Cover
Aloita nyt ilmaiseksi LO O1 les 10 Cognitieve ontwikkeling.pptx
Summary
# Cognitie in de les lichamelijke opvoeding
Dit onderwerp verkent de integratie van cognitieve processen in de les lichamelijke opvoeding, met nadruk op begrip, tactische vaardigheden en probleemoplossend denken.
### 1.1 Inleiding tot cognitie in lichamelijke opvoeding
Cognitie, het proces van kennisverwerving, omvat elementair weten en het betekenis geven aan ervaringen, evenals de ontwikkeling van het verstand. In de context van lichamelijke opvoeding (LO) kan cognitie zowel *in* de les LO als *buiten* de les LO aan bod komen via bewegingsintegratie.
### 1.2 Cognitie in de les lichamelijke opvoeding
Binnen de les LO zelf kan aandacht worden besteed aan cognitieve aspecten door middel van:
* **Inzicht in de beweging:** Begrijpen van de beweging zelf.
* **Begrijpen van de spelopdracht:** De instructies van een spel kunnen opnemen, onthouden en herhalen.
* **Tactisch leren spelen:** Het ontwikkelen van strategieën om bewegingsmoeilijkheden op te lossen.
> **Voorbeeld:** Een tactische moeilijkheid in een tikspel kan zijn: hoe vermijd je getikt te worden door een tegenstander?
* **Probleemoplossend leren denken:** Het stimuleren van het vinden van oplossingen voor bewegingsgerelateerde uitdagingen.
> **Voorbeeld:** Hoe kunnen twee leerlingen de overkant bereiken met slechts twee voeten en twee handen die de grond mogen raken?
* **Leren door experimenteren:** Kinderen aanmoedigen om door middel van proberen en ondervinden nieuwe bewegingen of technieken te ontdekken.
> **Voorbeeld:** Experimenteren met een springplank of trampoline om de effecten van verschillende impulsen te ervaren.
* **Lichaamsperceptie:** Het kunnen aanduiden en herkennen van lichaamsdelen en hun bewegingsmogelijkheden.
* **Ruimteperceptie:** Inzicht in de eigen positie en die van anderen in de ruimte.
* **Tijdsbesef:** Het ontwikkelen van een gevoel voor tempo en timing in bewegingen.
* **Gebruik van zintuigen:** Het inzetten van de zintuigen om de omgeving en de bewegingen beter waar te nemen.
### 1.3 Bewegingsintegratie
Bewegingsintegratie wordt gedefinieerd als "bewegend leren of leren in beweging". Het omvat activiteiten die leerkrachten kunnen toepassen om kennis, vaardigheden en attitudes te bereiken, en tegelijkertijd de fysieke activiteit van leerlingen te verhogen. Bewegingsintegratie kan op drie manieren worden ingezet:
#### 1.3.1 Beweging als middel
Hierbij bestaat er geen direct verband tussen de beweging en de leerinhoud. De beweging dient als een middel om betrokkenheid te creëren of om verschillende antwoordmogelijkheden te operationaliseren.
> **Voorbeeld:** Een leerkracht stelt een vraag met meerdere antwoordopties. Leerlingen geven hun antwoord door: (1) in de lucht te springen voor optie A, (2) met hun armen te zwaaien voor optie B, of (3) op één been te springen voor optie C.
#### 1.3.2 Leren door beweging
De uitgevoerde bewegingen zijn een directe manier om de leerstof onder de knie te krijgen, met de nadruk op het automatiseren van de leerstof.
> **Voorbeeld:** Leerlingen werken in duo's. De ene leerling neemt een kaartje met een woord, leest het voor, en de andere leerling vormt het woord door op de letters op de grond te springen in de juiste volgorde. Er kan een puntensysteem worden ingevoerd.
#### 1.3.3 Inzichtelijk leren
De bewegingen krijgen een functionele betekenis, waarbij leerlingen door te bewegen inzicht verwerven in de leerstof.
> **Voorbeeld:** Leerlingen moeten met hun lichaam verschillende hoeken (scherpe, rechte, stompe hoeken) vormen door middel van hun beenstand, waarbij ook lenigheid wordt geoefend.
