Cover
Aloita nyt ilmaiseksi ST - PPT excretiestelsel 2025-1.pdf
Summary
# Functies en algemene anatomie van het excretie- en urinewegstelsel
Het excretiestelsel, met het urinewegstelsel als belangrijkste orgaan, speelt een cruciale rol in het handhaven van homeostase door afvalstoffen te verwijderen en de samenstelling van lichaamsvloeistoffen te reguleren [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 De rol van het excretiestelsel
Het excretiestelsel is een verzameling organen en structuren die verantwoordelijk zijn voor het verwijderen van afvalstoffen en overtollig water uit het lichaam. Het handhaaft de homeostase, reguleert de samenstelling van lichaamsvloeistoffen en voorkomt de ophoping van giftige stoffen [2](#page=2).
**Afvalstoffen die worden uitgescheiden omvatten:**
* Ureum (afkomstig van eiwitafbraak) [2](#page=2).
* Urinezuur (ontstaat bij afbraak van purines) [2](#page=2).
* Koolstofdioxide (CO2) [2](#page=2).
* Overtollige elektrolyten zoals natrium en kalium [2](#page=2).
* Toxines en geneesmiddelen (afbraakproducten) [2](#page=2).
Het excretiestelsel omvat naast het urinewegstelsel ook de huid, de longen, de lever en de darm [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.2 Het urinewegstelsel
Het urinewegstelsel is een essentieel onderdeel van het excretiestelsel en is verantwoordelijk voor de productie, opslag en uitscheiding van urine. Het helpt bij het verwijderen van afvalstoffen en overtollige vloeistoffen, en bij het handhaven van de chemische balans van het bloed [1](#page=1) [3](#page=3).
**Onderdelen van het urinewegstelsel:**
* Nieren: produceren urine [3](#page=3).
* Urinewegen:
* Ureters: voeren urine af van de nieren naar de blaas [3](#page=3).
* Urethra: voert urine af van de blaas naar buiten [3](#page=3).
* Urineblaas: dient als reservoir voor urine [3](#page=3).
Het urinewegstelsel wordt beschouwd als het belangrijkste uitscheidingsorgaan en speelt een vitale rol bij de handhaving van homeostase van water en elektrolyten [4](#page=4).
#### 1.2.1 Functies van het urinewegstelsel
De belangrijkste functies van het urinewegstelsel zijn:
* Verwijderen van afvalstoffen zoals ureum, creatinine en urinezuur [5](#page=5).
* Reguleren van de waterhuishouding, om een evenwichtige water- en elektrolytenbalans te handhaven [5](#page=5).
* Reguleren van de bloeddruk via het renine-angiotensine-aldosteronsysteem [5](#page=5).
* Bijdragen aan de pH-regulatie door uitscheiding of reabsorptie van zuren en basen [5](#page=5).
De nieren zorgen ervoor dat de samenstelling van het bloed constant blijft onder alle omstandigheden, wat essentieel is voor homeostase [5](#page=5).
### 1.3 Algemene anatomie van de nieren
#### 1.3.1 Bouw en ligging van de nieren
De nieren zijn boonvormige organen, roodbruin van kleur, die hoog lumbaal tegen de rug aan, links en rechts van de wervelkolom liggen. Ze liggen deels achter de onderste ribben en achter het peritoneum (retroperitoneaal) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Nierhilum (nierpoort):** de ingang aan de holle zijde van de nier waar de arteria renalis, vena renalis, ureter, zenuwen en lymfevaten passeren [7](#page=7).
* **Vetmassa:** omgeeft de nieren en dient als beschermkussen [7](#page=7).
* **Fascia renalis:** een stevig kapsel dat om de vetmassa heen ligt en de nieren op hun plaats houdt [13](#page=13) [14](#page=14) [7](#page=7).
* **Rechter nier:** ligt iets lager dan de linker nier door de aanwezigheid van de lever [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Bijnieren:** liggen bovenop de nieren [9](#page=9).
#### 1.3.2 Lagen en structuren van de nier
De nier bestaat uit verschillende lagen en structuren die samenwerken voor urinevorming [10](#page=10).
* **Capsula renalis (nierkapsel):** een stevig bindweefselkapsel dat de nier direct omhult, de buitenste laag van het nierweefsel vormt en zorgt voor bescherming tegen fysieke schade en infecties [10](#page=10) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Cortex (nierschors):** de buitenste laag onder het kapsel, roodbruin van kleur, waar de eerste filtratie van bloed plaatsvindt [10](#page=10).
* **Medulla (nier-merg):** de laag onder de cortex, die verder onderzoek en concentratie van urine verzorgt [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Piramide:** kegelvormige structuren in de medulla (8-15 per nier) die met de punt naar het pyelum wijzen. Bevatten verzamelbuizen en lussen van Henle [11](#page=11).
* **Nierpapil:** de spits van de piramide die uitsteekt in het pyelum, waaruit urine sijpelt [11](#page=11).
* **Pyelum (nierbekken):** ligt centraal in de nier, waar urine wordt verzameld [10](#page=10) [11](#page=11) [15](#page=15).
* **Calices (nierkelken):** bekervormige uitstulpingen rond de nierpapillen, die urine opvangen uit de medulla en doorgeven aan het pyelum [11](#page=11).
> **Tip:** Wees alert op het onderscheid tussen de **fascia renalis** (buitenste omhulsel rond het vetkapsel) en de **capsula renalis** (directe bindweefselomhulling van het nierweefsel) [13](#page=13) [14](#page=14).
