Cover
Empieza ahora gratis H5_OM_Onderzoek+ontwerpen_2025.pptx
Summary
# Planning en voorbereiding van empirisch onderzoek
Het ontwerpen en voorbereiden van empirisch onderzoek omvat de kernprincipes van het formuleren van onderzoeksproblemen, het opzetten van geschikte onderzoeksdesigns en het plannen van de praktische uitvoering, met als doel het verzamelen van betrouwbare en valide gegevens.
## 1. Het onderzoeksplan
Het onderzoeksplan is de blauwdruk voor empirisch onderzoek en bestaat uit verschillende onderdelen:
### 1.1 Probleemstelling
De probleemstelling, ook wel probleemformulering of vraagstelling genoemd, omvat de algemene omschrijving van een kennisprobleem en geeft aan hoe het onderzoek zal bijdragen aan de oplossing ervan.
#### 1.1.1 Algemene vraagstelling en doelstelling
* **Probleemomschrijving:** In algemene termen een kennisprobleem schetsen.
* **Doelstelling:** Aangeven hoe het onderzoek bijdraagt aan het oplossen van dit kennisprobleem.
* **Praktijkgericht:** Gericht op directe toepasbaarheid in de praktijk.
* *Voorbeeld:* Een minister van Onderwijs wil weten of de financiering van een programma tegen leerachterstand gerechtvaardigd is.
* **Fundamenteel (theoriegericht):** Gericht op het ontwikkelen of toetsen van theorieën.
* *Voorbeeld:* Een onderzoeker bestudeert de kenmerken van leerlingen met een leerachterstand om oorzakelijke verklaringen te vinden.
#### 1.1.2 Relevantie en haalbaarheid
Het onderzoek moet zowel relevant als haalbaar zijn:
* **Relevantie:**
* **Wetenschappelijke relevantie:** Draagt bij aan de bestaande kennis binnen een wetenschapsgebied.
* **Maatschappelijke relevantie:** Is van belang voor de maatschappij of beleidsvorming.
* **Haalbaarheid:**
* Het probleem moet geschikt zijn voor empirisch onderzoek in de betreffende discipline.
* Het probleem moet onderzoekbaar zijn met beschikbare of te ontwikkelen methoden.
* De benodigde informatie moet verzamelbaar zijn binnen een redelijke termijn en een acceptabel budget.
#### 1.1.3 Literatuurstudie (Status Questionis)
De literatuurstudie, ook wel het opstellen van de "status questionis" (de huidige stand van zaken), heeft meerdere functies:
* **Functies:**
* Overzicht van reeds opgeloste en onopgeloste onderzoeksvragen.
* Verfijnen van de probleemstelling en focus.
* Verdiepen van het inzicht in het onderwerp en verbreden van de kennis.
* Identificeren van gangbare theorieën, concepten en methodes.
* Opstellen van een analytisch kader.
* Leren van successen, fouten en controverses uit eerder onderzoek.
* Opdoen van inspiratie.
* Kaderen van het onderzoek binnen bestaande tradities.
* Voorbereiden op de interpretatie van eigen resultaten.
#### 1.1.4 Bronnen en zoekmethoden voor literatuurstudie
* **Bronnen:** Elektronische databases, webpagina's, catalogi van instellingen.
* **Zoekmachines en databases:**
* **Web of Knowledge, Web of Science:** Multidisciplinaire databanken met bibliografische citaties.
* **Google Scholar:** Zoekmachine voor academische literatuur.
* **Social Sciences Citation Index (SSCI):** Index van belangrijke tijdschriften in de sociale wetenschappen, nuttig voor het identificeren van relevante publicaties en citaties. Biedt abstracts en vaak full-text toegang.
* **Scopus:** Een andere uitgebreide multidisciplinaire database.
* **Catalogus van eigen instelling:** Voor lokale en aangesloten bronnen.
* **Belang van kritische evaluatie:** Zoekmachines kunnen veel informatie opleveren, maar de kwaliteit moet kritisch worden beoordeeld (auteur, host, update-datum).
* **Sleutelwoorden (Keywords):** Essentieel voor een gerichte zoektocht. Vereist kennis van vakterminologie, synoniemen en het gebruik van zoekoperatoren (AND, OR, NOT).
#### 1.1.5 Praktische richtlijnen voor literatuurstudie
* **Leesnota's:** Bijhouden van bibliografische verwijzingen, centrale thema's, argumentatie, conclusies, vragen, onduidelijkheden en kritische bedenkingen.
* **Kritisch zijn:** Laat de onderzoeksvraag de leidraad zijn.