Ongeacht de vorm van bewegingsintegratie, is het doel om leerlingen meer te laten bewegen op school, zowel binnen als buiten de les LO, zonder de focus op kennis-, vaardigheids- en attitudeontwikkeling te verliezen. Sociale interactie tussen leerlingen is een belangrijk onderdeel dat in alle vormen van bewegingsintegratie kan worden bevorderd.
### 1.4 De link tussen beweging en cognitieve ontwikkeling
Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen het cognitief functioneren van kinderen positief kan beïnvloeden.
* **Hersenstructuren en executieve functies:** Regelmatige deelname aan sport en beweegactiviteiten kan leiden tot veranderingen in de hersenstructuur, zoals verhoogde aanmaak van zenuwcellen en meer verbindingen tussen zenuwcellen. Beweging heeft ook een positieve invloed op de doorbloeding van de hersenen en de activatie van het centraal zenuwstelsel.
* **Executieve functies** (uitvoerende controlefuncties) omvatten functies die nodig zijn voor planning, besluitvorming, bijsturing, foutencorrectie, en het inschatten van situaties. Verbeterde executieve functies hebben een positief effect op schoolprestaties.
* **Aandacht en concentratie:** Beweging in de klas kan de aandacht en concentratie van kinderen positief beïnvloeden, mogelijk door een betere doorbloeding van de hersenen. Lichamelijke activiteit kan ook een positieve invloed hebben op geheugen en gedrag in de klas.
* **Motorische en beweegvaardigheden en fitheid:** Sport en bewegen heeft een positief effect op de fitheid en motorische vaardigheden van leerlingen. Vroege verwerving van motorische vaardigheden kan een blijvende voorsprong opleveren.
* **Schoolprestaties:** Hoewel de relatie tussen sport, bewegen en schoolprestaties niet altijd eenduidig is, wordt er over het algemeen geconcludeerd dat sport en bewegen niet of soms positief gerelateerd is aan schoolprestaties. Extra lichamelijke activiteit gedurende een schooldag heeft geen negatieve invloed op schoolprestaties. Fysiek fitte kinderen presteren vaak beter op cognitieve testen.
Hoewel er een positief effect op het cognitief functioneren gesuggereerd wordt, dient de precieze impact van fysieke activiteit op de manier waarop kinderen denken en leren in schoolsettings nog gevalideerd te worden met verder onderzoek. Er is echter bewijs dat fysieke fitheid, korte periodes van fysieke activiteit en deelname aan fysieke activiteit interventies het mentale functioneren van kinderen bevorderen. Crossectionele studies tonen aan dat fysiek fitte kinderen beter presteren op cognitieve testen, en laboratoriumstudies suggereren dat korte periodes van fysieke activiteit de cognitieve testuitslag verbeteren, met name op het gebied van snelheid en accuraatheid. Er is ook enig bewijs voor een dosis-responsrelatie, waarbij betere cognitieve prestaties worden waargenomen bij langere fysieke activiteit en hogere frequentie van deelname. Deze bevindingen moeten echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het nog ontbreken van definitief causaal bewijs.
### 1.5 Het handboek en stage
Het handboek kan worden gebruikt om activiteiten te selecteren die passen bij verschillende leergebieden en settings (bijvoorbeeld op de speelplaats). Bij het voorbereiden van een stage is het belangrijk om te kijken naar de aangeboden activiteiten, de informatie per activiteit, en de betekenis van pictogrammen. Bij het plannen van een les voor stage is het raadzaam om één leergebied uit te proberen, rekening houdend met de groepsgrootte, beschikbare ruimte, materiaal en intensiteit van de beweging.
> **Tip:** Bij het kiezen van een activiteit voor stage, overweeg de mogelijkheden om verschillende leergebieden te integreren en de cognitieve aspecten te stimuleren.
### 1.6 Verwachtingen stage
Tijdens een stage is het de bedoeling om het geleerde uit het handboek toe te passen, een leergebied uit te proberen en de effectiviteit van bewegingsintegratie in de praktijk te ervaren. Dit kan zowel tijdens een snipperstage als een weekstage.
