Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Les 8 ^0 9.pdf
Summary
# Definities en processen van stad en verstedelijking
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de definities en processen van stad en verstedelijking, gebaseerd op de verstrekte documentinhoud.
## 1. Stad en verstedelijking
Dit onderwerp verkent de concepten van wat een stad definieert, de kenmerken die een stedelijk gebied identificeren, en de dynamische processen van verstedelijking, waaronder de mate en snelheid van dit proces.
### 1.1 Definities van de stad
Door de geschiedenis heen hebben veel pogingen om een sluitende definitie van het begrip 'stad' te geven, gefaald. Traditionele definities, zoals die in de Dikke Van Daele, beschrijven een stad als een uitgebreid, samenhangend geheel van huizen en gebouwen, kleiner dan een dorp. Deze definities zijn echter vaak gebaseerd op traditie en intuïtie, wat ze subjectief maakt [1](#page=1).
#### 1.1.1 Statische criteria voor stadsidentificatie
Hoewel een universele definitie ontbreekt, kunnen we wel een aantal statische criteria hanteren om een stad te identificeren [1](#page=1):
* **Bevolkingsconcentratie:** Een aanzienlijk aantal mensen dat op een relatief kleine oppervlakte woont.
* **Multifunctionaliteit met ruime invloedsfeer:** Een stad vervult diverse functies (economisch, sociaal, cultureel) die een groter gebied beïnvloeden.
* **Bevolkingsheterogeniteit:** De bevolking kent diversiteit op het gebied van religie, cultuur en etniciteit.
* **Bebouwingsdichtheid:** Gebouwen staan aanzienlijk dichter op elkaar dan op het platteland.
Bovendien hanteren verschillende landen specifieke demografische drempels:
* Frankrijk: communes met een kern van meer dan 2.000 inwoners [1](#page=1).
* Japan: een kern met 30.000 inwoners [1](#page=1).
* Zweden: gebieden met meer dan 2.000 inwoners [1](#page=1).
### 1.2 Begrippen in verband met verstedelijking
Verstedelijking verwijst naar het proces waarbij de bevolking zich steeds meer concentreert in stedelijke of verstedelijkte nederzettingen [2](#page=2).
#### 1.2.1 Verstedelijkingsgraad
De verstedelijkingsgraad meet de mate waarin het urbanisatieproces op een bepaald moment gevorderd is [2](#page=2).
* Wereldwijd woont meer dan 55% van de bevolking verstedelijkt [2](#page=2).
* In België woont ongeveer 90% van de bevolking verstedelijkt [2](#page=2).
* Ontwikkelingslanden kenmerken zich door een lagere verstedelijkingsgraad [2](#page=2).
* Het punt waarop stedelijke en landelijke bevolking elkaar kruisten, lag rond het jaar 2008 [2](#page=2).
* Volgens onderzoek van OESO en Eurostat zijn er in België slechts drie 'groene steden': Sint-Laureins, Alveringem en Vleteren [2](#page=2).
#### 1.2.2 Verstedelijkingstempo
Het verstedelijkingstempo geeft de mate aan waarin de bevolking in verstedelijkte gebieden toeneemt. Dit ritme van groei ligt hoger in ontwikkelingslanden [2](#page=2).
### 1.3 Stedelijke plattegronden
De structuur van een stedelijke plattegrond weerspiegelt vaak de verschillende groeifasen van een stad. Men onderscheidt doorgaans de volgende patronen [2](#page=2):
* **Radiaal-concentrisch stratenpatroon:** Kenmerkend voor steden zoals Mechelen [2](#page=2).
* **Raster- of dambordpatroon:** Voorbeelden hiervan zijn Barcelona en het enige Vlaamse voorbeeld, Doel [2](#page=2).
* **Meanderpatroon:** Zoals te zien in Haarlem [2](#page=2).
* **Getekend patroon:** Dit patroon is typisch voor steden als Almere [2](#page=2).
* **Willekeurig patroon:** Ontstaat door veelvuldige verbouwingen waardoor de oorspronkelijke structuur niet meer herkenbaar is [2](#page=2).
### 1.4 De morfologische geleding van een stadsgewest
Een stadsgewest is samengesteld uit specifieke delen, die de stedelijke morfologie bepalen [2](#page=2).