---
# Structuur en functie van het nefron
Het nefron is de functionele eenheid van de nier, verantwoordelijk voor alle essentiële processen die nodig zijn om afvalstoffen uit het bloed te verwijderen, de water- en zoutbalans te reguleren, de zuur-basebalans te handhaven en urine te produceren [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.1 Algemene opbouw van het nefron
Elke nier bevat ongeveer 1 miljoen nefronen. Een nefron is een lange, kronkelige buis (niertubulus) met aan het ene uiteinde het kapsel van Bowman en aan het andere uiteinde een uitmonding in een verzamelbuis. Rondom de tubuli bevindt zich een netwerk van capillairen die essentiële stoffen uitwisselen met de tubuli [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 2.1.1 Locatie van de nefrononderdelen
De verschillende onderdelen van het nefron bevinden zich deels in de cortex (schors) en deels in de medulla (merg) van de nier [21](#page=21).
* **Cortex:**
* Lichaampje van Malpighi (glomerulus en kapsel van Bowman) [17](#page=17) [21](#page=21).
* Proximale tubulus [20](#page=20) [21](#page=21).
* Distale tubulus [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Medulla:**
* Lis van Henle (afdalend en stijgend deel) [20](#page=20) [21](#page=21).
* Verzamelbuizen (beginnen in de cortex, lopen door de medulla) [20](#page=20) [21](#page=21).
> **Tip:** De rechte lissen van Henle en de verzamelbuizen lopen door het niermerg, wat verklaart waarom dit deel er streperig uitziet [22](#page=22).
#### 2.1.2 De verzamelbuis
De verzamelbuis ontvangt de afvoer van de distale tubulus van meerdere nefronen en hoort strikt genomen niet meer bij het nefron zelf. Meerdere verzamelbuizen bundelen zich en vormen grotere buizen die naar de nierpapil lopen, om uiteindelijk uit te monden in het pyelum (nierbekken) via de calices (nierkelkjes) [18](#page=18) [20](#page=20) [26](#page=26).
### 2.2 De hoofdcomponenten van het nefron
Het nefron bestaat uit twee hoofdonderdelen: het lichaampje van Malpighi en de niertubulus [18](#page=18).
#### 2.2.1 Het lichaampje van Malpighi
Het lichaampje van Malpighi, ook wel het renale corpuscul genoemd, is de plek waar de filtratie van bloed plaatsvindt. Het bestaat uit twee delen [18](#page=18) [26](#page=26):
* **Glomerulus:** Dit is een kluwen van gekronkelde arteriële capillairen, bekleed met endotheelcellen. De glomerulus filtert bloedplasma en kleine moleculen uit het bloed [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Kapsel van Bowman:** Dit is een bolvormig, bekerachtig omhulsel dat de glomerulus omgeeft en bestaat uit gespecialiseerde epitheelcellen, de podocyten. Het vangt het gefilterde vocht en de opgeloste stoffen op, wat resulteert in voorurine of ultrafiltraat [17](#page=17) [18](#page=18) [21](#page=21) [23](#page=23).
#### 2.2.2 De glomerulaire filtratiemembraan
De filtratie in de glomerulus wordt mogelijk gemaakt door de glomerulaire filtratiemembraan. Deze dunne scheidingswand is opgebouwd uit [18](#page=18):
* **Endotheelcellen van de glomerulus:** Bevatten kleine poriën die bloedplasma en kleine moleculen doorlaten [18](#page=18).
* **Glomerulaire basaalmembraan:** Een laag die tussen de endotheelcellen en de podocyten ligt [19](#page=19).
* **Gespecialiseerde epitheelcellen (podocyten) van het kapsel van Bowman:** Vormen een extra barrière die grote moleculen, zoals eiwitten, tegenhoudt [19](#page=19).
> **Tip:** Grote moleculen zoals eiwitten en bloedcellen worden door de glomerulaire filter tegengehouden en blijven in het bloed [23](#page=23).
#### 2.2.3 De niertubuli
Na het kapsel van Bowman wordt het ultrafiltraat afgevoerd via een reeks tubuli waar de samenstelling van de urine verder wordt aangepast door opname en uitscheiding van stoffen en water. De tubuli zijn omringd door een uitgebreid netwerk van capillairen, en hun dunne wand (één laag epitheel) faciliteert de uitwisseling van water en opgeloste stoffen. De opeenvolgende delen van de niertubulus zijn [20](#page=20) [23](#page=23) [24](#page=24):
* **Proximale tubulus (1e kronkelbuis):** Dit is het eerste, sterk gekronkelde deel van de tubulus na het kapsel van Bowman, gelegen in de cortex. Hier vindt aanzienlijke reabsorptie van nuttige stoffen plaats, zoals water, glucose, aminozuren en ionen, terug naar het bloed [20](#page=20) [21](#page=21) [23](#page=23) [26](#page=26).
* **Lis van Henle:** Deze rechte buis ligt in de medulla en bestaat uit een afdalend en een opstijgend deel. Het afdalende deel is betrokken bij waterreabsorptie, terwijl het opstijgende deel zouten reabsorbeert, wat bijdraagt aan de concentratie van de urine [21](#page=21) [22](#page=22) [26](#page=26).