---
# Bewegingsintegratie en de voordelen ervan
Bewegingsintegratie, ook wel bekend als bewegend leren of leren in beweging, omvat alle activiteiten die in de lespraktijk toegepast kunnen worden om zowel kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen als de fysieke activiteitsgraad van leerlingen te verhogen.
### 2.1 Wat is bewegingsintegratie?
Bewegingsintegratie is een didactische benadering die fysieke activiteit combineert met leerinhouden uit verschillende leergebieden. Het doel is tweeledig: het bevorderen van de fysieke activiteit bij leerlingen en tegelijkertijd het stimuleren van hun cognitieve, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit alles gebeurt binnen de context van de les Lichamelijke Opvoeding, maar de principes kunnen ook daarbuiten worden toegepast.
#### 2.1.1 Definitie en doel
De kern van bewegingsintegratie ligt in het idee dat leren effectiever en leuker kan zijn wanneer het gepaard gaat met beweging. Het omvat activiteiten die gericht zijn op het bereiken van specifieke kennis, vaardigheden en attitudes, terwijl tegelijkertijd de algemene fysieke activiteit van leerlingen wordt verhoogd. Het uiteindelijke doel is het vergroten van de competenties van leerlingen.
#### 2.1.2 Drie categorieën van toepassing
Bewegingsintegratie kan op drie verschillende manieren worden toegepast, waarbij de focus telkens licht verschilt:
1. **Beweging als middel**: In deze categorie bestaat er geen direct verband tussen de uitgevoerde beweging en de leerinhoud. De beweging dient puur als middel om bijvoorbeeld leerlingen te motiveren of te activeren om een antwoord te geven.
> **Voorbeeld**: Een leerkracht stelt een vraag met meerdere antwoordmogelijkheden. Leerlingen springen in de lucht voor optie A, zwaaien met hun armen voor optie B, en springen op één been voor optie C.
2. **Leren door beweging**: Hierbij vormen de bewegingen zelf een manier om de leerstof eigen te maken, met de nadruk op automatisering.
> **Voorbeeld**: Leerlingen vormen duo's. De ene leerling leest een woord van een kaartje voor. De andere leerling vormt het woord door op de juiste letters op de grond te springen. Dit kan toegepast worden bij het oefenen van woordenschat of spelling in bijvoorbeeld de Nederlandse les.
3. **Inzichtelijk leren**: In deze vorm krijgen de bewegingen een functionele invulling, waardoor leerlingen inzicht verwerven in de leerstof door middel van specifieke bewegingsvormen.
> **Voorbeeld**: Leerlingen worden gevraagd om hoeken (scherpe, rechte, stompe) te vormen met hun lichaam, waarbij de stand van de benen en de lenigheid worden geoefend. Dit kan gekoppeld worden aan wiskundige concepten.
#### 2.1.3 Sociaal contact en interactie
Een belangrijk aspect bij alle vormen van bewegingsintegratie is het bevorderen van sociaal contact en interactie tussen leerlingen. De activiteiten kunnen zo worden vormgegeven dat ze inherent sociaal interactief zijn.
> **Tip**: Hoewel de categorieën onderscheidend lijken, is het belangrijk te onthouden dat het geen strikte scheiding inhoudt, maar eerder een focus legt op een bepaald aspect van de leerervaring.
### 2.2 De voordelen van bewegingsintegratie
Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen een positieve invloed heeft op verschillende aspecten van de ontwikkeling van kinderen, waaronder hun cognitief functioneren en schoolprestaties.
#### 2.2.1 Link tussen beweging en cognitieve ontwikkeling
Regelmatige deelname aan sport- en beweegactiviteiten leidt tot veranderingen in de hersenstructuur, zoals een verhoogde aanmaak van zenuwcellen, meer verbindingen tussen zenuwcellen en verhoogde synapsplasticiteit. Bewegen verbetert ook de doorbloeding van de hersenen en activeert het centrale zenuwstelsel.
