Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Constructie Afwerking 1.pdf
Summary
# Gevelafsluitingen en buitenschrijnwerk
Dit onderwerp behandelt de historische evolutie, de prestaties, de relevante wetgeving en de verschillende materialen van gevelafsluitingen en buitenschrijnwerk.
### 1.1 Historiek en terminologie
Het buitenschrijnwerk heeft een aanzienlijke historische evolutie doorgemaakt, van smalle openingen in de middeleeuwen tot grotere glasoppervlaktes vanaf de 17e/18e eeuw en de uitvinding van getrokken glas in de 20e eeuw. Belangrijke terminologie omvat [2](#page=2):
* **Venster:** Een element dat een muuropening afsluit en zorgt voor verlichting en verluchting [2](#page=2).
* **Vast venster:** Een venster zonder vleugel [2](#page=2).
* **Opengaand venster:** Een venster met een vast kader en een vleugel [2](#page=2).
* **Samengesteld venster:** Een venster met vaste of opengaande delen in een vast kader, gescheiden door stijlen of dwarsregels [2](#page=2).
* **Schuifvenster:** Een constructie met bewegende vleugels die zich in het vlak van de constructie verplaatsen en niet geschikt is voor doorgang van personen bij normaal gebruik [2](#page=2).
* **Bovenlicht:** Een beglaasd element boven in het venster dat al dan niet geopend kan worden [2](#page=2).
* **Vasistas:** Een klein, openvallend vleugeltje boven de bovendorpel van een venster of deur [2](#page=2).
* **Borstwering:** Het muurdeel tussen het vloerniveau en de dorpel van een venster- of deuropening [2](#page=2).
### 1.2 Openingswijzen
De weergave van openingswijzen op plannen is afhankelijk van het perspectief:
* **Vanuit de gebruiker (binnenzijde):**
* Beweging naar de gebruiker toe: doorlopende lijn [3](#page=3).
* Beweging van de gebruiker weg: stippellijn [3](#page=3).
* **Vanuit buitenaf:**
* Volle lijn = buitendraaiend [3](#page=3).
* Stippellijn = binnendraaiend [3](#page=3).
* Pijlen = schuifdeur/schuifraam [3](#page=3).
### 1.3 Prestaties van buitenschrijnwerk
De prestaties van buitenschrijnwerk worden beoordeeld op basis van verschillende criteria:
* **A. Luchtdoorlatendheid:**
* Ingedeeld in klassen van 1 (slecht) tot 4 (best) [3](#page=3).
* Kustregio's vereisen hogere klassen vanwege meer wind [3](#page=3).
* Vleugel- en draaikipvensters hebben doorgaans betere prestaties dan schuiframen [3](#page=3).
* Globale luchtdichtheid is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de verbinding en de uitvoering [3](#page=3).
* Aandachtspunten: continuïteit en aandrukking van luchtdichtheidsrubbers, afstelling van hang- en sluitwerk, en het aantal sluitpunten [3](#page=3).
* Luchtdicht bouwen zorgt dat warme binnenlucht niet ontsnapt en koude buitenlucht niet binnendringt. Ramen en deuren zijn hierin essentieel [4](#page=4).
* **B. Weerstand tegen windbelasting:**
* Meet de vervorming van het raam onder druk en onderdruk door wind [4](#page=4).
* Grotere profieldiepte verhoogt de weerstand; groter glasoppervlak verlaagt deze [4](#page=4).
* **C. Waterdichtheid:**
* Beoordeelt hoe goed water binnenkomt bij toenemende druk en beregeningstijd [4](#page=4).
* **D. Bepaling klasse vensters:**
* Afhankelijk van plaatsingshoogte boven maaiveld (hoger = strenger) en ruwheid van het terrein (opener = strenger) [4](#page=4).
* Muuropeningen moeten minimaal 1 cm groter zijn dan het raam voor bevestiging [4](#page=4).
### 1.4 Relevante wetgeving
Diverse wetgevingen bepalen de eisen voor buitenschrijnwerk:
* **EPB-wetgeving (Energieprestatie en Binnenklimaat):**
* Vensters veroorzaken ondanks hun beperkte oppervlakte (minder dan 10% van de gebouwschil) een aanzienlijk deel van het globale warmteverlies (38%) [4](#page=4).
* Beperking via $U_{\text{max}} = U_w$ (window), waarbij $U_w$ afhangt van $U_g$ (glas) en $U_f$ (frame) [4](#page=4).
* **Blinde gevel:** Gevel zonder ramen [4](#page=4).
* **Opake gevel:** Blinde gevels zonder ramen of deuren [4](#page=4).
* **Transparante gevel:** Gevels met deuren of ramen, isoleren 6x minder goed [4](#page=4).
* **S-peil (Schilpeil):**
* Meet de energie-efficiëntie van de gebouwschil en vat de energetische kwaliteiten samen tot één getal [4](#page=4).
* Houdt rekening met weerstand tegen koude, zonnewering en woningvorm [4](#page=4).
* Geldt per wooneenheid [4](#page=4).
* **Brandwetgeving:**
* Eisen worden strenger naarmate het gebouw hoger is [5](#page=5).
* **Brandreactieklasse:** Gedrag van een product dat de brand voedt, uitgedrukt in brandbaarheid (A-F), rookontwikkeling (S1-S3) en brandende druppels (D0-D2) [5](#page=5).
* **Brandweerstand:** Eigenschap van een bouwelement om zijn functies gedurende een bepaalde tijd te behouden bij brand, uitgedrukt in stabiliteit (R), vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I) [5](#page=5).
* Voorbeeld: EI30 ramen zijn vlamdicht en thermisch isolerend gedurende 30 minuten [5](#page=5).
* Vloeren hebben doorgaans een REI60 brandweerstand [5](#page=5).
* **Akoestische norm:**
* Beperken van luchtgeluid en contactgeluid [5](#page=5).
* Beperken van lawaai van buitenaf [5](#page=5).
* Impact op glastype voor normaal en verhoogd akoestisch comfort [5](#page=5).
* **Veiligheid en toegankelijkheid:**
* Grote glaspartijen kunnen bij breuk gevaarlijk zijn [5](#page=5).
* Wetgeving is van toepassing op valhoogte en borstweringhoogte om val- en snijrisico's te beperken [5](#page=5).
* Publiek toegankelijke gebouwen vereisen een vrije doorgangsbreedte van 90 cm voor rolstoelgebruikers [5](#page=5).
### 1.5 Milieuaspecten
* **Levens Cyclus Analyse (LCA):** Vergelijkt materialen op milieugebied, van klasse 1 (beste keuze) tot klasse 7 (onaanvaardbare keuze) [6](#page=6).
* **Berekening schaduwkosten:** Hoe lager de schaduwkosten, hoe duurzamer het product [6](#page=6).
### 1.6 Profielsystemen hout
Houten ramen dragen bij aan wooncomfort door hun warme uitstraling, natuurlijke isolatiewaarde en goede weerstand tegen geluid, water en wind [6](#page=6).
* **Stabiliteit:** Gelijmd of gelamelleerd hout verhoogt de dimensionele stabiliteit [6](#page=6).
* **Afwijkingen:** Losse en rotte kwasten, barsten zijn niet toegelaten; spinthout wordt getolereerd, behalve bij loofbomen [6](#page=6).
* **Sterkte:** Hoe dichter de houtjaarlijnen, hoe sterker het hout [6](#page=6).
* **Duurzaamheidsklassen:** Gaan van klasse 1 (zeer duurzaam) tot klasse 5 (niet duurzaam) [6](#page=6).
#### 1.6.1 Beschermende behandeling
* **Conservering:** Behandeling tegen aantasting door insecten en zwammen, en tijdelijk tegen regenwater [6](#page=6).
* **Onder diep:** Langdurige onderdompeling of autoclaaf [7](#page=7).
* **Onder oppervlakkig:** Halflange onderdompeling, vereist een afwerklaag [7](#page=7).
* **Afwerking:** Fysische bescherming en esthetische afwerking, kan niet-filmogeen (nerven zichtbaar), half-filmogeen (nerven en vezels deels zichtbaar) of filmogeen (dekkend) zijn [7](#page=7).
#### 1.6.2 Open sponning vs gesloten sponning
* **Sponning:** Een uitgeschaafd gedeelte aan de zijkant van hout voor glasmontage [7](#page=7).
* **Open sponning:** Niet meer hedendaags, enkel bij restauraties [7](#page=7).
* **Gesloten sponning:** De huidige gebruikte techniek [7](#page=7).
* Kit heeft een levensduur van 5-7 jaar; een kapotte kit kan leiden tot vuile ramen door dampaccumulatie in de binnenruit. Een condensgoot kan een oplossing zijn [8](#page=8).
**Raamtypes:**
* **Schuifraamprofiel:** Geen aanslag, borstelsluitingen, moeilijker luchtdicht te maken, zwaardere kadersecties [8](#page=8).
* **Raamprofiel:** Mogelijkheid tot aanslagen rondom, goede sluiting [8](#page=8).
* **Buitendeur:** Geen onderaanslag mogelijk, koudebrug, valdorpel (komt naar beneden bij sluiten voor extra luchtdichting) [8](#page=8).
#### 1.6.3 Voor- en nadelen houten ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grote sterkte en stabiliteit, natuurproduct, vormvrijheid voor maatwerk, periodiek onderhoud van afwerkingslagen nodig. Uitstekend voor restauraties [9](#page=9).
* **Milieuaspecten:** Europees loofhout klasse 1A (zeer goed), tropisch hout klasse 2B (minder goed). FSC-hout wordt sterk aangeraden [9](#page=9).
* **FSC (Forest Stewardship Council):** Internationale organisatie voor duurzaam bosbeheer [9](#page=9).
### 1.7 Profielsysteem aluminium
Aluminium is een geleider, wat een profiel met thermische onderbreking vereist: een "halfschalen" constructie met een aluminium binnen- en buitenkant gescheiden door een isolator [9](#page=9).
#### 1.7.1 Materiaal
* **Extrusie:** Techniek waarbij materiaal door een matrijs wordt geperst [9](#page=9).
#### 1.7.2 Oppervlaktebehandeling
Twee hoofdgroepen: lakken of anodisaties. Keuze is afhankelijk van corrositeit en klimaatagressiviteit [9](#page=9).
* **Lakken:**
* **Conversielaag:** Chemische beschermende oppervlaktebehandeling [10](#page=10).
* **Natlakken:** Verf wordt gespoten [10](#page=10).
* **Poederlakken:** Zonder verdunningsmiddelen, sterker dan natlak [10](#page=10).
* **Anodisaties:** Vorming van een oxidelaag via elektrochemie met elektrolytisch kleuren [10](#page=10).
* Gangbare kleuren: brons-, bordeauxrood-, champagnetinten [10](#page=10).
* Anodisaties zijn duurder en ietwat transparant [10](#page=10).
* **Assemblage:** Pershoeken met inwendige versterkingen en rubbers tussen glas/kader en kader/vleugel voor waterdichte aansluiting [10](#page=10).
* **Glaslat:** Moet aan de binnenzijde geplaatst worden ter beveiliging tegen inbraak [10](#page=10).
* **Ontwateringskap:** Voorkomt damp en waterophoping in het raam [10](#page=10).
#### 1.7.3 Voor- en nadelen aluminium ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grote sterkte en stabiliteit door extrusievorm, slanker dan hout en PVC [11](#page=11).
* **Nadelen:** Vormvrijheid beperkter door assemblage, zwaarder dan staal, moeilijk voor restauratie (behalve interbellumarchitectuur) [11](#page=11).
* **Milieuaspecten:** Milieuklasse 2A, 63% recycleerbaar; grootste kost ligt bij ontginning [11](#page=11).
### 1.8 Profielsysteem PVC
PVC is een natuurlijke isolator, maar minder sterk dan aluminium. Verstevigingsprofielen worden toegevoegd om de sterkte te verhogen [12](#page=12).
* **Verstevigingsprofielen:** Inwendig toegevoegd bij vleugels > 80 cm en bij vaste profielen > 2 meter. Gemaakt van gegalvaniseerd staal of aluminium [12](#page=12).
#### 1.8.1 Oppervlaktebehandeling
Vier mogelijkheden [12](#page=12):
* **Inkleuren in de massa:** Profielen extruderen met een gepigmenteerd compound [12](#page=12).