* **Distale tubulus (2e kronkelbuis):** Dit is het laatste, sterk gekronkelde deel van de tubulus, gelegen in de cortex, voordat het filtraat de verzamelbuis bereikt. Hier vindt verdere uitwisseling van stoffen plaats met de bloedbaan [20](#page=20) [21](#page=21).
### 2.3 Functies van de nefrononderdelen
De nefrononderdelen werken samen in het proces van urinevorming:
1. **Glomerulus:** Filtreert bloedplasma tot ultrafiltraat (voorurine) [26](#page=26).
2. **Kapsel van Bowman:** Vangt het ultrafiltraat op [26](#page=26).
3. **Proximale tubulus:** Reabsorbeert belangrijke stoffen (water, glucose, aminozuren, ionen) terug in het bloed [26](#page=26).
4. **Lis van Henle:** Concentreert de urine door selectieve reabsorptie van water en zouten [26](#page=26).
5. **Distale tubulus:** Voert verdere aanpassingen in de urine-samenstelling uit en voert de urine af naar de verzamelbuis [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Stoffen die gefilterd worden uit de glomerulus zijn onder andere water, elektrolyten, glucose, aminozuren en afvalstoffen zoals ureum [23](#page=23).
> **Gevaar:** De dunne wand tussen het ultrafiltraat in de tubuli en het capillaire bloed verhoogt het risico op urosepsis bij bacteriële infecties in de urine, omdat bacteriën gemakkelijk tot in de capillairen kunnen doordringen [22](#page=22).
---
# Doorbloeding en functies van de nier
Hier is de studiehandleiding voor de doorbloeding en functies van de nier.
## 3. Doorbloeding en functies van de nier
De nieren ontvangen een aanzienlijke bloedtoevoer, cruciaal voor hun filtratie- en regulatiefuncties, waarbij ze diverse vitale rollen spelen in het handhaven van de homeostase [28](#page=28) [35](#page=35).
### 3.1 De doorbloeding van de nier
De nieren ontvangen ongeveer 20% van het hartdebiet wat essentieel is voor hun hoofdtaak: het filtreren van bloed. Deze doorbloeding is relatief constant, om een stabiele glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te waarborgen. Bloed bereikt de nier via de arteria renalis, die aftakt van de aorta abdominalis [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 3.1.1 Twee capillaire netwerken
De nier kenmerkt zich door een uniek systeem met twee opeenvolgende capillaire netwerken:
* **Eerste capillaire netwerk: de glomerulus** [30](#page=30).
* Dit netwerk bevindt zich binnen het kapsel van Bowman [30](#page=30).
* De primaire functie is de vorming van ultrafiltraat uit het bloedplasma [30](#page=30).
* Er vindt geen zuurstofafgifte of koolstofdioxideopname plaats in de glomerulus zelf; beide, de arteriola afferens en de arteriola efferens, bevatten zuurstofrijk bloed [30](#page=30).
* **Tweede capillaire netwerk: de peritubulaire capillairen** [31](#page=31).
* Dit netwerk ontstaat uit de arteriola efferens en omringt de proximale tubulus, de distale tubulus en de lis van Henle [31](#page=31).
* Hier vindt wel zuurstofafgifte aan de niercellen plaats en koolstofdioxideopname uit de niercellen [31](#page=31).
* Dit netwerk is cruciaal voor de uitwisseling van stoffen en water tussen het bloed en de tubulaire vloeistof [31](#page=31).
> **Tip:** Het onderscheid tussen het eerste (glomerulaire) en tweede (peritubulaire) capillaire netwerk is fundamenteel voor het begrijpen van de nierfunctie. De glomerulus filtert, terwijl de peritubulaire capillairen zorgen voor de heropname en secretie die de urinecompositie bepalen.
Het bloed verlaat de nier via de vena renalis, die uitmondt in de vena cava inferior. De bijzondere doorbloeding met twee capillaire netwerken maakt de fijne regulatie van bloedvolume, elektrolytenbalans en afvalstoffen mogelijk [31](#page=31) [33](#page=33).
### 3.2 Functies van de nier
De nier vervult diverse cruciale functies voor de homeostase van het lichaam. Naast urinevorming, is de nier ook een endocrien orgaan [35](#page=35).
#### 3.2.1 Urinevorming (Diurese)
De primaire functie is de vorming van urine, wat leidt tot de uitscheiding van afvalstoffen en de regulatie van de water- en zoutbalans [27](#page=27).
#### 3.2.2 Productie van hormonen
De nieren produceren en/of activeren verschillende belangrijke hormonen [36](#page=36):
* **Erytropoëtine (EPO)** [36](#page=36) [39](#page=39).
* Geproduceerd door gespecialiseerde cellen in de cortex en buitenste medulla van de nier, die functioneren als O₂-sensoren [36](#page=36).
* Stimuleert de productie en rijping van erytrocyten (rode bloedcellen) in het beenmerg [36](#page=36) [39](#page=39).
* De productie wordt gestimuleerd door een lage zuurstofconcentratie in het bloed (hypoxie) [36](#page=36).
* Verbetering van de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed [39](#page=39).
* Het EPO-gehalte wordt gereguleerd door een negatief feedbackmechanisme [39](#page=39).
* **Renine** [36](#page=36) [37](#page=37).
* Geproduceerd door juxtaglomerulaire (granulaire) cellen in de wand van de afferente arteriole [37](#page=37).
* Deze cellen fungeren als baroreceptoren die rek in de vaatwand detecteren [37](#page=37).
