Cover
Aloita nyt ilmaiseksi FysiologieII_Les9_nieren_ZB_KP_student.pdf
Summary
# Functies en fysiologie van het urinaire stelsel
Het urinaire stelsel is essentieel voor het verwijderen van afvalstoffen, het handhaven van homeostase en het elimineren van urine uit het lichaam, voornamelijk door de functies van de nieren, urineleiders, blaas en urinebuis [5](#page=5).
### 1.1 De hoofdfuncties van het urinaire stelsel
Het urinaire stelsel heeft drie hoofdfuncties: excretie, homeostatische regulering en eliminatie van afvalstoffen [5](#page=5).
#### 1.1.1 Excretie
Excretie omvat het verwijderen van organische afvalstoffen uit lichaamsvloeistoffen. Dit proces vindt plaats in de nieren en omvat drie stappen [5](#page=5) [7](#page=7):
* **Glomerulaire filtratie**: Bloeddruk zorgt voor de filtratie van water en opgeloste deeltjes, wat resulteert in voorurine in de kapselholte [7](#page=7).
* **Tubulaire reabsorptie**: Essentiële stoffen zoals voedingsstoffen en water worden via diffusie (passief) en dragereiwitten (actief) teruggeresorbeerd van de urine naar het bloed [7](#page=7).
* **Tubulaire secretie**: Actief transport van afvalstoffen uit het bloed naar de urine [7](#page=7).
#### 1.1.2 Homeostatische regulering
De nieren spelen een cruciale rol in het handhaven van homeostase. Dit omvat [5](#page=5):
* **Regulatie van bloedvolume en bloeddruk**: Het urinaire stelsel helpt bij het handhaven van een stabiele bloeddruk en bloedvolume [9](#page=9).
* **Stabilisatie van de bloed-pH**: De nieren reguleren het verlies van waterstofionen ($H^+$) en bicarbonaat ($HCO\_3^-$) in de urine om de bloed-pH te stabiliseren [9](#page=9).
* **Regulatie van mineralenbalans**: Het systeem reguleert de concentratie van mineralen zoals natrium ($Na^+$), kalium ($K^+$), chloride ($Cl^-$) en andere ionen in het lichaam [9](#page=9).
* **Behoud van waardevolle voedingsstoffen**: Essentiële voedingsstoffen worden zorgvuldig teruggeresorbeerd om hun aanwezigheid in het bloed te behouden [9](#page=9).
> **Tip:** Zorgvuldige regulatie van de bloedsamenstelling door de nieren is van vitaal belang voor de algehele gezondheid [9](#page=9).
##### 1.1.2.1 Regulering van de mineralenbalans
De mineralenbalans houdt in dat de hoeveelheid opgenomen mineralen per tijdseenheid gelijk is aan de hoeveelheid uitgescheiden mineralen [10](#page=10).
* **Belang van mineralenbalans**: Een onevenwicht in mineralen kan leiden tot winst of verlies van water, en de concentratie van mineralen beïnvloedt vele celfuncties [10](#page=10).
* **Belangrijkste mineralen**: Natrium ($Na^+$) en kalium ($K^+$) zijn de meest kritische mineralen die worden gereguleerd [10](#page=10).
> **Tip:** De concentratie van mineralen in het lichaam is een kritische factor voor de juiste werking van cellen [10](#page=10).
###### 1.1.2.1.1 Natrium en kalium regulatie
* **Opname**: Natrium en kalium worden voornamelijk via de voeding opgenomen [11](#page=11).
* **Uitscheiding**: De nieren zijn de primaire organen voor de uitscheiding van deze mineralen, hoewel zweet ook een rol speelt bij natriumuitscheiding [11](#page=11).
* **Mechanismen**:
* De $Na^+/K^+$\-ATPase pomp transporteert natrium ($Na^+$) naar het bloed en kalium ($K^+$) naar de urine [11](#page=11).
* De $Na^+/Cl^-$ cotransporter transporteert natrium ($Na^+$) en chloride ($Cl^-$) naar het bloed [11](#page=11).
> **Belangrijke relatie:** "Water volgt zouten!" Dit betekent dat onevenwichtigheden in natrium- en kaliumspiegels (hyperkaliëmie en hypernatriëmie) kunnen leiden tot vochtophoping [11](#page=11).
