Cover
Aloita nyt ilmaiseksi College 4 Industrie politiek, 17102025.pptx
Summary
# Wat is industriepolitiek?
Hier is een uitgebreide samenvatting van het onderwerp "Wat is industriepolitiek?" die geschikt is voor een examenstudiehandleiding.
## 1. Wat is industriepolitiek?
Industriepolitiek is overheidsbeleid dat expliciet gericht is op het transformeren van de economische structuur ten gunste van specifieke publieke doelen, zoals het stimuleren van innovatie, productiviteitsgroei, klimaattransitie of het creëren van goede banen.
### 1.1 Definitie en doelstellingen van industriepolitiek
Industriepolitiek kan worden gedefinieerd als beleid dat prikkels creëert voor private actoren, zoals bedrijven, innovators en investeerders, om te handelen op een manier die aansluit bij de beoogde richting van structurele economische verandering. De primaire doelen omvatten doorgaans:
* Het stimuleren van innovatie.
* Het verhogen van productiviteit.
* Het bevorderen van economische groei.
* Het ondersteunen van klimaattransities.
* Het creëren van banen en het bevorderen van regionale ontwikkeling.
* Het stimuleren van export of het bevorderen van importsubstitutie.
### 1.2 Wat is geen industriepolitiek?
Industriepolitiek onderscheidt zich van algemeen beleid. Algemeen beleid dat niet sectorspecifiek is en niet direct gericht is op de productieve of industriële sector, valt hierbuiten. Voorbeelden hiervan zijn:
* Algemeen macro-economisch beleid.
* Beleid op het gebied van gezondheidszorg.
* Onderwijsbeleid.
* Fiscaal beleid en sociale zekerheid.
Deze vormen van beleid zijn niet specifiek ontworpen om de structuur van de industrie te veranderen of om specifieke industriële sectoren te bevoordelen.
### 1.3 Historische context en evolutie van industriepolitiek
Industriepolitiek is geen nieuw concept en heeft een lange geschiedenis in diverse economische theorieën.
* **Alexander Hamilton (1791):** In zijn "Report on the Subject of Manufactures" betoogde Hamilton dat de markt op zichzelf niet zou zorgen voor de noodzakelijke industriële ontwikkeling. Zijn voorstel omvatte bonussen of subsidies voor industrieën en gematigde importtarieven om deze subsidies te financieren. De beoogde gevolgen waren de creatie van banen, migratiebevordering en technologische 'spin-offs'. Dit markeerde een vroeg voorbeeld van mercantilistisch denken.
* **Reactie op vrije markt ideologie:** Industriepolitiek wordt vaak gezien als een antwoord op de beperkingen van een te vrije markt ideologie. Hoewel klassieke economische opvattingen de markt hun werk lieten doen, benadrukten denkers zoals Stiglitz dat markten niet altijd zorgen voor economische efficiëntie of een gewenste herverdeling van welvaart. Dit roept de vraag op of de overheid de winnaars en verliezers van de markt kan of moet kiezen.
### 1.4 Huidige staat van industriepolitiek
Momenteel is industriepolitiek vaak gericht op het verbeteren van de concurrentiekracht en het versnellen van productiviteitsgroei. Er is een focus op het investeren in veelbelovende sectoren en het consolideren van 'open strategische autonomie'.
* **Voorbeelden:** Plannen zoals "Make 2025-2030" in België illustreren deze focus op het versterken van de nationale industrie. Ook het beleid rondom 'small modular reactors' kan hieronder vallen.
* **Innovatie-gedreven beleid:** Er is een terugkeer naar innovatie-gedreven industriepolitiek, vaak geïnspireerd door historische Amerikaanse voorbeelden zoals het Apollo-programma en de inspanningen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze aanpak richt zich op het creëren van technologische 'spill-over' effecten naar andere private sectoren. De vraag blijft echter of dit een standaard succesformule is of dat de context van die successen uniek was.
Industriepolitiek kent drie verschillende aanleidingen, elk met specifiek beleid:
1. **Pigouviaanse belastingen:** Sturen op externaliteiten door belastingen te heffen op activiteiten met sociaal schadelijke externe effecten.
2. **Coördinatie van agglomeratieproblemen:** De overheid treedt op als marktmeester of garantiegever om private investeringen te stimuleren.
3. **Activiteit-specifieke inputs:** De overheid investeert zelf gericht in specifieke sectoren of technologieën.
#### 1.4.1 De overheid en de selectie van winnaars
De vraag of de overheid in staat is om de winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen door middel van industriepolitiek, is complex. Er zijn drie belangrijke argumenten tegen deze stelling:
1. **Informatieprobleem:** Overheden missen vaak de gedetailleerde marktkennis die private spelers wel bezitten. Bedrijven opereren dichter op technologie, klanten en concurrenten, waardoor ze sneller kunnen inspelen op veranderingen. Overheidsinstanties lopen het risico verkeerde keuzes te maken door verouderde of onvolledige informatie, wat kan leiden tot verspilling van publieke middelen.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan bepaalde technologieën, zoals biobrandstoffen, bleek achteraf minder duurzaam of efficiënt dan verwacht.