---
# Stedelijke plattegronden en morfologische geleding
Dit onderdeel bespreekt de verschillende patronen van stedelijke plattegronden en de onderdelen waaruit een stadsgewest is opgebouwd.
### 2.1 Stedelijke plattegronden
De structuur van de stedelijke plattegrond weerspiegelt vaak de historische groeifasen van een stad. Er worden verschillende patronen onderscheiden [2](#page=2):
* **Radiaal-concentrisch stratenpatroon**: Gekenmerkt door straten die vanuit een centraal punt uitstralen. Een voorbeeld hiervan is Mechelen [2](#page=2).
* **Raster- of dambordpatroon**: Een structuur met parallelle en loodrechte straten, die doet denken aan een dambord. Bekende voorbeelden zijn Barcelona en het Vlaamse Doel [2](#page=2).
* **Meanderpatroon**: Een kronkelig stratenpatroon, zoals te vinden in Haarlem [2](#page=2).
* **Getekend patroon**: Dit type patroon wordt gekenmerkt door een meer geplande, vaak recentere aanleg. Almere is hiervan een voorbeeld [2](#page=2).
* **Willekeurig patroon**: Ontstaat door veelvuldige verbouwingen en uitbreidingen, waardoor de oorspronkelijke structuur niet meer herkenbaar is [2](#page=2).
### 2.2 De morfologische geleding van een stadsgewest
Een stadsgewest is een complex van stedelijke gebieden en is samengesteld uit verschillende onderdelen. Niet elke stad heeft een stadsgewest. De volgende delen worden onderscheiden [2](#page=2) [3](#page=3):
#### 2.2.1 De binnenstad
In Europese steden wordt de binnenstad vaak geassocieerd met de middeleeuwse stadskern. Deze heeft doorgaans een radiaal-concentrische structuur en bestaat uit twee delen: de stadskern en de oude woonzone [3](#page=3).
* **De stadskern**: Dit is het meest actieve deel van de stad en fungeert als centrum voor handel, horeca, administratie, scholen en cultuur. Veel stadskernen van grote steden zijn uitgegroeid tot een Central Business District (CBD), een gespecialiseerde zakenwijk ten koste van de woonfunctie. De densiteit van een CBD kan worden bepaald aan de hand van specifieke indexen [3](#page=3).
* **De oude woonzone**: Deze zone bevindt zich meestal rond de stadskern en kenmerkte zich vroeger vaak door ambachtelijke en industriële activiteiten, wat kon leiden tot lawaaihinder en verontreiniging [3](#page=3).
#### 2.2.2 De 19de-eeuwse zone
Deze zone sluit aan op de binnenstad en vormt er in feite één geheel mee, met weinig open ruimte tussen de delen en een hoge bebouwingsdichtheid. Deze zone ontstond na de uitbreidingen binnen de stadsmuren en kent verschillende herkenbare wijken [3](#page=3):
* **Stationswijk**: Ontstaan door de spoorwegontwikkeling in de 19de eeuw, vaak met veel handelszaken en horeca rondom de stationsstraat. De aantrekkingskracht van deze wijken is echter afgenomen [4](#page=4).
* **Industriezone met arbeiderswijken**: Deze bevinden zich vaak nabij waterwegen of spoorwegen en kenmerken zich door identieke arbeiderswoningen met weinig comfort. Stadsrenovatie is hier vaak noodzakelijk [4](#page=4).
* **De burgerijwijken**: Deze wijken zijn gescheiden van de andere zones en bieden ruimte aan ruime huizen, aaneengesloten bebouwing met ruime tuinen, bredere straten en groenvoorzieningen zoals parken [4](#page=4).
#### 2.2.3 De stadsrand
Vanaf de 20ste eeuw, met de verbetering van transportmiddelen, werd de keuze voor een woonplaats vrijer en namen de eisen aan leefomgeving (ruimte, kalmte, groen) toe. Men ging zich vestigen in de open ruimte buiten de stadskern, wat leidde tot een toename van open en halfopen bebouwing in de stadsrandzone, in contrast met de centrale stad. In de stadsrand ontstaan ook commerciële subkernen langs verkeersassen, vaak in de vorm van inkoopcentra. Dit fenomeen is het gevolg van verkeersdrukte, parkeerproblemen en hoge prijzen in de stadskern, de groei van de bevolking buiten de kern, toenemende mobiliteit en gewijzigde koopgewoonten door welvaartsgroei. Deze subkernen vormen concurrentie voor het traditionele handelscentrum [4](#page=4).
