in verschillende contexten.
Naast impliciete verwerving is ook expliciete instructie nodig, waarbij de leerkracht vooraf woorden selecteert die cruciaal zijn voor het begrip van de lesinhoud. Authentieke en rijk gelaagde teksten zijn een krachtige manier om woordenschat te verwerven. Het doel is om van incidentele naar intentionele woordenschatontwikkeling te gaan, waarbij er naast toevallige opname ook doelgerichte instructie nodig is, met name voor vaktaalwoorden of bij ontoereikende context. Niet elk onbekend woord hoeft expliciet behandeld te worden; een strategische en intentionele aanpak is vereist.
**Selectieregels voor expliciete instructie:**
* Kies woorden die functioneel zijn.
* Focus op kernbegrippen en schooltaal.
* Beperk de selectie.
* Varieer in woordsoorten.
* Houd rekening met voorkennis en interesses.
* Let op frequentie.
Woordenschatverwerving is geen losse woorden aanleren, maar het uitbreiden en verdiepen van het woordenschatrepertoire via nieuwe kennis en doordacht oefenen. Het **Viertaktmodel** biedt houvast voor een intentionele, expliciete aanpak, met vier didactische stappen: voorbewerken, semantiseren (met de drie 'uitjes': uitleggen, uitbeelden, uitbreiden), consolideren en controleren.
### 2.3.5 Ondersteun het woordleerproces op verschillende manieren
**Taalgerichte feedback** is een krachtige ondersteuning tijdens interactie. Feedback van de leerkracht helpt leerlingen hun hypotheses over vorm en betekenis van woorden bij te stellen. Altijd constructieve feedback stimuleren een positieve talige grondhouding, waarbij 'fouten maken' of trial-and-error essentieel is voor leren.
Visualisatie kan het woordleerproces ondersteunen middels:
* **Graphic organizers:** Structureren van informatie.
* **Mindmap of woordspin:** Verkennen van woordrelaties.
* **Woordparachute:** Visualiseren van betekenisrelaties en contexten.
* **Woordkast:** Ordenen van woorden op basis van kenmerken.
* **Woordtrap:** Illustreren van hiërarchische betekenisrelaties.
### 2.3.6 Herhaal gespreid en gevarieerd met tijd voor reflectie
**Cyclisch werken**, ook wel werken met een spiraalvormige opbouw genoemd, is cruciaal voor kennisrijk onderwijs. Dit betekent herhaaldelijke 'ontmoetingen' met woorden in nieuwe contexten met toenemende diepgang, waardoor begrip versterkt wordt en functionele inzet mogelijk is. Dit proces wordt bevorderd door **retrieval practice** (het actief terughalen van informatie) en **spaced repetition**.
Woorden kunnen actief en betekenisvol ingeoefend worden via speelse en effectieve activiteiten, zoals:
* Consolidatiespelletjes (Woordbingo, memory).
* Raadspelletjes.
* Mix & ruil.
* Stellingenspel.
* Woord van de dag.
* Kennismuur.
* Graphic organizers invullen.
* Semantic feature analysis.
## 2.4 Woordverwerving breed evalueren
Woordenschat moet geïntegreerd worden benaderd en de evaluatie ervan dient gecombineerd te worden met de evaluatie van vakinhoudelijke kennis. Het is belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van de precieze verwachtingen: gaat het om het begrijpen of gebruiken van een woord, en om passieve of actieve woordkennis. 'Een woord kennen' is een continuüm.
### 2.4.1 Woordverwerving evalueer je bij voorkeur procesgericht
Frequent procesgericht evalueren en het toepassen van effectieve leerstrategieën zoals retrieval practice en spaced repetition bieden de meeste informatie over het woordverwervingsproces van leerlingen.
### 2.4.2 Welke evaluatievormen zijn geschikt?
* **Impliciete evaluatie:** Observeren van leerlingen tijdens interacties en opdrachten.
* **Expliciete evaluatie:** Gerichte vragen stellen naar specifieke woorden in gesprekken, actieve verwerkingsopdrachten, quizzen of toetsen.
## 2.5 Inspelen op verschillen tussen leerlingen
Sommige leerlingen beschikken over een beperktere woordenschat, met name in academische registers en school- en vaktaal. Onderzoek toont aan dat er bij vierjarigen al een verschil kan zijn van wel 30 miljoen woorden in de hoeveelheid taal die zij te horen krijgen in hun gezin. Leerlingen met een andere thuistaal hebben bij aanvang van hun schoolloopbaan vaak een beperktere Nederlandse woordenschat.