2. **Risico op politieke beïnvloeding en lobbyisme:** Industriepolitiek kan gevoelig zijn voor politieke druk en lobbygroepen. In plaats van objectieve keuzes op basis van economisch potentieel, kunnen subsidies terechtkomen bij bedrijven met sterke politieke connecties, niet noodzakelijk bij de meest innovatieve of efficiënte spelers.
> **Voorbeeld:** In sommige landen ontvingen grote, gevestigde bedrijven disproportioneel veel steun, terwijl kleinere, innovatieve startups werden genegeerd.
3. **Marktmechanismen zijn beter in selectie:** Concurrentie en marktwerking zorgen ervoor dat succesvolle technologieën en bedrijven vanzelf naar boven komen. Overheidsinterventie kan deze natuurlijke selectie verstoren door bedrijven in leven te houden die anders niet zouden overleven, wat leidt tot inefficiëntie en minder innovatie.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan verouderde industrieën, zoals kolenmijnen, kan innovatie in duurzame energie vertragen.
### 1.5 De rol van de overheid als stuurman van transities
In tijden van economische transities worden potentiële investeerders geconfronteerd met complexe coördinatieproblemen en fundamentele onzekerheid.
* **Publieke regievoering en co-investering:** Deze transitieproblemen kunnen worden opgelost door publieke regievoering en het gezamenlijk investeren door de overheid als een ondernemende actor.
* **Europese industriële samenwerking:** Allianties en projecten op Europees niveau kunnen transitieproblemen aanpakken en strategische autonomie realiseren.
#### 1.5.1 Het instrumentarium van de sturende overheid
De overheid gebruikt verschillende instrumenten, vaak omschreven als "de wortel en de stok", om economisch gedrag te sturen. Het doel is niet om de markt te vervangen, maar om marktpartijen te stimuleren keuzes te maken die verder gaan dan louter continuïteit en minder risico nemen.
* **Bevordering van creatieve destructie:** De overheid kan creatieve destructie faciliteren, wat inhoudt dat oude systemen worden vervangen door nieuwe. Een goede stuurman zorgt voor consistent beleid met een duidelijke horizon. Stimulering door industriepolitiek richt zich op toekomstige systemen, terwijl een "zachte landing" wordt gecreëerd door de afbouw en krimp van oude systemen. Dit proces van vervanging gebeurt endogeen door marktpartijen.
### 1.6 Cross-border effecten van industriepolitiek
Nationaal industriepolitiek kan leiden tot internationale spillovereffecten, waarbij welvaart en groei in buurlanden worden beïnvloed.
* **Ongelijke verdeling van spillovereffecten:** Internationale spillovereffecten zijn over het algemeen groter voor arbeidsbeloning dan voor kapitaalbeloning, en deze effecten zijn ongelijk verdeeld over landen en soorten arbeid.
* **Impact op productiviteit:** Binnenlandse en buitenlandse R&D-spillovers, zowel intra- als interindustrieel, hebben een positieve en significante impact op de productiviteitsprestaties van de industrie.
* **'Protectionist liberalization':** Dit ontstaat wanneer nationale overheden stimulerende maatregelen nemen die, hoewel bedoeld om de eigen industrie te bevoordelen, internationale effecten hebben. Het ontbreken van een robuuste Europese industriepolitiek kan dit fenomeen verergeren.
* **Transformatie strategieën:** Economische transformatie kan plaatsvinden via 'shocktherapie' of graduele aanpak. Shocktherapie beleid was vaak breed en kon specifieke industrieën schaden door een gebrek aan gerichte industriepolitiek.
* **Voorbeeld automotive sector:** De automotive sector illustreert hoe nationaal beleid, zoals investeringen in waterstoftechnologie, internationale effecten kan hebben, vooral wanneer er druk is voor uitstel en er sprake is van gebrek aan een interne markt.
Succesvol industriebeleid vereist een combinatie van stimulering en regulering ("wortel en stok").
---
# Historische en huidige kijk op industriepolitiek
Hieronder volgt een samenvatting van het onderwerp "Historische en huidige kijk op industriepolitiek", bedoeld als een examengereed studieonderdeel.
## 2. Historische en huidige kijk op industriepolitiek
Industriepolitiek omvat overheidsbeleid dat expliciet gericht is op het transformeren van de economische structuur ten gunste van specifieke publieke doelen, zoals het stimuleren van innovatie, productiviteit en economische groei.
### 2.1 Wat is industriepolitiek?
Industriepolitiek creëert prikkels voor private actoren, zoals bedrijven, innovators en investeerders, om hun gedrag af te stemmen op de beoogde structurele economische veranderingen. De definitie stelt dat industriepolitiek:
“overheid beleid dat expliciet gericht is op de transformatie of de economische structuur ten gunste van een bepaald publiek doel.”