* **Argumentatie ontwikkelen:** Focus op de ontwikkeling van een argument in plaats van het opsommen van alle gelezen literatuur.
* **Terugkoppeling:** Gebruik de literatuur in de discussie- en conclusiehoofdstukken.
#### 1.1.6 Soorten literatuuroverzichten
* **Narratieve reviews:** Bieden een algemene indruk van een onderwerp, gericht op begrip en minder op accumulatie. Geschikt voor kwalitatieve onderzoekstrategieën.
* **Systematische reviews:** Een herhaalbaar, wetenschappelijk en transparant proces om de literatuur exhaustief te doorzoeken en bias te minimaliseren. Minimaliseert bias door een grondige zoektocht naar gepubliceerd en ongepubliceerd onderzoek. Essentieel voor het beoordelen van de effectiviteit van interventies.
* **Belangrijkste stappen:** Doel en scope definiëren, relevante studies zoeken (sleutelwoorden, strategie), resultaten evalueren (kwaliteitscriteria, periode, regio), studies analyseren en synthetiseren.
* **Kritiek:** Bureaucratisering, sterke focus op methodologie, mogelijke moeilijkheden met kwalitatieve studies en open vraagstellingen.
* **"File-drawer"-probleem:** Resultaten die geen effect aantonen, worden moeilijker gepubliceerd.
#### 1.1.7 Refereren in literatuurstudies
* **Academische overeenkomst:** Refereren toont aan dat onderzoek voortbouwt op bestaand werk.
* **Softwarepakketten:** Gebruik van software zoals Mendeley, EndNote of Zotero om referenties bij te houden.
* **Standaardsystemen:** APA-stijl is een veelgebruikt systeem voor bronvermelding.
* **Bibliografie/Literatuurlijst:** Een selectieve lijst van gebruikte publicaties die relevant en informatief zijn, met aandacht voor de kwaliteit van de bronnen en het vermijden van secundaire bronverwijzingen waar mogelijk.
#### 1.1.8 Formuleren van de probleemstelling en onderzoeksvragen
* **Specificatie:** Vaak is een algemene probleemstelling te vaag voor empirisch onderzoek. Deze moet worden ontleed in specifieke onderzoeksvragen.
* *Voorbeeld:* De algemene vraag "Hoe is het gesteld met de gezondheidstoestand van de Europese bevolking?" kan worden opgesplitst in deelvragen over mentale versus lichamelijke gezondheid, de prevalentie van ziekten, regionale verschillen, etc.
* **Deelvragen:** Een algemene vraag kan worden onderverdeeld in meerdere deelvragen die specifieker zijn.
* **Onderzoeksvragen:** Meer specifieke vragen die direct onderzocht kunnen worden.
* **Waarnemingsvragen:** Uiterst specifieke vragen gericht op het verzamelen van concrete data.
* **SMART-criteria:** Onderzoeksvragen kunnen ideaal gezien voldoen aan de SMART-criteria:
* **S**pecifiek: Concreet, éénduidig en eenvoudig.
* **M**easurable (Meetbaar): Het antwoord moet meetbaar zijn.
* **A**chievable (Haalbaar): Het antwoord moet te verkrijgen zijn.
* **R**elevant: De vraag is van belang voor het onderzoek.
* **T**ime-bound (Tijdsgebonden): Er is een duidelijk tijdsbestek.
* **Soorten kennis:** De formulering van de vraagstelling hangt af van het soort kennis dat nagestreefd wordt:
* **Beschrijvende kennis:** Het zo goed mogelijk beschrijven van een kennisobject.
* **Verklarende kennis:** Het verklaren van een gebeurtenis of fenomeen.
* **Evaluatieve kennis:** Het evalueren van de doelmatigheid van bijvoorbeeld een beleidsmaatregel.
* **Voorspellende kennis:** Uitspraken doen over de toekomst.
* **Prescriptieve kennis:** Beleidsaanbevelingen doen.
## 2. Onderzoekstechnisch ontwerp of onderzoeksopzet
Het onderzoekstechnisch ontwerp beschrijft de praktische uitwerking van de onderzoeksvraag, inclusief de planning van de gegevensverzameling.
### 2.1 Kernvragen bij het ontwerp
* **Wat waarnemen?** Welke gegevens zijn nodig om de onderzoeksvraag te beantwoorden? Dit omvat het identificeren van centrale concepten en hun operationalisering (meetbaar maken).
* **Waar waarnemen?** De locatie van de gegevensverzameling, rekening houdend met de kunstmatigheid, toegankelijkheid en complexiteit.