In de kleuterschool dient de woordenschatkloof actief verkleind te worden. Op de lagere school is aandacht voor de basiswoordenschat essentieel, zeker voor anderstalige leerlingen. Ondersteuning kan geboden worden via taalgerichte feedback, preteaching (vooraf aanbieden van nieuwe woordenschat) en verlengde instructie.
## 2.6 Hoe werk je als school samen aan woordverwerving?
Een gedeelde visie op woordverwerving door het gehele schoolteam is van belang voor het uitbouwen van een kennisrijk curriculum. Het woordenschatbeleid dient gekoppeld te worden aan een geïntegreerd, schoolbreed taalbeleid, met thema's of ankers die oplopen in moeilijkheidsgraad.
Hoewel woordverwerving vaak contextspecifiek is, kan een schooleigen woordenlijst, eventueel aangevuld met een woordenlijst voor anderstalige nieuwkomers, nuttig zijn. Het is echter belangrijk om niet te overdrijven, aangezien een te rigide woordenlijst het taalaanbod kan verarmen en de positieve effecten niet altijd bewezen zijn. Een systematische, gezamenlijke aanpak voor kwantitatieve en kwalitatieve uitbreiding van de woordenschat is arbeidsintensief, maar kan leiden tot significante verbeteringen.
## 2.7 Mythes en misverstanden
* In klassen met leerlingen die nog volop Nederlands leren, hoeft de leerkracht zijn taalaanbod niet aan te passen.
* Expliciet stilstaan bij de betekenis van woorden hoort niet exclusief thuis in de lessen Nederlands.
* Expliciet woordenschatonderwijs betekent niet dat nieuwe woorden enkel geïsoleerd worden ingeoefend.
---
# Taalkrachtig werken aan woordverwerving bij alle leerlingen
Dit onderwerp biedt praktische strategieën voor leraren om woordverwerving bij alle leerlingen effectief te bevorderen, met focus op het stimuleren van een positieve taalhouding, het ontwikkelen van woordbegrip in context, functioneel en interactief taalgebruik, en het inzetten van zowel impliciete als expliciete aanpakken.
### 3.1 Wat is woordverwerving en waarom zetten we in op woordverwerving?
Woorden worden beschouwd als de bouwstenen van taal. In de overgang naar een kennismaatschappij is een uitgebreide woordenschat van cruciaal belang voor zowel kennisverwerving als functioneren in de maatschappij. Zowel de kwantiteit (omvang) als de kwaliteit (diepte) van de woordenschat zijn bepalend voor schoolsucces en maatschappelijk functioneren.
* **Kwantiteit woordenschat:** De hoeveelheid woorden die een leerling kent.
* **Kwaliteit woordenschat:** De kennis over achterliggende concepten en betekenisrelaties tussen woorden binnen een netwerk, inclusief de kennis van de spelling en uitspraak.
Geïntegreerd werken aan woordenschatverwerving is noodzakelijk in elk leergebied en bij elke interactie, omdat dit voortdurend kansen biedt voor woordenschatuitbreiding. Er is een wisselwerking tussen brede en diepe woordenschatkennis, wat een duidelijke invloed heeft op de talige vaardigheden van leerlingen.
#### 3.1.1 Grote verschillen tussen leerlingen
Bij aanvang van de basisschool bestaan er reeds grote verschillen in woordenschatbagage tussen leerlingen, zowel in breedte als in diepte. Dit heeft vaak te maken met cultureel kapitaal en leidt tot een 'woordenschatkloof'. Een brede woordenschat is een belangrijke voorspeller van schoolsccs en leesbegrip. Vroege verschillen in woordenschatontwikkeling zijn daarom erg belangrijk.
De taalinput van ouders en begeleiders in de kinderopvang heeft invloed op de kwaliteit van de gekende woordenschat. Rijkere taalinteracties, zoals dagelijks voorlezen, veel hardop vertellen, spelletjes spelen en liedjes zingen, bevorderen de woordenschatontwikkeling. Er moeten hoge verwachtingen zijn rond woordverwerving en vroege, rijke taalervaringen zijn essentieel.
