Cover
Aloita nyt ilmaiseksi kinderen in ontwikkeling- aula hfdstk 3.docx
Summary
# Ontwikkeling van het brein en neurale verbindingen
Het brein van jonge kinderen ondergaat een spectaculaire ontwikkeling, waarbij neuronen en hun verbindingen, de synapsen, cruciaal zijn voor leren en specialisatie.
## 1. Ontwikkeling van het brein en neurale verbindingen
### 1.1 De groei van de hersenen in de vroege kinderjaren
De hersenen groeien in de vroege kinderjaren sneller dan de rest van het lichaam. Op de leeftijd van vijf jaar hebben de hersenen al meer dan 90% van hun uiteindelijke volwassen volume bereikt.
### 1.2 Bouwstenen van het brein: neuronen en synapsen
* **Neuron (zenuwcel):** Dit zijn de fundamentele bouwstenen van het brein en vormen een complex netwerk van miljoenen cellen. Neuronen zijn verantwoordelijk voor het overbrengen van prikkels naar andere neuronen.
* Signalen worden ontvangen via de dendrieten.
* Signalen worden via een uitloper, het axon, de cel uitgestuurd.
* Rondom het axon bevindt zich een vetachtige substantie (myeline) die beschermt en isoleert, wat kortsluiting tussen neuronen voorkomt.
* Een axon kan zich vertakken om prikkels door te geven aan andere neuronen via synapsen.
* **Synaps:** Dit is de overdrachtsplek tussen twee neuronen waar informatie wordt doorgegeven, voornamelijk via chemische stoffen (neurotransmitters).
* **Neurotransmitters:** Dit zijn chemische stoffen die betrokken zijn bij signaaloverdracht. Een voorbeeld is dopamine, dat geassocieerd wordt met plezier, beloning en geluksgevoelens, en het beloningscentrum in de hersenen activeert.
### 1.3 Leren en specialisatie door neurale verbindingen
Leren resulteert in de vorming van nieuwe verbindingen tussen neuronen. Na verloop van tijd specialiseren deze neurale netwerken zich voor specifieke functies, zoals taal, motoriek en geheugen. Hoewel de hersenen als een geheel functioneren, spelen specifieke delen een meer prominente rol bij verschillende activiteiten.
### 1.4 Synaptogenese en pruning: het vormen en verwijderen van verbindingen
* **Synaptogenese:** Dit proces verwijst naar de snelle toename van synapsen. Veel van deze verbindingen zijn al aanwezig bij de geboorte en faciliteren basisfuncties zoals ademhaling en horen. Een groot aantal synapsen stelt kinderen in staat om snel nieuwe vaardigheden te leren.
* **Synaptische pruning:** Tegelijkertijd met de aanmaak van nieuwe verbindingen, worden ook hersencellen en verbindingen verwijderd. Verbindingen die weinig of niet gebruikt worden, worden gesnoeid. Dit proces is sterk afhankelijk van de omgeving en de ervaringen van het kind, wat het belang van begeleiding en oefening onderstreept. Pruning is essentieel om te kunnen blijven leren en efficiënter te worden.
### 1.5 Gevoelige en kritische periodes
* **Gevoelige/sensitieve periodes:** Dit zijn periodes in de ontwikkeling waarin een kind optimaal in staat is om bepaalde vaardigheden te leren. De ideale leertijd voor een specifieke vaardigheid kan variëren, wat leidt tot deze gevoelige periodes.
* **Kritische periodes:** Dit zijn striktere periodes in de hersenontwikkeling waarbinnen specifieke ervaringen noodzakelijk zijn om een bepaalde vaardigheid te leren. Na het verstrijken van deze periode is het verwerven van die vaardigheid niet meer mogelijk.
### 1.6 Linker- en rechterhersenhelft
De linkerhersenhelft bestuurt de rechterkant van het lichaam en vice versa, omdat de zenuwbanen kruisen.
* **Motorische lateralisatie:** Dit is een aangeboren of ontwikkelde voorkeur van het brein en lichaam om één zijde (meestal rechts) systematisch beter en meer te gebruiken voor handelingen zoals grijpen, schrijven, gooien en trappen.