* **Wanneer en hoelang waarnemen?** Het tijdstip, de periode en de duur van de waarneming (cross-sectioneel, longitudinaal, heden, verleden, toekomst).
* **Bij wie waarnemen?** De onderzoekseenheden (individuen, organisaties, regio's, etc.), inclusief eventuele steekproefname en ethische/wettelijke bepalingen.
* **Hoe waarnemen?** Het kiezen van het onderzoeksdesign en de observatiemethode (experiment, survey, bestaande databanken, observatie, interviews).
* **Hoe bewerken en rapporteren?** De manier waarop de verzamelde data worden verwerkt (kwantitatieve, kwalitatieve analyse) en gerapporteerd (schriftelijk, mondeling, beleidsrapport, publicatie).
* **Tot slot?** Een reflectie op het onderzoeksproces.
### 2.2 Planning en financiële aspecten
* **Tijdsplanning:** Opstellen van een gedetailleerde tijdstabel, vaak met behulp van een Gantt-chart.
* **Financieel overzicht:** Inschatten van kosten, benodigde middelen en extern aan te besteden taken.
### 2.3 Gegevensverwerking en kwaliteitscontrole
* De verwerkingsvorm is afhankelijk van het type dataverzameling (bv. statistische analyse voor surveys, interpretatieve analyse voor diepte-interviews).
* Kwaliteitscontrole van de data is cruciaal voor de algehele kwaliteit van het onderzoek.
### 2.4 Rapportage
* Het uiteindelijke product van het onderzoek, meestal schriftelijk.
* Verschillende vormen van rapportage: beleidsgericht, technisch, wetenschappelijke publicatie.
* Het bijhouden van een logboek gedurende het gehele onderzoeksproces is aan te raden.
## 3. Onderzoeksdesigns
Een onderzoeksdesign biedt een kader voor de uitvoering van de onderzoeksmethode en de analyse van data. Methodologie omvat methodes, concepten, theorieën en basisprincipes. Een onderzoeksstrategie (of paradigma) is een cluster van overtuigingen die invloed uitoefenen op wat, hoe en waarom er onderzocht wordt.
### 3.1 Onderzoeksdesigns: een overzicht
Er zijn verschillende onderzoeksdesigns die gebruikt kunnen worden om data te verzamelen en te analyseren:
#### 3.1.1 Experimenteel design
* **Doel:** Het vaststellen van causale effecten door de manipulatie van onafhankelijke variabelen en het meten van de impact op afhankelijke variabelen in een gecontroleerde omgeving.
* **Causaliteit:** Wordt beschouwd als de "yardstick" voor empirische wetenschappen vanwege de sterke interne validiteit.
* **Toepassing in sociale wetenschappen:** Echte experimenten zijn zeldzaam, maar het principe is fundamenteel voor het begrijpen van oorzaak-gevolgrelaties.
* **Manieren om causaliteit te onderzoeken:**
* Zelf aanbrengen van een stimulus (experiment).
* Studie van reeds bestaande effecten (quasi-experiment).
* Panelstudie met meting van effecten na een gebeurtenis.
* Conceptueel ontwerpen van een causaal model en toetsen aan correlaties.
#### 3.1.2 Cross-sectioneel design
* **Kenmerken:** Verzameling van gegevens van meerdere gevallen op één specifiek tijdstip, vaak met het doel kwantitatieve data te verzamelen over variabelen om patronen en relaties te ontdekken.
* **Survey research:** Vaak geassocieerd met survey-onderzoek, maar kan ook andere methoden omvatten.
* **Data:** Kwantitatieve of kwantificeerbare data worden simultaan verzameld.
* **Causaliteit:** Geeft geen eenduidigheid over causaliteit, maar causale relaties kunnen wel afgeleid worden uit temporele volgorde.
* **Betrouwbaarheid en herhaalbaarheid:** Afhankelijk van de kwaliteit van meetinstrumenten en expliciet gemaakte procedures.
* **Interne validiteit:** Meestal zwakker dan bij experimentele designs.
* **Externe validiteit:** Sterk bij een at random steekproef.
* **Toepassing:** Geschikt voor niet-manipuleerbare variabelen en het onderzoeken van relaties zoals geslacht en inkomen.
* **Voorbeelden:** EU-SILC (European Union – Statistics on Income and Living Conditions), European Social Survey (ESS), VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren).
#### 3.1.3 Longitudinaal design
* **Kenmerken:** Verzameling van gegevens van meerdere gevallen op minimaal twee tijdstippen, met als doel evoluties en/of relaties over tijd te ontdekken.