De doelen kunnen variëren van het stimuleren van innovatie, productiviteit en economische groei tot het bevorderen van klimaattransities, goede banen, achtergebleven regio's, export of importsubstitutie.
#### 2.1.1 Wat is geen industriepolitiek?
Algemeen beleid dat niet sectorspecifiek is en niet gericht is op de productieve en industriële sector wordt niet beschouwd als industriepolitiek. Dit omvat algemeen macro-economisch beleid, gezondheidszorg, onderwijs, fiscaal beleid en sociaal zekerheidsbeleid.
### 2.2 Historische wortels van industriepolitiek
Industriepolitiek is geen nieuw concept en maakt deel uit van diverse economische theorieën.
#### 2.2.1 Alexander Hamilton
Alexander Hamilton pleitte in zijn werk "Report on the Subject of Manufactures" (1791) voor het stimuleren van de groei van de industrie om de Amerikaanse onafhankelijkheid te verstevigen. Dit paste binnen de mercantilistische ideeën van die tijd. Zijn voorgestelde beleid omvatte:
* Bonussen of subsidies voor industrieën.
* Gematigde importtarieven om de subsidies te financieren.
De beoogde gevolgen waren onder andere:
* Het ontstaan van een breed aanbod aan banen.
* Promotie gericht op migratie.
* Het ontstaan van spin-offs met een gediversifieerd aanbod van technologieën en applicaties.
Hamilton was van mening dat de markt niet vanzelf zou zorgen voor industriële ontwikkelingen, wat indruiste tegen de heersende klassieke opvattingen.
#### 2.2.2 Stiglitz en de rol van de markt
Joseph Stiglitz betoogt dat markten niet vanzelf zorgen voor economische efficiëntie, laat staan voor een gewenste herverdeling van welvaart. Echter, de vraag rijst of de overheid de winnaars en verliezers van de markt kan kiezen.
### 2.3 Huidige kijk op industriepolitiek
De huidige focus van industriepolitiek ligt op het verbeteren van de concurrentiekracht, het versnellen van productiviteitsgroei, investeren in veelbelovende sectoren en het consolideren van open strategische autonomie.
#### 2.3.1 Actuele voorbeelden
* Het "Make 2025-2030" concurrentieplan in België, een strategisch plan om de Belgische industrie te versterken.
* Plannen voor small modular reactors.
#### 2.3.2 De terugkeer van innovatiegedreven beleid
De nadruk op concurrentiekracht roept de vraag op of dit de terugkeer van innovatiegedreven beleid verstoort. Dit type industriepolitiek leunt vaak op historische Amerikaanse voorbeelden zoals het Apollo-project en de Tweede Wereldoorlog, die leidden tot technologische spillovereffecten naar andere private sectoren. De vraag is of dit een standaardaanpak is of dat het succes van de VS incidenteel was.
#### 2.3.3 Aanleidingen en beleid
Industriepolitiek kent drie verschillende aanleidingen, elk met specifiek gekoppeld beleid:
1. **Sturen op externaliteiten:** Overheden kunnen sturen via Pigouviaanse belastingen voor activiteiten die sociaal schadelijke externaliteiten creëren.
2. **Coördinatie van agglomeratiefouten:** De overheid fungeert als marktmeester of garantiehouder om private investeringen te stimuleren.
3. **Activiteit-specifieke inputs:** De overheid investeert zelf gericht.
#### 2.3.4 De rol van de overheid als stuurman van transities
In tijden van transitie worden potentiële investeerders gehinderd door complexe coördinatieproblemen en fundamentele onzekerheid. Deze transitieproblemen kunnen worden opgelost door publieke regievoering en co-investering door een "ondernemende overheid". Europese industriële samenwerking, in allianties en projecten, pakt transitieproblemen aan en verwezenlijkt strategische autonomie.
#### 2.3.5 Het instrumentarium van de sturende overheid: "De wortel en de stok"
Het echte probleem is niet dat de overheid de rol van de markt overneemt, maar dat de markt de vrijheid wil behouden om eigen keuzes te maken. De meeste bedrijven kiezen logischerwijs voor continuïteit en het verbeteren van bestaande praktijken (pad-afhankelijkheid) zonder te veel risico te nemen. "De wortel en de stok" faciliteert creatieve destructie door:
* Consistent beleid met een duidelijke stip op de horizon.
* Stimulering van toekomstige systemen door middel van industriepolitiek.
* Een (zachte) landing voor oude systemen door middel van afbouw en krimp.
Creatieve destructie, het vervangen van oude systemen door nieuwe, gebeurt endogeen door marktpartijen.