#### 2.2.4 De banlieu
De banlieu duidt op gebieden waar stedelijke invloeden en kenmerken zich uitbreiden over het platteland. Dit zijn vaak inwijkingsgebieden, ook wel slaapwijken genoemd, waar mensen wonen maar werken in de stad. Deze gebieden zijn verstedelijkt en de grondprijzen zijn er gestegen [4](#page=4).
---
# Stedelijke structuurmodellen en invloedsferen
Dit deel van de studie behandelt modellen die de interne structuur van steden verklaren, evenals het concept van stedelijke invloedsferen en de hiërarchische ordening van steden.
### 3.1 Modellen voor stedelijke structuur
Verschillende modellen proberen de ruimtelijke organisatie van functies en sociale groepen binnen steden te verklaren [5](#page=5).
#### 3.1.1 Het concentrisch model van Burgess .
Gebaseerd op onderzoek in Chicago, stelt het model van Ernest Burgess dat een stad zich ontwikkelt in vijf concentrische zones [5](#page=5):
* **Central Business District (CBD)**: Het kleinste gebied in het stadscentrum, gekenmerkt door hoge grondprijzen en exclusief voor financieel hoogwaardige activiteiten. Hier vindt vrijwel geen bewoning plaats [5](#page=5).
* **Zone in transition**: Dit gebied omvatte vroeger de welgestelde bevolking, maar raakt nu bevolkt door de instroom van activiteiten vanuit de CBD, wat leidt tot een afname in woonsituatiekwaliteit [5](#page=5).
* **Zone of workingmen's homes**: Hier bevinden zich goedkopere arbeiderswoningen, vaak bewoond door mensen die zich hebben opgewerkt vanuit de zone in transition [5](#page=5).
* **Residential zone**: Gekenmerkt door goede flats en eengezinswoningen, bewoond door de middenklasse [5](#page=5).
* **Commuter's zone**: De buitenste zone, bestaande uit welgestelde stedelingen met ruime eengezinswoningen en die dagelijks pendelen naar het centrum [5](#page=5).
De groei van de stad wordt binnen dit model verklaard door het binnendringen van de activiteiten van de ene zone in de andere, waardoor de eigenschappen van de zones opschuiven [5](#page=5).
#### 3.1.2 Het sectormodel van Hoyt .
Homer Hoyt analyseerde het ruimtelijke patroon van huurwoningen in Amerikaanse steden en concludeerde dat huurwoningen van een bepaald prijsniveau zich eerder in sectoren dan in concentrische zones organiseren. Deze sectoren worden beïnvloed door factoren zoals [5](#page=5):
* Landschappelijke en recreatieve elementen [5](#page=5).
* Goede verkeersontsluiting [5](#page=5).
* Goede voorzieningen [5](#page=5).
Deze indeling geldt ook voor andere grondgebruikers, en de ligging van de sectoren is afhankelijk van de specifieke stad. De groei van de stad vindt plaats per sector, zich vanuit het centrum uitbreidend langs transportlijnen [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.3 Het meerkernenmodel van Harris en Ullman .
Dit model, ontwikkeld door Harris en Ullman, merkt op dat stedelijke activiteiten en sociale groepen de neiging hebben zich in specifieke districten te concentreren. In plaats van één centrale kern, gaat dit model uit van meerdere kernen die zich in de stad kunnen ontwikkelen [6](#page=6).
#### 3.1.4 Evaluatie van de modellen
De hierboven genoemde modellen zijn ontwikkeld tussen 1925 en 1945 en zijn voornamelijk gebaseerd op de Amerikaanse stedelijke context [6](#page=6).
* Het **concentrische model** focust op de familiale organisatie, met eengezinswoningen en grote gezinnen die zich vooral in de periferie vestigen [6](#page=6).
* Het **sectormodel** is gericht op de sociaal-economische organisatie, waarbij de waarde van woningen en het inkomstenniveau centraal staan [6](#page=6).
* Het **meerkernenmodel** erkent de invloed van etnische factoren en de concentratie van gelijksoortige activiteiten op de vorming van afzonderlijke stedelijke kernen [6](#page=6).