* **Tijd en middelen:** Vergt veel tijd en middelen, en wordt daarom minder frequent gebruikt.
* **Soorten:**
* **Panelstudie:** Een vaste groep personen wordt herhaaldelijk benaderd.
* **Cohortestudie:** Een groep individuen die een specifieke demografische gebeurtenis hebben meegemaakt in dezelfde periode.
* **Doel:** Het in kaart brengen van sociale verandering en causale invloeden door de tijd heen.
* **Vergelijking met cross-sectioneel:** Longitudinale gegevens maken het reconstrueren van de tijdssequentie mogelijk, wat bijdraagt aan causale inferentie.
* **Causale inferentie:** Stap dichter bij het leggen van asymmetrische relaties door de tijdssequentie te meten.
* **Problemen:**
* **Panel conditionering ("Guinea-Pig"-effect):** Respondenten worden zich bewust van de meting en kunnen hun antwoorden aanpassen.
* **Uitval (attritie):** Selectieve uitval van specifieke groepen kan de representativiteit bedreigen.
* **Verlies van interesse.**
* **Behandeling van attritie:** Preventie, monitoring, en indien nodig het afbreken of aanvullen van het panel.
* **Voorbeeld:** Panel Study of Income Dynamics (PSID) om het effect van echtscheiding op de inkomenspositie te bestuderen.
#### 3.1.4 Case study design
* **Kenmerken:** Een diepgaande studie van één specifieke "case" (een individu, organisatie, gebeurtenis, etc.) in zijn context gedurende een bepaalde periode.
* **Doel:** Het onderzoeken van de complexiteit en de specifieke aard van de case.
* **Methoden:** Vaak kwalitatief (ongestructureerde interviews, participerende observatie, documentanalyse), maar kan ook kwantitatieve elementen bevatten.
* **Focus:** Op de unieke kenmerken van de case en de interacties binnen de context.
* **Validiteit:** Externe validiteit is een uitdaging, aangezien één case niet noodzakelijk representatief is voor andere cases. Interne validiteit is doorgaans goed.
#### 3.1.5 Comparatieve design
* **Kenmerken:** Vergelijking van twee of meer tegengestelde cases diepgaand bestudeerd worden met behulp van identieke onderzoeksmethoden.
* **Doel:** Het vaststellen van overeenkomsten en verschillen tussen cases.
* **Toepassing:** Vaak gebruikt bij cross-culturele vergelijkingen.
* **Uitdagingen:** Vertalen van onderzoeksinstrumenten en het vinden van vergelijkbare samples.
* **Voorbeeld:** Vergelijken van de ervaring van armoede in verschillende buurten.
---
# Onderzoeksdesigns
Dit gedeelte bespreekt verschillende onderzoeksdesigns zoals experimenteel, cross-sectioneel, longitudinaal, casestudie en comparatief design, met hun specifieke kenmerken, toepassingen en beperkingen.
### 2.1 Introductie tot onderzoeksdesigns
Een onderzoeksdesign biedt een begeleidend kader voor het uitvoeren van de onderzoeksmethode en het analyseren van de verzamelde data. Het is een cruciaal onderdeel van de onderzoeksopzet, die de praktische uitwerking van de onderzoeksvraag beschrijft. De keuze van een onderzoeksdesign reflecteert keuzes over het type instrumenten of technieken die gebruikt zullen worden voor dataverzameling en analyse. Methodologie is het geheel van methodes, concepten, theorieën en basisprincipes aan de grondslag van wetenschappelijk onderzoek, terwijl een onderzoeksstrategie (of -paradigma) een cluster van overtuigingen en dictaten beïnvloedt hoe en wat onderzocht moet worden.
### 2.2 Experimenteel design
Het experimentele design is een gecontroleerde methode van waarneming waarbij de waarden van een of meer onafhankelijke variabelen worden gemanipuleerd om het oorzakelijke effect ervan vast te stellen op een of meer afhankelijke variabelen. Het doel is om verklaringsproblemen op te lossen door gegevens te verzamelen en te analyseren over de invloed van manipuleerbare onafhankelijke variabelen op afhankelijke variabelen.
Hoewel echte experimenten in de sociale wetenschappen zeldzaam zijn, fungeren ze als de "yardstick" voor empirische wetenschappen vanwege hun robuuste en betrouwbare conclusies inzake causaliteit, wat leidt tot een sterke interne validiteit. Ze worden beschouwd als de beste manier om oorzaken en gevolgen te onderscheiden.