* **Lakken:** Een of meerdere laklagen op profielen of raamkaders [12](#page=12).
* **Bekleven met folie:** Beschermende en decoratieve folie [12](#page=12).
* **Co-extrusie:** Twee duurzame thermoplastische materialen samengevoegd in de matrijs en samen geëxtrudeerd [12](#page=12).
#### 1.8.2 Voor- en nadelen PVC ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie [13](#page=13).
* **Nadelen:** Zwak materiaal, vereist versterking vanaf bepaalde afmetingen. Staalversterking is nefast voor koudebrug; kunststofversterking is beter. Sterk milieubelastend (klasse 3C), problematisch door toxische uitstoot bij brand. Vereist zwaardere sectie dan hout, aluminium of staal [13](#page=13).
### 1.9 Profielsysteem staal
Stalen ramen hebben een zeer grote mechanische weerstand, hoge stijfheid en stabiliteit, en maken ongelijke bogen mogelijk [13](#page=13).
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grootste sterkte met fijnste profilering, kan in elke vorm gemaakt worden, goede milieuklasse [13](#page=13).
* **Eigenschappen:** Lassen is even sterk als het materiaal, met of zonder thermische onderbreking, 4x lagere warmtegeleiding dan aluminium, 100% recycleerbaar [13](#page=13).
### 1.10 Glas
Floatglas is de basis voor de meeste glassoorten en wordt geproduceerd door gesmolten glas op gesmolten tin te gieten [14](#page=14).
* **Samenstelling:** Kiezelzand (verglazende massa), natriumcarbonaat (verlaagt smelttemperatuur silicium), kalk (stabilisator, chemische bestendigheid), metaaloxiden (weerbestendigheid, kleur) [14](#page=14).
* **Eigenschappen:** Glas breekt in scherpe scherven zonder hardingsproces en kent problemen met trekspanningen [14](#page=14).
#### 1.10.1 Verschillende glassoorten
* **Thermisch gehard glas:** Permanente spanning (kern onder trekspanning, rand onder drukspanning) zorgt voor grotere breuksterkte en weerstand tegen thermische schokken. Niet meer versnijdbaar na productie [14](#page=14).
* **Gelaagd glas:** Minimaal 2 glasbladen gelijmd met tussenlaag (kunststoffolie, hars, gel). Goed voor inbraak-, wapen- en brandbeveiliging, en geluidsisolatie [14](#page=14).
* **Gecoat glas:** Eén of meerdere lagen anorganisch materiaal om fysische eigenschappen te wijzigen (zonnefactor, warmtedoorgangscoëfficiënt) of optische eigenschappen (lichttransmissie, weerkaatsing) [14](#page=14).
* **Meerlagig glas:** 2 of 3 glasbladen voor betere akoestiek. Ruitdikte en ongelijke glasbladdikte zijn functioneel gerelateerd aan belasting, gebruik en akoestiek [15](#page=15).
#### 1.10.2 Functies van beglazing
* **Warmte-isolatie:** Enkel glas volstaat niet; dubbel of tripel glas is noodzakelijk. Goede montage en actuele beglazing zijn cruciaal om warmteverlies via ramen te beperken [15](#page=15).
* **Regeling van licht en zonnewarmte:**
* Oververhitting is afhankelijk van positie, grootte en prestaties van het raam [15](#page=15).
* **Zonnefactor:** Totale energietransmissie door beglazing [15](#page=15).
* Zonwerend glas kan absorberend (blauw) of reflecterend zijn [15](#page=15).
* $ZTA$ (Zontoetreding): maximaal 50% voor 'zonwerend glas' [15](#page=15).
* $LTA$ (Lichttoetreding) [15](#page=15).
* **Geluidsisolatie:** Ramen zijn vaak een zwak punt voor laagfrequente geluiden. Vereist 2 of meer glasbladen van verschillende diktes, een zwaar absorberend gas in de spouw en meerdere lagen glas met folie [15](#page=15).
* **Geluidsverzwakkingsindex $R_w$**: Gemiddeld verschil (dB) tussen binnen- en buitengeluid bij 500 Hz [15](#page=15).
* **Garanderen van veiligheid:**
* Glasnorm NBN S 23-002 voorkomt ernstige snijwonden [15](#page=15).
* Gelaagd glas aan de impactzijde [15](#page=15).
* Indien borstwering < 90 cm, steeds veiligheidsglas aan de impactzijde [15](#page=15).
* Indien menselijk gevaar aan buitenzijde, beide glasbladen gelaagd [15](#page=15).
* **Inbraakweerstand:** Enkel gelaagd glas, toenemend aantal PVB-folies naar gewenste veiligheidsgraad [15](#page=15).
* **Garanderen van brandweerstand:**
* $DH$: Rookscherm, tegenhouden rookverspreiding [16](#page=16).
* $E$: Integriteit/vlamdichtheid, tegenhouden vlammen (warmtegeleiding toegelaten) [16](#page=16).
* $EW$: Integriteit met warmtestralingbeperking, tegenhouden vlammen en beperken warmtestraling [16](#page=16).
* $EI$: Integriteit en temperatuurisolatie, tegenhouden vlammen en blokkeren warmtegeleiding [16](#page=16).
* Materialen: Thermisch gehard glas met opschuimende tussenlaag of gelaagd glas met opschuimende tussenlaag [16](#page=16).
* Bij brand vormt de interlayer een hitte-isolerend schild [16](#page=16).
* Bij dubbel glas wordt brandwerende ruit aan binnenzijde geplaatst [16](#page=16).
* Buitenbeglazing is gelaagd voor UV-bescherming [16](#page=16).
#### 1.10.3 Plaatsing in raamkader
* **Probleemstelling:** Glas kan geen trekspanningen aan; afstandshouders van dubbel glas mogen niet corroderen; waterdichting tussen glas en frame is cruciaal [16](#page=16).
* **Waterdichting:** Via kit of rubber, met drainage van het raamkader [16](#page=16).
* **Opspannen (calleren):** Overbrengen glasgewicht op ruwbouw; slechte callage kan tot glasbreuk leiden [16](#page=16).
#### 1.10.4 Pathologie
* **Thermische breuk:** Ontstaat door te groot temperatuurverschil tussen glaszones, wat uitzetting veroorzaakt. Vooral bij zonwerende en absorberende beglazing [17](#page=17).
* **Condensatie:**
* **Oppervlaktecondensatie op binnenvlak:** Sneller bij lagere binnentemperatuur en vochtiger klimaat. Oplossingen: verminderen dampbron, verhogen ventilatie en verwarming [17](#page=17).
* **Buitenzijde condensatie:** Komt voor 's nachts en 's ochtends op dubbel glas met hoog rendement tijdens wolkeloze, windstille nachten wanneer de buitentemperatuur lager ligt dan het dauwpunt [17](#page=17).
### 1.11 Ventilatie
Ventilatie is cruciaal voor het binnenklimaat en energieprestatie [18](#page=18).
* **EPB-eisen:**
* **S-peil:** Energie-efficiëntie gebouwschil per wooneenheid [18](#page=18).
* **K-peil:** Globale warmte-isolatie volledig gebouw [18](#page=18).
* $U_{\text{max}}$-waarden: Maximaal warmteverlies door scheidingsconstructie [18](#page=18).
* EPB-eis voor binnenklimaat: Ventilatie en beperking oververhitting [18](#page=18).
* **Ventilatierooster:** Moet regendicht, insectenwerend, tochtvrij en inbraakwerend zijn. Kan in, op of in een rolluikkast gemonteerd worden [18](#page=18).
* **Ventilatiesystemen:**
* **Systeem C:** Natuurlijke instroom, mechanische afvoer. Wordt belangrijker door COVID-19, ondanks minder energie-efficiënt [18](#page=18).
* **Systeem D:** Warmteterugwinning via gesloten systeem (gebruikt buitenlucht, verwarmt deze met binnenlucht) [18](#page=18).
* **Windkleppen:** Ingewerkt in ventilatieroosters om tochtgevoel tegen te gaan; slaan dicht bij hogere windsnelheid [19](#page=19).
### 1.12 Hang- en sluitwerk
* **Scharnier:** Metalen onderdeel waaraan een deur, raam of luik draait; bestaat uit twee bladen met knopen en een pen/stift [19](#page=19).
* **Paumelle:** Scharnier met twee ongelijke platen, waarbij één plaat een stift heeft en de andere een gat; de deur kan uit de sponning getild worden [19](#page=19).
* **Draairichting deuren:** Bepaald via de DIN-norm, kijkend naar de deur vanaf de zijde van het scharnier [19](#page=19).
* Scharnier links = DIN links [19](#page=19).
* Scharnier rechts = DIN rechts [19](#page=19).
* **Raamdorpels:**
* **Aluminium dorpels (plaatdorpel):** Oversteek van minimaal 3 cm, gelakt aluminium. Zorgt voor gecontroleerde waterafdruip op minimaal 3,5 cm van de façade om schade door stilstaand water te voorkomen [20](#page=20).
* **Stenen dorpels:** Natuursteen vanwege waterwerende, slijtvaste en weerbestendige eigenschappen. Mogelijkheid tot gecontroleerde waterafvoer weg van de façade [20](#page=20).
### 1.13 Rolluiken, zonwering en poorten
* **Rolluiken:** Afsluiting, bescherming en verduistering van gevelopeningen; oprolbaar boven de opening [20](#page=20).
* **Functies:** Bescherming tegen klimaatinvloeden, inbraak, wind, regen, zon, koude, warmte; verhogen thermische en akoestische isolatie; verhinderen inkijk [20](#page=20).
* **Problemen:** Koudebruggen en luchtdichting [21](#page=21).
* **Inbouwrolluik:** Inbouw aan warme zijde; luchtdichtheid is een probleem. Isolatie is dunner [21](#page=21).
* **Voorzetrolluik:** Inbouw op koude zijde (op gevel); geen thermische lekken, verhoogt $R$-waarde door bijkomende luchtspouw. Esthetisch minder aantrekkelijk, maar geluidswerend [21](#page=21).
* **Zonwering:** Werkt met zonne-energie om zon buiten te houden zonder het zicht te blokkeren [21](#page=21).
* **Poorten:** Moeten een CE-markering hebben en geplaatst worden door erkende personen [22](#page=22).
* **Veiligheid:** Geen uitstekende delen, dunne windingen van spiraalveren, blokkeersysteem, vingerklembeveiliging, veerbreukbeveiliging, loopdeuren indien nodig, herkenbare noodstopvoorzieningen, handmatige bediening bij stroompanne [22](#page=22).
* **Kantelpoorten:** Poortblad uit 1 stuk, zwaait naar buiten of binnen. Slechte luchtdichtheid. Ideaal voor niet-beschermende volumes (garage, bergplaats) [22](#page=22).
* Voordelen: Goedkoper, eenvoudige mechaniek, neemt weinig plaats in, bekledbaar [22](#page=22).
* Nadelen: Nauwelijks geïsoleerd, standaardmaten, hinder bij openzwaaien naar buiten, slechte luchtdichting [22](#page=22).
* **Sectionaalpoorten:** Poortblad uit meerdere horizontale secties, verticale beweging langs rails tegen het plafond. [22](#page=22).
* Voordelen: Lichtgewicht, isolerend, ruimtebesparend, op maat, geen zijdelingse gewichten of veren, vele materialen mogelijk [23](#page=23).
* Nadelen: 2x duurder dan kantelpoorten, altijd horizontale secties [23](#page=23).
* **Linteel:** Draagconstructie die belastingen boven wanddoorbrekingen (ramen, deuren) overbrengt naar naastliggende delen [23](#page=23).
* **Inbouwmethodes:** Normaal beslag (N-beslag, linteelhoogte min 22 cm) en laag-lateibeslag (L-beslag, linteelhoogte min 12,5 cm voor beperkte ruimte) [23](#page=23).
### 1.14 Montage van buitenschrijnwerk
De montage van buitenschrijnwerk is cruciaal voor de thermische prestaties en luchtdichtheid.
* **EPB-aanvaarde bouwknoop met thermische onderbreking (Alu, PVC):** Thermische onderbreking moet over de volledige breedte rechtstreeks aansluiten op de isolatielaag [23](#page=23).