##### 2.2.1.1 Executieve functies
Executieve functies, ook wel uitvoerende controlefuncties genoemd, zijn essentieel voor planning, besluitvorming, bijsturing van gedrag en het omgaan met moeilijke situaties. Verbeterde executieve functies hebben een positief effect op schoolprestaties. Hoewel de bewijskracht hiervoor deels gebaseerd is op cross-sectioneel onderzoek, tonen studies ook een middelgroot positief effect van kortdurende lichamelijke inspanning op executieve functies.
##### 2.2.1.2 Aandacht en concentratie
Bewegen in de klas kan een positief effect hebben op de aandacht en concentratie van kinderen. Dit wordt mogelijk verklaard door de betere doorbloeding van de hersenen die door intensieve fysieke activiteit wordt gestimuleerd. Hoewel het bewijs hiervoor nog niet eenduidig is op lange termijn, tonen sommige onderzoeken aan dat lichaamsactiviteit positieve invloeden heeft op geheugen, concentratie en gedrag in de klas.
##### 2.2.1.3 Motorische vaardigheden, fitheid en schoolprestaties
Sport en bewegen heeft een duidelijk positief effect op de fitheid en motorische vaardigheden van leerlingen. Vooral het verwerven van motorische vaardigheden vóór de leeftijd van zeven jaar kan een blijvende motorische voorsprong geven.
Onderzoek naar de relatie tussen sport, bewegen en schoolprestaties suggereert dat deze activiteiten over het algemeen niet negatief gerelateerd zijn aan schoolprestaties. Dit impliceert dat extra lichamelijke activiteit tijdens de schooldag de academische prestaties van kinderen niet schaadt. Sterker nog, leerlingen met een grotere fitheid vertonen vaak hogere toetsscores. Fysieke activiteit kan cognitieve functies zoals aandacht, informatieverwerking, geheugen en executieve functies beïnvloeden, wat indirect kan bijdragen aan verbeterde academische prestaties.
Hoewel de resultaten van onderzoek suggereren dat er een positief effect is op het cognitief functioneren, moet de directe impact van fysieke activiteit op de manier waarop kinderen denken en leren in schoolsituaties nog verder gevalideerd worden. Recente samenvattingen van onderzoek bevestigen dat fysieke fitheid, korte periodes van fysieke activiteit en deelname aan fysieke activiteit interventies het mentale functioneren van kinderen bevorderen. Crossectionele studies tonen aan dat fysiek fitte kinderen beter presteren op cognitieve testen, en studies naar hersenstructuren en -functies vinden ook fitheidsgerelateerde verschillen. Laboratorium- en schoolgebaseerde studies suggereren dat korte periodes van fysieke activiteit cognitieve testuitslagen verbeteren, met name wat betreft snelheid en accuraatheid. Er is ook bewijs voor een dosis-responsrelatie, waarbij betere cognitieve prestaties samenhangen met de lengte en frequentie van fysieke activiteit. Deze bevindingen moeten echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het nog ontbreken van definitief causaal bewijs.
#### 2.2.2 Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
De invloed van sport en bewegen op sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen levert inconsistente bevindingen op. Hoewel positieve effecten mogelijk zijn, kan er ook antisociaal gedrag optreden. Een goed emotioneel en motivationeel klimaat, positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid van kinderen bij fysieke activiteiten zijn cruciale voorwaarden voor een positief effect op zelfbeeld en zelfvertrouwen.
> **Tip**: Bij het ontwerpen van bewegingsintegratie-activiteiten is het belangrijk om rekening te houden met de leeftijd, ruimte, beschikbare materialen en de specifieke leerdoelen.
### 2.3 Handboek en stagepraktijk
Het handboek biedt een bron van informatie voor bewegingsintegratie. Het bevat activiteiten die gekoppeld kunnen worden aan verschillende leergebieden, zoals wiskunde, wetenschappen en techniek, en talen. Bij het gebruik van het handboek is het nuttig om te kijken naar:
* Welke leergebieden aan bod komen.
* Welke informatie er per activiteit wordt gegeven.
* De betekenis van de pictogrammen.
Tijdens een stage is het aan te raden om één leergebied uit te proberen met een activiteit uit het handboek. Hierbij kan men rekening houden met de beschikbare ruimte, de intensiteit van de activiteit, de benodigde materialen en de mogelijke aanpassingen voor verschillende settings. Het gebruik van afbeeldingen kan helpen bij het visualiseren en toepassen van de oefeningen.