* De productie wordt gestimuleerd bij een lage arteriële bloeddruk of een laag bloedvolume [36](#page=36) [37](#page=37).
* Renine initieert de renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS) [36](#page=36).
* RAAS leidt tot de productie van aldosteron, wat de reabsorptie van natrium en water bevordert, waardoor bloeddruk en bloedvolume stijgen [37](#page=37).
* **Calcitriol (actieve vitamine D)** [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38).
* De proximaal tubuluscellen van de nier bevatten het enzym 1α-hydroxylase dat 25-hydroxyvitamine D omzet naar 1,25-dihydroxyvitamine D (calcitriol) [37](#page=37).
* Bevordert de opname van calcium, fosfaat en magnesium in de darm [36](#page=36).
* Essentieel voor de botgezondheid en mineralenbalans [38](#page=38).
#### 3.2.3 Regulatie van de bloeddruk
De nieren spelen een directe rol in de bloeddrukregulatie via het RAAS-systeem, mede geïnitieerd door de renineproductie [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 3.2.4 Regulatie van de pH
De nieren reguleren de zuur-basebalans van het lichaam door de secretie en reabsorptie van waterstofionen ($H^+$) en bicarbonaationen ($HCO_3^-$) [35](#page=35).
#### 3.2.5 Regulatie van de productie van rode bloedcellen (RBC)
Dit gebeurt via de productie van erytropoëtine (EPO) [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Bij bloedarmoede (anemie) daalt de zuurstofconcentratie in het bloed. Niercellen detecteren dit en stimuleren de aanmaak van EPO, wat leidt tot een verhoogde productie van rode bloedcellen, waardoor de zuurstofvoorziening weer toeneemt.
---
# Urinevorming: ultrafiltratie, reabsorptie en secretie
Urinevorming is een essentieel proces waarbij de nieren afvalstoffen uitscheiden, de water- en elektrolytenbalans handhaven en de zuur-basebalans reguleren, door middel van drie kernprocessen: ultrafiltratie, reabsorptie en secretie [45](#page=45).
### 4.1 De rol van de nieren in homeostase
De nieren spelen een cruciale rol in de homeostase door het reguleren van het watervolume in het lichaam, de uitscheiding van in water oplosbare afvalstoffen, het handhaven van het extracellulaire vochtvolume, het reguleren van elektrolytenconcentraties en het bijsturen van de zuur-basebalans van het bloed. De hoeveelheid water die via de urine wordt uitgescheiden, is de enige die kan worden aangepast aan de waterbehoefte van het lichaam [42](#page=42) [43](#page=43).
### 4.2 Processen van urinevorming
Het proces van urinevorming omvat drie hoofdonderdelen:
* **Ultrafiltratie:** Het passief persen van bloedplasma door de wanden van de glomerulus en het kapsel van Bowman [47](#page=47).
* **Reabsorptie:** De selectieve heropname van nuttige stoffen uit de tubuli naar de peritubulaire capillairen [52](#page=52).
* **Secretie:** Het actief uitscheiden van stoffen uit het bloed in de tubulus [54](#page=54).
### 4.3 Ultrafiltratie
Ultrafiltratie vindt plaats in de glomerulus en is een passief transportproces waarbij bloedplasma door de capillaire wanden en de wand van het kapsel van Bowman wordt geperst. Dit proces werkt als een filter, waarbij water, elektrolyten (zoals Na+, K+), glucose en andere kleine moleculen (zoals ureum en creatinine) worden doorgelaten, maar grote eiwitten, rode bloedcellen en witte bloedcellen achterblijven in de bloedbaan. De vloeistof die hierbij ontstaat, wordt ultrafiltraat genoemd en heeft qua samenstelling veel weg van plasma, met uitzondering van plasma-eiwitten en bloedcellen [47](#page=47).
#### 4.3.1 Mechanismen van ultrafiltratie
De hoge hydrostatische druk in de glomerulus is de drijvende kracht achter de ultrafiltratie. Deze druk wordt gehandhaafd doordat de afferente arteriole een grotere diameter heeft dan de efferente arteriole, wat een weerstand creëert tegen de bloedafvoer en de druk in de glomerulaire capillairen verhoogt. De arteria renalis ontspringt direct uit de aorta, waardoor de druk in het begin van deze arterie hoog is. Een normale nierfunctie is afhankelijk van de doorbloeding van de arteria renalis en de arteriële bloeddruk [49](#page=49) [50](#page=50).
De nier kan de filtratiesnelheid (GFR) aanpassen door middel van vasoconstrictie van de afferente arteriole (vermindert GFR) of de efferente arteriole (verhoogt GFR). De nier behoudt de GFR constant ondanks schommelingen in de systemische bloeddruk door zelfregulerende mechanismen [50](#page=50).
#### 4.3.2 Stoffen die gefilterd worden
Creatinine, een afbraakproduct van spierstofwisseling, wordt bijna volledig gefilterd in de glomerulus en voor een klein deel actief gesecreteerd in de distale tubulus, maar niet gereabsorbeerd. Ureum, een afbraakproduct van eiwitstofwisseling, wordt eveneens volledig gefilterd in de glomerulus en gedeeltelijk gereabsorbeerd in de proximale tubulus en de verzamelbuis. Verhoogde concentraties van creatinine en ureum in het serum duiden op nierinsufficiëntie en een verminderde filterfunctie van de glomeruli [51](#page=51).