* **EPB-aanvaarde bouwknoop zonder thermische onderbreking (hout):** $D_{\text{contact}} > \frac{1}{2} \times \min(D_1, D_2)$, waarbij $D_1$ de dikte van het vast kader is (loodrecht op glas) en $D_2$ de dikte van de isolatie [23](#page=23).
* **Doel compriband:** Opvangen thermische uitzetting raam, geen contact tussen raam en metselwerk (cement is agressief), opvangen denivellaties spouw, rugvulling voor kitvoeg [24](#page=24).
* **DPC-folie:** Damp Proof Course [24](#page=24).
**Drie montagemogelijkheden in spouwmuur:**
1. **Montage achter slag en multiplexkader:** Raam tegen binnenkant façade. Multiplexkader overbrugt spouw voor stevige bevestiging in de spouw [24](#page=24).
2. **Montage achter slag en plooiplaat:** Raam tegen buitenkant binnenmuur. Isolatiezone wordt overbrugd door een plooiplaat in aluminium [24](#page=24).
3. **Montage achter slag met metselwerkretour façade:** Raam nog meer naar binnen gewerkt door spouw naar binnen te metsen [25](#page=25).
**Twee montagemogelijkheden bij prefabterrassen:**
1. Prefabbeton in zicht [25](#page=25).
2. Prefabbeton afgewerkt met beplanking [25](#page=25).
---
# Binnenpleisterwerken en dekvloeren
Dit deel van het document behandelt de principes, soorten en uitvoering van binnenpleisterwerken en dekvloeren.
## 2. Binnenpleisterwerken
Binnenpleisterwerken hebben als hoofddoel om ruwbouwvlakken haaks, loodrecht en vlak te maken. Ze dienen als een egalisatielaag voor wanden, verzekeren luchtdichtheid, vormen een basis voor schilder- en behangwerken, helpen muren droog te houden door condenswater op te nemen, en verhogen de brandwerende eigenschappen van een constructie [26](#page=26) [31](#page=31).
### 2.1 Samenstelling van binnenpleister
Binnenpleister is samengesteld uit bindmiddelen (cement, gips, kalk), toeslagstoffen (zand), aanmaakwater en hulpstoffen (zoals bindingsvertragers, waterwerende middelen, plastificeermiddelen) [26](#page=26).
#### 2.1.1 Bindmiddelen
* **Cement:** Een fijngemalen materiaal, voornamelijk uit calcium bestaande, dat na menging met water verhardt. Het is goed bestand tegen vocht en wordt gebruikt in beton en metselspecie. De populairste soort is Portlandcement [26](#page=26).
* **Gips:** Gecombineerd met kalk vermindert het krimp en verbetert het de hechting. Het is brandwerend, maar zwelt op bij contact met water en lost op na verharding. Gips wordt veel gebruikt voor pleisterwerken, gipsblokken en gipsplaten [26](#page=26).
* **Kalk:** De basis van Portlandcement. Er is onderscheid tussen ongebluste kalk (zeer agressief) en gebluste kalk (ongebluste kalk + water). Kalk geeft specie veerkracht, kan beweging opvangen zonder scheuren, en houdt water beter vast dan cement. Hydraulische kalk zorgt voor betere plasticiteit en waterwerend vermogen, maar heeft een mindere mechanische weerstand. Luchtkalk is niet vochtbestendig [27](#page=27).
### 2.2 Soorten binnenbepleistering
#### 2.2.1 Traditioneel pleisterwerk
Traditioneel pleisterwerk, gebaseerd op vette kalk, gips en zand, wordt voornamelijk toegepast bij restauratiewerken omdat het bewegingsgevoelige oude constructies beter kan opvangen. Het bestaat traditioneel uit drie lagen [27](#page=27):
1. **Raaplaag:** Aanhechtingslaag die vochtdoorgang tegengaat [27](#page=27).
2. **Grondlaag:** Ca. 15 mm dik, dient als uitvlaklaag [27](#page=27).
3. **Bovenlaag:** Afwerkingslaag, gepolijst, dient voor opname en afgifte van condenswater [27](#page=27).
Tegenwoordig wordt vaak maar één laag gebruikt [27](#page=27).
#### 2.2.2 Fabriekspleisters
Fabriekspleisters worden op de bouwplaats gemengd en zijn vaak één- of tweelagig. Ze vereisen veel water en soms voorstrijkmiddelen voor absorberende betonoppervlakken [27](#page=27).
### 2.3 Uitvoering van binnenpleisterwerken
#### 2.3.1 Voorbereidende werken
Voorafgaand aan de pleisterwerken moeten het gebouw wind- en waterdicht zijn, alle leidingen geplaatst, radiatoren verwijderd, bestaande pleister verwijderd, en beschermingsmaatregelen getroffen worden. De ondergrond moet gecontroleerd en eventuele vochtproblemen opgelost zijn. Oppervlakten moeten gereinigd of ontvet worden, metalen onderdelen beschermd, en hechtingslagen, -netten en profielen geplaatst [28](#page=28).
#### 2.3.2 Verschillende soorten ondergronden en hun behandeling
* **Baksteenmetselwerk:** Vereist altijd klassiek pleisterwerk; dunpleister is niet mogelijk. Geen specifieke voorbehandeling nodig [28](#page=28).
* **Kalkzandsteenblokken:** Klassiek pleisterwerk is mogelijk maar duurder; dunpleister is aan te raden. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig [28](#page=28).
* **Cellenbetonblokken:** [28](#page=28).
* **Betonblokken:** Vereisen altijd klassiek pleisterwerk; dunpleister is niet mogelijk. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig. De zuigkracht van de ondergrond reguleert de harding van het pleister. Een primer reguleert deze zuigkracht om spanningsverschillen te voorkomen [29](#page=29).
* **Beton:** Zowel klassiek pleisterwerk als dunpleister zijn mogelijk. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig, inclusief controle van bekistingolie met een UV-lamp [29](#page=29).
#### 2.3.3 Aansluitingen tussen ondergronden van verschillende aard
Dit wordt opgelost met een bewegingsvoeg en een versterkingsnet (kunststof) om krimpspanningen op te vangen en scheurvorming te voorkomen. Dit is anders dan bewapening in betonplaten [29](#page=29).
#### 2.3.4 Voeg- en randprofielen
Deze dienen ter bescherming tegen afbrokkelen en voor verfraaiing. Ze zijn steeds geperforeerd voor hechting. Reilatprofielen kunnen gebruikt worden om de muur met een lange stok effen te maken [30](#page=30).
#### 2.3.5 Aansluitingen op buitenschrijnwerk ("dagkanten")
Indien ramen niet vooraf geplaatst zijn, worden stoppen op voldoende afstand van de dagkant geplaatst, gevolgd door een hoekprofiel na plaatsing. Bij reeds geplaatste ramen moeten de frames en het glas beschermd worden [30](#page=30).
#### 2.3.6 Algemene uitvoeringsvoorwaarden
Ruimtes moeten regen- en winddicht zijn. De temperatuur voor uitvoering moet tussen 5°C en 30°C liggen. Tocht op vers pleisterwerk kan leiden tot te snelle droging en krimp [30](#page=30).
---
## 3. Dekvloeren
Een dekvloer is een laag die op de draagvloer wordt aangebracht, primair voor egalisatie, maar ook voor thermische en akoestische isolatie. Het dient als tussenvloer voor vloerbedekkingen, maar kan soms ook als eindvloer dienen. De dekvloer moet voldoende dik zijn om leidingen te bergen. Meestal is het een laag specie van enkele centimeters dik [32](#page=32).
### 3.1 Dekvloer versus draagvloer
De dekvloer is een of meerdere tussenlagen tussen de draagvloer en de vloerafwerking. De functies omvatten: uitvulling, effening, berging van leidingen, thermische en akoestische isolatie, verdeling van belasting op isolatie, en een draagvlak voor vloerbedekkingen. Tussenlagen moeten ook akoestische, thermische, brandwerende en vochtregulerende begrenzing bieden [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.1.1 Samenstelling dekvloer
Een cementgebonden dekvloer (zandcementchape) bestaat uit cement, zand, aanmaakwater en eventueel hulpstoffen. Een dekvloer hecht zich niet altijd aan de draagvloer; dit wordt een niet-hechtende of zwevende dekvloer genoemd [33](#page=33).
> **Tip:** Niet-hechtende dekvloeren worden toegepast tussen appartementen om energieoverdracht te beperken [33](#page=33).
#### 3.1.2 Voordelen van zand-cementspecie dekvloer
* Stevig van samenstelling, vloeit niet [33](#page=33).
* Alle soorten vloerafwerking mogelijk [33](#page=33).
* Niet vochtgevoelig [33](#page=33).
#### 3.1.3 Nadelen van zand-cementspecie dekvloer
* Arbeidsintensief wegens niet-vloeibare aard [34](#page=34).
* Grotere vloerdikte vereist [34](#page=34).
* Minder snelle droging [34](#page=34).
* Vereist vakmanschap [34](#page=34).
### 3.2 Uitvoering van dekvloer
#### 3.2.1 Tijdstip van uitvoering
Dekvloeren worden uitgevoerd na de ruwbouw, plaatsing van ramen, installatie van leidingen en binnenpleisterwerken. De temperatuur moet tussen >5°C en <35°C zijn om vorst en te snelle droging te voorkomen [34](#page=34).
#### 3.2.2 Nazicht van de ondergrond
De ondergrond moet vrij zijn van afval, voldoende verhard en gedroogd zijn, en voldoen aan de eisen qua vlakheid en peilen. Barsten of scheuren mogen niet aanwezig zijn, en er moeten voldoende peilmerken zijn [34](#page=34).
#### 3.2.3 Uitzetvoegen en randisolatie
* **Uitzetvoegen:** Alle constructievoegen moeten in de vloeropbouw worden doorgetrokken [34](#page=34).
* **Randisolatie:** Polystyreen foamisolatie van 5 mm dikte wordt aan de randen geplaatst, opgetrokken tot boven het vloerpeil. Foamfolie wordt doorgetrokken in deuropeningen. Het doel is om krimp en uitzetting van de vloer op te vangen en opbollen of losbarsten te voorkomen [34](#page=34).
#### 3.2.4 Werkwijze bij aanbrengen
De specie wordt gelijkmatig uitgespreid en zo snel mogelijk afgetrokken op het voorgeschreven peil. Goede verdichting door aankloppen, aanstampen of mechanische middelen is essentieel voor compactheid. De specie moet de hoeken tussen vloer en opstanden goed opvullen [35](#page=35).
#### 3.2.5 Uithardingen en droogtijden
Verse chape moet beschermd worden tegen te snelle uitdroging (geen tocht, intense straling, vorst) gedurende minimaal 7 dagen. Vanaf 7 dagen is de chape voorzichtig beloopbaar, vanaf 15 dagen zijn zware belastingen mogelijk, en op volle sterkte is de chape na 28 dagen [35](#page=35).
> **Tip:** Het vochtgehalte van de dekvloer kan het best gemeten worden met een calciumcarbide fles, die het gewichtsverschil tussen een droog en nat monster bepaalt [36](#page=36).
### 3.3 Uitvullagen
Uitvullagen dienen voor het egaliseren van leidingen, het verzekeren van een constante dekvloerdikte, en als basis voor isolatieplaten. Ze worden aangebracht op een geveegde, gereinigde, geprofileerde en vlak afgetrokken draagvloer, met aandacht voor uitzetvoegen [37](#page=37).
#### 3.3.1 Soorten uitvullagen
* **Uitvullaag uit isolerend beton:** Mengeling van cement en lichte toeslagstoffen, 30% lichter dan grindbeton. Enkel voor uitvulling, geen isolatie. Kan gestort of gepompt worden. Toeslagstoffen worden bevochtigd en omhuld met cementpap. Bevat geen zand [37](#page=37).
* **Uitvullaag uit schuimbeton:** Zeer goede cohesie, bijzonder licht, gemakkelijk verwerkbaar, goedkoper en snellere droogtijd dan chape [37](#page=37).
* **Uitvullaag uit beton met geëxpandeerd PS (Polystyreen):** Betere isolatiewaarde, goedkoper, lichter en snellere droogtijd dan chape. Biedt grotere vlakheid dan PUR [37](#page=37).