---
# De link tussen beweging en cognitieve ontwikkeling
Dit onderwerp bespreekt hoe matig tot intensief bewegen het cognitief functioneren van kinderen kan verbeteren, met specifieke aandacht voor executieve functies, aandacht, schoolprestaties en motorische vaardigheden.
### 3.1 De relatie tussen beweging en cognitief functioneren
Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen een positieve invloed heeft op het cognitief functioneren van kinderen. Kinderen die meer bewegen, presteren doorgaans beter op school. Een toename van lichamelijke activiteit is positief gecorreleerd met cognitieve prestaties en schoolresultaten.
#### 3.1.1 Hersenstructuren en (executieve) functies
Regelmatige deelname aan sport en bewegingsactiviteiten kan leiden tot structurele veranderingen in de hersenen. Dit omvat een verhoogde aanmaak van zenuwcellen, meer verbindingen tussen zenuwcellen en een verhoogde synapsplasticiteit. Beweging bevordert ook de doorbloeding van de hersenen, activatie van het centrale zenuwstelsel en de productie van neurotransmitters zoals adrenaline en dopamine.
Voor een positief effect op de hersenstructuur en -functie is het wel essentieel dat de fysieke activiteit intensief genoeg is.
#### 3.1.2 Executieve functies
Executieve functies, ook wel uitvoerende controlefuncties genoemd, zijn cruciaal voor planning, besluitvorming, het bijsturen en corrigeren van gedrag, het ontwikkelen van nieuwe gedragspatronen en het omgaan met complexe situaties. Verbetering van deze functies kan leiden tot betere schoolprestaties. Er is bewijs dat zowel kortdurende lichamelijke inspanning als regelmatige deelname aan sport en beweging een positief effect hebben op de executieve functies.
> **Tip:** Hoewel de resultaten op dit gebied veelbelovend zijn, is er nog deels sprake van bewijs gebaseerd op cross-sectioneel onderzoek.
#### 3.1.3 Aandacht en concentratie
Beweging in de klas en sportieve activiteiten op school kunnen de aandacht en concentratie van kinderen positief beïnvloeden. Dit effect wordt mogelijk verklaard door de verbeterde doorbloeding van de hersenen na intensieve fysieke activiteit. Hoewel het bewijs hiervoor nog niet altijd sterk en eenduidig is, suggereren sommige onderzoeken dat lichaamsactiviteit gunstige effecten heeft op geheugen, concentratie en gedrag in de klas.
#### 3.1.4 Motorische vaardigheden en fitheid
Sport en bewegen hebben een duidelijk positief effect op de fitheid van kinderen. Dit effect is wel afhankelijk van factoren zoals intensiteit, duur en het type activiteit. Er is krachtig bewijs voor het positieve effect van sport en bewegen op motorische vaardigheden. Kinderen die voor hun zevende levensjaar motorische vaardigheden ontwikkelen, behouden vaak een voorsprong op motorisch gebied.
#### 3.1.5 Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
De bevindingen over de invloed van sport en bewegen op sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn minder consistent. Hoewel sport en bewegen positieve effecten kunnen hebben, kan er ook antisociaal gedrag voorkomen. Een positief effect op sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen wordt vaker waargenomen wanneer er een stimulerend emotioneel en motivationeel klimaat aanwezig is, en wanneer kinderen positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid ervaren bij de fysieke activiteit.
#### 3.1.6 Schoolprestaties
Recent onderzoek naar de relatie tussen sport, bewegen en schoolprestaties laat zien dat er over het algemeen geen negatieve, en soms zelfs positieve, verbanden worden gevonden. Extra lichamelijke activiteit gedurende een schooldag lijkt de schoolprestaties van kinderen niet te schaden. Er is echter nog weinig inzicht in de specifieke frequentie, duur, intensiteit en het type activiteiten dat nodig is om een effect te genereren.