Dagelijks wordt ongeveer 180 liter voorurine gevormd, waarvan slechts 1 tot 2 liter als urine wordt uitgescheiden. De minimale hoeveelheid urine die nodig is om alle afvalstoffen uit te scheiden, is ongeveer 500 ml per dag [47](#page=47) [48](#page=48) [55](#page=55).
### 4.4 Reabsorptie
Reabsorptie is het proces waarbij nuttige stoffen uit het ultrafiltraat in de tubuli selectief worden terug opgenomen in de peritubulaire capillairen. Dit vindt plaats in de proximale tubulus (PT), de lis van Henle, de distale tubulus (DT) en de verzamelbuis. Meer dan 99% van het gevormde ultrafiltraat wordt gereabsorbeerd, voornamelijk in de proximale tubulus [52](#page=52).
#### 4.4.1 Nuttige stoffen die worden gereabsorbeerd
De volgende stoffen worden gereabsorbeerd:
* Water [52](#page=52).
* Elektrolyten (bv. Na+, K+, Cl-, Mg2+, HCO3-) [52](#page=52) [53](#page=53).
* Glucose [52](#page=52) [53](#page=53).
* Kleine aminozuren [52](#page=52) [53](#page=53).
* Bicarbonaat [53](#page=53).
* Kleine eiwitten [57](#page=57).
* Vitaminen [57](#page=57).
* Ureum (gedeeltelijk) [53](#page=53).
#### 4.4.2 Mechanisme van reabsorptie
Reabsorptie kan actief of passief plaatsvinden. Actieve reabsorptie vereist energie en gaat tegen de concentratiegradiënt in, zoals bij natrium, glucose, aminozuren en calcium. Passieve reabsorptie gebeurt met de concentratiegradiënt mee, zoals bij water, chloor en ureum [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 4.4.3 Locaties van reabsorptie
* **Proximale tubulus (PT):** Hier vindt 80% van de waterreabsorptie plaats. Alle glucose wordt hier actief gereabsorbeerd via transporteiwitten. Ook elektrolyten, aminozuren, ureum en kleine eiwitten worden hier gereabsorbeerd. Reabsorptie in de PT is niet regelbaar [57](#page=57).
* **Lis van Henle:** De dalende lis is doorlaatbaar voor water maar niet voor opgeloste stoffen, wat leidt tot waterreabsorptie. De stijgende lis is niet doorlaatbaar voor water, maar wel voor elektrolyten zoals natrium en chloor, die hier worden gereabsorbeerd. Reabsorptie in de lis van Henle is niet regelbaar [59](#page=59).
* **Distale tubulus (DT):** Hier vindt variabele reabsorptie van water en natrium plaats, onder hormonale controle. Natriumreabsorptie gebeurt via de Na/K-pomp, waarbij kalium of H+ wordt uitgescheiden [60](#page=60).
* **Verzamelbuis:** Hier reguleert ADH de waterreabsorptie, wat leidt tot geconcentreerde urine [63](#page=63).
### 4.5 Secretie
Secretie is het actief uitscheiden van stoffen uit het bloed naar de tubulus. Dit proces vindt plaats in de proximale tubulus (PT) en de distale tubulus (DT). Secretie draagt bij aan het verwijderen van overtollige stoffen, het ontgiften van het lichaam en het handhaven van de zuur-basebalans [54](#page=54).
#### 4.5.1 Stoffen die worden gesecreteerd
* **Proximale tubulus (PT):** Voornamelijk voor detoxificatie, zoals ureum, gifstoffen en medicatie. Ook ammoniak en creatinine worden hier gesecreteerd [54](#page=54) [57](#page=57).
* **Distale tubulus (DT):** Voornamelijk voor de regulatie van de pH en het kaliumgehalte. H+ ionen en K+ ionen worden hier gesecreteerd. Bij overmatige secretie van H+ kan dit leiden tot hyperkaliëmie. Ook geneesmiddelen en ammoniak kunnen hier gesecreteerd worden [54](#page=54) [60](#page=60).
Stoffen die niet via filtratie in het ultrafiltraat terechtkwamen (omdat ze te kort in de glomerulus waren, te groot waren voor filtratie, etc.) kunnen via secretie worden verwijderd [54](#page=54).
### 4.6 Rol van hormonen bij urinevorming
Verschillende hormonen spelen een cruciale rol in de regulatie van reabsorptie en secretie, en daarmee de uiteindelijke urinevorming [65](#page=65).
* **Renine-Angiotensine-Aldosteron Systeem (RAAS):** Aldosteron reguleert de uitscheiding van natrium en water. Activatie van het RAAS zorgt ervoor dat nieren water en zout vasthouden, wat de bloeddruk verhoogt. Aldosteron bevordert natriumreabsorptie (en dus ook water) en kaliumuitscheiding in de distale tubulus. De concentratie aldosteron stijgt bij hyponatriëmie of hyperkaliëmie. Hoe hoger de aldosteronconcentratie, hoe meer natrium wordt gereabsorbeerd en hoe meer kalium wordt uitgescheiden [60](#page=60) [62](#page=62) [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Geproduceerd door de hypofyseachterkwab, reguleert ADH de extra waterreabsorptie in de distale tubulus en de verzamelbuis. Een hogere ADH-concentratie leidt tot meer waterreabsorptie en geconcentreerdere urine. ADH-productie wordt gestimuleerd bij een te hoog zoutgehalte in het bloed. Alcohol remt de ADH-productie, wat leidt tot meer wateruitscheiding. Diabetes insipidus ontstaat bij onvoldoende ADH-afscheiding [61](#page=61) [63](#page=63) [67](#page=67).