#### 1.1.3 Eliminatie
Eliminatie is het proces waarbij urine het lichaam verlaat. Zodra de urine het nierbekken bereikt, ondergaat deze geen verdere veranderingen. De eliminatie verloopt via de volgende structuren [5](#page=5) [8](#page=8):
* **Ureters (urineleiders)**: Deze buizen transporteren urine van de nieren naar de blaas [8](#page=8).
* **Urineblaas**: Een opslagorgaan voor urine [8](#page=8).
* **Urethra (urinebuis)**: Het kanaal waardoor urine het lichaam verlaat tijdens mictie (het lozen van urine) [6](#page=6) [8](#page=8).
### 1.2 Anatomische componenten van het urinaire stelsel
De belangrijkste onderdelen van de nieren zijn de nierschors (cortex) en het niermerg (medulla). Binnen de nieren bevinden zich de nefronen, de functionele eenheden van de nier [4](#page=4).
* * *
# Acute en chronische nierinsufficiëntie
Dit gedeelte behandelt de oorzaken, symptomen en behandelingen van zowel acute als chronische nierinsufficiëntie, met een focus op de onderliggende mechanismen en de verschillende stadia van de aandoeningen.
### 2.1 Acute nierinsufficiëntie
Acute nierinsufficiëntie, die binnen enkele uren tot dagen ontstaat en levensbedreigend kan zijn, kan worden ingedeeld in drie categorieën: prerenaal, renaal en postrenaal [14](#page=14).
#### 2.1.1 Prerenaal
* **Oorzaak:** Onvoldoende bloedtoevoer (hypoperfusie) naar de nieren [15](#page=15).
* Mogelijke oorzaken zijn uitdroging, hevig bloedverlies, hartfalen of een ernstig lage bloeddruk (shock) [15](#page=15).
* Dit leidt tot een daling van het circulerend bloedvolume en daarmee tot een daling in de glomerulaire filtratiedruk [15](#page=15).
* De nefronen zelf zijn initieel functioneel, maar aanhoudende hypoperfusie kan leiden tot necrose van tubuluscellen [15](#page=15).
* **Behandeling:** Gericht op het aanpakken van de oorzaak, zoals het aanvullen van het bloedvolume door vochttoediening via een infuus [15](#page=15).
#### 2.1.2 Renaal
* **Oorzaak:** Directe beschadiging van de nieren [16](#page=16).
* Dit kan zich uiten als glomerulonefritis (beschadiging van de glomerulus), acute necrose van tubuluscellen door ischemie (wat een gevolg kan zijn van prerenale insufficiëntie) of toxische beschadiging (veroorzaakt door medicijnen, contrastmiddelen of giftige stoffen) [16](#page=16).
* Ook ontsteking van tubulusweefsel valt hieronder [16](#page=16).
* De beschadiging treft de nefronen [16](#page=16).
#### 2.1.3 Postrenaal
* **Oorzaak:** Belemmering van de urineafvoer \_na de nieren, bijvoorbeeld in de ureters [17](#page=17).
* Veelvoorkomende oorzaken zijn nierstenen, prostaathyperplasie (benigne en veelvoorkomend bij mannen ouder dan 75 jaar), tumoren of vernauwing van de ureter door ontsteking [17](#page=17).
* Dit leidt tot een verhoogde tubulaire tegendruk, waardoor de filtratie vermindert of volledig stopt [17](#page=17).
#### 2.1.4 Symptomen van acute nierinsufficiëntie
Er zijn symptomen die bij alle drie de types voorkomen, evenals specifieke symptomen [18](#page=18):
* **Overlappende symptomen:**
* Oligurie (verminderde urineproductie) of anurie (volledige afwezigheid van urineproductie) [18](#page=18).
* Misselijkheid, verminderde eetlust, sufheid, hoofdpijn [18](#page=18).
* Vochtophoping (bijvoorbeeld gezwollen enkels) en kortademigheid (door vochtophoping in de longen), met name secundair bij prerenaal type [18](#page=18).
* **Specifieke symptomen:**
* Sterke acute pijn bij postrenale oorzaken zoals nierstenen [18](#page=18).