* **Kenmerken:**
* Manipulatie van onafhankelijke variabelen.
* Meten van het effect op afhankelijke variabelen.
* Gebruik van controlegroepen.
* Willekeurige toewijzing van deelnemers aan groepen (randomisatie) om systematische verschillen te minimaliseren.
* **Toepassingen:**
* Het vaststellen van causale relaties in gecontroleerde omgevingen.
* Het testen van hypotheses over oorzaak-gevolgrelaties.
* **Beperkingen:**
* Vaak ethisch niet haalbaar of praktisch onmogelijk in sociale contexten.
* Risico op externe validiteitsproblemen als de kunstmatige setting niet representatief is voor de werkelijkheid.
* Mogelijke reactiviteit van deelnemers die weten dat ze deelnemen aan een experiment.
### 2.3 Cross-sectioneel design
Een cross-sectioneel onderzoeksdesign omvat de verzameling van gegevens van meer dan één geval op een bepaald tijdstip, met als doelstelling het verzamelen van kwantitatieve of meetbare gegevens over twee of meer variabelen. Deze gegevens worden vervolgens onderzocht om patronen en/of relaties te ontdekken. Dit design wordt vaak geassocieerd met survey research, maar kan ook gebruik maken van gestructureerde observatie, inhoudsanalyses of officiële statistieken.
* **Kenmerken:**
* Verzameling van gegevens van meerdere gevallen op één specifiek tijdstip.
* Focus op het ontdekken van patronen van associatie of correlatie.
* Meestal kwantitatieve of kwantificeerbare data.
* **Toepassingen:**
* Het beschrijven van de toestand van variabelen binnen een populatie op een bepaald moment.
* Het identificeren van mogelijke relaties tussen variabelen.
* Grootschalige enquêtes zoals de European Social Survey (ESS) of EU-SILC.
* **Beperkingen:**
* Kan geen causale uitspraken doen, aangezien de tijdsordening van gebeurtenissen onduidelijk is (probleem van selectie of affirmatie).
* Interne validiteit is meestal zwakker dan bij experimentele designs.
* **Voorbeelden:**
* **EU-SILC (European Union – Statistics on Income and Living Conditions):** Enquête naar inkomens en levensomstandigheden om armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen.
* **European Social Survey (ESS):** Academisch gedreven cross-nationale survey die tweejaarlijks in verschillende landen wordt uitgevoerd om sociale indicatoren te meten.
* **VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren):** Beschrijft de demografische, macro-economische en sociaalmaatschappelijke context van de Vlaamse overheid aan de hand van indicatoren.
### 2.4 Longitudinaal design
Een longitudinaal onderzoeksdesign omvat de verzameling van gegevens van meer dan één geval op minstens twee tijdstippen. Het doel is het ontdekken van evoluties en/of relaties door de tijd heen. Dit design vergt veel tijd en middelen en wordt daarom minder vaak gebruikt dan cross-sectionele designs.
* **Soorten:**
* **Panelstudie:** Een vaste groep personen wordt herhaaldelijk voor informatie benaderd.
* **Cohortestudie:** Een groep individuen die eenzelfde demografische gebeurtenis hebben meegemaakt in eenzelfde periode (bv. instroom cohort).
* **Doel:**
* Sociale verandering en trends in kaart brengen.
* Causale invloeden door de tijd heen bestuderen, door variabelen op verschillende tijdstippen te registreren.
* **Voordelen t.o.v. cross-sectioneel:**
* Maakt het reconstrueren van de tijdssequentie mogelijk, wat dichter bij causale inferentie komt.
* **Problemen:**
* **Panel conditionering (Guinea-Pig effect):** Respondentgedrag kan veranderen door herhaalde deelname (bv. sociaal wenselijke antwoorden).
* **Verlies van interesse:** Respondenten kunnen interesse verliezen naarmate het onderzoek vordert.
* **Instroom en uitval (attritie):** Verlies van deelnemers door sterfte, emigratie of weigering, wat kan leiden tot selectieve uitval en vertekening van trends. Dit bedreigt de representativiteit en vereist monitoring en preventie.
* Beperkte levensduur van panels.
* **Toepassingen:**
* Onderzoek naar de effecten van gebeurtenissen op individuen door de tijd heen (bv. Panel Study of Income Dynamics - PSID).
* **Onderzoeksstrategie:** Vooral kwantitatief, maar ook kwalitatief (bv. langdurig etnografisch onderzoek).