* **Parathormoon en Calcitonine:** Parathormoon, geproduceerd door de bijschildklieren, verhoogt de reabsorptie van calcium en fosfaat uit de tubuli, wat de calciumconcentratie in het bloed verhoogt. Calcitonine, geproduceerd door de schildklier, remt de reabsorptie van calcium en fosfaat [66](#page=66).
* **Atriaal Natriuretisch Peptide (ANP):** Geproduceerd door de atria van het hart, zorgt ANP voor verminderde natriumreabsorptie in de urine en dus minder wateropname in de bloedbaan. De productie van ANP wordt gestimuleerd bij overvulling van het rechter atrium. ANP zorgt ook voor verminderde secretie van ADH en aldosteron [68](#page=68).
> **Tip:** Begrijp de specifieke rollen van de proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en verzamelbuis in reabsorptie en secretie, en hoe hormonen deze processen beïnvloeden.
> **Voorbeeld:** Bij dehydratie zal de productie van ADH toenemen, waardoor de verzamelbuizen meer water reabsorberen en de urine geconcentreerder wordt om vochtverlies te minimaliseren.
---
# De urinewegen: ureters, blaas en urethra
Hier is de samenvatting voor de urinewegen, ureters, blaas en urethra, samengesteld volgens de instructies.
## 5. De urinewegen: ureters, blaas en urethra
Dit deel behandelt de anatomie en fysiologie van de ureters, de blaas en de urethra, als essentieel onderdeel van het urinaire stelsel voor de opslag en afvoer van urine [72](#page=72).
### 5.1 De ureters
De ureters zijn urineleiders die elk van de nier naar de blaas lopen [74](#page=74).
#### 5.1.1 Anatomie van de ureters
* Elke nier heeft één pyelum (nierbekken) waaruit één ureter ontspringt. Er zijn dus twee ureters [74](#page=74).
* De ureters liggen retroperitoneaal, aan de achterkant van de blaas [74](#page=74).
* Ze lopen schuin door de blaaswand om onderaan de blaas uit te monden. Dit schuine verloop zorgt ervoor dat de ureters dichtgedrukt worden wanneer de blaas gevuld is, wat vesico-ureterale reflux (terugstromen van urine naar de nier) voorkomt; dit wordt de 'intramurale klepfunctie' genoemd [74](#page=74).
* Bouw: De ureters zijn gespierde buizen van ongeveer 25-30 cm lang en bestaan uit:
* Een slijmvlieslaag (mucosa) aan de binnenzijde [76](#page=76).
* Een spierlaag (muscularis) bestaande uit glad spierweefsel (GSC) [76](#page=76).
* Een bindweefsellaag aan de buitenzijde, die voortzetting is van het nierkapsel [76](#page=76).
* Daarnaast bevatten ze zenuwvezels en bloedvaten [76](#page=76).
#### 5.1.2 Fysiologie van de ureters
* Functie: De ureters transporteren urine vanuit het pyelum van de nier naar de blaas [74](#page=74) [76](#page=76).
* Mechanisme: Dit gebeurt door middel van peristaltische contracties van de gladde spiercellen in de wand van de ureters. Deze contracties pompen de urine van het pyelum naar de blaas [77](#page=77).
* Verhoogde activiteit: De peristaltische contracties nemen toe bij een verhoogde urineproductie en wanneer de blaas gevuld raakt [77](#page=77).
* Afvoer: Urine komt druppelsgewijs of met kleine scheutjes in de blaas terecht [77](#page=77).
### 5.2 De blaas
De blaas (vesica urinaria) is een reservoirorgaan voor de opslag van urine [78](#page=78).
#### 5.2.1 Anatomie van de blaas
* Ligging: De blaas bevindt zich in het kleine bekken, achter het schaambeen (os pubis) [78](#page=78).
* Afmeting en ligging: De grootte en positie van de blaas variëren sterk afhankelijk van de hoeveelheid urine; een lege blaas is afgeplat, een volle kan tot aan de navel reiken [78](#page=78).
* Bouw: De blaaswand bestaat uit:
* **Mucosa (slijmvlieslaag):** Deze laag is sterk geplooid wanneer de blaas leeg is. De plooien verstrijken bij vulling [80](#page=80).
* **Muscularis (spierlaag):** Bestaat uit meerdere lagen gladde spiervezels die samen de *musculus detrusor* vormen. Aan de onderzijde gaat deze spier over in de interne sfincter van de blaashals [80](#page=80).
* **Bindweefsellaag (BW-laag):** De buitenste laag, die bloedvaten, lymfevaten en zenuwen bevat [80](#page=80).
* **Trigonum vesicae (blaasdriehoek):** Dit is een driehoekig gebied gevormd door de twee openingen van de ureters en de opening naar de urethra. Dit gebied is embryonaal anders gevormd, gladder en steviger dan de rest van het blaasslijmvlies [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 5.2.2 Functie van de blaas
* Opslag: De primaire functie is het opslaan van urine [78](#page=78).
* Capaciteit: De blaas kan circa 800 ml tot 1 liter urine bevatten [78](#page=78).
* Vullingsbeleving:
* ± 150–200 ml: eerste aandrang om te plassen [79](#page=79).