* Algemene pijnklachten bij renale oorzaken zoals ontsteking [18](#page=18).
#### 2.1.5 Ernstige acute gevolgen
* **Hyperkaliëmie:** Verminderde excretie van kalium kan leiden tot gevaarlijke hartritmestoornissen [19](#page=19).
* **Behandeling:** Toediening van intraveneuze calciumionen ($Ca^{2+}$) om de hartspiercellen te stabiliseren, en een infuus met insuline en glucose [19](#page=19).
* **Metabole acidose:** Verminderde excretie van waterstofionen ($H^{+}$) veroorzaakt een verstoring van de zuur-base balans [19](#page=19).
* **Behandeling:** Toediening van natriumbicarbonaat om de pH te verhogen [19](#page=19).
* **Longoedeem:** Vochtophoping in de longen leidt tot ademhalingsproblemen [19](#page=19).
#### 2.1.6 Behandeling van acute nierinsufficiëntie
De behandeling is zowel preventief als oorzakelijk gericht [20](#page=20).
* **Preventief en oorzakelijk:**
* Het verhelpen van obstructies bij postrenale oorzaken, bijvoorbeeld door tumorresectie, prostaatresectie of het verwijderen van nierstenen [20](#page=20).
* Het toedienen van vocht bij prerenaal nierfalen [20](#page=20).
* Het verhelpen van ontsteking bij renaal nierfalen [20](#page=20).
> **Tip:** Als nierweefsel eenmaal beschadigd is, kan dit leiden tot chronische nierinsufficiëntie.
### 2.2 Chronische nierinsufficiëntie
Chronische nierinsufficiëntie betreft een chronisch verminderde werking van de nieren [21](#page=21).
#### 2.2.1 Oorzaken van chronische nierinsufficiëntie
* Diabetes [21](#page=21).
* Glomerulonefritis (nierontsteking) [21](#page=21).
* Vasculaire oorzaken zoals hypertensie (hoge bloeddruk) en atherosclerose (aderverkalking) [21](#page=21).
* Erfelijke nierziekten [21](#page=21).
#### 2.2.2 Gevolgen van chronische nierinsufficiëntie
* **Ophoping van afvalstoffen** [22](#page=22).
* **Verstoorde zout- en elektrolytenbalans:**
* Hyperkaliëmie (verhoogd kaliumgehalte) [22](#page=22).
* Natriumretentie, wat leidt tot hypertensie en oedeem [22](#page=22).
* Verminderde excretie van waterstofionen ($H^{+}$), wat leidt tot acidose en stimulatie van botafbraak (renale osteodystrofie) [22](#page=22).
* Verminderde excretie van fosfaten, wat leidt tot een verhoging van parathormoon en botontkalking [22](#page=22).
* **Tekort aan rode bloedcellen (anemie):** De nieren produceren onvoldoende erytropoëtine (EPO) [22](#page=22).
#### 2.2.3 Symptomen van chronische nierinsufficiëntie
* Jeuk [23](#page=23).
* Hypertensie, vochtopstapeling en hartfalen [23](#page=23).
* Misselijkheid, braken en verminderde eetlust [23](#page=23).
* Anemie [23](#page=23).
* Spierkrampen [23](#page=23).
* Broze botten (door renale osteodystrofie) [23](#page=23).
#### 2.2.4 Stadia van chronische nierinsufficiëntie
Er zijn vijf stadia van nierinsufficiëntie, waarbij vanaf stadium 3 gesproken wordt van chronische nierinsufficiëntie [24](#page=24).
#### 2.2.5 Behandeling van chronische nierinsufficiëntie
De behandeling is gericht op dieet, medicatie en indien nodig nierfunctie-vervangende therapie [25](#page=25).
* **Dieet en supplementatie:**
* Zoutarm dieet (beperking van kalium en natrium) [25](#page=25).
* Eiwitarme voeding om de nieren te ontlasten [25](#page=25).
* Beperking van fosfaatrijke voeding [25](#page=25).
* Vitamine D-supplementen [25](#page=25).
* IJzersupplementen en EPO om de bloedaanmaak te stimuleren [25](#page=25).