### 2.4 De overheid en marktselectie: Uitdagingen en argumenten
De vraag of de overheid in staat is om de winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen door middel van industriepolitiek, kan worden beantwoord met de volgende argumenten:
* **Informatieprobleem:** Overheden beschikken vaak niet over dezelfde gedetailleerde marktkennis als marktspelers. Bedrijven opereren dichter bij technologie, klanten en concurrenten en kunnen sneller inspelen op veranderingen. Overheidsinstanties lopen het risico verkeerde keuzes te maken op basis van verouderde of onvolledige informatie, wat kan leiden tot verspilling van publieke middelen.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan bepaalde technologieën, zoals biobrandstoffen, bleek achteraf minder duurzaam of efficiënt dan verwacht.
* **Risico op politieke beïnvloeding en lobbyisme:** Industriepolitiek kan gevoelig zijn voor politieke druk en lobbygroepen. In plaats van objectieve keuzes op basis van economisch potentieel, kunnen subsidies en steunmaatregelen terechtkomen bij bedrijven met sterke politieke connecties, niet noodzakelijk bij de meest innovatieve of efficiënte spelers.
> **Voorbeeld:** In sommige landen kregen grote, gevestigde bedrijven disproportioneel veel steun, terwijl kleinere innovatieve startups werden genegeerd.
* **Marktmechanismen zijn beter in selectie:** Concurrentie en marktwerking zorgen ervoor dat succesvolle technologieën en bedrijven vanzelf naar boven komen. Overheidsinterventie kan deze natuurlijke selectie verstoren door bedrijven in leven te houden die anders niet zouden overleven, wat leidt tot inefficiëntie en minder innovatie.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan verouderde industrieën, zoals kolenmijnen, kan innovatie in duurzame energie vertragen.
### 2.5 Cross-border effecten van industriepolitiek
Nationaal industriebeleid kan leiden tot internationale spillovereffecten, waarbij de voordelen zich ook buiten de eigen landsgrenzen verspreiden.
#### 2.5.1 Spillovereffecten
Internationale spillovereffecten zijn over het algemeen groter voor arbeidsbeloningen dan voor kapitaalbeloningen, en deze effecten zijn ongelijk verdeeld over landen en soorten arbeid. Binnenlandse en buitenlandse R&D-spillovers, zowel intra- als interindustrieel, hebben een positieve en statistisch significante impact op de productiviteitsprestaties van de industrie.
#### 2.5.2 Protectionistische liberalisering en gebrek aan Europese samenwerking
Nationale overheden die stimuleren en beschermen kunnen leiden tot "protectionistische liberalisering". Echter, er is een gebrek aan Europees industriebeleid.
#### 2.5.3 Transformatie: shocktherapie versus gradueel beleid
Shocktherapiebeleid was breed en nekte specifieke sectoren. Het miste de specifieke focus van industriepolitiek. Succesvol industriebeleid vereist zowel stimulerende als regulerende maatregelen ("wortel en stok").
#### 2.5.4 Voorbeeld: de automotive sector en waterstof
De automotive sector en de toekomst van waterstof illustreren de complexiteit. Ambiguïteit en politieke druk voor uitstel, gecombineerd met een gebrek aan interne markt en harmonisatie, bemoeilijken de transitie.
### 2.6 Reflectievragen
* Welk beleid van de overheid is geen industriepolitiek?
* Welke rol van de overheid past het beste bij industriepolitiek?
* Waarom krijgt industriepolitiek op Europese schaal weinig kans?
* Hoe draagt nationaal industriebeleid bij aan welvaart en groei in buurlanden?
* Op welke strategie rust de huidige industriepolitiek in het geopolitieke tijdperk?
* Wat is "creatieve destructie" en onder welke omstandigheden is de theorie geldig?
* Wat zijn internationale spillovereffecten en onder welke condities treden ze op?
* Is de overheid in staat om de winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen door industriebeleid? Motiveer uw antwoord met 3 argumenten.
---
# De rol van de overheid en instrumentarium
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de rol van de overheid en het instrumentarium in industriepolitiek, speciaal samengesteld voor een examenstudiehandleiding.
## 3. De rol van de overheid en instrumentarium
Dit onderwerp onderzoekt de verschillende rollen die de overheid kan aannemen in industriepolitiek, met name als stuurman van transities, en het bijbehorende instrumentarium dat hiervoor wordt ingezet.
### 3.1 Wat is industriepolitiek?
Industriepolitiek wordt gedefinieerd als overheidsbeleid dat expliciet gericht is op het transformeren van de economische structuur ten gunste van een bepaald publiek doel. Het primaire doel is doorgaans het stimuleren van innovatie, productiviteit en/of economische groei, maar kan ook gericht zijn op het bevorderen van klimaattansities, het creëren van goede banen, het ondersteunen van achtergebleven regio's, het stimuleren van export of importsubstitutie.
Industriepolitiek creëert prikkels voor private actoren – bedrijven, innovators en investeerders – om te handelen op een manier die aansluit bij de beoogde richting van structurele verandering.