### 3.4 Thermische vloerisolatie
Isolatieplaten zijn moeilijker toepasbaar door leidingen en vereisen een extra bewerking (uitvullaag). De platen moeten voldoende stijf zijn om scheurvorming in de dekvloer te vermijden, aaneensluitend geplaatst worden, en dimensioneel maatvast, duurzaam, onrotbaar, niet ontvlambaar en waterafstotend zijn [37](#page=37).
#### 3.4.1 Soorten isolatiematerialen
* **Isolatieplaten:**
* **Cellenglas:** Ondoordringbaar voor water en waterdamp, niet capillair, onbrandbaar, ongevoelig voor organische oplosmiddelen en zuren [38](#page=38).
* **Polystyreen:** Hogere Lambdawaarde (dikkere laag nodig), ondoorlaatbaar voor water en waterdamp, behoudt dikte, ongevoelig voor organische oplosmiddelen en zuren [38](#page=38).
* **PUR (Polyurethaan):** Zeer performante isolatie, meest gebruikt. Platen worden los gelegd op de draagvloer of uitvullaag [38](#page=38).
#### 3.4.2 Gespoten of gestrooide vloerisolatie
* **Gespoten PUR:** Meest gebruikte vloerisolatie. Snel beloopbaar, geen uitvulling nodig. Niet voor zelfbouw. Typische diktes: 6 cm, bij vloerverwarming 8-10 cm. Kan op grote diktes worden aangebracht. Na schuren klaar voor vloerverwarming [38](#page=38).
* **Thermo-gran:** Biedt thermische en akoestische isolatie (geen extra mat nodig). Geen droogtijden en bouwvocht. Naadloze, brandveilige isolatie. Dekvloer kan direct gelegd worden. Geen uitvullaag nodig en recyclebaar [38](#page=38).
> **Opmerking:** Isolatieplaten en gespoten isolatie scoren slecht op akoestisch vlak; hiervoor is een extra akoestische mat nodig. Thermo-gran is zowel thermisch als akoestisch [39](#page=39).
### 3.5 Dekvloeren (types)
#### 3.5.1 Hechtende dekvloer
Hechting tussen draagvloer en dekvloer. Toepassing: indien mogelijk, met minimale dikte en niet-vochtige draagvloer, en wanneer geen akoestische of thermische isolatie vereist is. Dikte: tussen 30 en 50 mm. Aandachtspunten: stofvrije ondergrond, eventuele aanbrandlaag, grondige verdichting. Voordeel: zeer sterke dekvloer (ca. 30% sterker), snelle droging door beperkte dikte [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.5.2 Niet-hechtende dekvloer
Geen hechting tussen draagvloer en dekvloer. Toepassing: risico op opstijgend vocht, vochtgevoelige vloerbedekking/plaatsingstechniek, weinig cohesieve ondergrond, belangrijke vervormingen van de ondergrond. Aandachtspunten: vlakke ondergrond, uitvullaag, noodzakelijke bewegingsvoegen, volledige verdichting en bewapening. Dikte: 50 mm voor cementgebonden, 40 mm voor anhydrietgebonden dekvloeren. Er moet altijd een wapeningsnet aanwezig zijn [40](#page=40).
#### 3.5.3 Zwevende dekvloer
Tussen draagvloer en dekvloer door isolatie. Toepassing: thermische en/of akoestische isolatie, dekvloer op samendrukbare laag, liefst met tussenplaatsing folie. Aandachtspunten: vlak isolatievlak, juiste isolatiekeuze ivm belasting, afdekken met kunststoffolie, goede verdichting. Dikte: 50 mm voor cementgebonden, 45 mm voor anhydrietgebonden. Deze dekvloer moet altijd gewapend zijn en wordt als de beste keuze beschouwd van de drie [40](#page=40).
### 3.6 Wapening in dekvloeren
Wapening verdeelt krimpspanningen, neemt buigspanningen op, en wordt gebruikt ter plaatse van dikteverminderingen (leidingen, kokers) en als overbruggingswapening [41](#page=41).
#### 3.6.1 Wapeningsvezels
Fijne polypropyleenvezels die met de dekvloer vermengd worden. Ze zijn arbeidsvriendelijk, verminderen aanmaakwater (snellere droging), en maken uitdrogingskrimpscheuren kleiner en de vloer sneller beloopbaar [41](#page=41).
### 3.7 Dekvloer voor vloerverwarming
Dit is een zwevende dekvloer [41](#page=41).
* **Wanneer:** Indien elektrische of klassieke vloerverwarming [41](#page=41).
* **Dikte:** 75 mm, altijd gewapend [41](#page=41).
* **Aandachtspunten:** Toevoegen van dispersiemiddel aan de chape verhoogt de geleidbaarheid en verwerkbaarheid. Wapening is steeds noodzakelijk. Uitvoeren van verwarmings- en afkoelingscycli is vereist [41](#page=41).
### 3.8 Samenstelling dekvloer (algemeen)
1. Bindmiddel (cement, anhydriet) [41](#page=41).
2. Toeslagstoffen (zand, lucht, kruk) [41](#page=41).
3. Aanmaakwater [41](#page=41).
4. Hulpstoffen [41](#page=41).
5. Wapeningsnet/wapeningsvezels (bij zwevende chape, plaatselijk reduceren dikte ivm leidingen, dag- en stortnaden, en bij vloerverwarming) [41](#page=41).
### 3.9 Soorten dekvloeren (samenvatting)
1. **Cementchape:** zand + cement + water. Droogtijd van 1 week/cm, 3 weken wachten voor beloopbaarheid [42](#page=42).
2. **Anhydrietchape:** gehydrateerde variant van gips. Vochtgevoelig (droge ondergrond, geen ingesloten water nodig). Na 24 uur beloopbaar, kleinere dikte mogelijk [42](#page=42).
3. **Sneldrogende chape:** Minder water + synthetisch product [42](#page=42).
### 3.10 Leidingen in de dekvloer
Leidingen kunnen de dikte lokaal reduceren (kans op breuk), een akoestische of thermische brug vormen, corroderen (metalen leidingen), en onderhevig zijn aan eigen thermische bewegingen. Verplicht testen van dichtingen van sanitaire en/of verwarmingsinstallaties is noodzakelijk voor aanbrengen dekvloer [42](#page=42).
### 3.11 Voegen in dekvloeren
Voegen zijn een zwak punt en moeilijk uit te voeren tot in de vloerafwerking [42](#page=42).
* **Indeling:**
* **Bewegingsvoegen:** Nemen zetting en uitzetting van de ruwbouw over [42](#page=42).
* **Omtrek- en scheidingsvoegen (uitzetvoegen, randvoegen):** Te voorzien in niet-hechtende dekvloeren [42](#page=42).
* **Bij hechtende dekvloeren:** Hoofdzakelijk randvoegen, krimpvoegen overbodig [42](#page=42).
* **Bij niet-hechtende dekvloeren:** Randvoegen en eventueel uitzetvoegen, ook in deuropeningen [42](#page=42).
---
# Vloer- en wandafwerkingen met plaatmaterialen
Dit onderwerp behandelt de diverse interne afwerkingsmethodes met plaatmaterialen, zoals gipskartonplaten en gipsvezelplaten, alsook houten plaatmaterialen (spaanplaten, multiplex, MDF, OSB), met aandacht voor uitvoering, soorten plafonds, wanden en brandwerendheid [44](#page=44).
### 3.1 Algemene principes voor plaatmaterialen
Alle gebruikte materialen moeten bestand zijn tegen corrosie, schimmelvorming of insecten. Hout voor regelstructuren dient een FSC- of PEFC-label te dragen. Platen moeten droog, horizontaal en op een vlakke ondergrond worden opgeslagen. De uitvoering dient te gebeuren in regen- en winddichte ruimtes, en in een droog gebouw met een relatieve luchtvochtigheid van maximaal 80% indien vochtvervormingen risico's geven. De aannemer controleert de ondergrond op vlakheid, haaksheid, droogte, netheid, stabiliteit en coherentie. Bevestigingen moeten bestand zijn tegen belastingen, inclusief aan de afwerking gehangen structuren. Onvolkomenheden, zoals rond doorvoeren, worden bijgewerkt. Een scheurvrije uitvoering is vereist, met dilatatievoegen volgens de voorschriften [44](#page=44).
### 3.2 Soorten plaatmaterialen
#### 3.2.1 Gips(karton)platen
Gipskartonplaten bestaan uit een gipskern, aan beide zijden bekleed met sterk lichtgrijs karton. De zichtzijde is schilderklaar. Ze zijn makkelijk te plaatsen en snel af te werken, wat ze populair maakt voor zowel renovatie als nieuwbouw [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47).
Er zijn drie mogelijke afwerkingen voor gipskartonplaten:
* **Open voeg:** Een voeg van 3 tot 4 mm die nadien volledig bepleisterd wordt [47](#page=47).
* **Volledig plamuren:** Voegen met voegdekband en driemaal plamuren, schroeven ingedreven en gevuld, en hoekprofielen op buitenhoeken [47](#page=47).
* **Zichtbaar blijvende voegen:** Schroeven ingedreven en gevuld, en hoekprofielen op buitenhoeken [47](#page=47).
#### 3.2.2 Gipsvezelplaten
Gipsvezelplaten zijn vervaardigd uit een mengsel van gips en papiervezels, onder hoge druk tot een plaat geperst. Ze staan bekend om hun brandwerende, geluidswerende en vochtbestendige eigenschappen. Gipsvezelplaten (zoals Fermacell) zijn veelzijdig inzetbaar voor vloeren, plafonds, voorzet- en scheidingswanden [47](#page=47).
#### 3.2.3 Houten plaatmaterialen
Houten plaatmaterialen worden ingedeeld volgens gebruiksklassen die de klimatologische omstandigheden aangeven [48](#page=48):
* **Gebruiksklasse 1:** Droge omstandigheden, met een vochtgehalte corresponderend met 20 graden Celsius en 65% relatieve luchtvochtigheid [48](#page=48).
* **Gebruiksklasse 2:** Vochtige omstandigheden, waarbij de relatieve luchtvochtigheid groter is dan 85% gedurende enkele weken per jaar. Voorbeelden zijn keukens en badkamers [48](#page=48).
* **Gebruiksklasse 3:** Omstandigheden waar de vochtigheid nog hoger kan zijn, zoals buitengebruik [48](#page=48).
Verschillende soorten houten plaatmaterialen:
* **Spaanplaten:** Gemaakt van 60-70% recyclagehout, waarbij drie tot vijf lagen spaanders worden samengeperst. De druk bepaalt de volumieke massa en mechanische eigenschappen. De buitenste lagen zijn fijner dan de binnenste. Ze worden voornamelijk als meubelplaat gebruikt, niet als constructieplaat [49](#page=49).
> **Voorbeeld:** Ikea gebruikt vaak spaanplaten voor legborden in kasten [49](#page=49).
* **Vezelplaten (Hardboard):** Bekend om hun lijmvrije productie en lage prijs. Vaak gebruikt in de rug van kasten [49](#page=49).
* **Multiplex:** Samengesteld uit een oneven aantal geschilde houtbladen die verlijmd worden, waarbij de vezelrichting per laag 90 graden gedraaid is [49](#page=49).
* **WBP (Weather and Boil-proof):** Bestand tegen weer en wind met risico op tijdelijke bevochtiging [50](#page=50).
* **MR (Moisture Resistant):** Geschikt voor droge binnenklimaten [50](#page=50).
Multiplex kan ook gebruikt worden voor bekistingen en meubelplaten [50](#page=50).
* **Volhouten platen:** Massief hout dat aan elkaar gelijmd wordt. Ze zijn duurder maar maken hout in het interieur toegankelijker [50](#page=50).
* **MDF (Medium Density Fiberboard):** Vlak geperste vezelplaat op basis van houtvezels, gedroogd en met harsen verbonden. MDF is stabiel, makkelijk te bewerken en af te werken, en biedt de mogelijkheid om met zichtbare kanten te werken. Er bestaan diverse varianten zoals brandvertragende, vochtwerende, voorgeplamuurde, buigbare en hogedruk MDF voor vloerbekleding. MDF wordt veel gebruikt voor voorzetwanden [50](#page=50) [51](#page=51).