### 3.2 Hoe verloopt woordverwerving?
Woordverwerving is het natuurlijke proces van het leren van nieuwe woorden en nieuwe betekenisaspecten van reeds gekende woorden, dat start bij de geboorte. Tegen het einde van de differentiatiefase (einde derde kleuterklas) is de basiswoordenschat verworven, waarbij leerlingen langere zinnen gebruiken en grammaticaregels correcter toepassen. Tegen het einde van het zesde leerjaar wordt een passieve woordkennis van minstens 15.000 tot 17.000 woorden verwacht ter voorbereiding op het secundair onderwijs.
Woordverwerving stopt nooit en is een levenslang proces dat plaatsvindt via luisteren, spreken, lezen en schrijven in betekenisvolle contexten. Het woordleerproces verloopt via drie principes:
1. **Labelen:** Woorden aan objecten of concepten koppelen.
2. **Categoriseren:** Woorden in groepen indelen op basis van betekenis of functie.
3. **Netwerkopbouw:** Woorden verbinden met bestaande kennis en andere woorden.
Het lerende brein heeft een voorkeur voor meerwoordverbindingen. Goed woordenschatonderwijs sluit aan bij dit natuurlijke proces door te focussen op labelen, categoriseren en netwerkopbouw, en woorden niet geïsoleerd aan te bieden, maar in combinaties met andere woorden en in verschillende contexten. Praktijkvoorbeelden zoals 'spaced repetition' of gespreid herhalen integreren taal- en kennisontwikkeling krachtig en functioneel in betekenisvolle leersituaties.
#### 3.2.1 Alledaagse taal en schooltaal
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
* **DAT (Dagelijks Algemeen Taalgebruik):** Algemene omgangstaal, voornamelijk thuis en in informele situaties.
* **CAT (Cognitief Academisch Taalgebruik):** Typische schooltaal die abstract, formeel en cognitief uitdagend is, en een hoger niveau vereist.
Anderestalige nieuwkomers (AN), leerlingen met een andere thuistaal en leerlingen met een lage sociaal-economische status hebben extra aandacht nodig voor de verwerving van alledaagse taal. Op school wordt echter ook veel alledaagse taal gebruikt, wat leerlingen oppikken via een rijk taalaanbod, betekenisvolle contexten, interactiekansen en visuele ondersteuning.
Alledaagse taal vormt de basis voor CAT. Categorieën binnen schooltaal (CAT) zijn:
1. **Algemene school- en instructietaal:** Taal gebruikt om mondelinge en schriftelijke opdrachten uit te leggen en het dagelijkse verloop in de klas of school te beschrijven.
2. **Algemene en specifieke vaktaal:** Taal verbonden aan specifieke leergebieden/vakdisciplines en leerinhouden.
Algemene vaktaal is verbonden aan een bepaald leergebied of een discipline. Specifieke vaktaal is verbonden aan een bepaalde leerinhoud of context. Wanneer woorden in een specifieke context een andere betekenis krijgen, kunnen alledaagse woorden ook opklimmen tot vaktaalwoorden. Figuurlijk taalgebruik bevindt zich tussen de algemene schooltaal en de vaktaal.
Onderzoek toont aan dat leraren vaak langer stilstaan bij specifieke schooltaalwoorden dan bij algemene school- en instructietaal of algemene vaktaal. Het is echter belangrijk om ook deze laatste expliciet toe te lichten.
### 3.3 Hoe werk je taalkrachtig aan woordverwerving bij alle leerlingen?
#### 3.3.1 Stimuleer een positief-talige grondhouding op het vlak van woordverwerving
Leraren spelen een cruciale rol in het ondersteunen en aanbieden van strategieën om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen. Nieuwe woorden zijn sleutels tot kennis, communicatie en zelfexpressie. Het aanbieden van nieuwe, moeilijke, bijzondere of mooie woorden, samen met ondersteuning en strategieën om woordbetekenissen te achterhalen, is essentieel.
* **Woordbewustzijn:** Het bewust worden van woorden, hun betekenis en gebruik in verschillende contexten, wat nieuwsgierigheid naar taal en plezier in het ontdekken van nieuwe woorden stimuleert.
* **Woordeigenaarschap:** Het zich eigen maken en actief gebruiken van nieuwe woorden (spreken en schrijven), wat bijdraagt aan zelfvertrouwen en comfort in taalgebruik.