* **Bloeddrukregulatie:**
* Bloeddrukverlagende medicatie is essentieel [25](#page=25).
* Dit is ook preventief voor hart- en vaatziekten, aangezien nierfalen een hoog risico hierop met zich meebrengt [25](#page=25).
* **Nierfunctie-vervangende therapie:** Wordt toegepast vanaf stadium 4 [25](#page=25).
#### 2.2.6 Nierfunctie-vervangende therapie
Er zijn drie opties voor nierfunctie-vervangende therapie [26](#page=26):
* **Niertransplantatie:**
* Een chirurgische ingreep waarbij een gezonde donornier wordt ingeplant [26](#page=26).
* Matching van de donornier met de ontvanger (bloedgroep en vooral HLA-antigenen) is cruciaal om afstoting te vermijden [27](#page=27).
* Donornieren kunnen afkomstig zijn van levende of overleden donoren en worden lager ingeplant dan de oorspronkelijke nieren [27](#page=27).
* **Hemodialyse (kunstnier):**
* Het bloed wordt gezuiverd door het door een membraan te pompen, wat de functie van de glomerulus imiteert [26](#page=26).
* Deze therapie zuivert het bloed en regelt de zuurtegraad en elektrolyten [28](#page=28).
* De behandeling vindt doorgaans drie keer per week plaats [26](#page=26).
* **Peritoneale dialyse (buikspoeling):**
* Maakt gebruik van het peritoneum (buikvlies) als filter [26](#page=26).
* Het peritoneum is een groot (ongeveer 2 vierkante meter) en sterk bebloed oppervlak [29](#page=29).
* Dialysaat wordt in de buikholte ingebracht. Afvalstoffen wisselen passief uit tussen het bloed en het dialysaat [29](#page=29).
* Nadien wordt het dialysaat verwijderd [29](#page=29).
* Deze therapie kan thuis worden uitgevoerd [29](#page=29).
* * *
# Aandoeningen van de urinewegen en nieren
Dit onderwerp behandelt specifieke aandoeningen van de urinewegen en nieren, waaronder urineweginfecties zoals blaasontsteking en pyelonefritis, en nierstenen, inclusief hun oorzaken, symptomen en behandelingen [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
### 3.1 Urineweginfecties (UTI's)
Urineweginfecties (UTI's) zijn infecties van de urineleiders, blaas, nieren of urinebuis [30](#page=30).
#### 3.1.1 Blaasontsteking (cystitis)
Blaasontsteking is een veelvoorkomende aandoening, met name bij vrouwen vanwege hun kortere urethra. Bij mannen is het zeldzamer en kan het duiden op een anatomisch probleem [30](#page=30).
**Symptomen van blaasontsteking:**
* Frequent en pijnlijk plassen [30](#page=30).
* Aandrang om te plassen [30](#page=30).
* Mogelijk koorts en/of bloed in de urine [30](#page=30).
#### 3.1.2 Pyelonefritis
Pyelonefritis is een ontsteking van het nierbekken en de nier. Het ontstaat vaak als gevolg van een infectie van de lagere urinewegen [31](#page=31).
**Symptomen van pyelonefritis:**
* Symptomen van blaasontsteking [31](#page=31).
* Tekenen van infectie zoals koorts, rillen en hevige pijn [31](#page=31).
Pyelonefritis is een ernstige acute infectie en kan behandeling met intraveneuze antibiotica vereisen [31](#page=31).
### 3.2 Nierstenen
Nierstenen ontstaan door kristallisatie van moeilijk oplosbare zouten in de urine. Er zijn vier hoofdtypes nierstenen [32](#page=32):
* **Calciumstenen:** Calciumoxalaat en calciumfosfaat [32](#page=32).
* **Urinezuurstenen:** [32](#page=32).
* **Cystinestenen:** [32](#page=32).
* **Magnesium-ammoniumfosfaatstenen (struviet):** [32](#page=32).
Wanneer nierstenen de urineleider blokkeren, zal de urineleider krachtig samentrekken om de steen te passeren [32](#page=32).
**Symptomen van nierstenen:**
* Golven van zeer hevige pijn, die kan uitstralen naar het midden [33](#page=33).