### 2.5 Casestudie design
Een casestudie is een strategie waarbij één case diepgaand wordt bestudeerd gedurende een bepaalde tijdsperiode in zijn context. Het doel is de complexiteit en de specifieke aard van de onderzochte case te onderzoeken. Vaak wordt dit als kwalitatief bestempeld vanwege de gedetailleerde informatie, maar het kan ook kwantitatieve methoden omvatten.
* **Kenmerken:**
* Gedetailleerde en diepgaande analyse van één case.
* Bestudering van een groot aantal aspecten of kenmerken in relatie tot elkaar en de context.
* Meestal in de natuurlijke omgeving van de case.
* Dynamisch onderzoek, gericht op processen.
* **Toepassingen:**
* Het blootleggen van unieke kenmerken van een specifieke case.
* Het begrijpen van complexe fenomenen in hun natuurlijke setting.
* Onderzoek naar specifieke gebeurtenissen (bv. een staking, een fusie), een proces, een persoon of een familie.
* **Methoden:**
* Participerende observatie, ongestructureerde interviews, documentanalyse, gedragsobservatie, continue opvolging, aandacht voor interacties en conflictoplossing.
* **Beperkingen:**
* Externe validiteit is een groot aandachtspunt: hoe kan één case representatief zijn voor andere cases?
* Herhaalbaarheid en betrouwbaarheid kunnen uitdagend zijn.
### 2.6 Comparatief design
Een comparatief design is een strategie waarbij twee of meer tegengestelde cases diepgaand worden bestudeerd gedurende een tijdsperiode in hun context, gebruikmakend van identieke onderzoeksmethoden. Het doel is om betekenisvolle cases te vergelijken.
* **Kenmerken:**
* Vergelijking van twee of meer cases.
* Gebruik van identieke onderzoeksmethoden om vergelijkbaarheid te garanderen.
* Kan kwalitatief of kwantitatief zijn.
* **Toepassingen:**
* Cross-culturele vergelijkingen (bv. het vergelijken van buurten om te zien hoe armoede anders wordt ervaren).
* Het identificeren van gemeenschappelijke en unieke kenmerken tussen verschillende entiteiten.
* **Uitdagingen:**
* Het vertalen van onderzoeksinstrumenten.
* Het vinden van vergelijkbare samples.
> **Tip:** Het kiezen van het juiste onderzoeksdesign hangt sterk af van de onderzoeksvraag, de beschikbare middelen en de ethische overwegingen. Elk design heeft zijn sterktes en zwaktes, en een goed begrip hiervan is cruciaal voor het ontwerpen van een valide en betrouwbaar onderzoek.
> **Tip:** In de sociale wetenschappen worden experimentele designs vaak als de gouden standaard voor causaliteit beschouwd vanwege hun hoge interne validiteit. Echter, in veel situaties zijn andere designs zoals cross-sectionele of longitudinale studies noodzakelijk en waardevol, zeker wanneer manipulatie niet mogelijk is of wanneer men geïnteresseerd is in langetermijntrends.
> **Tip:** Bij het interpreteren van resultaten uit cross-sectionele studies is het cruciaal om voorzichtig te zijn met causale claims. Correlaties impliceren geen causaliteit; er kunnen andere, niet-gemeten variabelen (confounders) een rol spelen.
> **Tip:** Longitudinale studies bieden waardevolle inzichten in verandering over tijd, maar vereisen een zorgvuldige aanpak om de impact van panel attritie te minimaliseren en de representativiteit te behouden.
> **Tip:** Casestudies zijn uitermate geschikt voor diepgaande exploratie van complexe fenomenen, maar de generaliseerbaarheid van de bevindingen moet met de nodige voorzichtigheid worden behandeld.
> **Tip:** Comparatieve designs bieden een krachtige manier om fenomenen te begrijpen door ze in verschillende contexten te contrasteren, wat helpt bij het identificeren van universele en context-specifieke factoren.
---
# Literatuurstudie en literatuuroverzicht
Dit onderwerp behandelt het belang, de methoden en de verschillende vormen van het uitvoeren van een literatuurstudie en het opstellen van een literatuuroverzicht als fundamenteel onderdeel van empirisch onderzoek.
### 3.1 De functie van een literatuurstudie
Een literatuurstudie dient verschillende essentiële functies binnen het onderzoeksproces:
* **Status questionis:** Het vaststellen van de "huidige stand van zaken" in het onderzoeksveld. Dit omvat het identificeren van reeds opgeloste en nog openstaande onderzoeksvragen.
* **Probleemstelling en focus verfijnen:** Een literatuurstudie helpt bij het helder afbakenen en verfijnen van de centrale probleemstelling en onderzoeksfocus.