> **Tip:** Houd er rekening mee dat deze modellen theoretische constructies blijven en de complexiteit van de werkelijke stedelijke structuur kunnen vereenvoudigen.
### 3.2 Stedelijke invloedsferen en hiërarchische niveaus
Steden vervullen functies niet alleen voor hun eigen inwoners, maar ook voor die in de omliggende gebieden, die samen de invloedssfeer van de stad vormen [6](#page=6).
#### 3.2.1 Concepten van invloedsferen
De reikwijdte van de centrale functies van een stad hangt af van verschillende factoren:
* De aard van de functies [6](#page=6).
* De afstand tot het centrum [6](#page=6).
* De bereikbaarheid van het centrum [6](#page=6).
* De nabijheid van andere centrale centra [6](#page=6).
#### 3.2.2 Rangschikken van steden
Er zijn verschillende manieren om steden hiërarchisch te rangschikken en hun invloed te bepalen.
##### 3.2.2.1 De Rank-Size Rule (George Zipf, 1949)
George Zipf formuleerde de "rank-size rule", die stelt dat steden kleiner dan de grootste stad zich proportioneel verhouden tot deze grootste stad. Als de grootste stad 1.000.000 inwoners heeft, zou de tweede stad naar verwachting 500.000 inwoners hebben, de derde 333.333, enzovoort [7](#page=7).
##### 3.2.2.2 De "law of the primate city" (Mark Jefferson, 1939)
Mark Jefferson introduceerde het concept van de "primate city" of disproportionele stad. Dit is een stad die een buitengewoon groot aantal inwoners heeft en een zeer hoog economisch belang vertegenwoordigt, vaak de hoofdstad van een land, en fungeert als een nationaal focuspunt dat veel mensen aantrekt. Niet elk land heeft echter een primate city [6](#page=6).
* **Voorbeeld:** Frankrijk (Parijs is disproportioneel groter dan Lyon) het Verenigd Koninkrijk (Londen is groter dan Birmingham) en Thailand (Bangkok is groter dan Nonthaburi) [7](#page=7).
#### 3.2.3 Het hiërarchisch stedennet
Het aantal centrale functies dat een stad biedt, varieert en is niet gelijk verdeeld over alle steden. Grotere centra bieden meer functies dan kleinere centra. Kleinere steden zijn vaak afhankelijk van grotere centra voor bepaalde voorzieningen [7](#page=7).
* **Hoofddorpen**: Hebben een beperkt aantal gemeenten in hun invloedsfeer (bv. Gistel, Gavere) [7](#page=7).
* **Kleine steden**: Bieden een onvolledig uitrustingsniveau (bv. secundair onderwijs, recreatie) (bv. Tielt, Waregem) [7](#page=7).
* **Regionale steden**: Bezitten belangrijke centrale diensten zoals hogescholen en ziekenhuizen (bv. Brugge, Aalst) [7](#page=7).
* **Grootsteden**: Zijn steden van het hoogste niveau met universiteiten en universitaire ziekenhuizen (bv. Gent, Brussel) [7](#page=7).
#### 3.2.4 Afbakenen van invloedssferen
Verschillende theorieën helpen bij het afbakenen van stedelijke invloedsferen.
##### 3.2.4.1 De gravitatiewet van Reilly
Deze wet vergelijkt de aantrekkingskracht van steden met zwaartekracht. De aantrekkingskracht van een stad op een wooneenheid is recht evenredig met de bevolking van de stad en omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot die stad. Het "breekpunt" is het punt waar de aantrekkingskracht van twee concurrerende steden gelijk is. Het verbinden van deze breekpunten leidt tot de afbakening van de invloedssfeer van een stad ten opzichte van concurrerende centra [7](#page=7) [8](#page=8).
##### 3.2.4.2 De centrale-plaatsentheorie van Christaller .
Walter Christaller ontwikkelde de centrale-plaatsentheorie, die de spreiding van stedelijke verzorgingsgebieden en de vorm van invloedsferen analyseert [8](#page=8).
* Theoretisch is een marktgebied cirkelvormig, maar bij de spreiding hiervan ontstaan niet-verzorgde gebieden en overlappingen [8](#page=8).
* Om een totale oppervlakte te verzorgen, ontstaat een patroon van **zeshoeken** [8](#page=8).