* **OSB-platen (Oriented Strand Board):** Geperste vezelplaten met lange, smalle, gerichte spanen, voornamelijk gebruikt als constructieplaten. De kwaliteiten variëren van EN 1 (niet-dragend, droge omstandigheden) tot EN 4 (hoge, permanente belasting in vochtig milieu) [51](#page=51).
* **HPL-platen (High Pressure Laminate):** Kunstharsplaten, massieve platen op basis van thermohardende kunstharsen, homogeen versterkt met cellulosevezels. Trespa® is een bekend merk voor HPL-platen. Deze platen zijn bestand tegen urinezuren en worden vaak toegepast in sanitaire ruimtes [51](#page=51) [54](#page=54) [55](#page=55).
### 3.3 Uitvoering van plaatafwerkingen
Droge afbouw, ook wel bekend als gyprocwerken, omvat alle afwerkingen die geen droogtijd kennen en snel opgeleverd kunnen worden, zoals plaatmateriaal, profielen, isolatie en voegen. Deze methode wint aan populariteit, mede door de opmars van houtskelet- en massieve houtbouw. Stijl- en regelwerk vormt het geraamte voor een wand, bestaande uit staande elementen met horizontale regels [46](#page=46) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 3.3.1 Plafonds
Plafonds met gipskartonplaten bieden voordelen zoals het camoufleren van leidingen en bedrading, en de mogelijkheid tot thermische isolatie en geluiddemping [53](#page=53).
Er zijn twee hoofdtypen plafonds:
* **Verlaagde plafonds (vrijdragend):** Geschikt voor lokalen met beperkte afmetingen (maximaal 5 meter overspanning) zonder contact met de bovenliggende vloer. Ze zijn ideaal voor woningscheidende vloeren omdat er geen contact is tussen de twee verdiepingen, wat ook de overgang van trillingen minimaliseert. De profielhoogte is afhankelijk van de overspanning. Ze kunnen een brandweerstand van EI60 bereiken met de juiste plaatkeuze. Een verlaagd plafond is onafhankelijk van bewegingen van de draagvloer [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Verlaagde plafonds (opgehangen):** Geschikt voor grote plafondoppervlaktes en bieden goede akoestiek mits correcte ophangingen. De profielhoogte is afhankelijk van de overspanning, en ze kunnen een brandweerstand van EI60 en EI120 bereiken met de juiste plaatkeuze. Dit type is ook geschikt voor natte afbouw [54](#page=54).
* Voor EI30 is gipskarton Rf 18mm en glaswol vereist [54](#page=54).
* Voor EI60 is een dubbele gipskartonplaat van Rf 15mm noodzakelijk [54](#page=54).
#### 3.3.2 Wanden
Licht plaatmateriaal wordt gebruikt voor vaste binnenwanden, vaak opgebouwd uit een metalen skelet waartussen plaatmateriaal zoals HPL gemonteerd is, bijvoorbeeld in sanitaire cabines. Metalen profielen worden bevestigd met roestvrije middelen en afdichtingsstrips [55](#page=55).
#### 3.3.3 Brandwerende afwerkingen
Om een Rf-waarde (brandweerstand) te bekomen, kunnen plafonds en liggers worden omkleed met brandwerende beplating. Dit wordt vaak toegepast in staalstructuren in de industriebouw. Stalen kolommen en liggers kunnen door brandwerende omkasting een weerstand tot 240 minuten krijgen, wat cruciaal is voor de stabiliteit van het gebouw tijdens een brand [55](#page=55) [56](#page=56).
* Voor het behoud van bestaande plafonds, die brandwerend, thermisch en akoestisch moeten isoleren, kan aan de bovenzijde gewerkt worden met gipskartonplaten, minerale wol en speciale hoekankers. Promat biedt hiervoor specifieke procedures [55](#page=55).
* Een brandweerstand van Rf 1 uur kan bereikt worden door dikke beplating [56](#page=56).
#### 3.3.4 Speciale plafondafwerkingen
* **Verlaagde plafonds met lamellen:** Deze worden toegepast bij koelplafonds om technische installaties bereikbaar te houden. De lamellen kunnen al dan niet geperforeerd zijn en worden eventueel overdekt met een akoestische isolatie van gebakeliseerde minerale wol [57](#page=57).
* **Modulaire systeemplafonds:** Deze bieden bereikbaarheid van technische installaties en akoestische demping. Ze worden geplaatst met brandrasters en bestaan uit platen van minerale wol, aluminium of staal. Deze plafonds zijn niet brandwerend, maar bieden een oplossing voor nagalm in kantoorruimten [57](#page=57).
---
# Vloerafwerkingen
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van diverse vloerafwerkingen, hun eigenschappen, plaatsing en toepassingen, variërend van keramische tegels tot soepele vloerbekledingen en verhoogde vloersystemen [58](#page=58).
### 4.1 Algemene overwegingen bij de keuze van vloerafwerkingen
De keuze voor een specifieke vloerafwerking wordt bepaald door diverse factoren, waaronder esthetische voorkeuren, comforteisen, financiële overwegingen, duurzaamheid, veiligheid, ecologische aspecten en gezondheid [58](#page=58).
#### 4.1.1 Esthetische en zintuiglijke overwegingen
Deze omvatten kleur, uiterlijk, lichtreflectiefactor en het aanvoelen van de vloer [58](#page=58).
#### 4.1.2 Comfort
Comfort wordt beoordeeld op basis van akoestische en thermische isolatie, en veerkracht bij het lopen [58](#page=58).
#### 4.1.3 Financiële aspecten
Hierbij worden de kosten voor plaatsing, onderhoud en verwijdering meegerekend [58](#page=58).
#### 4.1.4 Duurzaamheid
Dit criterium kijkt naar de weerstand tegen afslijting, vocht, vlekken en chemische aantasting. Polierbeton wordt hierbij niet als een goede keuze beschouwd [58](#page=58).
#### 4.1.5 Veiligheid
Veiligheidsoverwegingen omvatten elektrostatische dissipatie, slipweerstand en schokdemping [58](#page=58).
#### 4.1.6 Ecologische overwegingen
De focus ligt op het gebruik van natuurlijke producten en gerecycleerde materialen [58](#page=58).
#### 4.1.7 Gezondheid
Gezondheidskenmerken zoals antibacteriële en antiallergische eigenschappen, en weerstand tegen schimmels zijn van belang [58](#page=58).
### 4.2 Vloerafwerking met tegels
De plaatsing van tegels omvat verschillende stappen, beginnend met het voorbereiden van het draagvlak door puin, afval en vreemde stoffen te verwijderen, het controleren van de hoogtepeilen, het aanbrengen van de onderbouw, het plaatsen van de tegels, het opgieten of voegen, en tot slot het opkuisen en reinigen [58](#page=58).
#### 4.2.1 Keramische tegels
Keramische tegels worden vervaardigd uit een extreem dicht geperste keramische grondstof, bestaande uit een mengsel van klei, zand en eventueel andere natuurlijke substanties, die gemalen, gedroogd, in vorm gebracht en gebakken worden op hoge temperaturen (1000° - 1250°). Ze zijn hard, sterk, hygiënisch, makkelijk schoon te maken, niet ontvlambaar en vuurbestendig. Keramische tegels zijn toepasbaar op zowel vloeren als wanden. Ze kunnen volkeramisch of niet-volkeramisch zijn en zijn bestand tegen zuren. Ze worden alsmaar dunner en zijn verkrijgbaar in verschillende (grote) afmetingen [59](#page=59).
* **Gekalibreerd:** Gesorteerd volgens afmetingen, aangezien krimp in de oven tot verschillende maten kan leiden [62](#page=62).
* **Gerectificeerd:** De tegelranden worden rechtslijpt, waardoor de tegels perfect op maat zijn en een minimale voegbreedte mogelijk is [62](#page=62).
#### 4.2.2 Tegels uit kunststeen
Voorbeelden hiervan zijn marmermozaïek, waarbij marmerkorrels gebonden worden door wit cement. De kleur van de vloer wordt bepaald door de kleur en het kaliber van de marmerkorrels, evenals de kleur van het voegsel. Na verharding worden de tegels geslepen en gepolijst tot een glad en glanzend oppervlak [60](#page=60).
#### 4.2.3 Tegels uit natuursteen
Natuursteen is een natuurproduct dat uit groeven wordt ontgonnen, over lange afstanden wordt vervoerd en in fabrieken versneden, wat de relatief hoge kostprijs verklaart. Geen twee natuursteentegels zijn identiek. Sommige soorten zijn zeer duurzaam (bv. kerkvloeren). Niet alle soorten zijn bestand tegen zuren; graniet en leisteen zijn het best, terwijl marmer en blauwe hardsteen minder geschikt zijn. De dikte is doorgaans meer dan 30 mm met zeer smalle voegen van 3 mm [60](#page=60).
* **Stollingsgesteente:**
* *Uitvloeiingsgesteente:* basalt, pufsteen, puimsteen [61](#page=61).
* *Halfdiep ganggesteente:* porfier, dioriet [61](#page=61).
* *Dieptegesteente:* graniet. Graniet is door de hoge druk diep in de aarde gevormd en daardoor zeer sterk. Dit is een endogeen proces [61](#page=61).
* **Afzettingsgesteente:** Ontstaat door lithificatie van afgezet sediment of organisch materiaal (bv. Belgische blauwe hardsteen “Petit Graniet”). Dit is een exogeen proces [61](#page=61).
* **Metamorf gesteente:** Marmer, kwartsiet. Ontstaat door herkristallisatie onder invloed van temperatuur, druk of hydrothermale vloeistoffen (endogeen proces) [61](#page=61).
#### 4.2.4 Tegels uit betonsteen
Deze tegels kenmerken zich door kleine vellingkanten en een gesloten toplaag met kleurondersteunende granulaten. Ze hebben een dikte van meer dan 40 mm en kunnen in zeer grote formaten (megategels) worden vervaardigd. Betonsteen is echter vlekgevoelig [61](#page=61).
#### 4.2.5 Uitvoering van tegelwerk
Er zijn twee hoofdmethoden voor tegelwerk: uitvoering op mortelbed en uitvoering met verlijming [62](#page=62) [63](#page=63).
##### 4.2.5.1 Uitvoering op mortelbed
Deze methode is geschikt wanneer tegels niet dezelfde dikte hebben en vereist vakmanschap. De ondervloer moet voldoende uitgehard en droog zijn. Gebruik van wit cement, zuiver water en wit, zuiver zand is essentieel. De vloer is beloopbaar na 5 dagen en volledig in gebruik te nemen na 28 dagen. Het uitvoeren op een natte chapelaag wordt afgeraden door het WTCB wegens hoog watertransport en het grotere gevaar op vlekvorming. De achterkant van de tegel wordt 'vertint' om de hechting met het mortelbed te optimaliseren [62](#page=62).
##### 4.2.5.2 Uitvoering met verlijming
Deze methode is geschikt voor keramische tegels, waarbij sterke en dunne verlijming belangrijk is gezien de geringe waterabsorptie van moderne keramische tegels. Het is ook een optie voor doe-het-zelvers. De dekvloer moet volledig droog, egaal en uitgehard zijn. Bij voorkeur wordt witte tegellijm gebruikt. Na verlijming moet men 3 dagen wachten om over de vloer te lopen, en 7 dagen voordat de vloer volledig in gebruik wordt genomen. Dubbele verlijming, waarbij zowel de rug van de tegel als de dekvloer worden ingestreken, is essentieel [63](#page=63).
#### 4.2.6 Verlijming van tegels
Dubbele verlijming is noodzakelijk, waarbij zowel de rug van de tegels als de dekvloer volledig worden ingestreken met aangepaste tegellijm of witte kant-en-klare legmortel voor natuursteen. De tegels mogen na het leggen niet met water besproeid worden, en de voegen moeten meerdere dagen (minimaal 14 dagen in vochtige omstandigheden) openblijven voor vochtdamp. Voor het voegen moeten de tegels grondig gereinigd en lichtjes vochtig gemaakt worden. Het voegen van kleine oppervlaktes (4 à 6 m²) ineens wordt aangeraden om cementsluier te vermijden [63](#page=63).