* Vanaf ongeveer vijf tot zes jaar ontwikkelt zich een samenwerking en taakverdeling tussen de handen. De voorkeurshand neemt steeds meer complexe taken op zich, terwijl de andere hand ondersteunt.
* Een onduidelijke of wisselende handvoorkeur bij kinderen kan leiden tot leerproblemen, met name bij het onderscheiden van links en rechts, wat essentieel is voor lezen, schrijven en rekenen (bijvoorbeeld moeite met het onderscheiden van 'b' en 'd' of het correct schrijven van getallen).
### 1.7 Effectief leren en de rol van herhaling
Om kinderen effectief iets bij te brengen, is het nuttig om nieuwe informatie te koppelen aan hun leefwereld of aan reeds bekende kennis. Herhaling is cruciaal voor het geheugen; hoe stabieler een herinnering wordt, hoe meer deze geautomatiseerd raakt in vaardigheden, gewoontes of attitudes.
---
# Geheugen en cognitieve functies
Dit gedeelte behandelt de verschillende geheugensystemen en de executieve functies die ons gedrag en onze gedachten sturen.
### 2.1 De structuur en ontwikkeling van neuronen
Onze hersenen bestaan uit miljoenen neuronen, ook wel zenuwcellen genoemd, die prikkels overbrengen. Prikkels komen binnen via de dendrieten en verlaten de cel via het axon. Het axon is omgeven door myeline, een vetachtige substantie die beschermt, isoleert en kortsluiting voorkomt. Via synapsen geven axonen prikkels door aan andere neuronen met behulp van neurotransmitters, zoals dopamine, dat geassocieerd wordt met plezier en beloning. Leren zorgt voor nieuwe verbindingen tussen neuronen, waardoor gespecialiseerde netwerken ontstaan voor taal, motoriek, geheugen, enzovoort.
#### 2.1.1 Synaptogenese en pruning
Bij de geboorte zijn al veel neurale verbindingen aanwezig voor basisfuncties. Het aantal verbindingen neemt snel toe door synaptogenese. Grote hoeveelheden synapsen faciliteren snelle vaardigheidsverwerving en leren. Tegelijkertijd worden ongebruikte of zwakke verbindingen verwijderd door synaptische pruning, een proces dat sterk afhankelijk is van omgevingsfactoren en ervaringen. Pruning is essentieel voor verder leren.
* **Gevoelige/sensitieve periodes:** Dit zijn ideale momenten om bepaalde vaardigheden te leren. Als bepaalde hersengebieden te weinig gestimuleerd worden gedurende deze periodes, kan synaptogenese voor specifieke functies mogelijk niet meer plaatsvinden.
* **Kritische periodes:** Dit zijn periodes waarin bepaalde ervaringen opgedaan moeten worden om iets te kunnen leren; na deze periode is leren niet meer mogelijk.
#### 2.1.2 Hersenhelften en lateralisatie
De linkerhersenhelft bestuurt de rechterlichaamshelft en vice versa, omdat zenuwbanen kruisen. Motorische lateralisatie is de aangeboren of ontwikkelde voorkeur om één lichaamshelft (meestal rechts) meer en beter te gebruiken voor handelingen zoals grijpen en schrijven. Vanaf ongeveer 5-6 jaar ontwikkelen zich samenwerking en taakverdeling tussen de handen, waarbij de voorkeurshand steeds complexere taken uitvoert en de andere hand assisteert. Een te late of wisselende voorkeurshand kan leiden tot leerproblemen, met name met lezen, schrijven en rekenen, zoals het moeilijk onderscheiden van letters (b en d) of cijfers (24 als 42 schrijven).
> **Tip:** Om kinderen iets nieuws bij te brengen, is het effectief om een link te leggen met hun leefwereld of met reeds bekende kennis.
### 2.2 Geheugensystemen
#### 2.2.1 Het sensorisch register
Dit systeem houdt zintuiglijke indrukken zeer kort vast, gedurende 1 tot 3 seconden. Als er geen aandacht is voor een prikkel, wordt deze niet opgemerkt. Met aandacht gaat de informatie door naar het kortetermijngeheugen.