* **Inzicht en kennisverruiming:** Het verdiepen van de kennis over het onderwerp, inclusief gangbare theorieën, concepten en methodes.
* **Analytisch kader:** Het ontwikkelen van een analytisch kader voor het eigen onderzoek.
* **Leren van eerdere ervaringen:** Inspiratie opdoen uit successen, fouten en controverses van eerder onderzoek.
* **Vernetwerken:** Het leggen van verbanden met bestaand onderzoek en het positioneren van het eigen onderzoek binnen een bredere traditie.
* **Kaderen in een traditie:** Het plaatsen van het eigen onderzoek binnen een specifieke onderzoeksgeschiedenis of theoretische stroming.
* **Interpretatie van eigen resultaten:** Het bieden van een basis voor het interpreteren van de eigen onderzoeksresultaten in het licht van bestaande kennis.
### 3.2 Het uitvoeren van een literatuurstudie
Het effectief uitvoeren van een literatuurstudie vereist een systematische aanpak, beginnend bij de zoektocht naar relevante literatuur.
#### 3.2.1 Zoektocht naar relevante literatuur
* **Elektronische databases:** Deze zijn van onschatbare waarde voor het vinden van academische publicaties. Bekende voorbeelden zijn:
* Web of Knowledge, Web of Science: Multidisciplinaire databases met bibliografische citaties.
* Social Sciences Citation Index (SSCI): Een uitgebreide index van belangrijke tijdschriften in de sociale wetenschappen die toegang biedt tot abstracts, full-tekst publicaties en boekrecensies.
* Scopus: Een andere uitgebreide database voor wetenschappelijke literatuur.
* Google Scholar: Een zoekmachine voor academische literatuur met diverse functies.
* **Andere bronnen:**
* Catalogus van de eigen instelling (universiteitsbibliotheek).
* Media-archieven.
> **Tip:** Wees kritisch bij het gebruik van zoekmachines zoals Google Scholar. Controleer altijd de auteur, de hostingorganisatie van de website (universiteit, overheid, commerciële organisatie) en de datum van update.
#### 3.2.2 Gebruik van sleutelwoorden (keywords)
Het correct afbakenen van sleutelwoorden is cruciaal voor een gerichte zoektocht. Dit vereist:
* **Taalkundige oefening:** Een degelijke vertaling, het gebruik van vakterminologie en synoniemen.
* **Kennis van het vakgebied:** Bekendheid met geijkte termen en concepten.
* **Gebruik van operatoren:** Zoals 'and', 'or', 'not' om zoekopdrachten te verfijnen.
* **Raadpleging van hulpfuncties:** Veel databases bieden hulpfuncties voor het vinden van geschikte sleutelwoorden.
**Voorbeeld:** Voor het onderwerp "sociale ongelijkheid in gezondheid" kunnen relevante sleutelwoorden zijn: "social inequality", "social differences", "social inequity" in combinatie met "health", "subjective health", "mental health", "disease".
#### 3.2.3 Praktische richtlijnen voor literatuurstudie
* **Leesnota's:** Houd nauwkeurig bij wat u leest. Een leesnota kan de volgende elementen bevatten:
* Bibliografische verwijzing.
* Centraal thema, stelling, problematiek.
* Samenvatting van de belangrijkste argumentatie.
* Auteursconclusie.
* Vragen, onduidelijkheden of kritische bedenkingen van de lezer.
* Bijkomende bibliografische verwijzingen.
* **Catalogiseren:** Organiseer uw leesnota's systematisch.
* **Kritisch lezen:** Laat u leiden door uw onderzoeksvraag en wees selectief in de literatuur die u opneemt.
* **Ontwikkeling van een 'argument':** Het literatuuroverzicht moet een verhaal vertellen en niet slechts een opsomming zijn van gelezen bronnen.
* **Terugkoppeling:** De literatuurstudie komt terug in de discussie- en conclusiesecties van uw werk.
### 3.3 Het literatuuroverzicht
Een literatuuroverzicht is de gestructureerde presentatie van de belangrijkste bevindingen uit de literatuurstudie. Er bestaan verschillende soorten literatuuroverzichten:
#### 3.3.1 Systematische review
Een systematische review is een herhaalbaar, wetenschappelijk en transparant proces dat tot doel heeft bias te minimaliseren door een uitputtende zoektocht naar gepubliceerd en ongepubliceerd onderzoek.
* **Kenmerken:**
* Minimaliseert bias door exhaustieve zoektocht.