* Deze theorie herbevestigt het concept van hiërarchische niveaus: centra van een hoger niveau oefenen hun functies uit op centra van een lager niveau [8](#page=8).
* Centra van lagere orde bevinden zich op de hoekpunten van de invloedsferen van hogere orde centra. De invloedssferen van een centrum van hogere orde zijn drie keer groter dan die van een lager orde centrum [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Denk aan hoe een kleine stad (lagere orde) diensten aanbiedt aan omliggende dorpen, terwijl de inwoners van die stad voor meer gespecialiseerde diensten (bv. een universitair ziekenhuis) naar een regionale of grootstad (hogere orde) reizen.
---
# De hedendaagse stad en nieuwe woonstructuren
Dit onderwerp behandelt de evolutie van hedendaagse steden, de uitdagingen op het gebied van leefbaarheid en de nieuwe woonstructuren die inspelen op de behoeften van moderne gezinnen en efficiënter ruimtegebruik.
### 4.1 Kijk op de hedendaagse stad en haar nieuwe (woon)structuren
De hedendaagse stad wordt gekenmerkt door de noodzaak om te evolueren naar dichte, levendige, veilige en groene stedelijke omgevingen. Er is een focus op het aantrekken van bewoners, zowel nieuwe als terugkerende [8](#page=8).
#### 4.1.1 Evolutie van stedelijke planning en leefbaarheid
In het verleden bestond de hoop dat nieuwe technologieën stedelijke problemen zouden oplossen. Echter, vanaf de jaren '60 van de twintigste eeuw ontstonden er aanzienlijke leefbaarheidsproblemen, zoals vervreemding, milieuvervuiling, criminaliteit en verkeersopstoppingen. Deze verwachtingen werden niet ingelost [9](#page=9).
De conclusie hieruit is dat er meer rekening gehouden moet worden met de wensen van de bevolking en inspiratie gehaald moet worden uit de woonkwaliteit van historisch gegroeide steden en dorpen. Sinds het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) in 1997 is er veel aandacht voor wonen in stedelijke kernen. Dit beleid streeft naar zuiniger ruimtegebruik met lagere maatschappelijke kosten, efficiënter openbaar vervoer, plaats voor hoogwaardige economische voorzieningen, behoud van open ruimte, en het verweven en bundelen van functies [9](#page=9).
Hedendaagse gezinnen hebben vaak andere wooneisen dan traditioneel, waarbij mobiliteit en nabijheid van voorzieningen cruciaal zijn [9](#page=9).
#### 4.1.2 De uitbreiding van de stedelijkheid
De stedelijkheid breidt zich uit over gans Vlaanderen. In 1996 bedroeg de bevolking in stedelijke gebieden 2,6 miljard [9](#page=9).
#### 4.1.3 Centrale plaatsentheorie (Walter Christaller)
Walter Christaller, een Duitse geograaf (1893-1969), formuleerde de centrale-plaatsentheorie in 1933, gebaseerd op zijn studie naar vestigingspatronen in Zuid-Duitse stadjes. Deze theorie richt zich niet op de individuele stad, maar op de spreiding van stedelijke verzorgingsgebieden en de vorm van invloedsferen [8](#page=8).
* **Marktgebieden en zeshoekige patronen:** Theoretisch is een marktgebied cirkelvormig. Bij de spreiding van dergelijke marktgebieden ontstaan er echter niet-verzorgde gebieden en ontstaat er overlapping om de totale oppervlakte te kunnen verzorgen. Dit leidt tot een patroon van zeshoeken [8](#page=8).
* **Hiërarchische niveaus:** Niet alle centra bieden evenveel centrale functies. Centra van een hoger niveau oefenen hun functies uit op centra van een lager niveau. Dit resulteert in een structuur van zeshoeken van verschillende rangorde. Centra van lagere orde bevinden zich op de hoekpunten van de invloedsferen van hogere orde centra. De invloedssferen van een centrum van hogere orde zijn drie keer zo groot als die van een lager orde centrum [8](#page=8).
#### 4.1.4 Breekpuntanalyse en invloedsferen
De aantrekkingskracht van een stad op een wooneenheid is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot die stad. Wanneer twee steden concurreren om bewoners, wordt het breekpunt bepaald waar de aantrekkingskracht van beide steden gelijk is. Door alle breekpunten te verbinden, ontstaat de invloedssfeer van een stad; dit is het gebied dat wordt afgebakend door de verbinding van alle breekpunten met concurrerende centra [8](#page=8).