#### 2.2.2 Het kortetermijngeheugen (werkgeheugen)
Ook wel werkgeheugen genoemd, dit systeem kan informatie langer vasthouden dan het sensorisch register, gedurende enkele seconden tot minuten. Het impliceert dat er actief met de informatie wordt gewerkt.
* **Soorten werkgeheugens:**
* **Verbale werkgeheugen:** voor het vasthouden van gesproken cijfers, letters of woorden.
* **Visueel-ruimtelijk werkgeheugen:** voor het visualiseren en vasthouden van ruimtelijke informatie, bewegingsinformatie, gebeurtenissequenties, rekenkundige problemen en patronen.
* **Beperkingen van het werkgeheugen:**
* **Tijdsduur:** Informatie wordt meestal niet langer dan 15 seconden vastgehouden.
* **Hoeveelheid:** De capaciteit is beperkt, uitgedrukt in "eenheden". De geheugenspanne, het aantal eenheden dat onthouden kan worden, is bij volwassenen gemiddeld rond de 7 eenheden.
* **Multitasking:** Het gelijktijdig uitvoeren van meerdere taken is moeilijk. Task switching (voortdurend wisselen van aandacht) leidt tot tragere en minder nauwkeurige prestaties.
Het werkgeheugen kan belast worden door storende prikkels (geluid, beeld), faalangst (aandacht gaat ook naar faalgedachten) en onnodig ingewikkeld taalgebruik.
#### 2.2.3 Het begin- en recentheidseffect
De juistheid van het onthouden van een reeks items, zoals een woordenlijst, is afhankelijk van hun positie. Woorden aan het begin en einde van de lijst worden het best onthouden. Dit komt mogelijk doordat de eerste woorden meer aandacht krijgen en eerder naar het langetermijngeheugen gaan, terwijl de laatste woorden nog vers in het geheugen zijn.
> **Belang in het onderwijs:** Lessen worden vaak zo opgebouwd dat nieuwe leerstof aan het begin wordt gegeven (beste onthouden), gevolgd door zelfstandig werken of oefenen in het midden, en afsluiting met belangrijke mededelingen of herhalingen aan het einde.
#### 2.2.4 Het langetermijngeheugen
Dit systeem kan informatie voor langere periodes vasthouden, van 10 minuten tot levenslang. De opslag in het langetermijngeheugen wordt beïnvloed door:
* **Emotionele factoren:** Sterke emoties vergroten de kans op opslag.
* **Herhaling:** Meer herhaling leidt tot sterkere opslag.
* **Betekenis/herkenbaarheid:** Informatie beklijft beter als deze begrepen, gekoppeld aan bestaande kennis of in een context geplaatst kan worden.
* **Meervoudig zintuiglijke ervaringen (intermodale perceptie):** Het gelijktijdig gebruiken van meerdere zintuigen creëert meerdere "ingangen" voor dezelfde informatie.
* **Slaap:** Tijdens slaap ordenen en verwerken de hersenen geleerde informatie, waardoor deze in het langetermijngeheugen wordt verankerd.
* **Verschillende types langetermijngeheugen:**
* **Episodisch geheugen:** Het bewust herinneren van zelf meegemaakte gebeurtenissen.
* **Semantisch geheugen:** De opslag van algemene kennis, feiten en betekenissen. De informatie wordt herinnerd, maar niet noodzakelijk de specifieke leersituatie.
* **Procedureel geheugen:** Gaat over vaardigheden en handelingen, het geheugen voor "hoe je iets doet". Dit omvat zaken die automatisch worden uitgevoerd zonder erbij na te denken, zoals lopen, fietsen of zwemmen.
### 2.3 Executieve functies
Dit zijn cognitieve vaardigheden die ervoor zorgen dat we ons gedrag, onze gedachten en emoties doelgericht kunnen sturen, en bewuste keuzes maken in plaats van automatisch te reageren. Ze fungeren als controlemechanismen.
* **Drie essentiële executieve functies:**
* **Cognitieve flexibiliteit:** Het vermogen om te schakelen tussen taken of om te gaan met veranderingen.
* **Inhibitie:** Zelfbeheersing; het vermogen om gedrag, emoties of reacties af te remmen of onder controle te houden. Dit omvat het niet meteen doen wat in je opkomt, maar eerst nadenken, irrelevante informatie negeren en ongewenst gedrag of emoties afremmen.