* Extreme bewegingsdrang; de patiënt kan niet stilzitten tijdens een pijnaanval [33](#page=33).
**Behandeling van nierstenen:**
* Pijnstilling is essentieel [33](#page=33).
* Kleine niersteentjes worden meestal spontaan uitgeplast [33](#page=33).
* Grotere stenen kunnen worden vergruisd met behulp van schokgolven (geluidsgolven) [33](#page=33).
* * *
# Zuur-base evenwicht en aandoeningen
Het behoud van een stabiel zuur-base evenwicht in het bloed is essentieel voor tal van fysiologische processen, en wordt ondersteund door buffersystemen, ademhalingsmechanismen en renale regulatie [37](#page=37) [38](#page=38).
### 4.1 Het belang van zuur-base evenwicht
De pH van het bloed dient binnen een nauwe bandbreedte van 7,35 tot 7,44 te liggen. Een pH lager dan 7,35 wordt acidose genoemd, terwijl een pH hoger dan 7,44 alkalose is. Verstoringen van de waterstofionenconcentratie (H+) kunnen leiden tot ernstige gevolgen, zoals het verstoren van celmembraanstabiliteit, het veranderen van eiwitstructuren en het beïnvloeden van de activiteit van belangrijke enzymen [37](#page=37).
### 4.2 Buffersystemen
Buffersystemen vormen het eerstelijns mechanisme voor het handhaven van het zuur-base evenwicht door direct waterstofionen te binden. Belangrijke buffersystemen zijn [38](#page=38):
* **Proteïnebuffer:** Bindt H+ aan proteïnen (bv. H-Proteïne) [38](#page=38).
* **Hemoglobinebuffer:** Hemoglobine en oxyhemoglobine in het bloed fungeren als buffers [38](#page=38).
* **Fosfaatbuffer:** Bestaat uit H2PO4- en HPO4^2- in het serum en de nieren [38](#page=38).
* **Koolzuur/waterstofcarbonaat buffer:** Een cruciaal systeem in het serum, de longen en de nieren, gevormd door koolzuur (H2CO3) en waterstofcarbonaat (HCO3-) [38](#page=38).
* **Ammoniak/ammoniumionen buffer:** Belangrijk in de nieren, waarbij ammoniak (NH3) ammoniumionen (NH4+) vormt [38](#page=38).
Het koolzuur/waterstofcarbonaat buffersysteem is bijzonder belangrijk: $$ \\text{CO}\_2 + \\text{H}\_2\\text{O} \\rightleftharpoons \\text{H}\_2\\text{CO}\_3 \\rightleftharpoons \\text{H}^+ + \\text{HCO}\_3^- $$ [39](#page=39) [40](#page=40).
De pH kan worden berekend met de Henderson-Hasselbalch vergelijking voor dit systeem: $$ \\text{pH} = \\text{p}K\_{\\text{H}\_2\\text{CO}\_3} + \\log\\left(\\frac{\[\\text{HCO}\_3^-\]}{\[\\text{CO}\_2 + \[\\text{H}\_2\\text{CO}\_3\]}\\right) $$ [39](#page=39).
De pKa van H2CO3 is 6,1, wat niet ideaal is, maar het systeem wordt efficiënt gereguleerd door de longen en nieren. Koolzuuranhydrase, een enzym dat deze reactie versnelt, is aanwezig in rode bloedcellen, maagcellen en tubulicellen van de nieren [39](#page=39).
### 4.3 Compensatiemechanismen
Wanneer buffersystemen onvoldoende zijn, treden secundaire en tertiaire compensatiemechanismen in werking.
#### 4.3.1 Respiratoire compensatie
Dit mechanisme regelt het CO2-gehalte in het bloed door aanpassingen in ademhalingsfrequentie en -diepte [40](#page=40).
* **Acidose:** De longen duwen de reactie naar links door meer CO2 uit te ademen, waardoor de H+-concentratie daalt [40](#page=40).
* **Alkalose:** De longen duwen de reactie naar rechts door minder CO2 uit te ademen, waardoor de H+-concentratie stijgt [40](#page=40).