#### 3.1.1 Wat is geen industriepolitiek?
Algemeen beleid dat niet sector-specifiek is en niet gericht is op de productieve en industriesector, wordt niet beschouwd als industriepolitiek. Dit omvat algemeen macro-economisch beleid, gezondheidszorg, onderwijs, en fiscaal en sociaal zekerheidsbeleid.
#### 3.1.2 Historische context
Industriepolitiek is geen nieuw concept en is een vast onderdeel van diverse economische theorieën. Alexander Hamilton bepleitte in zijn "Report on the Subject of Manufactures" al in 1791 het stimuleren van de groei van de Amerikaanse industrie ter versterking van de nationale onafhankelijkheid. Dit paste binnen het mercantilisme en omvatte subsidies, gematigde importtarieven om subsidies te financieren, met als beoogd gevolg het ontstaan van een breed aanbod van banen, migratiepromotie en technologische spin-offs.
Industriepolitiek is vaak een reactie op de aanname dat de vrije markt vanzelf voor industriële ontwikkelingen zou zorgen. Hamilton stelde dat de markt niet automatisch leidt tot de gewenste industriële ontwikkeling, wat inging tegen de heersende klassieke opvattingen. Ook Stiglitz betoogt dat markten niet vanzelf zorgen voor economische efficiëntie of de gewenste herverdeling van welvaart.
### 3.2 De huidige staat van industriepolitiek
De huidige focus van industriepolitiek ligt op het verbeteren van concurrentiekracht, het investeren in veelbelovende sectoren en het consolideren van "open strategische autonomie". Een voorbeeld hiervan is het "Make 2025-2030" competitiviteitsplan om de Belgische industrie te versterken. Er is ook aandacht voor innovatie-gedreven beleid, geïnspireerd door historische Amerikaanse voorbeelden zoals het Apollo-project en de Tweede Wereldoorlog, die leidden tot technologische spill-over effecten naar andere private sectoren. De vraag blijft echter of dit een standaardaanpak is of dat het succes incidenteel was.
#### 3.2.1 Aanleidingen voor industriepolitiek
Industriepolitiek kent drie verschillende aanleidingen, elk met specifiek gekoppeld beleid:
* **Sturen op externaliteiten:** De overheid kan sturen via Pigouviaanse belastingen voor activiteiten die sociaal schadelijke externaliteiten creëren.
* **Coördinatie van agglomeratie-falen:** De overheid treedt op als marktmeester of garantiehouder om private investeringen te stimuleren.
* **Activiteit-specifieke inputs:** De overheid investeert zelf gericht in specifieke activiteiten.
#### 3.2.2 De overheid als aanwijzer van winnaars en verliezers
Er is discussie of de overheid in staat is om winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen. Hierbij spelen drie argumenten een rol:
1. **Informatieprobleem:** Overheden beschikken vaak niet over dezelfde gedetailleerde marktkennis als private spelers. Bedrijven opereren dichter bij technologie, klanten en concurrenten en kunnen sneller inspelen op veranderingen. Overheidsinstanties lopen het risico verkeerde keuzes te maken met verouderde of incomplete informatie, wat kan leiden tot verspilling van publieke middelen.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan bepaalde technologieën, zoals biobrandstoffen, bleek achteraf minder duurzaam of efficiënt dan verwacht.
2. **Risico op politieke beïnvloeding en lobbyisme:** Industriepolitiek kan gevoelig zijn voor politieke druk en lobbygroepen. Subsidies en steunmaatregelen kunnen terechtkomen bij bedrijven met sterke politieke connecties, in plaats van bij de meest innovatieve of efficiënte spelers.
> **Voorbeeld:** In sommige landen ontvingen grote, gevestigde bedrijven disproportioneel veel steun, terwijl kleinere, innovatieve startups werden genegeerd.
3. **Marktmechanismen zijn beter in selectie:** Concurrentie en marktwerking zorgen ervoor dat succesvolle technologieën en bedrijven vanzelf naar boven komen. Overheidsinterventie kan deze natuurlijke selectie verstoren door bedrijven in leven te houden die anders niet zouden overleven, wat leidt tot inefficiëntie en minder innovatie.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan verouderde industrieën, zoals kolenmijnen, kan innovatie in duurzame energie vertragen.
### 3.3 De rol van de overheid als stuurman van transities
In tijden van transitie kunnen complexe coördinatieproblemen en fundamentele onzekerheid potentiële investeerders tegenhouden. Deze transitieproblemen kunnen worden opgelost door publieke regievoering en co-investering door een "ondernemende overheid". Europese industriële samenwerking in allianties en projecten pakt transitieproblemen aan en verwezenlijkt strategische autonomie.