* ± 300–400 ml: sterke aandrang, moeilijk te negeren; dit signaleert de hersenen dat de blaas gevuld is [79](#page=79) [83](#page=83).
* 800 ml – 1 liter: maximale capaciteit, waarbij overstrekking en pijn kunnen optreden [79](#page=79).
* Rekbaarheid: De blaas is erg rekbaar en kan sterk uitzetten bij vulling zonder dat de druk onmiddellijk significant toeneemt. De detrusorspier ontspant zich om de blaas te laten uitzetten [83](#page=83).
* Resterende urine: Na het plassen blijft er altijd een kleine hoeveelheid urine achter (ca. 10 ml bij gezonde mensen <50 ml) [83](#page=83).
#### 5.2.3 Fysiologie van de blaas (Mictieproces)
* **Vulling:** Tijdens het vullen is de detrusorspier geremd (onder invloed van het sympathisch zenuwstelsel - OS). De spanning in de blaaswand en de interne sfincter is laag bij matige vulling [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Prikkeling:** Vanaf circa 300-400 ml worden rekreceptoren in de blaaswand geprikkeld. Deze sturen signalen naar het ruggenmerg en de hersenen [82](#page=82) [83](#page=83) [85](#page=85).
* **Mictiereflex:**
* De prikkel leidt tot activatie van de mictiereflex [85](#page=85).
* Dit resulteert in de ontspanning van de interne sfincter (onder invloed van het parasympathisch zenuwstelsel - PS) en contractie van de *musculus detrusor* [83](#page=83) [85](#page=85) [86](#page=86).
* Bij baby's en peuters volgt direct lediging van de blaas door deze onvrijwillige reflex [87](#page=87).
* **Bewuste controle (vanaf ± 2-4 jaar):**
* Informatie gaat ook naar de hersenen, wat leidt tot een bewuste gewaarwording van aandrang [83](#page=83) [85](#page=85).
* Het moment van mictie kan worden uitgesteld door bewuste aanspanning van de externe urethrasfincter en de bekkenbodemspieren. Dit is echter niet oneindig mogelijk [84](#page=84) [85](#page=85).
* **Mictie (Plassen):**
* Bewuste ontspanning van de externe urethrasfincter en de bekkenbodemspieren [84](#page=84) [85](#page=85).
* De urine stroomt door de contractie van de detrusor en ontspanning van de sfincters [86](#page=86).
* De urineafvoer kan worden bevorderd door de druk in de buikholte te verhogen (persen), waarbij het diafragma naar beneden beweegt en buikspieren aanspannen [84](#page=84).
#### 5.2.4 Functie van het trigonum vesicae
Het trigonum vesicae heeft drie belangrijke functies [82](#page=82):
1. Zorgt voor een vlotte urineafvoer naar de urethra door de urine richting de blaashals te leiden en turbulentie te voorkomen [82](#page=82).
2. Is niet rekbaar, wat ervoor zorgt dat de ureteropeningen in de juiste positie blijven en functioneel dichtgedrukt worden bij vulling van de blaas [82](#page=82).
3. Bevat veel sensoren (rekreceptoren) die de hersenen informeren over de vullingsgraad van de blaas, wat leidt tot de beleving van aandrang om te plassen [82](#page=82).
### 5.3 De urethra
De urethra of urinebuis zorgt voor de afvoer van urine uit de blaas naar de buitenwereld [88](#page=88).
#### 5.3.1 Anatomie van de urethra
* Verloop: Van de blaashals tot de uitwendige urethrale opening [88](#page=88).
* Bouw: De wand bestaat uit meerdere lagen [88](#page=88):
* **Mucosa:** Binnenste laag met klieren (glandulae urethrales) die slijm produceren ter bescherming en bevochtiging [88](#page=88).
* **Submucosa:** Dunne laag losmazig bindweefsel met bloedvaten en zenuwen [88](#page=88).
* **Spierlaag (muscularis):** Bestaat uit gladde spiercellen (longitudinale en circulaire lagen) [88](#page=88).
* **Interne sfincter:** Een verdikking van glad spierweefsel aan de blaashals. Deze is autonoom (onwillekeurig) gereguleerd en zorgt voor het afsluiten van de blaas naar de urethra [80](#page=80) [88](#page=88).
* **Externe sfincter:** Bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel en is een willekeurige spier. Deze sluit de urethra af en voorkomt onbedoeld urineverlies. De externe sfincter maakt deel uit van de bekkenbodemspieren [88](#page=88).
#### 5.3.2 Verschillen tussen man en vrouw
* **Vrouw:**
* Lengte: 4-5 cm [91](#page=91).
* Mondt uit in de vulva, ventraal van de vagina [91](#page=91).
* Korte lengte en ligging dicht bij vagina/anus verhoogt het risico op urineweginfecties (UWI) [91](#page=91).
* **Man:**
* Lengte: Ongeveer 20 cm [91](#page=91).
* Verloop: Loopt door de prostaat (pars prostatica), waarna de ductus ejaculatorius (met sperma) en prostaatvocht erin uitmonden. Vervolgens door de penis naar de glans penis (pars spongiosa) [91](#page=91).
* Dubbele functie: Afvoergang voor urine én sperma [91](#page=91).
* Prostaatvergroting (prostaathypertrofie) kan de urethra afsluiten, leidend tot prostatismeklachten (zwakke urinestraal, nadruppelen) [91](#page=91).