Sommige studies suggereren wel dat leerlingen met een hogere fitheid hogere toetsscores behalen. Aangezien fysieke activiteit de hersenfuncties en cognitie, met name aandacht, informatieverwerking, geheugen en executieve functies, kan beïnvloeden, wordt aangenomen dat fysieke activiteit ook de academische prestaties kan verbeteren. Hoewel er gunstige resultaten zijn gevonden in verschillende soorten studies, worden de resultaten van gecontroleerde experimenten gemengd. Er is een behoefte aan meer duidelijkheid en consistentie.
> **Voorbeeld:** Crossectionele studies tonen aan dat fysiek fitte kinderen beter presteren op cognitieve testen dan minder fitte kinderen. Ook onderzoek naar hersenstructuren en -functies vindt fitheidsgerelateerde verschillen. Longitudinale en cohort studies suggereren dat een hogere fitheid of meer fysieke activiteit betere cognitieve prestaties voorspelt.
Laboratorium- en schoolgebaseerde studies wijzen erop dat korte periodes van fysieke activiteit de resultaten op cognitieve testen bij kinderen kunnen verbeteren, vooral wat betreft snelheid en accuraatheid. Hoewel Randomized Controlled Trials (RCT's) aantonen dat regelmatige fysieke activiteit een invloed heeft op specifieke mentale taken en de hersenstructuur en -functie verandert, en er enig bewijs is voor een dosis-responsrelatie, moeten deze resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het ontbreken van definitief causaal bewijs.
---
# Gebruik van het handboek en stagevoorbereiding
Dit gedeelte behandelt de praktische toepassing van het handboek voor lichamelijke opvoeding, de selectie van activiteiten voor diverse leergebieden en de verwachtingen met betrekking tot stageperiodes.
### 4.1 Het handboek in de context van lichamelijke opvoeding
Het handboek voor lichamelijke opvoeding is een essentieel hulpmiddel dat docenten ondersteunt bij het ontwerpen en uitvoeren van lessen. Het integreert cognitieve ontwikkeling en beweging, waarbij de nadruk ligt op het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes door middel van fysieke activiteit.
#### 4.1.1 Cognitie in de les lichamelijke opvoeding
Cognitie in de les lichamelijke opvoeding omvat het bevorderen van het verstandelijke aspect van bewegen en leren. Dit wordt niet als een afzonderlijke doelstellingsgroep behandeld, maar is geïntegreerd in diverse activiteiten.
* **Elementair weten en betekenis geven:** Leerlingen ontwikkelen een basisbegrip en leren betekenis te geven aan bewegingsactiviteiten.
* **Inzicht in de beweging:** Het begrijpen en kunnen uitleggen van bewegingsopdrachten, zoals het tactisch leren spelen of het oplossen van bewegingsmoeilijkheden.
* **Probleemoplossend leren denken:** Leerlingen worden uitgedaagd om oplossingen te bedenken voor bewegingsgerelateerde problemen.
* **Leren door experimenteren:** Activiteiten die leerlingen aanmoedigen om door middel van experimenten nieuwe inzichten op te doen.
* **Lichaamsperceptie:** Het vermogen om lichaamsdelen te benoemen en hun mogelijke bewegingen te verkennen.
* **Ruimteperceptie, tijdsbesef en zintuiglijk gebruik:** Deze aspecten van cognitieve ontwikkeling worden ook binnen de lessen lichamelijke opvoeding gestimuleerd.
#### 4.1.2 Bewegingsintegratie
Bewegingsintegratie is het concept van "bewegend leren of leren in beweging" en omvat alle activiteiten die gericht zijn op het bereiken van kennis, vaardigheden en attitudes, en tegelijkertijd de fysieke activiteitsgraad verhogen.
* **Definitie:** Bewegingsintegratie omvat alle activiteiten die een leerkracht kan toepassen om leerdoelen te bereiken en de fysieke activiteit te verhogen.
* **Vormen van bewegingsintegratie:**
* **Beweging als middel:** Hierbij bestaat er geen rechtstreeks verband tussen de beweging en de leerinhoud. De beweging wordt gebruikt om bijvoorbeeld antwoorden op vragen te signaleren.
> **Voorbeeld:** Leerlingen springen bij antwoordoptie A, zwaaien met armen bij optie B, en springen op één been bij optie C.