#### 4.2.7 Legmortel
De bevloering wordt op een onderlaag van gestabiliseerd zand (max. 5 cm dikte) geplaatst, bestaande uit gewassen rivierzand (0/5 of 0/7 mm) gemengd met witcement, licht vochtig gemaakt en ineengeklonken. De verhouding is 450 kg zand op 50 kg cement (9 delen zand voor 1 deel cement). De legmortel (max. 1,5 à 3 cm dik) bestaat uit 200 kg wit zand (0/2 mm) + 50 kg wit cement (4 delen zand voor 1 deel cement), met toevoeging van een vinylhars aan het zuiver aanmaakwater, of men gebruikt een witte kant-en-klare legmortel voor natuursteen [63](#page=63).
#### 4.2.8 Opvoegen van tegelwerk
Het opvoegen van tegelwerk dient esthetische doeleinden, neemt dimensionale toleranties van de tegels op en vergemakkelijkt de reiniging door het creëren van een 'gesloten' oppervlak, wat tevens de weerstand tegen agressieve producten verhoogt. De voegbreedte is circa 2 maal 1/100 van de lengte van de tegel (bv. 4 mm voor tegels van 20x20 cm). In natte ruimtes wordt waterdicht en flexibel voegsel gebruikt. Na maximaal 24 uur worden de voegen aangebracht met voegspecie en een rubberen trekker. Nadien wordt schoongemaakt met de trekker en wordt droge specie gestrooid waar vocht kan intrekken. Eenmaal alles droog is, worden de tegels schoongewreven met een zachte, droge doek. De voegen worden gegoten of gevoegd met een voegijzer [64](#page=64).
#### 4.2.9 Plinten
Plinten dienen als overgang tussen vloer en pleisterwerk, beschermen de muurvoet tegen onderhoud en werken de vochtkering af. Ze worden geplaatst door het afsnijden van randstroken tot bovenzijde vloertegels en het bevestigen met lijm of mortellijm. Op gelijkvloers is enkel niet-capillaire lijm toegelaten. Een opening tussen plinten en vloer wordt gelaten voor later kitwerk, vooral bij zwevende dekvloeren [64](#page=64) [65](#page=65).
### 4.3 Houten vloeren
Houten vloeren, waarvan parket de bekendste is, bieden een warme uitstraling, maar hun natuurproductkarakter zorgt voor uitzetting en krimp afhankelijk van de luchtvochtigheid, wat kieren kan veroorzaken [65](#page=65).
#### 4.3.1 Definitie en indeling
Houten vloerbekleding is een harde vloerbekleding met een houten slijtlaag. Dit kan massief hout zijn, in de breedte samengestelde massieve elementen, of meerlagig opgebouwd met plaatmateriaal en massieve houten elementen [65](#page=65).
* **Massieve slijtlaag ≥ 2,5 mm:** Maakt 3 onderhoudsschuurbeurten mogelijk [65](#page=65).
* **Parketten:** Kleinere elementen, strengere toleranties [65](#page=65).
* **Plankenvloeren:** Grotere elementen, ruimere toleranties [65](#page=65).
* **Slijtlaag < 2,5 mm:** Bebording of plankenvloer [65](#page=65).
#### 4.3.2 Bebording of plankenvloer
Meestal van naaldhout (RNG), met een dikte van 18/26 mm en een breedte van 100 of 130 mm. Ze worden op elke steun (balk) vastgenageld met minstens 2 nagels met ronde kop. Een bebording heeft een structurele functie, een plankenvloer niet [65](#page=65).
#### 4.3.3 Hout als materiaal voor vloerbekleding
Vereisten zijn bestendigheid tegen houtaantastende insecten of impregneerbaarheid, hoge dimensionale stabiliteit en een voldoende hoge slijtweerstand. Het vochtgehalte moet minder dan 10% zijn. Natuurproducten vertonen kleurverschillen en onvolkomenheden zoals houtkwasten. Hout is hygroscopisch, wat vervorming door vochtopname kan veroorzaken. Naaldbomen zijn snelgroeiend met wijde jaarringen, loofbomen zijn kwaliteitsvoller met dichte jaarringen. Spinthout en losse kwasten mogen niet gebruikt worden [66](#page=66).
#### 4.3.4 Plaatsingsvoorwaarden
Houten vloeren kunnen geplaatst worden indien het pleisterwerk op muren en plafond voldoende droog is (max. vochtigheid 5%), het vochtgehalte van het hout lager is dan 10%, en het vochtgehalte van de dek- en ondervloer lager is dan 3% (gemeten met calcium-carbidebus). De temperatuur moet minimaal 12 °C zijn met een relatieve luchtvochtigheid tussen 60% en 80%. Het legvlak moet voor het aanbrengen van de lijm schoongemaakt en ontdaan zijn van verf- en lijmsporen [66](#page=66).
* **Type A:** Zeer gehorig, wat akoestisch niet ideaal is door luchtlagen, maar wel goed voor verluchting van de vloer [66](#page=66).
* **Type C:** Verschilt van type B door de toevoeging van een tussenlaag met antidreunfolie [66](#page=66).
#### 4.3.5 Belgische classificatie van houten vloeren
1. **Plankenvloeren:** Massief (mogelijk in de breedte samengesteld, niet in dikte), niet meerlagig, met tand- en groefverbinding. Weinig strikte criteria qua uiterlijk. Meestal genageld op balken of lambourdes, kan ook verlijmd [67](#page=67).
2. **Mozaïekparket:**
* *Massief:* Samengevoegde rechthoekige lamellen in massief hout (richtwaarde lamel: dikte 8 mm, breedte 24 mm, lengte 120 mm) [67](#page=67).
* *Meerlagig:* Lamellen samengevoegd op een plaat tot panelen met tand- en groefverbinding. Verkrijgbaar in verschillende motieven. Kan als onderparket of definitieve vloerbekleding dienen, meestal verlijmd op dekvloer. Niet zelfdragend; wordt geplaatst op dekvloer, onderparket of houten vloer [67](#page=67).
3. **Lamparket (= tapijtparket):** Massief, met naast elkaar geplaatste stroken die samen een motief vormen. Zonder tand- en groefverbinding. Lengte en breedte zijn afhankelijk van het motief. Niet zelfdragend; bevestigd op doorlopende ondergrond (dekvloer, onderparket). Genageld of gelijmd op dekvloer of houten ondervloer/onderparket. Verschil met mozaïek is dat lamparket plank per plank wordt samengesteld, terwijl mozaïek uit vooraf samengestelde vierkantjes bestaat [68](#page=68).
4. **Laminaatparket (= meerlagig parket):** Bestaat uit een onderlaag (naaldhout of multiplex), een tussenlaag (dennenhout, MDF of HDF) en een toplaag. Wordt legklaar geleverd. Kan goedkoper zijn dan massief parket. De plaatsing is eenvoudiger en vlotter dan bij massief parket. Vereist minimaal onderhoud dankzij intensieve bescherming door de fabrikant. Eén- of tweemaal per jaar wordt de vloer behandeld met polish voor gelamelleerd parket [68](#page=68).
#### 4.3.6 Voordelen en nadelen van laminaatparket
* **Voordelen:** Onderhoudsvriendelijker dan parket (geen boen of vernis nodig), harder (minder risico van naaldhakken, stoelpoten), vlekken zijn gemakkelijk te verwijderen, geschikt voor zelfbouw [69](#page=69).
* **Nadelen:** Voelt harder en minder warm aan, meer lawaaihinder dan parketvloeren (op te vangen met aangepaste ondervloer), is een imitatieproduct, krassen of beschadigingen zijn moeilijk bij te werken (volledige panelen kunnen wel vervangen worden) [69](#page=69).
#### 4.3.7 Traditionele plaatsing
Traditionele plaatsing kan zwevend op een ondervloer gebeuren, waarbij stroken met tand- en groefsysteem verlijmd worden in de groeven [69](#page=69).
#### 4.3.8 Plaatsing zonder lijm
Bij plaatsing zonder lijm kunnen tand en groef in en uit elkaar geklikt worden, wat de plaatsing sneller en gemakkelijker maakt. Fouten door ondermaatse verlijming zijn uitgesloten, en de vloer kan sneller belopen en gedemonteerd worden [69](#page=69).
### 4.4 Soepele (elastische) vloerbekledingen
Soepele vloerbekledingen, zoals linoleum en vinyl, nemen na samendrukking weer hun oorspronkelijke vorm aan. Het is aangeraden om voor een niet-hechtende dekvloer te kiezen met een polyethyleen membraan tussen de betonvloer en de dekvloer om vochtopstijging te vermijden [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 4.4.1 Vloerbekleding op basis van linoleum
Linoleum bestaat al ruim 150 jaar en is opgebouwd uit jute of glasvezelversterkt polyester met een soepele pasta die via kalanderen op een vezelachtige rug wordt aangebracht, waarna het uithardt door oxidatie. Het wordt geproduceerd in tegels en banen op rol (2m breedte) en is verkrijgbaar in een effen, gevlekt of gemarmerd uitzicht [70](#page=70).
* **Eigenschappen:** Antistatisch, neemt snel omgevingswarmte op (geschikt voor vloerverwarming), antibacterieel, sigarettenproof. Niet geschikt voor vochtige ruimtes [70](#page=70).
* **Uitvoering:** Verplicht egaliseren van de dekvloer, insmeren met voorstrijklaag, verlijming over het volledige oppervlak, walsen in 2 richtingen, belasten van naden en randen. Lassen van naden met linoleum lasdraad, gevolgd door opkuisen en reinigen, inclusief verwijderen van overtollige kit [70](#page=70).
#### 4.4.2 Vloerbekleding uit PVC
PVC vloeren bestaan uit meerdere lagen: een onderlaag (chemische of mechanische rug, waarbij de mechanische rug de beste kwaliteit biedt), een beschermende glasvezellaag, de tekening en de toplaag. Ze zijn goedkoper maar minder duurzaam dan linoleum, flexibel, gemakkelijk zelf te plaatsen en ook geschikt voor natte ruimtes. Verkrijgbaar in banen van 2 tot 4 meter. Het dessin kan een imitatie zijn van andere vloeren of originele fantasieontwerpen. De milieubelasting bij productie is groter. De uitvoeringswijze en -voorwaarden zijn dezelfde als voor linoleum. Verkrijgbaar in tegels, stroken of banen (op rol) [70](#page=70) [71](#page=71).
#### 4.4.3 Vloerbekleding uit rubber
Rubbervloeren lijken op vinyl en zijn gemaakt van 100% synthetisch rubber. Ze hebben een stroever oppervlak en zijn verkrijgbaar in tegels en op rol. Het dessin kan fijn, geribbeld, met golfprofielen of met ronde en vierkante noppen zijn. Het is een homogeen mengsel door het kneden van natuurlijke en synthetische elastomeren, vulkanisatiehulpstoffen, stabilisatoren en gekleurde pigmenten. De uitvoeringswijze is vergelijkbaar met linoleum en PVC. Een schuimrug verbetert het loopcomfort. De voegen worden gedicht door koud vulcaniseren met een speciale voegpasta (of gekit). Ze zijn olie- en vetbestendig en bestand tegen gloeiende tabak (geen verbranding van het oppervlak) [71](#page=71).
### 4.5 Tapijten, verhoogde vloeren, accessoires
#### 4.5.1 Verhoogde vloeren
Een verhoogde vloer is een demontabele vloer op enige afstand van de bouwvloer, opgebouwd uit losse elementen (tegels, panelen) in een raster gedragen door verstelbare dragers. Toepassingen zijn onder andere vergaderruimtes, kantoren, datacenters, cleanrooms, serverruimten, technische ruimten, bedieningsruimten, ziekenhuizen, musea en theaters [71](#page=71).
* **Doelen:** Bergen van leidingen en kabels (elektriciteit, data, koeling, verwarming etc.). Goede bereikbaarheid van deze leidingen en kabels door eenvoudig te verwijderen en terug te plaatsen panelen. Distributie van koele lucht via het plenum en geperforeerde vloerpanelen (vooral bij computervloeren). Gemakkelijkere aanpassing van de functie van een gebouw of ruimte. Wegwerken van hoogteverschillen in de vloer bij renovaties of herbestemming [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Extra voordelen:** Behoort tot de "droge vloeren" en is bij nieuwbouw sneller te realiseren door het ontbreken van droogtijd van dekvloeren. Leidingen zijn niet zichtbaar in de werkruimte. Installeren van bekabeling is eenvoudiger dan bij een verlaagd plafond. Werkplekken zijn flexibeler indeelbaar door contactdozen in de panelen [72](#page=72).