#### 4.3.2 Renale compensatie
Dit is een langzamer maar zeer efficiënt mechanisme waarbij de nieren de uitscheiding of reabsorptie van H+ en HCO3- aanpassen [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Acidose:** De nieren verhogen de uitscheiding van H+, produceren meer HCO3- en verhogen de reabsorptie van HCO3- [41](#page=41).
* **Alkalose:** De nieren verhogen de uitscheiding van HCO3- [41](#page=41).
De nieren kunnen waterstofionen uitscheiden via verschillende mechanismen:
* **Na+/H+ uitwisseling:** Een actief transportproces waarbij H+ tegen de concentratiegradiënt in wordt gepompt. Dit systeem werkt tot een pH van ongeveer 4,5 in de urine [43](#page=43).
* **Bufferen in de urine:** Als verdere secretie van H+ nodig is, worden andere buffersystemen ingezet:
* **Fosfaatbuffer:** HPO4^2- in het nierlumen vangt H+ op en wordt uitgescheiden als H2PO4- [43](#page=43).
* **Ammoniakbuffer:** NH3 wordt gevormd uit aminozuren in de tubulicellen, diffundeert naar de urine, vangt H+ op en wordt uitgescheiden als NH4+ [43](#page=43).
### 4.4 Aandoeningen met zuur-base onevenwicht
Zuur-base onevenwichtigheden worden ingedeeld op basis van hun oorzaak: metabool (gerelateerd aan metabolisme of nieren) of respiratoir (gerelateerd aan de longen). Falende compensatiemechanismen kunnen tot ernstige gevolgen leiden [46](#page=46).
#### 4.4.1 Metabole acidose
Dit is een van de meest voorkomende verstoringen en wordt gekenmerkt door een tekort aan bicarbonaat (HCO3-). Oorzaken zijn onder meer [47](#page=47):
* Direct verlies van HCO3- (bv. bij diarree) [47](#page=47).
* Compensatie van een overmaat aan H+ door:
* Productie van ketozuren (bv. bij ongecontroleerde diabetes mellitus) [47](#page=47).
* Lactaatacidose (door weefselhypoxie, intoxicaties) [47](#page=47).
* Verminderde uitscheiding van zuren (tubulaire acidose) [47](#page=47).
#### 4.4.2 Metabole alkalose
Dit is een zeer zeldzame aandoening gekenmerkt door een overschot aan bicarbonaat (HCO3-). Mogelijke oorzaken zijn [48](#page=48):
* Toediening van natriumbicarbonaat (NaHCO3) [48](#page=48).
* Overvloedig braken, wat leidt tot verlies van HCl en hernieuwde aanmaak ervan: $$ \\text{NaCl} + \\text{H}\_2\\text{O} + \\text{CO}\_2 \\rightarrow \\text{NaCl} + \\text{H}\_2\\text{CO}\_3 \\rightarrow \\text{NaHCO}\_3 + \\text{HCl} $$ [48](#page=48).
#### 4.4.3 Respiratoire acidose
Dit is de meest voorkomende verstoring en wordt veroorzaakt door hypoventilatie, waarbij te weinig CO2 via de longen wordt verwijderd. Dit duwt de koolzuur/waterstofcarbonaat reactie naar rechts, wat leidt tot meer H+ en HCO3-. Oorzaken zijn onder andere [49](#page=49):
* Ophoping van slijmen in de bronchiën [49](#page=49).
* Verlamming van de ademhalingsspieren [49](#page=49).
* Longemfyseem (bv. rokerslong) [49](#page=49).
#### 4.4.4 Respiratoire alkalose
Dit wordt veroorzaakt door hyperventilatie, waarbij te veel CO2 wordt verwijderd. Dit duwt de koolzuur/waterstofcarbonaat reactie naar links, wat leidt tot minder H+. Het is een zeldzame aandoening, en compensatiemechanismen zijn vaak voldoende. Oorzaken zijn onder andere [50](#page=50):
* Hyperventilatie door stress, hysterie, paniekaanvallen [50](#page=50).
* Hoogteziekte, sommige vergiftigingen [50](#page=50).
* * *
# Diagnostische testen voor nier- en urinewegaandoeningen
De diagnose van nier- en urinewegaandoeningen omvat een combinatie van anamnese, fysiek onderzoek, laboratoriumonderzoek en beeldvorming om de oorzaak en ernst van de aandoening vast te stellen [35](#page=35).
