Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Alle LO lessen.pdf
Summary
# Praktijkafspraken en veiligheid
Dit onderwerp behandelt de essentiële regels en richtlijnen voor deelname aan praktijksessies, met specifieke aandacht voor kledingvoorschriften, omgang met blessures en de beveiliging van persoonlijke bezittingen [3](#page=3).
### 1.1 Algemene richtlijnen voor praktijksessies
#### 1.1.1 Bewegen op blote voeten
In de meeste gevallen wordt tijdens praktijksessies op blote voeten bewogen, wat diverse voordelen biedt. Deze voordelen omvatten [3](#page=3):
* Activatie van duizenden zenuwuiteinden [3](#page=3).
* Verbetering van balans en coördinatie [3](#page=3).
* Bevordering van een betere houding door actieve voetbooggebruik en natuurlijke afwikkeling van de voet [3](#page=3).
* Versterking van de spieren in de voet, enkel en been [3](#page=3).
* Stimulering van de doorbloeding [3](#page=3).
#### 1.1.2 Bewegen met schoenen
Uitzonderlijk mag er met schoenen bewogen worden, maar enkel nadat de docent hier vooraf instructie voor heeft gegeven. In de zaal zijn schoenen met witte zolen verplicht [3](#page=3).
#### 1.1.3 Veiligheid en persoonlijke items
* Het dragen van juwelen of andere objecten die de veiligheid van jezelf of medestudenten in gevaar kunnen brengen, is niet toegestaan. Indien je deze afspraken niet kunt of wilt naleven, dien je het document ‘Verklaring niet naleven afspraken veiligheid praktijk’ te ondertekenen en dit aan de docent te overhandigen [3](#page=3).
#### 1.1.4 Afwezigheid en blessures
Indien je tijdelijk of langdurig niet kunt deelnemen aan de praktijk, meld dit dan tijdig aan de docent, onderbouwd met een doktersattest [3](#page=3).
#### 1.1.5 Kleedkamers en waardevolle zaken
Er zijn aparte kleedkamers met douches voor dames en heren. Het is raadzaam om waardevolle zaken mee te nemen naar de B-zaal en deze steeds tegen de korte zijde te leggen om een veilige bewegingsruimte te garanderen. Zorg ervoor dat alle digitale apparaten uitstaan [3](#page=3).
#### 1.1.6 Lockers
Lockers kunnen aangevraagd worden op het secretariaat, waarbij de studentenkaart gebruikt kan worden en een eenmalige waarborg van 25 euro te betalen is [3](#page=3).
---
# Beweging en de ontwikkeling van jonge kinderen
Bewegen is essentieel voor de algehele ontwikkeling van jonge kinderen en legt de basis voor een gezonde levensstijl. De bewegingsopvoeding binnen het kleuteronderwijs richt zich op het stimuleren van deze natuurlijke drang en het bieden van een breed bewegingsaanbod [10](#page=10).
### 2.1 Het belang van bewegen voor kleuters
Bewegen bij kleuters is van cruciaal belang omdat het de basis legt voor levenslang bewegen, fysieke fitheid en preventieve gezondheidszorg. Het komt tegemoet aan de natuurlijke bewegingsdrang van het kind. Kleuterleid(st)ers spelen hierin een sleutelrol door kennis over te dragen, het goede voorbeeld te geven, een ruim aanbod te creëren en zowel kinderen als ouders te stimuleren [10](#page=10).
### 2.2 Doelen van bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs
De onderwijsdoelen van de Vlaamse overheid voor lichamelijke opvoeding in het kleuteronderwijs omvatten verschillende aspecten van motorische ontwikkeling. Deze doelen worden in de praktijklessen concreet gemaakt door middel van bewegingsopdrachten, met als uiteindelijke doel het uitwerken van een bewegingsaanbod dat deze doelen bereikt [6](#page=6).
Enkele specifieke ontwikkelingsdoelen gericht op fijnmotorische vaardigheden zijn:
* De kleuters tonen een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden [13](#page=13) [20](#page=20).
* De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen uitvoeren [13](#page=13) [20](#page=20).
* De kleuters kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen [13](#page=13) [20](#page=20).
Daarnaast is er aandacht voor buitenschoolse initiatieven die de bewegingskansen voor kleuters vergroten [6](#page=6).