#### 3.3.2 Ontwikkel woordbegrip in een betekenisvolle context
Nieuwe woorden worden het best geleerd in rijke contexten, via boeiende teksten, concreet materiaal en activiteiten die uitnodigen tot interactie. Woorden blijven beter hangen als er een link is met de leefwereld van leerlingen en als ze meerdere keren in verschillende contexten terugkomen (gespreide herhaling).
**Vuistregels voor contextrijk woordenschatonderwijs:**
* Activeer relevante voorkennis.
* Bied woorden aan in clusters.
* Geef woorden op verschillende manieren en binnen verschillende contexten een betekenis.
* Benut ook de thuistaal van leerlingen om de link tussen concept en label te versterken.
#### 3.3.3 Ga functioneel en interactief met woorden aan de slag
Nieuwe woorden moeten nuttig en interessant zijn en aansluiten bij de doelen en inhouden van de les. Interactie is een krachtige motor voor woordverwerving en kan plaatsvinden tussen de leraar en leerlingen, en tussen leerlingen onderling.
* **Betekenisonderhandeling:** Het stellen van denkstimulerende vragen, doorvragen, bevestiging vragen en corrigeren van fouten helpt om begrippen te verhelderen en dient als model voor hoe de leraar zelf betekenis achterhaalt. Het stimuleren van onderlinge interactie bevordert de actieve rol van leerlingen.
#### 3.3.4 Zet zowel impliciet als expliciet in op woordverwerving
Ongeveer 3.000 nieuwe woorden per schooljaar worden voornamelijk impliciet opgepikt door leerlingen in een rijke, gevarieerde taalomgeving. Het taalaanbod van de leraar is hierbij een zeer belangrijke factor. Impliciete woordenschatverwerving wordt bevorderd door herhaling, spreiding in tijd en aanbieden in verschillende contexten.
Daarnaast worden ook expliciet nieuwe woorden aangeleerd. De leraar selecteert vooraf woorden die noodzakelijk zijn voor het leren en begrijpen van de lesinhoud. Talige activiteiten bieden kansen om nieuwe woorden te horen en te gebruiken, zowel impliciet als expliciet. Interacties kunnen leiden tot nieuwe, onvoorziene woordenschat of specifieke termen die de leraar bewust aanreikt. Authentieke en rijk gelaagde teksten zijn krachtige manieren om woordenschat te verwerven.
Van incidentele naar intentionele woordenschatontwikkeling is noodzakelijk; toevallige woordopname volstaat niet. Er is ook expliciete, doelgerichte instructie nodig, met name bij vaktaalwoorden of wanneer de context ontoereikend is. Niet elk onbekend woord hoeft expliciet behandeld te worden; er moet strategisch en intentioneel te werk worden gegaan.
**Selectieregels voor expliciete woordenaanpak:**
* Kies woorden die functioneel zijn.
* Focus op kernbegrippen en schooltaal.
* Beperk de selectie.
* Varieer in woordsoorten.
* Houd rekening met voorkennis en interesses.
* Let op frequentie.
Woordverwerving is meer dan het aanleren van losse woorden; het is het uitbreiden en verdiepen van het woordenschatrepertoire via nieuwe kennis en doordacht oefenen. Het **Viertaktmodel** (Verhallen & van den Nulft, 2009) biedt een houvast voor de intentionele, expliciete aanpak van woordverwerving, met vier didactische stappen:
1. **Voorbewerken:** De voorbereiding op het leren van nieuwe woorden.
2. **Semantiseren:** Het betekenis geven aan woorden, met behulp van:
* Uitleggen
* Uitbeelden
* Uitbreiden
3. **Consolideren:** Het vastzetten van de verworven kennis.
4. **Controleren:** Het toetsen van de verworven kennis.
Het aanleren van woordleerstrategieën maakt leerlingen levenslang zelfredzaam binnen en buiten school, zodat ze hun woordenschat actief kunnen uitbreiden.
#### 3.3.5 Ondersteun het woordleerproces op verschillende manieren
* **Taalgerichte feedback:** Dit is een krachtige ondersteuning tijdens interactie. Talige input leidt tot hypotheses over vorm en betekenis, die door de feedback van de leraar bijgesteld kunnen worden. Feedback moet altijd constructief zijn en een positieve talige grondhouding stimuleren, waarbij 'fouten maken' en 'trial-and-error' als noodzakelijk voor leren worden beschouwd.