### 3.4 Het instrumentarium van de sturende overheid
Het instrumentarium van de sturende overheid kan worden omschreven met het principe van "de wortel en de stok". Het echte probleem is niet dat de overheid op de stoel van de markt gaat zitten, maar dat de markt de vrijheid en regie wil behouden om eigen keuzes te maken. De meeste bedrijven kiezen echter logischerwijs voor continuïteit door het verbeteren van wat ze in het verleden deden (pad-afhankelijkheid) en het vermijden van te veel risico.
Met "de wortel en de stok" wordt *creative destruction* gefaciliteerd. Een goede stuurman zorgt voor consistent beleid met een duidelijke stip op de horizon. Industriepolitiek stimuleert het toekomstige systeem, terwijl een (zachte) landing wordt gerealiseerd door afbouw en krimp van het oude systeem. Het vervangen van oude systemen door nieuwe gebeurt *endogeen* door marktpartijen.
#### 3.4.1 Voorbeeld in de automotive sector
De waterstoftechnologie in de automotive sector kent een ambigue toekomst. Er is druk op politiek voor uitstel, ondanks voordelen zoals geen BTW of aanschafbelasting en lage verbruikskosten. Dit illustreert ook een gebrek aan een interne markt op Europees niveau.
### 3.5 Cross-border effecten van industriepolitiek
Nationaal industriebeleid kan leiden tot internationale spillovereffecten. Internationale spillovereffecten zijn over het algemeen groter voor arbeidsbeloning dan voor kapitaalbeloning en zijn vaak ongelijk verdeeld over landen en soorten arbeid. Binnenlandse en buitenlandse R&D-spillovers, zowel intra- als interindustrieel, hebben een positieve en statistisch significante impact op de productiviteitsprestaties van de industrie.
Echter, "protectionist liberalization" kan ontstaan doordat nationale overheden stimuleren en beschermen, terwijl Europees industriebeleid ontbreekt. Transformatie kan plaatsvinden via *shock therapie* of geleidelijk. Shock therapie beleid was breed en nekte specifieke sectoren, en miste industriebeleid. Succesvol industriebeleid vereist een combinatie van stimulering ("wortel") en afbouw ("stok").
> **Tip:** Houd bij het bestuderen van dit onderwerp rekening met het spanningsveld tussen marktwerking en overheidsinterventie, en hoe de overheid hierin een balancerende rol speelt, vooral bij transities.
> **Tip:** Analyseer de voorbeelden van de automotive sector en de historische context om de concepten van "wortel en stok" en *creative destruction* beter te begrijpen.
---
# Cross-border effecten van industriepolitiek
Dit onderwerp analyseert de internationale spillovereffecten van nationaal industriebeleid, de mogelijke ontstaan van protectionistische tendensen en de complexiteit van Europees industriebeleid.
## 4.1 Wat is industriepolitiek?
Industriepolitiek wordt gedefinieerd als overheidsbeleid dat expliciet gericht is op de transformatie of de economische structuur ten gunste van een bepaald publiek doel, zoals het stimuleren van innovatie, productiviteit, economische groei, klimaattransitie, goede banen, of het bevorderen van regio's, export of importsubstitutie. Het creëert prikkels voor private actoren, zoals bedrijven, innovators en investeerders, om te handelen op een manier die aansluit bij de beoogde richting van structurele verandering.
### 4.1.1 Wat is geen industriepolitiek?
Algemeen beleid dat niet sector-specifiek is en niet gericht is op de productieve of industriële sector wordt niet beschouwd als industriepolitiek. Denk hierbij aan algemeen macro-economisch, gezondheidszorg, onderwijs, fiscaal en sociaal zekerheidsbeleid.
### 4.1.2 Historische context van industriepolitiek
Industriepolitiek is niet nieuw en vormt een vast onderdeel van diverse economische theorieën. Alexander Hamilton schreef in zijn "Report on the Subject of Manufactures" in 1791 al over het stimuleren van de groei van de industrie om de Amerikaanse onafhankelijkheid te verstevigen. Dit beleid, dat elementen van mercantilisme bevatte, omvatte bonussen of subsidies voor industrie en gematigde importtarieven om deze subsidies te financieren, met als doel het creëren van een breed banenaanbod, het promoten van migratie en het ontstaan van technologische spin-offs.
Industriepolitiek wordt vaak gezien als een antwoord op de aannames van de vrije markt ideologie. Historisch gezien werd gesteld dat de markt niet vanzelf zou zorgen voor industriële ontwikkelingen of economische efficiëntie, laat staan voor de gewenste herverdeling van welvaart. De vraag of de overheid in staat is om de winnaars en verliezers van de markt te kiezen, is een centraal debat.
## 4.2 Huidige staat van industriepolitiek
Momenteel is industriepolitiek vaak gericht op het verbeteren van de concurrentiekracht en het versnellen van productiviteitsgroei. Dit omvat investeringen in veelbelovende sectoren en het consolideren van open strategische autonomie. Een voorbeeld hiervan is het "Make 2025-2030" concurrentieplan, een strategisch plan om de Belgische industrie te versterken.