### 2.3 Motorische ontwikkeling bij jonge kinderen
De motorische ontwikkeling verloopt over het algemeen volgens drie lijnen [11](#page=11) [18](#page=18):
1. **Van binnen naar buiten:** Van de romp naar de uiteinden [11](#page=11) [18](#page=18).
2. **Van hoofd naar voeten:** Van controle over het hoofd naar controle over armen en benen [11](#page=11) [18](#page=18).
3. **Van grote naar kleine spieren:** Van de romp, armen en benen naar de vingers en tenen [11](#page=11) [18](#page=18).
Hoewel er algemene ontwikkelingsstappen te herkennen zijn, is de ontwikkeling individueel verschillend. Het is belangrijk te begrijpen waarom bepaalde vaardigheden op een specifieke leeftijd al aanwezig kunnen zijn [11](#page=11) [18](#page=18).
Verschillende theorieën beschrijven het motorisch leerproces, waaronder stapsgewijze ontwikkeling via geheugensporen, ontwikkeling via schema's, de ecologische theorie en de dynamische systeemtheorie. Men maakt onderscheid tussen impliciet en expliciet leren [11](#page=11) [18](#page=18).
De motorische ontwikkeling kan worden ingedeeld in verschillende fasen: reflexen en reacties, rudimentaire bewegingen, fundamentele motorische vaardigheden, motorische overgangsvaardigheden, voorbereidingsspelen, officiële sport- en dansvaardigheden en gespecialiseerde bewegingsfases. Een belangrijke drempel hierbij is de vaardigheidsdrempel [11](#page=11) [18](#page=18).
#### 2.3.1 Ontwikkelingslijnen van klein motorisch bewegen
Binnen de klein motorische beweging zijn er vier belangrijke ontwikkelingslijnen te onderscheiden [14](#page=14) [21](#page=21):
* **Verfijning van de bewegingssturing:** Dit omvat het steeds verfijnder sturen van motorische bewegingen van armen en handen, waarbij grote spiergroepen minder onwillekeurig meebewegen en de beweging meer vanuit de vingers komt (proximo-distale sequence). Dit vereist veel oefening en stimulatie zonder te forceren, waarbij motivatie een belangrijke rol speelt [14](#page=14) [21](#page=21).
* **Ontwikkeling van eenhandig grijpen naar een opponeerbare duim:** Dit verwijst naar de ontwikkeling van de fijne motoriek van de hand [14](#page=14) [21](#page=21).
* **Ontwikkeling van intramanuele lateralisatie (taakverdeling tussen beide handen):**
* **4 tot 6 maanden:** Bimanueel manipuleren rond de middenlijn [14](#page=14) [21](#page=21).
* **3 tot 4/6 jaar:** Voorkeurshand wordt stabiel en is de bewegende hand, terwijl de niet-voorkeurshand ondersteunt [14](#page=14) [21](#page=21).
* **3 tot 6 jaar:** Beide handen leren samenwerken, elk vanuit hun eigen specifieke taak. Praktische voorbeelden van deze dynamische samenwerking zijn vouwopdrachten, knutselen met diverse materialen, constructies bouwen, weven, haken, knippen en snijden. Het is belangrijk dat opdrachten gericht zijn op het gebruik van beide handen [14](#page=14) [21](#page=21).
* **Ontwikkeling van intermanuele lateralisatie (handmanipulatie):** Dit betreft het leren samenwerken met de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde en de steunfunctie van de hand aan de pinkzijde, wat een verzamelnaam is voor allerlei bewegingen die een hand met een voorwerp kan uitvoeren [14](#page=14) [21](#page=21).
#### 2.3.2 Fijnmotoriek
Fijnmotoriek is een belangrijk onderdeel van de motorische ontwikkeling en omvat fijne, nauwkeurige bewegingen die voornamelijk met de handen en vingers worden uitgevoerd. De ontwikkeling hiervan is cruciaal voor dagelijkse activiteiten zoals schrijven, knippen en het hanteren van kleine voorwerpen [13](#page=13) [15](#page=15) [20](#page=20) [22](#page=22).
### 2.4 Waar bewegen kleuters?
Kleuters kunnen op diverse locaties bewegen, zowel binnen als buiten de schoolmuren [23](#page=23) [27](#page=27).