* **Visualisatie:** Ondersteuning door middel van visualisatie kan effectief zijn, zoals met:
* Graphic organizers
* Mindmaps of woordspinnen
* Woordparachutes
* Woordkasten
* Woordtrappen
#### 3.3.6 Herhaal gespreid en gevarieerd met tijd voor reflectie
Cyclisch werken, ook wel werken met een spiraalvormige opbouw genoemd, betekent een herhaalde 'ontmoeting' met woorden in nieuwe contexten met toenemende diepgang. Dit is cruciaal voor een kennisrijk curriculum, waarbij nieuwe kennis herhaaldelijk en gespreid wordt aangeboden om begrip te versterken en functionele inzet te bevorderen. Retrieval practice (het actief terug oproepen van kennis) en spaced repetition (gespreid herhalen) zijn hierbij belangrijk.
Woorden moeten actief en betekenisvol worden inoefend via speelse en effectieve activiteiten, met gespreide herhaling en reflectie op betekenis. Voorbeelden hiervan zijn:
* Consolidatiespelletjes
* Woordbingo/memory
* Raadspelletjes
* Mix & ruil
* Stellingenspel
* Woord van de dag
* Kennismuur
* Graphic organizers invullen
* Semantic feature analysis
### 3.4 Woordverwerving breed evalueren
Woordverwerving moet op een geïntegreerde manier benaderd worden, waarbij de evaluatie van woordkennis wordt gecombineerd met de evaluatie van vakinhoudelijke kennis. De leraar moet duidelijke verwachtingen hebben over wat het betekent om een woord te kennen: gaat het om begrijpen of gebruiken? Is het passieve (oppervlakkige) of actieve (diepe) woordkennis? 'Een woord kennen' is een continuüm.
#### 3.4.1 Woordverwerving evalueer je bij voorkeur procesgericht
Frequent procesgericht evalueren en effectieve leerstrategieën zoals retrieval practice en spaced repetition bieden de meeste informatie over het woordverwervingsproces van leerlingen.
#### 3.4.2 Welke evaluatievormen zijn dan geschikt om woordenschatontwikkeling in kaart te brengen?
* **Impliciete evaluatie:** Observeren van leerlingen.
* **Expliciete evaluatie:** Gericht vragen naar specifieke woorden in gesprekken, actieve verwerkingsopdrachten, quizzen of toetsen.
### 3.5 Inspelen op verschillen tussen leerlingen
Sommige leerlingen hebben minder woorden in hun 'rugzakje', met name minder relevante school- en vaktaalwoorden, en beheersen het academisch register minder goed. Onderzoek heeft aangetoond dat er grote verschillen kunnen zijn in de hoeveelheid taal die kinderen thuis te horen krijgen, met een verschil van soms wel 30 miljoen woorden op vierjarige leeftijd. Leerlingen met een andere thuistaal hebben bij de start van hun schoolloopbaan vaak een beperktere Nederlandse woordenschat.
De woordenschatkloof moet in de kleuterschool actief verkleind worden. In de lagere school is aandacht voor de basiswoordenschat essentieel, zeker voor anderstalige leerlingen. Ondersteuning kan geboden worden via taalfeedback, preteaching (vooraf aanbieden van woordenschat) en verlengde instructie.
### 3.6 Hoe werk je als school samen aan woordverwerving?
Een gedeelde visie op woordverwerving binnen het volledige team is cruciaal. Het uitbouwen van een kennisrijk curriculum en het koppelen van woordenschatbeleid aan een geïntegreerd, schoolbreed taalbeleid is van belang. Thema's of ankers met oplopende moeilijkheidsgraad kunnen hierbij helpen.
Woordverwerving is vaak contextspecifiek. Een schooleigen woordenlijst, met name voor anderstalige leerlingen (met alledaagse woorden en eenvoudige schooltaal), kan nuttig zijn. Het is echter belangrijk om niet te overdrijven, aangezien een te rigide woordenlijst het taalaanbod kan verarmen en een systematische aanpak arbeidsintensief is met wisselende bewezen positieve effecten. Een gezamenlijke aanpak is nodig voor zowel kwantitatieve als kwalitatieve uitbreiding van de woordenschat.
### 3.7 Mythes en misverstanden
* In klassen met leerlingen die nog volop Nederlands leren, moet de leraar zijn taalaanbod aanpassen.