* **Leren door beweging:** De bewegingen dienen als middel om de leerstof te automatiseren en onder de knie te krijgen.
> **Voorbeeld:** In duo's vormt de ene leerling een woord door op de letters op de grond te springen, terwijl de andere leerling het woord voorleest. De focus ligt op het correct vormen van het woord.
* **Inzichtelijk leren:** De bewegingen krijgen een functionele betekenis en helpen leerlingen inzicht te verwerven in de leerstof.
> **Voorbeeld:** Leerlingen vormen verschillende hoeken (scherpe, rechte, stompe) met hun lichaam, wat tevens de lenigheid bevordert.
* **Voordelen van bewegingsintegratie:**
* Verhoogt de fysieke activiteit van kinderen op school.
* Draagt bij aan de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes.
* Bevordert sociaal contact en interactie tussen leerlingen.
* Ondersteunt de cognitieve ontwikkeling en de algehele schoolprestaties.
#### 4.1.3 De link tussen beweging en cognitieve ontwikkeling
Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat matig tot intensief bewegen de cognitieve functies van kinderen positief beïnvloedt.
* **Executieve functies:** Regelmatige deelname aan sport en beweging leidt tot veranderingen in de hersenstructuur, waaronder een verhoogde aanmaak van zenuwcellen en meer verbindingen tussen zenuwcellen. Dit verbetert functies zoals planning, besluitvorming en gedragsbijsturing.
* **Aandacht en concentratie:** Intensieve fysieke activiteit kan leiden tot een betere doorbloeding van de hersenen, wat een positief effect kan hebben op aandacht en concentratie.
* **Motorische en beweegvaardigheden en fitheid:** Sport en bewegen heeft een direct positief effect op de fitheid en motorische vaardigheden van leerlingen. Kinderen die vroegtijdig motorische vaardigheden ontwikkelen, hebben hierdoor een blijvende voorsprong.
* **Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen:** De invloed op deze gebieden is wisselend, maar met een positief emotioneel en motivationeel klimaat, plezier en betrokkenheid kunnen positieve effecten optreden.
* **Schoolprestaties:** Hoewel de relatie complex is, wordt over het algemeen geconcludeerd dat sport en bewegen geen negatieve invloed heeft op schoolprestaties. Sterker nog, een grotere fitheid correleert met hogere toetsscores. Fysieke activiteit kan de manier waarop kinderen denken en leren positief beïnvloeden.
> **Tip:** Hoewel de resultaten van onderzoek suggereren dat fysieke activiteit het cognitief functioneren verbetert, moeten de bevindingen met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege mogelijke bias en het ontbreken van definitief oorzakelijk bewijs in alle studies.
### 4.2 Het gebruik van het handboek voor stagevoorbereiding
Het handboek is een cruciaal document voor het voorbereiden van stages, door gerichte informatie te bieden over activiteiten en leergebieden.
#### 4.2.1 Informatie in het handboek
Het handboek bevat specifieke informatie die de stagiair helpt bij het selecteren en aanpassen van activiteiten.
* **Leergebieden:** Het handboek specificeert welke leergebieden aan bod komen en hoe activiteiten daaraan gerelateerd zijn.
* **Informatie per activiteit:**
* **Toepasbaarheid:** Mogelijkheden om de oefening toe te passen in een specifieke stageklas, rekening houdend met factoren als groepssamenstelling, beschikbare ruimte en benodigd materiaal.
* **Intensiteit:** Overwegingen met betrekking tot de intensiteit van de activiteit.
* **Materiaal:** Suggesties voor het gebruik van alternatief materiaal indien nodig.
* **Visuele ondersteuning:** Gebruik van afbeeldingen die verschillende settings illustreren.
* **Pictogrammen:** De betekenis van de pictogrammen bovenaan in de hoek van een pagina biedt aanvullende context of instructies.
#### 4.2.2 Selecteren van activiteiten voor de stage
Het handboek stelt de stagiair in staat om gerichte keuzes te maken voor de stageperiode.
* **Voorbeelden van zoekopdrachten:**
* Zoek een activiteit voor wiskunde die op de speelplaats kan worden uitgevoerd.