* **In de klas:** Ruimtes in de klas kunnen benut worden voor bewegingsactiviteiten. Hierbij is aandacht voor veiligheid, organisatie en voorbereiding essentieel. Factoren zoals losse voorwerpen, scherpe objecten, te kleine lokalen met veel kinderen, beperkt materiaal, duidelijke afspraken, structuur en visuele voorstellingen zijn belangrijk voor een veilige bewegingsomgeving [28](#page=28) [30](#page=30).
* **In de bewegingszaal:** Een speciaal ingerichte ruimte die veel mogelijkheden biedt voor diverse bewegingsvormen [30](#page=30).
* **Op de speelplaats:** De speelplaats biedt ruimte voor zowel vrij spel als gestructureerde bewegingsactiviteiten [30](#page=30).
* **Buiten de school:** Dit omvat uitstapjes naar bijvoorbeeld het bos of het zwembad, waarbij uitgebreide voorbereiding op het gebied van veiligheid, organisatie, administratie en inhoudelijke invulling vereist is [30](#page=30).
Bij het organiseren van bewegingsactiviteiten in verschillende ruimtes, is het cruciaal om aandacht te besteden aan veiligheid, organisatie en voorbereiding [25](#page=25) [30](#page=30).
#### 2.4.1 Veiligheid en bewegen
Veiligheid is een fundamenteel aspect van bewegingsopvoeding. Dit omvat niet alleen het zorgen voor een veilige omgeving en materiaal, maar ook het stimuleren van risicocompetenties bij jonge kinderen. Er is een inherente spanning tussen het stimuleren van risico's nemen en het zorgen voor veilig bewegen. Het naleven van regels en afspraken draagt bij aan een veilige bewegingssituatie [28](#page=28) [30](#page=30) [36](#page=36).
### 2.5 Praktische invulling van bewegingsopvoeding
**Inspiratiebronnen:**
* Handboek 'Speelkriebels voor kleuters' [11](#page=11) [16](#page=16) [18](#page=18) [32](#page=32) [36](#page=36) [4](#page=4).
* Bewegingstussendoortjes | Vital Schools (YouTube) [4](#page=4).
* Toledo: Ontwikkelingsstappen, Riscki, Onderwijsdoelen [11](#page=11) [18](#page=18) [30](#page=30) [34](#page=34) [36](#page=36).
**Voorbeelden van bewegingsopdrachten en -activiteiten:**
* **Vrij spel en exploratie met materialen:** Kinderen verkennen zelfstandig de mogelijkheden van materialen [16](#page=16) [34](#page=34).
* **Focus op 'tot rust komen':** Activiteiten zoals de 'Winterslaap van muis' en 'Pizzamassage' [16](#page=16) [32](#page=32).
* **Kennismaking met tikspelen:** Huizenruil, zie za zit, ik zag twee beren, haai gespot, schipper mag ik overvaren, koekjes bakken, tikkertje drakenstaart [32](#page=32).
* **Leren omgaan met ruimte:** Diverse verplaatsingsvormen [32](#page=32).
* **Vertaling van doelen in praktijkopdrachten:** Onderzoeken van materiaal en koppelen aan onderwijsdoelen. Voorbeelden van aangeboden materiaal zijn tennisbal, stok, hoepel, pittenzak, markeertegel, touw, foambuis, ring [34](#page=34).
> **Tip:** Bij het uitwerken van bewegingsopdrachten is het belangrijk om de koppeling te maken met de onderwijsdoelen en concrete voorbeelden te geven van hoe een doel met specifiek materiaal bereikt kan worden. Het is ook nuttig om te kijken naar wat reeds genoteerd is om aan te vullen [34](#page=34).
> **Tip:** Bij het hanteren van grote en zware materialen is het cruciaal om aandacht te besteden aan rugpreventieve til-, hef- en verplaatsingstechnieken [16](#page=16).
> **Tip:** Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende niveaus bij klein motorisch bewegen: hand, voet (belang voor evenwicht en zintuiglijke ontwikkeling) en mond (geen specifieke aandacht voor in dit document) [13](#page=13) [20](#page=20).
De verschillende onderdelen van bewegingsopvoeding, zoals wie, wat en waar bewegingsopvoeding plaatsvindt, de motorische ontwikkeling en veiligheid, zijn behandeld en zullen verder voorbereid worden voor evaluatie [31](#page=31) [36](#page=36).