* Expliciet stilstaan bij de betekenis van woorden hoort vooral thuis in de lessen Nederlands.
* Expliciet woordenschatonderwijs betekent dat nieuwe woorden (enkel) geïsoleerd worden ingeoefend.
---
# Evaluatie en schoolbrede aanpak van woordverwerving
Dit deel van de studiehandleiding bespreekt de evaluatie van woordverwerving, de noodzaak van een schoolbrede aanpak en de integratie van verschillende taalregisters.
### 4.1 Evaluatie van woordverwerving
Effectieve evaluatie van woordverwerving is essentieel om de voortgang van leerlingen te volgen en gerichte ondersteuning te bieden. Het is belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van de specifieke verwachtingen: gaat het om het begrijpen van een woord, het actief gebruiken ervan, of beide?
#### 4.1.1 Procesgericht evalueren
De voorkeur gaat uit naar procesgerichte evaluatie, waarbij de focus ligt op hoe leerlingen nieuwe woorden leren en toepassen. Dit levert de meeste informatie op over het verwervingsproces van individuele leerlingen.
> **Tip:** Frequent procesgericht evalueren, gecombineerd met effectieve leerstrategieën zoals *retrieval practice* (het actief terughalen van informatie) en *spaced repetition* (gespreid herhalen), biedt waardevolle inzichten.
#### 4.1.2 Geschikte evaluatievormen
Verschillende methoden kunnen worden ingezet om woordenschatontwikkeling in kaart te brengen:
* **Impliciete evaluatie:** Dit omvat observatie van leerlingen tijdens interacties en opdrachten.
* **Expliciete evaluatie:** Hierbij worden gerichte vragen gesteld over specifieke woorden, worden actieve verwerkingsopdrachten gebruikt, of worden quizzes en toetsen afgenomen.
### 4.2 Inspelen op verschillen tussen leerlingen
Er bestaan aanzienlijke verschillen in woordenschat tussen leerlingen, zowel in omvang als in diepte. Dit wordt de 'woordenschatkloof' genoemd en kan een voorspeller zijn voor schoolsucces.
* **Invloed van thuisomgeving:** De hoeveelheid en kwaliteit van taalinput in de vroege kinderjaren hebben een significante invloed op de woordenschatontwikkeling. Rijke taalinteracties, zoals dagelijks voorlezen en veel vertellen, zijn cruciaal.
* **Andere thuistalen:** Leerlingen met een andere thuistaal beginnen vaak met een beperktere Nederlandse woordenschat aan hun schoolloopbaan.
* **Ondersteuning:** In de kleuterklas dient de woordenschatkloof actief verkleind te worden. Op de lagere school is aandacht voor de basiswoordenschat van belang, zeker voor anderstalige leerlingen. Dit kan ondersteund worden door taalgerichte feedback, *preteaching* (vooraf aanleren van woordenschat) en verlengde instructie.
### 4.3 Schoolbrede aanpak van woordverwerving
Een effectieve aanpak van woordverwerving vereist een gezamenlijke visie en beleid binnen de gehele school.
#### 4.3.1 Gezamenlijke visie en beleid
* **Teamvisie:** Het volledige team dient een gedeelde visie te ontwikkelen op woordverwerving.
* **Kennisrijk curriculum:** Er moet gewerkt worden aan de uitbouw van een kennisrijk curriculum waarin woordenschatonderwijs is geïntegreerd.
* **Taalbeleid:** Het woordenschatbeleid moet gekoppeld worden aan een geïntegreerd, schoolbreed taalbeleid.
* **Thema's/ankers:** Het gebruik van thema's of ankers met oplopende moeilijkheidsgraad kan helpen bij het systematisch opbouwen van woordenschat.
#### 4.3.2 Contextspecifieke woordenschat
Woordverwerving is sterk contextspecifiek. Scholen kunnen overwegen om schooleigen woordenlijsten te ontwikkelen, bijvoorbeeld een woordenlijst voor anderstalige nieuwkomers die zowel alledaagse woorden als eenvoudige schooltaal omvat.
> **Let op:** Het is belangrijk om niet te overdrijven met rigide woordenlijsten, aangezien dit het taalaanbod kan verarmen. Een systematische aanpak is arbeidsintensief en het positieve effect is niet altijd bewezen. Het doel is een gezamenlijke aanpak voor zowel de kwantitatieve als kwalitatieve uitbreiding van de woordenschat.