* Zoek een geschikte activiteit voor een les Wetenschappen en Techniek rond een specifiek thema (bv. ET Natuur 1.3).
* Identificeer het relevante hoofdstuk voor een les zedenleer.
* Zoek een activiteit voor het domein schrijven in het Frans.
#### 4.2.3 Verwachtingen met betrekking tot de stage
De stageperiode, of het nu een snipperstage of weekstage betreft, vereist een grondige voorbereiding en een actieve toepassing van het handboek.
* **Integratie van het handboek:** De stagiair wordt aangemoedigd het handboek actief te hanteren tijdens de stage.
* **Focus op één leergebied:** Vaak wordt verwacht dat de stagiair zich richt op het uitproberen van activiteiten binnen één specifiek leergebied.
* **Aanpassing aan de praktijk:** Rekening houden met de specifieke context van de stageklas, zoals de groepsgrootte, beschikbare ruimte en materialen.
> **Tip:** Besteed bij het selecteren van activiteiten extra aandacht aan de aanwijzingen in het handboek over de aanpasbaarheid van oefeningen voor verschillende leerlingen en situaties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cognitie | Cognitie verwijst naar het mentale proces van het verwerven van kennis en begrip door denken, ervaring en zintuiglijke waarneming. Het omvat vaardigheden zoals waarnemen, denken, geheugen, probleemoplossing en leren. |
| Bewegingsintegratie | Bewegingsintegratie is een pedagogische aanpak waarbij bewegingsactiviteiten worden gecombineerd met leerelementen uit diverse vakgebieden om zowel de fysieke activiteit te verhogen als de kennis, vaardigheden en attitudes van leerlingen te bevorderen. |
| Beweging als middel | Dit is een vorm van bewegingsintegratie waarbij de beweging wordt ingezet als middel om leerlingen te laten antwoorden op vragen of om instructies te volgen, zonder dat er een direct verband is tussen de beweging zelf en de leerinhoud. |
| Leren door beweging | Bij deze vorm van bewegingsintegratie worden bewegingen gebruikt als methode om leerstof onder de knie te krijgen en te automatiseren. De nadruk ligt op het actief verwerken van de informatie via fysieke activiteit. |
| Inzichtelijk leren | Dit type bewegingsintegratie geeft bewegingen een functionele betekenis, waardoor leerlingen inzicht verwerven in de leerstof door specifieke bewegingen uit te voeren die de concepten illustreren. |
| Lichamelijke opvoeding | Lichamelijke opvoeding (LO) is een onderwijsdiscipline die zich richt op de fysieke, motorische, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling van leerlingen door middel van bewegingsactiviteiten en sport. |
| Executieve functies | Executieve functies, ook wel uitvoerende controlefuncties genoemd, zijn een reeks mentale processen die nodig zijn voor zelfregulatie, planning, besluitvorming, aandacht, werkgeheugen en het aanpassen van gedrag aan veranderende omstandigheden. |
| Lichaamsperceptie | Lichamelijke perceptie is het vermogen om het eigen lichaam, de verschillende lichaamsdelen en hun posities en bewegingen in de ruimte te herkennen, te onderscheiden en te benoemen. |
| Ruimteperceptie | Ruimteperceptie is het vermogen om de positie van objecten en het eigen lichaam ten opzichte van de ruimte, afstanden, richtingen en oriëntaties waar te nemen en te interpreteren. |
| Tijdsbesef | Tijdsbesef is het vermogen om tijd waar te nemen, te meten, te begrijpen en te gebruiken, wat kan variëren van het besef van duur tot het plannen van activiteiten op basis van tijd. |
| Zintuigen | De zintuigen (zicht, gehoor, tast, reuk, smaak) zijn de organen die ons in staat stellen om prikkels uit de omgeving waar te nemen en deze informatie naar de hersenen te sturen voor verwerking. |
| Schoolprestaties | Schoolprestaties verwijzen naar de resultaten die leerlingen behalen in hun academische werk, gemeten aan de hand van toetsen, examens, opdrachten en algemene voortgang in verschillende leergebieden. |