---
# Vormen van bewegen en spel voor kleuters
Dit onderwerp verkent diverse bewegingsactiviteiten en balspelen voor kleuters, en hoe onderwijsdoelen vertaald kunnen worden naar praktische opdrachten met behulp van verschillende materialen.
### 3.1 Exploratie met ballen
Exploratie met ballen omvat het onderzoeken van persoonlijke ervaringen met ballen, de voorkeur voor solistisch of gezamenlijk spel, het ontstaan van gerichte opdrachten en het spelen van spellen. Er worden open opdrachten gegeven met diverse soorten ballen, verschillend in grootte en materiaal [7](#page=7).
### 3.2 Balspelen
Balspelen voor kleuters kunnen worden geïntroduceerd door middel van pictogrammen waarop spellen worden herkend. De spelregels of beschrijvingen worden aan elkaar uitgelegd, waarna het balspel gezamenlijk gespeeld wordt. Voorbeelden van dergelijke spellen zijn figuurstuiten, vliegenvangen/fopbal, Chinese voetbal en springbal. Het spel 'Hou je tuin leeg' is een specifiek aangeboden balspel, waarvan de beschrijving en regels te vinden zijn in het handboek 'Speelkriebels voor kleuters' op pagina 350 [7](#page=7).
### 3.3 Ruimte en tikspelen
Kinderen leren omgaan met de ruimte door middel van diverse verplaatsingsvormen. Dit omvat de kennismaking met tikspelen [32](#page=32).
> **Voorbeelden van tikspelen:**
> * Huizenruil (p. 323) [32](#page=32).
> * Zie za zit (p. 330) [32](#page=32).
> * Ik zag twee beren (p. 344) [32](#page=32).
> * Haai gespot (p. 345) [32](#page=32).
> * Schipper mag ik overvaren (p. 353) [32](#page=32).
> * Koekjes bakken (p. 355) [32](#page=32).
> * Tikkertje drakenstaart (p. 368) [32](#page=32).
Bovendien kunnen opdrachten uit 'Speelkriebels voor kleuters' worden gebruikt met een focus op 'tot rust komen', 'ademhaling' of beide aspecten [32](#page=32).
### 3.4 Vertaling van doelen in praktijkopdrachten met materialen
De vertaling van onderwijsdoelen naar praktische opdrachten met verschillende materialen is een kernonderdeel. Per groep wordt een materiaal gekozen, de mogelijkheden ervan onderzocht en de doelen lichamelijke opvoeding geraadpleegd uit de bijlage op Toledo. Vervolgens worden er opdrachten gezocht met het gekozen materiaal en genoteerd in een padlet. Op signaal wordt er doorgeschoven naar een ander materiaal. Het is belangrijk om opdrachten te groeperen per te bereiken doel en voldoende voorbeelden te geven van hoe één onderwijsdoel met één materiaal bereikt kan worden [34](#page=34).
> **Tip:** Lees wat reeds genoteerd werd in de padlet en vul aan met nieuwe ideeën en voorbeelden [34](#page=34).
Het aangeboden materiaal kan bestaan uit: tennisbal, stok, hoepel, pittenzak, markeertegel, touw, foambuis en ring [34](#page=34).
> **Voorbeeld van een materiaalonderzoek:**
> * **Materiaal:** Stok
> * **Onderzochte mogelijkheden:** Zwaaien, gooien, rollen, balanceren, ritmisch tikken.
> * **Onderwijsdoel:** Balans ontwikkelen.
> * **Praktijkopdracht:** Op de stok lopen terwijl deze op de grond ligt, of de stok rechtop houden op de hand [34](#page=34).
---
# De rol van de leermeester bewegingsopvoeding
Dit onderdeel behandelt wie bewegingsopvoeding geeft, de beleidsmaatregelen en de functieomschrijvingen met betrekking tot de leermeester lichamelijke opvoeding (L.O.).
### 4.1 Wie geeft bewegingsopvoeding?
De rol van de leermeester bewegingsopvoeding wordt bepaald door beleidsmaatregelen en specifieke functieomschrijvingen [5](#page=5).