#### 4.3.3 Mythes en misverstanden
Enkele veelvoorkomende misvattingen over woordverwerving zijn:
* Dat in klassen met veel anderstalige leerlingen het taalaanbod aangepast moet worden door het te verlagen.
* Dat expliciet stilstaan bij woordbetekenissen enkel thuishoort in de lessen Nederlands.
* Dat expliciet woordenschatonderwijs betekent dat nieuwe woorden uitsluitend geïsoleerd worden ingeoefend.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Woordverwerving | Het proces waarbij leerlingen nieuwe woorden leren en nieuwe betekenisaspecten van reeds gekende woorden verwerven, wat een continu en levenslang proces is vanaf de geboorte. |
| Kwantiteit woordenschat | De omvang van de woordenschat van een leerling, oftewel het totale aantal woorden dat een leerling kent en begrijpt. |
| Kwaliteit woordenschat | De diepte van kennis over woorden, inclusief de betekenis, achterliggende concepten en de relaties tussen woorden binnen een netwerk. |
| Brede woordenschatkennis | Verwijst naar de kwantiteit van de woordenschat, het grote aantal woorden dat een leerling kent. |
| Diepe woordenschatkennis | Verwijst naar de kwaliteit van de woordenschat, de uitgebreide kennis over de betekenis, herkomst en relaties van woorden. |
| Functioneren in de maatschappij | Het vermogen om effectief deel te nemen aan diverse sociale, economische en culturele activiteiten buiten de schoolomgeving. |
| Cultureel kapitaal | De verzameling van intellectuele en culturele goederen, zoals kennis, taalvaardigheid en smaak, die iemands sociale status kan verhogen. |
| Woordenschatkloof | Het verschil in de omvang en diepte van de woordenschat tussen leerlingen, vaak gerelateerd aan sociaaleconomische achtergrond en thuisomgeving. |
| Taalinput | De hoeveelheid en kwaliteit van taal die een leerling ontvangt door interactie met anderen, zoals ouders en leerkrachten. |
| Rijke taalinteracties | Communicatieve uitwisselingen die gekenmerkt worden door een breed vocabulaire, complexe zinsconstructies en stimulerende vragen. |
| Natuurlijke woordverwerving | Het onbewust en spontaan leren van woorden en hun betekenissen, wat plaatsvindt vanaf de geboorte door blootstelling aan taal in betekenisvolle contexten. |
| Woordleerproces | Het proces van leren van nieuwe woorden, dat gebaseerd is op drie principes: labelen, categoriseren en netwerkopbouw. |
| Labelen | Het toekennen van een woord aan een concept of object, het benoemen van iets. |
| Categoriseren | Het groeperen van woorden op basis van hun gemeenschappelijke kenmerken of betekenissen, wat helpt bij het organiseren van woordkennis. |
| Netwerkopbouw | Het leggen van verbanden tussen nieuwe woorden en reeds bestaande kennis, waardoor een complex web van semantische relaties ontstaat. |
| Meerwoordverbindingen | Combinaties van woorden die frequent samen voorkomen en een specifieke betekenis hebben, zoals vaste uitdrukkingen of collocaties. |
| Alledaagse taal (DAT) | Het dagelijkse algemene taalgebruik dat voornamelijk thuis en in informele situaties wordt gebruikt; ook wel omgangstaal genoemd. |
| Cognitief Academisch Taalgebruik (CAT) | Het abstracte, formele en cognitief uitdagende taalgebruik dat typerend is voor schoolse contexten en academische disciplines. |
| Ondersteuning via taalfeedback | Gerichte reacties van een leerkracht op de taalproductie van een leerling, bedoeld om de nauwkeurigheid, duidelijkheid en effectiviteit van het taalgebruik te verbeteren. |
| Preteaching | Het vooraf aanbieden van belangrijke woordenschat of concepten aan leerlingen ter voorbereiding op een nieuwe les of activiteit. |
| Verlengde instructie | Extra uitleg of oefening die wordt geboden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben om de leerstof te begrijpen. |
| Kennisrijk curriculum | Een curriculum dat gericht is op de opbouw van uitgebreide en diepgaande kennis, waarbij de nadruk ligt op het verbinden van nieuwe informatie met bestaande kennis. |
| Schoolbreed taalbeleid | Een coherent en geïntegreerd beleid binnen een school dat gericht is op het bevorderen van taalvaardigheid bij alle leerlingen in alle vakgebieden. |