### 5.1 Anamnese en fysiek onderzoek
Een grondige anamnese is essentieel om symptomen zoals pijn, veranderingen in urinelozing of zwelling te identificeren. Palpatie kan worden gebruikt om de aanwezigheid van oedeem te beoordelen [35](#page=35).
### 5.2 Laboratoriumonderzoek
#### 5.2.1 Bepaling van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
De kwantitatieve meting van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) is cruciaal voor het beoordelen van de nierfunctie. Dit wordt doorgaans gedaan door de concentratie van creatinine in het bloed te meten, een afbraakproduct dat door de nieren wordt uitgescheiden [35](#page=35).
#### 5.2.2 Urineonderzoek
Urineonderzoek omvat de detectie van verschillende componenten die kunnen wijzen op pathologie:
* **Proteïnurie:** De aanwezigheid van eiwitten in de urine kan duiden op nierschade [35](#page=35).
* **Leukocyten:** Verhoogde aantallen witte bloedcellen in de urine kunnen wijzen op een infectie van de urinewegen [35](#page=35).
* **Pathogenen:** De identificatie van bacteriën of andere pathogenen in de urine is essentieel voor de diagnose van urineweginfecties [35](#page=35).
### 5.3 Beeldvorming
Beeldvormende technieken spelen een belangrijke rol bij het opsporen van structurele afwijkingen en obstructies binnen het urinaire stelsel. Ze kunnen helpen bij het identificeren van [35](#page=35):
* Obstructies in de urineleiders of prostaathypertrofie [35](#page=35).
* De algemene structuur van de urinewegen [35](#page=35).
* De hoeveelheid resterende urine in de blaas na het urineren (residu urine) [35](#page=35).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Urinair stelsel | Het systeem van organen dat verantwoordelijk is voor de productie, opslag en uitscheiding van urine, en dat een cruciale rol speelt bij homeostatische reguleringen. |
| Nierschors (cortex) | Het buitenste deel van de nier, waarin de glomeruli en de proximale en distale tubuli van de nefronen zich bevinden. |
| Niermerg (medulla) | Het binnenste deel van de nier, dat de piramides bevat waar de loper van Henle en de verzamelbuizen zich bevinden, verantwoordelijk voor de concentratie van urine. |
| Nefronen | De microscopische functionele eenheden van de nieren, die verantwoordelijk zijn voor het filteren van bloed en het produceren van urine. |
| Excretie | Het proces waarbij afvalstoffen en overtollige stoffen uit het lichaam worden verwijderd, voornamelijk via de nieren. |
| Homeostase | Het vermogen van een organisme om een stabiel intern milieu te handhaven, ondanks veranderingen in de externe omgeving. |
| Eliminatie | Het proces van het lozen van urine uit het lichaam via de urineleiders, blaas en urinebuis. |
| Mictie | Het proces van het legen van de blaas; het urineren. |
| Glomerulaire filtratie | Het proces waarbij bloedplasma door de glomerulus wordt gefilterd, wat resulteert in de vorming van voorurine in de kapselholte. |
| Tubulaire reabsorptie | Het proces waarbij nuttige stoffen (zoals voedingsstoffen en water) vanuit de voorurine in de niertubuli worden teruggevoerd naar het bloed. |
| Tubulaire secretie | Het proces waarbij afvalstoffen en overtollige ionen vanuit het bloed actief worden uitgescheiden naar de voorurine in de niertubuli. |
| Ureters | De urineleiders, buisvormige structuren die urine transporteren van de nieren naar de blaas. |
| Urineblaas | Een flexibele, spierachtige zak die urine opslaat voordat deze wordt uitgescheiden. |
| Urethra (urinebuis) | De buis die urine vanuit de blaas naar buiten het lichaam transporteert. |
| Bloeddruk | De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten; cruciaal voor de glomerulaire filtratie. |
| pH | Een maat voor de zuurgraad of alkaliteit van een oplossing, gemeten op een schaal van 0 tot 14. Een pH van 7 is neutraal, lager dan 7 is zuur en hoger dan 7 is alkalisch. |