#### 4.1.1 Beleidsmaatregel leermeester L.O.
De beleidsmaatregel rondom de leermeester L.O. is vastgelegd in de CAO V, pagina 1 en 2. Deze maatregel schetst de kaders waarbinnen de rol van de leermeester is gedefinieerd [5](#page=5).
#### 4.1.2 Functieomschrijving leermeester L.O. basisonderwijs
Bijlage 2 bevat een gedetailleerde functieomschrijving voor de leermeester L.O. in het basisonderwijs. Het is cruciaal om de geel gemarkeerde delen van deze functieomschrijving te begrijpen. Dit begrip moet vervolgens in eigen woorden geformuleerd en gedeeld kunnen worden binnen een kleine groep. Daarnaast is het belangrijk om, aan de hand van een concreet voorbeeld, de vertaling van de functieomschrijving naar de dagelijkse praktijkcontext te kunnen toelichten [5](#page=5).
#### 4.1.3 Gevolgen van de beleidsmaatregel
De invoering van de beleidsmaatregel met betrekking tot de leermeester L.O. heeft zowel voor- als nadelen met zich meegebracht. Een analyse van deze consequenties is onderdeel van de stof [5](#page=5).
> **Tip:** Zorg dat je de kern van de functieomschrijving kunt samenvatten en kunt illustreren met een praktijkvoorbeeld. Dit toont aan dat je de materie niet alleen theoretisch beheerst, maar ook kunt toepassen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Academiejaar | Een specifieke periode van twaalf maanden waarin academische instellingen hun onderwijsactiviteiten organiseren, meestal beginnend in het najaar en eindigend in de zomer. |
| Bewegingsopvoeding | Een pedagogisch vakgebied dat zich richt op het bevorderen van fysieke activiteit, motorische vaardigheden en een gezonde levensstijl bij kinderen en jongeren, met specifieke aandacht voor hun ontwikkelingsfase. |
| Breinpauze | Een korte onderbreking tijdens intensieve mentale activiteiten, zoals studeren of werken, om de concentratie te herstellen en vermoeidheid te verminderen, vaak door middel van lichte fysieke beweging. |
| Buitenschoolse initiatieven | Activiteiten en organisaties die buiten het reguliere schoolcurriculum vallen en gericht zijn op de brede ontwikkeling van kinderen, zoals sportclubs, culturele workshops of natuurverkenningen. |
| Dynamische systeemtheorie | Een theoretisch kader dat stelt dat motorische ontwikkeling voortkomt uit de interactie tussen het individu, de taak en de omgeving, waarbij gedrag zich aanpast op basis van continue feedback en aanpassing. |
| Eutonie | Een bewegingsleer die gericht is op het vinden van evenwicht, ontspanning en een bewuste lichaamservaring door middel van langzame, gecontroleerde bewegingen en ademhalingsoefeningen. |
| Fundamentele motorische vaardigheden | Basale bewegingspatronen die de bouwstenen vormen voor complexere motorische taken, zoals lopen, springen, gooien en vangen, ontwikkeld in de vroege kinderjaren. |
| Grote motoriek | Bewegingen die de grote spiergroepen van het lichaam gebruiken, zoals rennen, springen, klimmen en balanceren, essentieel voor de algemene fysieke ontwikkeling en coördinatie. |
| Grote spiergroepen | Spieren die een significant deel van het lichaamsoppervlak beslaan en verantwoordelijk zijn voor grotere bewegingen en houdingscontrole, zoals die in de benen, romp en armen. |
| Impliciet leren | Een vorm van leren die onbewust en zonder expliciete instructie plaatsvindt, vaak door herhaalde blootstelling en ervaring, waarbij men vaardigheden verwerft zonder er actief over na te denken. |
| Intramanuële lateralisatie | De ontwikkeling van taakverdeling en samenwerking tussen de twee handen bij het uitvoeren van een specifieke taak, waarbij een voorkeurshand de primaire bewegende functie vervult en de andere hand ondersteunt. |
| Intermanuele lateralisatie | De vaardigheid om beide handen samen te laten werken, waarbij de ene hand een object manipuleert en de andere hand ondersteuning biedt, cruciaal voor complexe fijne motorische taken. |
| Kleuteronderwijs | Het onderwijs gericht op kinderen in de leeftijd van ongeveer tweeënhalf tot zes jaar, met nadruk op spelend leren, sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van basisvaardigheden. |