| Contextspecifiek | Verwijzend naar betekenis of gebruik dat afhankelijk is van de specifieke omgeving, situatie of tekst waarin een woord voorkomt. |
| Impliciete woordverwerving | Het onbewust en spontaan leren van nieuwe woorden door blootstelling aan taal in rijke en betekenisvolle contexten. |
| Expliciete woordverwerving | Het doelgericht en bewust aanleren van nieuwe woorden, waarbij de leerkracht de betekenis en het gebruik ervan uitlegt en oefent. |
| Incidentele woordopname | Het toevallig oppikken van nieuwe woorden tijdens het dagelijks gebruik van taal, zonder specifieke instructie. |
| Intentionele woordontwikkeling | Een doelgerichte en strategische aanpak om de woordenschat te vergroten en te verdiepen, waarbij expliciete instructie wordt gecombineerd met rijke contexten. |
| Woordleerstrategieën | Technieken en methoden die leerlingen kunnen gebruiken om zelfstandig nieuwe woorden te leren en hun woordenschat uit te breiden, zoals het gebruik van context of etymologie. |
| Taalgerichte feedback | Feedback die specifiek gericht is op de taalaspecten van een communicatie-uiting, zoals woordkeus, zinsbouw of uitspraak. |
| Trail-and-error | Een leerproces waarbij men door vallen en opstaan leert; fouten maken wordt gezien als een noodzakelijk onderdeel van het leerproces. |
| Visualisatie | Het gebruik van beelden, diagrammen of andere visuele hulpmiddelen om concepten of informatie te verduidelijken en te onthouden. |
| Graphic organizers | Visuele hulpmiddelen, zoals mindmaps of conceptkaarten, die helpen bij het organiseren, structureren en representeren van informatie. |
| Mindmap/woordspin | Een visuele weergave van ideeën of concepten die vanuit een centraal thema uitstralen, vaak gebruikt om verbanden te leggen en kennis te organiseren. |
| Woordparachute | Een visualisatiemethode waarbij woorden worden gepresenteerd als objecten die uit een parachute vallen, om hun betekenis of context te illustreren. |
| Woordkast | Een visualisatie waarbij woorden worden georganiseerd in een "kast" met verschillende "laden" of "vakken", vaak om semantische categorieën of betekenisnuances weer te geven. |
| Woordtrap | Een visualisatiemethode die een hiërarchische relatie tussen woorden toont, bijvoorbeeld van algemeen naar specifiek of van simpel naar complex. |
| Gespreide herhaling | Een leermethode waarbij informatie herhaaldelijk wordt aangeboden met toenemende tijdsintervallen, wat de langetermijnretentie verbetert. |
| Retrieval practice | Een leermethode die inhoudt dat men actief probeert informatie uit het geheugen op te halen, wat de leerprestaties op lange termijn versterkt. |
| Consolidatiespelletjes | Educatieve spelletjes die gericht zijn op het verstevigen van reeds geleerde woordenschat of concepten door herhaling en toepassing in een leuke context. |
| Semantic feature analysis | Een methode om woordenschat te onderwijzen door de kenmerken en eigenschappen van een woord te analyseren en te vergelijken met andere woorden. |
| Procesgericht evalueren | Een vorm van evaluatie die zich richt op het leerproces van de leerling, inclusief de strategieën die worden gebruikt en de vooruitgang die wordt geboekt, in plaats van alleen op het eindresultaat. |
| Passieve woordkennis | Het vermogen om woorden te begrijpen wanneer men ze hoort of leest, zonder noodzakelijk zelf actief te kunnen gebruiken. |
| Actieve woordkennis | Het vermogen om woorden zelfstandig te gebruiken in gesproken en geschreven taal. |
| Viertaktmodel | Een model voor intentioneel woordenschatonderwijs met vier didactische stappen: voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. |
| Semantiseren | Het proces van het toekennen van betekenis aan woorden, vaak door middel van uitleggen, uitbeelden en uitbreiden. |
| Consolideren | Het verstevigen en verdiepen van de kennis van een woord door middel van oefening en herhaling in verschillende contexten. |
| Controleren | Het evalueren van de opgedane kennis en het begrip van woorden door middel van toetsen of andere evaluatievormen. |