#### 4.5.2 Tapijten
Textielvloerbekleding is een soepele vloerbekleding waarbij de bovenlaag bestaat uit natuurlijke of synthetische textielvezels of een combinatie daarvan. Indien de volledige vloer bedekt wordt, spreekt men van vast of kamerbreed tapijt. Tapijten kunnen met of zonder pool zijn, waarbij een pool het geheel van draden of vezels is dat verticaal op de onderlaag wordt ingeplant [72](#page=72).
* **Voor- en nadelen:** Warmste en zachte bevloering met veel esthetische mogelijkheden. Gemakkelijk te plaatsen en relatief goedkoop. Minder duurzaam dan harde bevloeringen, vlekken en haren zijn moeilijk te verwijderen (ongeschikt voor gezinnen met huisdieren). Minder hygiënisch dan harde bevloeringen en kan nadelig zijn voor mensen met een allergie [72](#page=72).
#### 4.5.3 Verhoogde vloeren (uitgebreid)
Oorspronkelijk ontwikkeld voor computerruimten, zijn verhoogde vloeren nu een onmisbaar onderdeel van kantoren en openbare gebouwen [73](#page=73).
* **Voordeel (plenum):** De holle ruimte tussen de bouwvloer en de verhoogde vloer (of tussen plafond en verlaagd plafond) dient voor het wegwerken van bekabeling, inbouwen van aansluitdozen, en voor energie-, communicatie- en verluchtingssystemen [73](#page=73).
* **Panelen:** Hebben een beperkte maat (meestal 60x60 of 50x50 cm) en zijn makkelijk uitneembaar. De vloerafwerking heeft dezelfde maat als de panelen. De vloerbekleding moet antistatisch zijn en de structuur dient geaard te worden. Dit type is het meest flexibel, maar minder geschikt op het vlak van brandveiligheid omdat brand zich in de holte onder de vloer kan verspreiden [73](#page=73).
* **Loopvlak:** Kan bestaan uit houtspaanplaat met hoge dichtheid calciumsulfaat (meestal vezelversterkt), beton, of staal/cement. Soms worden deze in de fabriek voorzien van textiel, linoleum, keramische tegels of natuursteen. Dit biedt de minst flexibele optie, maar zorgt voor isolatie en goede akoestiek [73](#page=73) [74](#page=74).
---
# Binnenschrijnwerk, trappen en specialiteiten
Dit onderwerp behandelt essentiële onderdelen van de interieurafwerking, waaronder binnendeuren, trappen en specifieke elementen zoals rolluiken en zonwering.
### 5.1 Buitenschrijnwerk afwerkingen
#### 5.1.1 Raamdorpels
Raamdorpels vormen de overgang tussen een raam of deur en de gevel, en spelen een cruciale rol in de waterafvoer om schade te voorkomen [20](#page=20).
* **Dorpels in aluminium:** Dit type is gelakt en heeft een oversteek van minimaal 3 cm voor gecontroleerde waterafdruip, op minimaal 3,5 cm van de gevel om stilstaand water en vorstschade te vermijden [20](#page=20).
* **Dorpels in steen:** Natuursteen wordt gebruikt vanwege zijn waterwerende (niet-permeabele), slijtvaste en weerbestendige eigenschappen. Ook hier kan een gecontroleerde afvoer van regenwater voorzien worden, weg van de gevel [20](#page=20).
#### 5.1.2 Rolluiken en zonwering
Rolluiken dienen voor afsluiting, bescherming en verduistering van gevelopeningen en rollen op in een ruimte boven de opening [20](#page=20).
* **Functies van rolluiken:**
* Bescherming tegen klimatologische invloeden (bv. storm) [20](#page=20).
* Bescherming tegen inbraak [20](#page=20).
* Afscherming tegen wind, regen, zon, koude en warmte [21](#page=21).
* Verbetering van thermische isolatie en akoestische weerstand [21](#page=21).
* Voorkomen van inkijk [21](#page=21).
* **Problemen bij rolluiken:** Koudebruggen en luchtdichtheidsproblemen zijn de grootste uitdagingen [21](#page=21).
* **Types rolluiken:**
* **Inbouwrolluik:** Wordt aan de warme zijde van de muur ingebouwd. Het luchtdichtheidsprobleem is hier significant, en isolatie is vaak dunner en kan bij herstellingen aangetast worden [21](#page=21).
* **Voorzetrolluik:** Wordt aan de koude zijde (op de gevel) geplaatst, waardoor thermische lekken vermeden worden. Het voordeel is een verhoging van de R-waarde door een extra luchtspouw. Esthetisch is dit type minder aantrekkelijk, maar het is geluidswerend en voorkomt thermische lekken [21](#page=21).
Zonnewering werkt met zonne-energie om de zon buiten te houden zonder het zicht te belemmeren [21](#page=21).
#### 5.1.3 Poorten
Poorten vereisen een CE-markering en mogen enkel door erkende installateurs geplaatst worden [22](#page=22).
* **Veiligheidsgaranties voor poorten:**
* Geen uitstekende delen zoals scharnieren of sloten [22](#page=22).
* Dunne windingen van spiraalveren [22](#page=22).
* Blokkeersysteem dat de motor stopt bij belemmering [22](#page=22).
* Vingerklembeveiliging [22](#page=22).
* Veerbreukbeveiliging om vallen van het poortblad bij breuk te voorkomen [22](#page=22).
* Loopdeuren indien de passage voor voetgangers niet veilig is [22](#page=22).
* Herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen [22](#page=22).
* Handmatige bediening mogelijk bij stroompanne [22](#page=22).
* **Types poorten:**
* **Kantelpoorten:** Bestaan uit één stuk dat naar buiten of binnen draait. Ze zijn goedkoper, hebben een eenvoudige mechaniek en nemen weinig plaats in, maar isoleren nauwelijks, hebben standaardmaten, hinderen voetgangers bij uitzwaaien naar buiten en hebben een slechte luchtdichting. Geschikt voor niet-beschermende volumes zoals garages [22](#page=22).
* **Sectionaalpoorten:** Bestaan uit meerdere horizontale secties die langs rails tegen het plafond worden opgerold of opengetrokken. Dit zorgt voor een verticale beweging zonder uitzwaai [22](#page=22).
### 5.2 Binnendeuren
Binnendeuren omvatten deurkozijnen, deurbladen en specifieke brandwerende varianten [75](#page=75).
#### 5.2.1 Deurkozijnen
Deurkozijnen kunnen op verschillende manieren worden afgewerkt:
* **Met blokomlijsting:** Dit is de traditionele afwerking met precisie binnenpleisterwerk [75](#page=75).
* **Met onzichtbare blokomlijsting ("Xinix"):** Hierbij wordt een holle wand uit gipskarton gebruikt en is de omlijsting niet zichtbaar. Deze toepassing is populair in villabouw en high-end residentiële bouw [75](#page=75).
* **Met deklijsten:** Dit is de meest gebruikte, klassieke en goedkoopste uitvoering. Bij brandwerende deuren helpt de slaglat de deur tegen te houden en de deklijst dekt de voeg tussen ruwbouw en deurkader af [76](#page=76).
* **Zonder omlijsting (pivotdeuren):** Bij deze deuren zijn de scharnieren in de grond ingebouwd, niet in de muur of het kader. Ze bieden een goede remkracht en sluitsnelheid die instelbaar is [76](#page=76).
Schuifdeuren worden als zeer slecht beschouwd op het vlak van snelle brandevacuatie [76](#page=76).
#### 5.2.2 Deurbladen
Deurbladen kunnen massief of samengesteld zijn:
* **Massief:** Dit zijn klassieke binnendeuren met stijlen en regels, vaak uitgevoerd in massief hout zoals eiken [77](#page=77).
* **Samengesteld:**
* **Hardboarddeuren (honingraat):** Hebben een kern van stevig karton, bekleed met een vezelplaat aan beide zijden [77](#page=77).
* **Tubespaandeuren:** Bezitten een stevigere kern van spaanderplaat met luchtkanalen. Dit is een betere, zij het duurdere, optie [77](#page=77).
Het onderscheid tussen massieve en samengestelde deurbladen is belangrijk [77](#page=77).
#### 5.2.3 Brandwerende binnendeuren
Brandwerende deuren zijn essentieel voor het compartimenteren van gebouwen tijdens een brand, om de verspreiding van vuur te beperken. De brandweerstand is de tijd dat de scheidende functie behouden blijft [77](#page=77).
* **Kenmerken:**
* Vaak aangeduid als EI30 of EI60 [77](#page=77).
* Deurbladen kunnen uit hout, metaal, aluminium of glas bestaan [77](#page=77).
* Ze hebben een EI-classificatie (niet REI) omdat binnendeuren geen dragende functie hebben [77](#page=77).
* E staat voor vlamdichtheid en I voor thermische isolatie [77](#page=77).
* **Plaatsing en certificering:**
* Moeten correct geplaatst worden om aan de testnormen te voldoen [77](#page=77).
* Vereisen controle door gecertificeerde plaatsers (ISIB-label) [77](#page=77).
* Europese keuringen zoals EI1- en EI2-deuren zijn in opmaak [77](#page=77).
* Een brandattest is vereist voor brandwerende deuren [77](#page=77).
### 5.3 Binnentrappen
Binnentrappen omvatten diverse onderdelen, specifieke maten en belangrijke veiligheidsaspecten [78](#page=78).
#### 5.3.1 Onderdelen van een trap
(Deze sectie is niet gedetailleerd in de documentatie, maar verwijst naar de algemene onderdelen van een trap.)
#### 5.3.2 Maten en verhoudingen van een trap
* **Trapformule:** Wordt gebruikt om te bepalen of een trap te steil is [78](#page=78).
* **Trapneus:** Dient voornamelijk om te voorkomen dat de hiel constant tegen de rand van de trede komt [78](#page=78).
* **Looplijn:** De meest waarschijnlijke plaats waar de trap belopen wordt, waarop de aantreden meestal worden uitgezet. Op een grondplan wordt deze in volle lijn aangeduid [78](#page=78).
* **Looprichting:** Wordt altijd aangeduid van beneden naar boven [78](#page=78).
* **Vrije breedte:** De nuttige breedte tussen handgrepen en leuningen [78](#page=78).
* **Verdiepingshoogte:** De vrije hoogte dient meer dan 210 cm te zijn [79](#page=79).
#### 5.3.3 Veiligheid van trappen
* **Beperking van treden:** Bij meer dan 17 treden wordt vaak een tussenbordes voorzien om de valhoogte te beperken [79](#page=79).
* **Verlichting:** Voldoende licht in het trappenhuis is cruciaal [79](#page=79).
* **Aantrede:** Voldoende aantrede is belangrijk, zoals bepaald door de trapformule [79](#page=79).
* **Optrede:** Alle optreden moeten even hoog zijn; een maatafwijking in de onderste optrede mag maximaal 6 millimeter bedragen [79](#page=79).
* **Vrije hoogte:** Boven elk punt dient er voldoende vrije hoogte te zijn, met een richtwaarde van 2,1 meter [79](#page=79).
* **Antislip:** Antislipstrips of -treden verhogen de veiligheid [79](#page=79).
* **Leuningen:** De hoogte van leuningen dient conform STS 54 te zijn, zodat ze makkelijk vast te nemen zijn (vaak op 90 cm hoogte) [79](#page=79).