| Zuur-base evenwicht | De balans tussen zuren en basen in het lichaam, essentieel voor het handhaven van een stabiele pH van het bloed. |
| Acidose | Een aandoening waarbij het bloed te zuur wordt (lage pH, < 7,35) door een overmaat aan zuren of een tekort aan basen. |
| Alkalose | Een aandoening waarbij het bloed te alkalisch wordt (hoge pH, > 7,44) door een overmaat aan basen of een tekort aan zuren. |
| Buffer systemen | Chemische systemen die helpen de pH van een oplossing stabiel te houden door kleine hoeveelheden zuren of basen te neutraliseren. |
| Respiratoire compensatie | Het proces waarbij de longen de pH van het bloed reguleren door de ademhalingsfrequentie en diepte aan te passen, om zo de CO2-concentratie te beïnvloeden. |
| Renale compensatie | Het proces waarbij de nieren de pH van het bloed reguleren door de uitscheiding of reabsorptie van H+ en HCO3- ionen aan te passen. |
| Acute nierinsufficiëntie | Een plotselinge en snelle achteruitgang van de nierfunctie, die binnen uren tot dagen kan optreden en levensbedreigend kan zijn. |
| Prerenaal | Een oorzaak van nierinsufficiëntie die gerelateerd is aan een onvoldoende bloedtoevoer naar de nieren, vaak door uitdroging of hartfalen. |
| Renaal | Een oorzaak van nierinsufficiëntie die direct de nieren zelf beschadigt, bijvoorbeeld door glomerulonefritis of toxische schade. |
| Postrenaal | Een oorzaak van nierinsufficiëntie die wordt veroorzaakt door een obstructie in de urinewegen na de nieren, zoals nierstenen of prostaathyperplasie. |
| Oligurie | Een verminderde productie van urine. |
| Anurie | De volledige afwezigheid van urineproductie. |
| Hyperkaliëmie | Een abnormaal hoge concentratie kaliumionen in het bloed, wat ernstige hartritmestoornissen kan veroorzaken. |
| Metabole acidose | Een vorm van acidose die ontstaat door een stoornis in het metabolisme of de nieren, vaak gekenmerkt door een tekort aan bicarbonaat. |
| Metabole alkalose | Een vorm van alkalose die ontstaat door een overschot aan bicarbonaat, wat relatief zeldzaam is. |
| Respiratoire acidose | Een vorm van acidose die wordt veroorzaakt door onvoldoende verwijdering van CO2 uit het lichaam via de longen (hypoventilatie). |
| Respiratoire alkalose | Een vorm van alkalose die wordt veroorzaakt door een te grote verwijdering van CO2 uit het lichaam via de longen (hyperventilatie). |
| Chronische nierinsufficiëntie | Een langzame, progressieve achteruitgang van de nierfunctie over een periode van maanden tot jaren, vaak veroorzaakt door aandoeningen zoals diabetes of hypertensie. |
| Hemodialyse | Een nierfunctie-vervangende therapie waarbij bloed via een kunstnier wordt gezuiverd. |
| Peritoneale dialyse | Een nierfunctie-vervangende therapie waarbij het buikvlies (peritoneum) als filter wordt gebruikt om het bloed te zuiveren. |
| Niertransplantatie | Een chirurgische ingreep waarbij een gezonde nier van een donor wordt ingeplant bij een patiënt met nierfalen. |
| Urineweginfecties (UTI) | Ontstekingen van de urinewegen, die de urineleiders, blaas of urinebuis kunnen aantasten. |
| Blaasontsteking (cystitis) | Een ontsteking van de urineblaas, vaak veroorzaakt door bacteriële infecties. |
| Pyelonefritis | Een ontsteking van het nierbekken en de nier, meestal als gevolg van een infectie die zich vanuit de lagere urinewegen naar boven verspreidt. |
| Nierstenen | Harde afzettingen van mineralen en zouten die zich in de nieren kunnen vormen en aanzienlijke pijn kunnen veroorzaken. |
| Creatinine | Een afvalproduct van spierstofwisseling dat door de nieren wordt uitgescheiden; de bloedspiegel ervan wordt gebruikt om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te schatten. |
| Proteïnurie | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwitten in de urine, wat kan duiden op nierbeschadiging. |