### 4.2.1 Innovatie-gedreven beleid en de terugkeer ervan
Er is een discussie gaande of de focus op concurrentiekracht de terugkeer van innovatie-gedreven beleid verstoort. Dit type industriepolitiek rust vaak op historische Amerikaanse voorbeelden zoals het Apollo-project en de Tweede Wereldoorlog, die leidden tot technologische spillovereffecten naar andere private sectoren. De vraag is of dit een standaardaanpak is of dat deze successen incidenteel waren.
### 4.2.2 Aanleidingen voor industriepolitiek
Industriepolitiek kent drie verschillende aanleidingen, elk met een specifiek gekoppeld beleid:
1. **Externaliteiten:** De overheid kan sturen middels Pigouviaanse belastingen voor activiteiten die sociaal schadelijke externaliteiten creëren.
2. **Coördinatie- en agglomeratieproblemen:** De overheid treedt op als marktmeester of garantiehouder om private investeringen te stimuleren.
3. **Activiteitspecifieke inputs:** De overheid investeert zelf gericht.
### 4.2.3 De rol van de overheid bij het aanwijzen van winnaars
De vraag of de overheid in staat is om winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen door middel van industriepolitiek, kan worden gemotiveerd met drie argumenten:
* **Informatieprobleem:** Overheden missen vaak marktkennis. Bedrijven beschikken over gedetailleerdere informatie omdat ze dicht bij technologie, klanten en concurrenten opereren. Overheidsinstanties riskeren verkeerde keuzes door verouderde of onvolledige informatie, wat kan leiden tot verspilling van publieke middelen.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan bepaalde technologieën, zoals biobrandstoffen, bleek achteraf minder duurzaam of efficiënt dan verwacht.
* **Risico op politieke beïnvloeding en lobbyisme:** Industriepolitiek kan gevoelig zijn voor politieke druk en lobbygroepen. Subsidies en steunmaatregelen kunnen terechtkomen bij bedrijven met sterke politieke connecties in plaats van bij de meest innovatieve of efficiënte spelers.
> **Voorbeeld:** In sommige landen ontvingen grote, gevestigde bedrijven disproportioneel veel steun, terwijl kleinere, innovatieve startups werden genegeerd.
* **Marktmechanismen zijn beter in selectie:** Concurrentie en marktwerking zorgen ervoor dat succesvolle technologieën en bedrijven vanzelf naar boven komen. Overheidsinterventie kan deze natuurlijke selectie verstoren door bedrijven in leven te houden die anders niet zouden overleven, wat leidt tot inefficiëntie en minder innovatie.
> **Voorbeeld:** Overheidssteun aan verouderde industrieën, zoals kolenmijnen, kan innovatie in duurzame energie vertragen.
## 4.3 De rol van de overheid als stuurman van transities
In tijden van transitie houden complexe coördinatieproblemen en fundamentele onzekerheid potentiële investeerders tegen. Deze transitieproblemen kunnen worden opgelost door publieke regievoering en co-investering als een ondernemende overheid. Europese industriële samenwerking in allianties en projecten pakt transitieproblemen aan en realiseert strategische autonomie.
### 4.3.1 Het instrumentarium van de sturende overheid
De overheid gebruikt een instrumentarium van "de wortel en de stok" om creatieve destructie te faciliteren, waarbij oude systemen worden vervangen door nieuwe systemen. Het echte probleem is niet dat de overheid op de stoel van de markt gaat zitten, maar dat bedrijven logischerwijs kiezen voor continuïteit door het verbeteren van wat ze in het verleden deden (pad-afhankelijkheid) en het vermijden van te veel risico. Een goede stuurman zorgt voor consistent beleid met een stip op de horizon, stimuleert de transitie naar toekomstige systemen en zorgt voor een (zachte) landing van het oude systeem door middel van afbouw en krimp.
> **Tip:** Creatieve destructie, het proces waarbij oude technologieën en industrieën worden vervangen door nieuwe, gebeurt endogeen door marktpartijen. Goed industriebeleid faciliteert dit proces.
## 4.4 Cross-border effecten van industriepolitiek
### 4.4.1 Spillover effecten
Spillover effecten ontstaan door nationaal industriebeleid. Internationale spillover effecten zijn over het algemeen groter voor arbeidsbeloning dan voor kapitaalbeloning, en deze effecten zijn ongelijk verdeeld over landen en soorten arbeid. Zowel binnenlandse als buitenlandse R&D-spillovers, die zowel intra- als interindustrieel van aard zijn, hebben een positieve en statistisch significante impact op de productiviteitsprestaties van de industrie.
### 4.4.2 Protectionisme en het ontbreken van Europees beleid
Nationale overheiden die stimuleren en beschermen kunnen leiden tot "protectionistische liberalisering". Er lijkt echter een gebrek aan Europees industriebeleid te zijn, wat de transformatie bemoeilijkt. Schoktherapie-beleid, dat breed was en specifieke industrieën kon negeren, miste de focus van industriebeleid. Succesvol industriebeleid vraagt om een combinatie van stimulering ("wortel") en regulering ("stok").