* De interne sfincter zorgt bij ejaculatie dat sperma niet in de blaas komt. Tijdens en kort na ejaculatie is plassen moeilijk of onmogelijk [92](#page=92).
#### 5.3.3 Mictie en de urethra
* De externe sfincter, bestaande uit dwarsgestreept spierweefsel, wordt willekeurig aangestuurd en is cruciaal voor het uitstellen van mictie [88](#page=88).
* Tijdens de mictie ontspannen de externe sfincter en bekkenbodemspieren zich bewust [84](#page=84).
* Zwangerschap en bevallingen kunnen de bekkenbodemspieren, waaronder de externe sfincter, verzwakken, wat kan leiden tot stressincontinentie [89](#page=89).
### 5.4 De mictiereflex en controle
De mictiereflex is een complex samenspel van zenuwen en spieren dat de gecontroleerde uitscheiding van urine reguleert. Controle ontwikkelt zich met de leeftijd, van een onvrijwillige reflex bij zuigelingen naar bewuste controle over de externe sfincter en het uitstellen van de mictie bij oudere kinderen en volwassenen [83](#page=83) [87](#page=87).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Excretiestelsel | Het systeem van organen en structuren dat verantwoordelijk is voor het verwijderen van afvalstoffen en overtollig water uit het lichaam, en essentieel is voor het handhaven van de homeostase en de regulering van de lichaamsvloeistoffen. |
| Urinewegstelsel | Een essentieel onderdeel van het excretiestelsel, verantwoordelijk voor de productie, opslag en uitscheiding van urine, en helpt bij het handhaven van de chemische balans van het bloed. |
| Homeostase | Het vermogen van een levend organisme om zijn interne omgeving stabiel te houden, ondanks veranderingen in de externe omgeving. Dit omvat de regulering van lichaamstemperatuur, pH, vochtbalans en elektrolyten. |
| Ureum | Een afbraakproduct van eiwitten dat voornamelijk door de nieren wordt uitgescheiden. Verhoogde ureumgehaltes in het bloed kunnen wijzen op nierinsufficiëntie. |
| Urinezuur | Ontstaat bij de afbraak van purines (onderdelen van DNA en RNA) en wordt via de nieren uitgescheiden. |
| Nieren | Boonvormige organen die urine produceren, afvalstoffen filteren, water- en elektrolytenbalans reguleren, bloeddruk controleren en bepaalde hormonen produceren. |
| Ureter | Een urineleider die urine van het nierbekken naar de urineblaas transporteert door middel van peristaltische contracties. |
| Urineblaas | Een gespierd orgaan dat urine tijdelijk opslaat en door de blaashals en urethra urine naar buiten afvoert. |
| Urethra | De urinebuis die urine van de blaas naar de buitenwereld afvoert. Bij mannen dient deze ook voor het transport van sperma. |
| Nefron | De functionele eenheid van de nier, bestaande uit een nierlichaampje (glomerulus en kapsel van Bowman) en een niertubulus, die verantwoordelijk is voor filtratie, reabsorptie en secretie. |
| Lichaampje van Malpighi | Het gedeelte van het nefron dat bestaat uit de glomerulus en het kapsel van Bowman, waar de initiële filtratie van bloed plaatsvindt. |
| Glomerulus | Een kluwen van arteriële capillairen binnen het kapsel van Bowman, waar het bloed wordt gefilterd om voorurine te vormen. |
| Kapsel van Bowman | Een bolvormig zakje dat de glomerulus omgeeft en de gevormde voorurine opvangt. |
| Proximale tubulus | Het eerste gekronkelde deel van de niertubulus na het kapsel van Bowman, waar veel nuttige stoffen worden gereabsorbeerd. |
| Lis van Henle | Een U-vormige buis in de medulla van de nier die een afdalende en een stijgende tak heeft en een belangrijke rol speelt bij de concentratie van urine. |
| Distale tubulus | Het tweede gekronkelde deel van de niertubulus, waar de fijnregeling van de urine samenstelling plaatsvindt onder hormonale controle. |
| Verzamelbuis | Een buis waarin de distale tubuli van meerdere nefronen uitmonden en die de uiteindelijke urine naar de nierpapil afvoert. |
| Ultrafiltratie | Het passieve proces waarbij bloedplasma door de wand van de glomerulus en het kapsel van Bowman wordt geperst, resulterend in de vorming van voorurine. |
| Reabsorptie | Het selectief terugopnemen van stoffen (zoals water, elektrolyten, glucose) vanuit de tubuli van het nefron naar de peritubulaire capillairen. |
| Secretie | Het actief uitscheiden van stoffen (zoals H+, K+, medicijnen) vanuit het bloed in de peritubulaire capillairen naar de tubuli van het nefron. |
| Diurese | De productie en uitscheiding van urine door de nieren, een proces dat uit drie stappen bestaat: ultrafiltratie, reabsorptie en secretie. |
| Erytropoëtine (EPO) | Een hormoon geproduceerd door de nieren dat de productie van rode bloedcellen stimuleert, vooral bij een lage zuurstofconcentratie in het bloed. |
| Renine | Een enzym geproduceerd door de nieren dat een sleutelrol speelt in het renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS) ter regulering van de bloeddruk. |
| Calcitriol | De actieve vorm van vitamine D, gevormd in de nieren, die de opname van calcium, fosfaat en magnesium bevordert. |
| Mictie | Het proces van urineren, waarbij de urineblaas wordt geleegd via de urethra. |