* **Updating:** Het bijhouden van tussentijdse resultaten van tussenstappen, bijvoorbeeld bij hoofdrekenen waarbij informatie continu onthouden moet worden.
> **Herhaling is belangrijk voor het geheugen:** Hoe stabieler een herinnering wordt, hoe meer geautomatiseerde vaardigheden, gewoontes of attitudes eruit voortkomen.
---
# Lateralisatie en taalontwikkeling
Dit onderwerp behandelt de specialisatie van de hersenhelften, specifiek de motorische lateralisatie en de impact daarvan op leerprocessen, zoals taal en rekenen, met nadruk op de rol van handvoorkeur.
### 3.1 Hersenhelften en hun functies
De menselijke hersenen bestaan uit twee helften: de linker- en de rechterhersenhelft. Deze helften zijn niet volledig identiek in functie en structuur. De linkerhersenhelft is voornamelijk verantwoordelijk voor de aansturing van de rechterkant van het lichaam, terwijl de rechterhersenhelft de linkerkant van het lichaam bestuurt. Dit komt doordat de zenuwbanen kruisen.
### 3.2 Motorische lateralisatie
Motorische lateralisatie verwijst naar de aangeboren of ontwikkelde voorkeur van het brein en lichaam om één kant (meestal de rechterkant) systematisch meer en beter te gebruiken voor specifieke handelingen. Dit omvat activiteiten zoals grijpen, schrijven, gooien en trappen.
* **Ontwikkeling van handvoorkeur:** Rond de leeftijd van vijf tot zes jaar ontwikkelt zich een samenwerking en taakverdeling tussen beide handen. De voorkeurshand neemt steeds meer gespecialiseerde taken op zich, terwijl de andere hand een ondersteunende rol vervult. Een voorbeeld hiervan is het opgooien van een tennisbal met de ene hand en deze met een racket terugslaan met de andere.
* **Linker- en rechteroriëntatie:** De ontwikkeling van een duidelijke handvoorkeur gaat gepaard met een beter begrip van links en rechts.
### 3.3 Gevolgen van onduidelijke handvoorkeur voor leren
Wanneer een kind gedurende een langere periode geen duidelijke handvoorkeur ontwikkelt, of voortdurend wisselt tussen links en rechts, kan dit leerproblemen veroorzaken. Dit komt doordat essentiële leergebieden zoals lezen, schrijven en rekenen een goed onderscheid tussen links en rechts vereisen.
* **Voorbeelden van leerproblemen:**
* Moeite met het lezen van letters die spiegelbeeldig zijn, zoals het verschil tussen 'b' en 'd'.
* Problemen met het correct opschrijven van getallen, bijvoorbeeld het schrijven van vierentwintig als 42.
> **Tip:** Het is cruciaal om de ontwikkeling van handvoorkeur bij jonge kinderen te observeren, aangezien een duidelijke lateraliteit kan bijdragen aan een soepeler leerproces op school.
### 3.4 Verband met taal en rekenen
De lateralisatie van de hersenen, met name de dominantie van de linkerhersenhelft voor taal, is nauw verbonden met de taalontwikkeling. Problemen met lateralisatie kunnen leiden tot uitdagingen in taalverwerking en -productie. Op dezelfde manier kan een onduidelijke lateralisatie de ontwikkeling van rekenvaardigheden beïnvloeden, aangezien ruimtelijke oriëntatie en het begrijpen van numerieke volgordes hierbij een rol spelen.