| Kleine motoriek | Bewegingen die de kleine spiergroepen gebruiken, met name in de handen en vingers, voor precisietaken zoals schrijven, knippen en het manipuleren van kleine voorwerpen. |
| Lateralisatie | Het proces waarbij een voorkeur voor het gebruik van één lichaamshelft (meestal de linker- of rechterhand) ontstaat, wat leidt tot een meer gespecialiseerde functie van de hersenhelften. |
| Levenslang leren | Het voortdurende proces van het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes gedurende het hele leven, zowel formeel als informeel, om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden en persoonlijke groei te bevorderen. |
| Motorische controle | Het vermogen van het zenuwstelsel om spieractiviteit te coördineren en te reguleren om vloeiende, doelgerichte bewegingen te produceren, wat essentieel is voor alle fysieke activiteiten. |
| Motorisch leren | Het proces waarbij een persoon door oefening en ervaring verbetering vertoont in de uitvoering van motorische vaardigheden, wat resulteert in een meer permanente verandering in gedrag. |
| Motorische ontwikkeling | Het proces van verandering in bewegingsgedrag gedurende de levensloop, beïnvloed door biologische factoren, omgevingsfactoren en de interactie daartussen. |
| Odisee | Een onderwijsinstelling die een breed scala aan opleidingen aanbiedt, waarbij studenten worden aangemoedigd tot actief leren en deelname aan diverse projecten en initiatieven. |
| Opponeerbare duim | De anatomische eigenschap van de duim die het mogelijk maakt om deze tegenover de vingertoppen te plaatsen, wat essentieel is voor grijpen en manipuleren van objecten. |
| Padlet | Een online samenwerkingsplatform dat gebruikers toestaat om informatie, ideeën en feedback te delen in de vorm van digitale "prikborden", vaak gebruikt in educatieve contexten. |
| Proximo-distale sequence | Een ontwikkelingsprincipe waarbij controle en ontwikkeling van het lichaam zich verplaatst van het centrum (proximaal) naar de extremiteiten (distaal), zoals van de romp naar de vingers. |
| Risicocompetenties | Het vermogen van kinderen om situaties in te schatten, berekende risico's te nemen en effectief te reageren op potentieel gevaarlijke omstandigheden, wat bijdraagt aan hun ontwikkeling en zelfstandigheid. |
| Rudimentaire bewegingen | Vroege, aangeboren bewegingspatronen die de basis vormen voor latere motorische vaardigheden, zoals zuigen, grijpen en schrikreacties, die bij pasgeborenen aanwezig zijn. |
| Schemata | Mentale representaties of organisaties van informatie die het begrijpen en het omgaan met de omgeving structureren, en die tijdens de motorische ontwikkeling worden aangepast en verfijnd. |
| Sportvaardigheden | Specifieke bewegingspatronen en technieken die nodig zijn om succesvol deel te nemen aan sportactiviteiten, zoals een correcte slagtechniek in tennis of een schutterstechniek in basketbal. |
| Toledo | Een online leeromgeving of platform dat door onderwijsinstellingen wordt gebruikt om lesmateriaal, opdrachten, communicatie en andere educatieve middelen te beheren en te delen. |
| Vaardigheidsdrempel | Het niveau van bekwaamheid dat een individu moet bereiken om een nieuwe of complexere vaardigheid te kunnen leren of uit te voeren, vaak gerelateerd aan de gespecialiseerde bewegingsfase. |
| Verfijning van de bewegingssturing | Het proces waarbij motorische bewegingen steeds preciezer, soepeler en gecontroleerder worden, met een verminderde involutie van onnodige spiergroepen en een grotere nauwkeurigheid. |
| Vliegervaang/fopbal | Een informeel balspel waarbij spelers proberen elkaar te "tikken" door de bal naar elkaar te gooien, vaak met de regel dat de bal na een worp niet mag stuiteren. |
| Voorbereidingsspelen | Spelactiviteiten die ontworpen zijn om kinderen voor te bereiden op de uitvoering van specifieke sportvaardigheden door middel van oefening van basisbewegingen en coördinatie. |
| Vrije bewegingsruimte | Een omgeving die voldoende ruimte biedt voor kinderen om vrij en ongehinderd te bewegen, te exploreren en te spelen, essentieel voor hun motorische en creatieve ontwikkeling. |