> **Tip:** De centrale plaatsentheorie van Christaller verklaart de ruimtelijke ordening van stedelijke centra en hun verzorgingsgebieden, wat essentieel is voor het begrijpen van stedelijke dynamiek en de logistiek van dienstverlening.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Stadsgeografie | Een wetenschappelijke discipline die zich richt op de studie van de ruimtelijke structuur en de daarmee samenhangende processen in steden en stedelijke gebieden. |
| Verstedelijking | Het proces waarbij bevolking zich steeds meer concentreert in stedelijke of verstedelijkte nederzettingen, wat leidt tot de groei en uitbreiding van steden. |
| Verstedelijkingsgraad | Een meetbare indicatie die de mate weergeeft waarin het urbanisatieproces op een bepaald moment in een regio of land gevorderd is, uitgedrukt als een percentage van de bevolking dat in stedelijke gebieden woont. |
| Stedelijke plattegrond | De structuur van de straten en bebouwing binnen een stad, waarin vaak de verschillende groeifasen van de stad terug te vinden zijn, zoals radiaal-concentrisch, raster- of meanderpatronen. |
| Stadsgewest | Een complex stedelijk gebied dat is samengesteld uit verschillende onderdelen, waaronder de binnenstad, de 19e-eeuwse zone en de stadsrand, die samen de uitgestrektheid en functionaliteit van het stedelijk gebied bepalen. |
| Binnenstad | Het oudste deel van een stad, vaak met een historische stadskern die het centrum van handel, dienstverlening, administratie en cultuur vormt, en daaromheen de oude woonzone. |
| Central Business District (CBD) | Een centraal gelegen zaken- en commercieel district binnen een stad, gekenmerkt door een hoge concentratie aan kantoren, financiële instellingen en commerciële activiteiten, vaak ten koste van residentiële functies. |
| Stadsrand | De zone aan de buitenkant van een stad waar open en halfopen bebouwing toeneemt, vaak ontstaan door verbeterde transportmiddelen en hogere eisen van bewoners aan ruimte, rust en groen. |
| Banlieu | Een gebied dat aan de rand van een stad ligt en waar stedelijke invloeden en kenmerken zich uitbreiden over het platteland, vaak functionerend als inwijkingsgebied of slaapstad voor mensen die in de stad werken. |
| Concentrisch model van Burgess | Een stedelijk structuurmodel dat de stad opdeelt in vijf concentrische zones, beginnend bij het Central Business District (CBD) en uitdijend naar de forenzenzone, gebaseerd op onderzoek in Chicago. |
| Sectormodel van Hoyt | Een stedelijk structuurmodel dat stelt dat stedelijke grondgebruikspatronen zich vormen in sectoren die zich vanuit het centrum uitstrekken langs transportlijnen, waarbij huizen van vergelijkbare waarde en grondgebruik zich in deze sectoren concentreren. |
| Meerkernenmodel van Harris en Ullman | Een stedelijk structuurmodel dat erkent dat stedelijke activiteiten en sociale groepen de neiging hebben zich in specifieke, meerdere districten of kernen binnen een stad te concentreren, in plaats van in één enkel centrum. |
| Invloedssfeer van een stad | Het gebied rondom een stad waarbinnen de centrale functies van die stad merkbaar zijn en invloed uitoefenen op de bevolking en economische activiteiten, ook wel het ommeland van de stad genoemd. |
| Rangorde-grootte regel (Rank-Size Rule) | Een empirische regel die stelt dat de grootte van steden in een land zich proportioneel verhoudt tot de grootte van de grootste stad, waarbij de tweede stad ongeveer half zo groot is, de derde een derde, enzovoort. |
| Primate city | Een stad die disproportioneel groot is ten opzichte van andere steden in hetzelfde land, zowel qua bevolking als economisch belang, en die vaak fungeert als nationaal focuspunt en hoofdstad. |
| Centrale-plaatsen theorie van Christaller | Een theorie die de spreiding van stedelijke verzorgingsgebieden en de hiërarchische organisatie van centrale plaatsen in een regio verklaart, resulterend in een patroon van zeshoeken als ideale marktgebieden. |