#### 5.3.4 Betontrappen
Geprefabriceerde betontrappen zijn doorgaans standaard afgewerkt aan de bovenzijde, ruw aan de onderzijde, glad bekist en voorzien van een antislipneus [80](#page=80).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Buitenschrijnwerk | Elementen van een gebouw die de buitenmuren afsluiten, zoals ramen en deuren, die zorgen voor verlichting, verluchting en isolatie. |
| Luchtdoorlatendheid | De mate waarin lucht door een materiaal of constructie kan dringen, ingedeeld in klassen van 1 (slecht) tot 4 (best). |
| Weerstand tegen windbelasting | De mate waarin een raam of constructie bestand is tegen de vervorming veroorzaakt door winddruk en -onderdruk. |
| Waterdichtheid | De mate waarin een constructie of materiaal het binnendringen van water onder toenemende druk en beregeningstijd kan weerstaan. |
| EPB-wetgeving | Energieprestatieregelgeving die voorschriften oplegt aan gebouwen om het energieverlies te beperken en het binnenklimaat te verbeteren. |
| S-peil | Een maat voor de energie-efficiëntie van de gebouwschil, die alle energetische kwaliteiten van de schil samenvat in één getal. |
| Brandreactieklasse | De classificatie van hoe een product reageert op vuur door de bijdrage aan de brand, uitgedrukt in brandbaarheid, rookontwikkeling en brandende druppels. |
| Brandweerstand | De eigenschap van een bouwelement om gedurende een bepaalde tijd na blootstelling aan brand zijn functies te behouden, uitgedrukt in stabiliteit (R), vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I). |
| Akoestische norm | Regels en eisen met betrekking tot geluidsisolatie en geluidsverzwakking om een comfortabel binnenklimaat te garanderen. |
| Levens Cyclus Analyse (LCA) | Een methode om milieuaspecten van een product te vergelijken over alle levensfasen, van grondstofwinning tot afdanking. |
| Sponning | Een uitgeschaafd gedeelte aan de zijkant van een stuk hout, bedoeld voor het plaatsen van glas in een raamkader. |
| Schuifraamprofiel | Een profielspecifiek voor schuiframen, gekenmerkt door het ontbreken van een aanslag en het gebruik van borstelsluitingen, wat de luchtdichting bemoeilijkt. |
| PVC (Polyvinylchloride) | Een kunststof die gebruikt wordt voor raamprofielen, bekend om zijn isolerende eigenschappen, maar minder sterk dan aluminium. |
| Extrusie | Een fabricagetechniek waarbij een vervormbaar materiaal door een matrijs wordt geperst om een specifieke vorm te verkrijgen, vaak gebruikt voor aluminium profielen. |
| Anodisatie | Een oppervlaktebehandeling van aluminium waarbij een oxidelaag wordt gevormd via elektrochemie, vaak gecombineerd met elektrolytisch kleuren. |
| Floatglas | De basisvorm van glas, geproduceerd door gesmolten glas op gesmolten tin te gieten, wat resulteert in een zeer vlak oppervlak. |
| Thermisch gehard glas | Glas dat na een warmtebehandeling sneller aan de buitenzijde afkoelt dan aan de kern, wat permanente spanningen veroorzaakt en de breuksterkte verhoogt. |
| Gelaagd glas | Bestaat uit minimaal twee glasbladen verlijmd met een tussenlaag van kunststoffolie, hars of gel, wat zorgt voor inbraakbeveiliging en brandvertragend werkt. |
| Gecoat glas | Glas waarop één of meerdere lagen anorgisch materiaal zijn aangebracht om de fysische of optische eigenschappen te wijzigen, zoals de zonnefactor of warmtedoorgangscoëfficiënt. |
| Zonnefactor (ZTA) | De totale energietransmissie door beglazing, uitgedrukt als een percentage, waarbij een lagere waarde zonwerend glas aanduidt. |
| Geluidsverzwakkingsindex (Rw) | Een waarde in decibel (dB) die het gewogen verschil weergeeft tussen het binnen- en buitengeluid, gemeten bij een specifieke frequentie. |
| Compriband | Een voorgecomprimeerd afdichtingsband dat wordt gebruikt bij de montage van buitenschrijnwerk om thermische uitzetting op te vangen, contact met metselwerk te vermijden en de spouw op te vangen. |
| DPC-folie (Damp Proof Course) | Een dampdichte folie die wordt gebruikt om opstijgend vocht te voorkomen in bouwelementen. |
| Binnenbepleistering | Een laag pleisterwerk aangebracht op ruwbouwvlakken om deze uit te vlakken, te egaliseren en voor te bereiden op verdere afwerkingen zoals schilderen of behangen. |
| Bindmiddelen | Componenten in pleisterwerk die na mengen met water verharden, zoals cement, gips en kalk, en de sterkte en eigenschappen van de pleister bepalen. |
| Toeslagstoffen | Inert materiaal, zoals zand, dat wordt toegevoegd aan bindmiddelen om de massa, textuur en andere eigenschappen van pleisterwerk te verbeteren. |
| Cement | Een veelzijdig bindmiddel, voornamelijk bestaande uit calcium, dat na mengen met water een plastische massa vormt die verhardt en gebruikt wordt in beton en mortels. |
| Gips | Een bindmiddel dat zeer brandwerend is en gebruikt wordt in pleisterwerken en gipsplaten; het zwelt op bij contact met water en lost op na verharding. |
| Kalk | Een bindmiddel dat gebruikt wordt om specie veerkracht te geven, water beter vast te houden en krimp te verminderen; het kan hydraulisch of luchtkalk zijn. |
| Dekvloer | Een tussenlaag die wordt aangebracht op de constructieve vloer om te egaliseren, warmte- en geluidsisolatie te bieden, en als draagvlak voor de uiteindelijke vloerbedekking. |
| Draagvloer | De constructieve vloer die de belastingen van de bovengelegen verdiepingen draagt en overbrengt naar de muren of fundering. |
| Zandcementchape | Een cementgebonden dekvloer die bestaat uit zand, cement en water, gekenmerkt door een aardvochtige consistentie en stevigheid. |
| Zwevende dekvloer | Een dekvloer die niet direct aan de draagvloer is gebonden, maar gescheiden wordt door een isolatielaag, wat zorgt voor thermische en akoestische isolatie. |
| Uitzetvoegen | Voegen die worden aangebracht om de thermische uitzetting en krimp van constructiedelen zoals vloeren op te vangen en zo scheurvorming te voorkomen. |
| Randisolatie | Een isolatiemateriaal dat langs de randen van een dekvloer wordt aangebracht om krimp en uitzetting op te vangen en te voorkomen dat de vloer opbolt of losbarst. |
| Calciumcarbide fles | Een meetinstrument dat gebruikt wordt om het vochtgehalte in dekvloeren te bepalen door het gewichtsverschil tussen een droog en nat monster te meten. |
| Uitvullaag | Een laag die wordt aangebracht om leidingen te bergen en een constante dikte van de dekvloer te garanderen, of als basis voor isolatieplaten. |
| Schuimbeton | Een lichtgewicht betonmengsel met een hoge cohesie, gemakkelijk te verwerken en met een snellere droogtijd dan traditionele chape. |
| Betongran | Een materiaal dat zowel thermische als akoestische isolatie biedt, met snelle droogtijden en naadloze toepassing. |
| Binnenplaatafwerkingen | Werkzaamheden die betrekking hebben op het realiseren van lichte binnenconstructies en bekledingen met plaatmaterialen zoals gips(karton)platen, bouwplaten en houtplaten. |
| Gipskartonplaten | Platen bestaande uit een gipskern bekleed met karton, veelzijdig inzetbaar voor wanden, plafonds en droge afbouw. |
| Gipsvezelplaten | Platen vervaardigd uit een mengsel van gips en papiervezels, samengeperst onder hoge druk, wat resulteert in brandwerende, geluidswerende en vochtbestendige eigenschappen. |
| Houten plaatmaterialen | Diverse soorten plaatmateriaal op basis van hout, waaronder spaanplaten, vezelplaten (hardboard), multiplex en MDF, met uiteenlopende toepassingen. |
| OSB-platen (Oriented Strand Board) | Geperste vezelplaten met lange, gerichte spanen, voornamelijk gebruikt als constructieplaten in droge en vochtige omstandigheden. |
| HPL-platen (High Pressure Laminate) | Kunstharsplaten, samengesteld uit cellulosevezels onder hoge druk en temperatuur, bekend om hun robuustheid en weerstand tegen diverse invloeden. |
| Stijl-en-regelwerk | Een constructie bestaande uit staande elementen (stijlen) waartussen horizontale ribben (regels) zijn aangebracht, die het geraamte vormen voor een wand. |
| Verlaagd plafond | Een plafond dat lager is aangebracht dan de oorspronkelijke bouwvloer, vrijdragend of opgehangen, voor esthetische, functionele of technische doeleinden. |
| Vloerafwerkingen | De uiteindelijke laag op de dekvloer die de vloer zijn esthetische uitstraling, comfort en duurzaamheid verleent, zoals tegels, hout of soepele bekledingen. |
| Keramische tegels | Vloer- en wandtegels vervaardigd uit een mengsel van klei en zand, gebakken op hoge temperatuur, bekend om hun hardheid, hygiëne en duurzaamheid. |
| Natuursteen tegels | Tegels vervaardigd uit gesteente gewonnen uit groeven, met unieke patronen en eigenschappen afhankelijk van de steensoort (bv. graniet, marmer, leisteen). |
| Betonsteen tegels | Tegels vervaardigd uit beton, vaak met toegevoegde granulaten voor kleur en textuur, beschikbaar in grote formaten en met een gesloten toplaag. |
| Gekalibreerd/Gerectificeerd | Kalibreren betekent sorteren op afmetingen; rectificeren betekent het nauwkeurig op maat slijpen van tegelranden voor minimale voegen. |
| Verlijming (tegels) | Een methode waarbij tegels met een aangepaste tegellijm of mortel op de dekvloer worden bevestigd, vaak toegepast als dubbele verlijming voor optimale hechting. |
| Legmortel | Een mengsel van zand, cement en water, soms met toevoeging van hulpstoffen, gebruikt als onderlaag voor het plaatsen van tegels. |
| Voegen (tegels) | De ruimte tussen tegels, gevuld met voegsel, die dient voor het opnemen van dimensionale toleranties, het esthetische uitzicht en de reiniging. |
| Houten vloeren | Vloerbekleding met een slijtlaag van hout, waaronder massief hout, samengestelde elementen en meerlagige parketten, met warme uitstraling maar gevoelig voor vocht. |
| Parket | Een houten vloerbekleding die bestaat uit kleinere, samengevoegde elementen van massief hout of meerlagig materiaal, met diverse legmotieven. |
| Laminaatparket | Een meerlagig parket bestaande uit een onderlaag, een tussenlaag en een toplaag, duurzamer, onderhoudsvriendelijker en vaak goedkoper dan massief parket. |
| Soepele vloerbekledingen | Vloerbedekkingen die na samendrukking hun oorspronkelijke vorm hervatten, zoals linoleum, vinyl en rubber, met een breed scala aan toepassingen en eigenschappen. |
| Linoleum | Een veerkrachtige vloerbekleding gemaakt van natuurlijke oliën, harsen, vulstoffen en kleurpigmenten, aangebracht op een rug van jute of glasvezel. |
| Vinyl | Een synthetische vloerbekleding opgebouwd uit meerdere lagen, flexibel, gemakkelijk te plaatsen en geschikt voor diverse ruimtes, inclusief vochtige omstandigheden. |
| Rubber vloerbekleding | Een synthetische vloerbekleding met een stroever oppervlak, verkrijgbaar in tegels of op rol, met goede slipweerstand en oliebestendigheid. |
| Verhoogde vloer | Een demontabele vloer die op enige afstand van de bouwvloer wordt geplaatst, voornamelijk gebruikt om leidingen en kabels te bergen en toegankelijkheid te bieden. |
| Plenum | De lege ruimte tussen de bouwvloer en een verhoogde vloer, of tussen een plafond en een verlaagd plafond, gebruikt voor kabelgoten, ventilatie en koeling. |
| Binnenschrijnwerk | Elementen aan de binnenkant van een gebouw die openingen afsluiten, zoals binnendeuren en trappen. |
| Deurkozijn | Het raamwerk rondom een binnendeur dat de deur stevigheid en ondersteuning biedt, en dat op verschillende manieren kan worden afgewerkt (bv. met blokomlijsting, deklijsten). |
| Deurblad | Het bewegende deel van een binnendeur, gemaakt van massief hout of samengestelde materialen zoals hardboard of spaanplaat. |
| Brandwerende deuren | Deuren ontworpen om de verspreiding van vuur en rook gedurende een bepaalde tijd te weerstaan, met specifieke classificaties zoals EI30 en EI60. |
| Binnentrappen | Constructies die verschillende verdiepingen met elkaar verbinden, ontworpen met aandacht voor maten, verhoudingen, veiligheid en gebruikscomfort. |
| Betontrappen | Geprefabriceerde trappen gemaakt van beton, vaak met gladde bekisting en antislipneus, bedoeld om op de ruwbouw te worden geplaatst. |