### 4.4.3 Voorbeeld in de automotive sector
Het voorbeeld in de automotive sector, waar de toekomst van waterstof nog ambigu is en er politieke druk is voor uitstel, illustreert de complexiteit. Het gebrek aan een interne markt en de discussies rondom BTW, aanschafbelasting en verbruikskosten spelen hierbij een rol.
## 4.5 Reflectie en Examenvragen
* Welk beleid van de overheid is geen industriepolitiek?
* Welke rol van de overheid past het beste bij industriepolitiek?
* Waarom krijgt industriepolitiek op Europese schaal weinig kans?
* Hoe draagt nationaal industriebeleid bij aan welvaart en groei in buurlanden?
* Op welke strategie rust de huidige industriepolitiek in het geopolitieke tijdperk?
* Wat is creatieve destructie en onder welke omstandigheden is de theorie geldig?
* Wat zijn internationale spillover effecten en onder welke condities treden ze op?
* **Oefenvraag examen:** Is de overheid in staat om de winnende bedrijven en technologieën aan te wijzen door industriebeleid? Motiveer uw antwoord met 3 argumenten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Industriepolitiek | Overheidsbeleid dat expliciet gericht is op de transformatie van de economische structuur ten gunste van een bepaald publiek doel, zoals het stimuleren van innovatie, productiviteit of economische groei. |
| Economische Structuur | De onderlinge relaties tussen de verschillende sectoren en onderdelen van een economie, inclusief de productiefactoren, technologie en institutionele arrangementen. |
| Publiek Doel | Een doelstelling die ten goede komt aan de samenleving als geheel, in plaats van aan individuele belanghebbenden, zoals economische groei, klimaattransitie of het creëren van banen. |
| Private Actoren | Individuen, bedrijven of organisaties die opereren buiten de overheid en die economische activiteiten ontplooien met als primair doel winstmaximalisatie. |
| Concurrentiekracht | Het vermogen van een land, sector of bedrijf om effectief te concurreren op internationale markten, vaak gemeten aan de hand van factoren zoals productiviteit, innovatie en kosten. |
| Productiviteitsgroei | De toename van de output per eenheid van input (zoals arbeid of kapitaal) over een bepaalde periode, wat wijst op een efficiënter gebruik van middelen. |
| Strategische Autonomie | Het vermogen van een staat om zelfstandig beslissingen te nemen en zijn belangen te behartigen op economisch, politiek en technologisch gebied, zonder overmatige afhankelijkheid van externe partijen. |
| Externaliteiten | Effecten van economische activiteiten die neerkomen op derden die niet direct betrokken zijn bij de transactie, zoals milieuvervuiling (negatieve externaliteit) of kennisoverdracht (positieve externaliteit). |
| Pigouviaanse Belasting | Een specifieke belasting die wordt opgelegd aan activiteiten die negatieve externaliteiten veroorzaken, met als doel de kosten van deze externaliteiten te internaliseren en het gedrag van de veroorzaker te veranderen. |
| Coördinatieproblemen | Situaties waarin het voor individuele actoren moeilijk is om hun acties effectief op elkaar af te stemmen, wat kan leiden tot suboptimale uitkomsten, vaak voorkomend bij complexe markten of transities. |
| Agglomeratiefouten | Falen van markten om te profiteren van de voordelen van concentratie of clustering, zoals netwerkeffecten of kennisdeling, wat kan leiden tot onderinvestering in bepaalde sectoren of regio"s. |
| Creative Destructie | Een concept geïntroduceerd door Joseph Schumpeter, dat beschrijft hoe de voortdurende innovatie in een kapitalistische economie leidt tot de vernietiging van oude industrieën en technologieën, en de opkomst van nieuwe. |
| Spillover Effecten | Onbedoelde overdrachten van kennis, technologie of andere voordelen van de ene activiteit of sector naar de andere, die kunnen plaatsvinden binnen of tussen bedrijven en landen. |
| Intra-industrieel | Verwijst naar economische activiteiten of relaties die plaatsvinden binnen dezelfde industrie, zoals handel in vergelijkbare producten of kennisdeling tussen bedrijven in dezelfde sector. |
| Inter-industrieel | Verwijst naar economische activiteiten of relaties die plaatsvinden tussen verschillende industrieën, zoals de overdracht van technologie van de ene sector naar de andere of de levering van inputs. |
| Protectionistische Liberalisatie | Een schijnbaar tegenstrijdige term die verwijst naar beleid waarbij nationale overheden de binnenlandse industrieën stimuleren en beschermen, terwijl ze tegelijkertijd de vrije markt en internationale handel propageren, wat kan leiden tot handelsbarrières. |