> **Voorbeeld:** Kinderen met een onduidelijke handvoorkeur kunnen moeite hebben met het onthouden van de volgorde van getallen of het correct plaatsen van cijfers in een som, wat wijst op een mogelijke link met ruimtelijke en sequentiele verwerkingsproblemen die verband houden met hersenlateralisatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neuron | Een zenuwcel die gespecialiseerd is in het overbrengen van prikkels naar andere neuronen via dendrieten en axonen. |
| Dendrieten | Vertakte uitlopers van een neuron die signalen ontvangen van andere neuronen. |
| Axon | Een lange uitloper van een neuron die elektrische prikkels wegstuurt van het cellichaam naar andere neuronen of doelcellen. |
| Myeline | Een vetachtige substantie die de axon van een neuron omhult, bedoeld om het neuron te beschermen en de signaaloverdracht te isoleren en te versnellen. |
| Synaps | De gespecialiseerde verbinding tussen twee neuronen waar de overdracht van informatie plaatsvindt, meestal via neurotransmitters. |
| Neurotransmitters | Chemische stoffen die door neuronen worden vrijgegeven om signalen over te dragen naar andere neuronen of doelcellen bij de synaps. |
| Dopamine | Een neurotransmitter die geassocieerd wordt met gevoelens van geluk, plezier, beloning en motivatie, en die het beloningscentrum in de hersenen activeert. |
| Synaptogenese | Het proces van de vorming van nieuwe synapsen (verbindingen) tussen neuronen, wat leidt tot een toename van het neurale netwerk. |
| Synaptische pruning | Het proces waarbij ongebruikte of zwakke synaptische verbindingen tussen neuronen worden verwijderd, wat efficiëntie en specialisatie van het brein bevordert. |
| Gevoelige periodes | Specifieke tijdsperiodes tijdens de ontwikkeling waarin het brein bijzonder ontvankelijk is voor het leren van bepaalde vaardigheden. |
| Kritische periodes | Periodes in de hersenontwikkeling waarin bepaalde ervaringen noodzakelijk zijn om specifieke vaardigheden te verwerven; na deze periode is leren van die vaardigheid niet meer mogelijk. |
| Motorische lateralisatie | De aangeboren of ontwikkelde voorkeur van het brein en lichaam om één kant, meestal de rechter, systematisch meer en beter te gebruiken voor specifieke handelingen zoals grijpen of schrijven. |
| Sensorisch register | Het deel van het geheugen dat zintuiglijke indrukken voor een zeer korte periode (1-3 seconden) vasthoudt voordat ze verloren gaan of worden doorgegeven aan het kortetermijngeheugen. |
| Kortetermijngeheugen | Het geheugensysteem dat informatie gedurende enkele seconden tot minuten kan vasthouden en actief bewerken; ook wel werkgeheugen genoemd. |
| Werkgeheugen | Een synoniem voor kortetermijngeheugen, dat de actieve verwerking en tijdelijke opslag van informatie mogelijk maakt voor het uitvoeren van cognitieve taken. |
| Geheugenspanne | Het maximale aantal informatie-eenheden dat het werkgeheugen tegelijkertijd kan vasthouden. |
| Begin- en recentheidseffect | Een fenomeen waarbij informatie aan het begin en het einde van een reeks items het beste wordt onthouden, terwijl informatie in het midden minder goed wordt onthouden. |
| Executieve functies | Een groep cognitieve vaardigheden die verantwoordelijk zijn voor doelgerichte sturing van gedrag, gedachten en emoties, zoals planning, inhibitie en flexibiliteit. |
| Cognitieve flexibiliteit | Het vermogen om te schakelen tussen verschillende taken, concepten of om te gaan met veranderingen in de omgeving of vereisten. |
| Inhibitie | Het vermogen om impulsen, gedrag of emoties te onderdrukken of te controleren, en weerstand te bieden aan afleidingen. |
| Updating | Het voortdurend bijhouden en aanpassen van de informatie in het werkgeheugen, essentieel voor het omgaan met sequentiële taken en het onthouden van tussenresultaten. |
| Langetermijngeheugen | Het geheugensysteem dat in staat is om informatie voor langere periodes, van minuten tot levenslang, op te slaan. |
| Episodisch geheugen | Het onderdeel van het langetermijngeheugen dat zich bezighoudt met het bewust herinneren van persoonlijke gebeurtenissen en ervaringen. |
| Semantisch geheugen | Het deel van het langetermijngeheugen dat algemene kennis, feiten, concepten en betekenissen opslaat, onafhankelijk van de context waarin ze zijn geleerd. |
| Procedureel geheugen | Het type langetermijngeheugen dat vaardigheden en handelingen opslaat, het "hoe te doen" geheugen, dat vaak automatisch en onbewust kan worden uitgevoerd. |