* Transparant in beslissingen, procedures en conclusies.
* Focus ligt op het verkrijgen van inzicht in de werking van een bepaalde interventie of fenomeen.
* **Belangrijkste stappen:**
1. **Definieer doel en scope:** Bepaal duidelijk wat de review beoogt.
2. **Zoek naar relevante studies:** Gebruik een duidelijke zoekstrategie met sleutelwoorden, inclusief peer-reviewed en niet-peer-reviewed publicaties.
3. **Evalueer resultaten:** Selecteer studies op basis van specifieke criteria (periode, regio, kwaliteit).
4. **Analyseer en synthetiseer:** Vat de bevindingen samen in tabellen en identificeer de belangrijkste inzichten.
* **Kritiek op systematische reviews:**
* Bureaucratisering van het onderzoeksproces.
* Sterke focus op de *hoe* van literatuuronderzoek, soms ten koste van analytische interpretaties.
* De 'file-drawer'-problematiek: moeilijkheden om onderzoeksresultaten met non-effecten te publiceren.
* De beoordeling van de kwaliteit van kwalitatieve studies kan complex zijn.
* Heel tijdrovend.
#### 3.3.2 Narratieve review
Narratieve reviews zijn kenmerkend voor interpretatieve onderzoekers en bieden een 'initial impression' van een onderwerp.
* **Kenmerken:**
* Meer gericht op begrip dan op kennisaccumulatie.
* Minder expliciet over inclusiecriteria.
* Grotere flexibiliteit ten aanzien van onderzoeksvragen.
* Geschikt voor kwalitatieve onderzoeksstrategieën.
### 3.4 Het opstellen van een literatuuroverzicht
* **Bibliografie of literatuurlijst:** Dit is een lijst van publicaties die gebruikt zijn voor het onderzoek.
* Het is een selectieve keuze van relevante en informatieve bronnen.
* De kwaliteit van de referenties (reputatie van tijdschrift/uitgeverij) is belangrijk.
* Wees voorzichtig met secundaire bronverwijzingen, die afhankelijkheid van andermans interpretatie kunnen impliceren.
* Referenties die niet in de tekst worden gebruikt, voegen weinig toe.
* **Refereren:** Academische conventies vereisen een correcte verwijzing naar gebruikte bronnen. Softwarepakketten zoals Mendeley of EndNote kunnen hierbij helpen. Het APA-stijl is een veelgebruikte standaard.
### 3.5 Vraagstelling en onderzoeksvragen
De literatuurstudie helpt bij het uitkristalliseren van specifieke onderzoeksvragen. Vaak is een initiële probleemstelling te vaag voor empirisch onderzoek en moet deze worden opgesplitst in concrete deelvragen.
* **Ontleden van algemene concepten:** Algemene vragen zoals "hoe is het gesteld met de gezondheidstoestand van de Europese bevolking?" moeten worden ontleed in specifiekere aspecten (mentale versus lichamelijke gezondheid, chronische versus niet-chronische ziekten, regionale verschillen).
* **Formuleren van deelvragen:** De algemene vraag wordt opgesplitst in kleinere, behapbare deelvragen.
* **Formuleren van onderzoeksvragen:** Dit zijn de concrete vragen die het onderzoek zal beantwoorden.
* **Formuleren van waarnemingsvragen:** Dit zijn de meest specifieke vragen die de basis vormen voor dataverzameling.
> **Voorbeeld:**
> * **Algemene vraag:** Impact gamen in de maatschappij.
> * **Deelvragen:** Impact gamen op agressief gedrag; Impact gamen op asociaal gedrag.
> * **Onderzoeksvragen:** Impact duur gamen op fysiek geweld; Impact aard van de game op fysiek geweld.
> * **Waarnemingsvragen:** Impact van aantal minuten gamen per dag op aantal keer vechten per week op school.
* **SMART-criteria voor vraagstelling:**
* **S**pecifiek: Concreet, eenduidig en eenvoudig.
* **M**easurable: Meetbaar.
* **A**chievable: Antwoord mogelijk.
* **R**elevant: Relevant voor het onderzoeksdoel.
* **T**ime-bound: Binnen een bepaald tijdsbestek.
* **Soorten kennis:** Afhankelijk van de vraagstelling kan het onderzoek gericht zijn op:
* **Beschrijvende kennis:** Beschrijven van een toestand of proces.
* **Verklarende kennis:** Verklaren van een gebeurtenis.
* **Evaluatieve kennis:** Evalueren van de doelmatigheid van een beleidsmaatregel.
* **Voorspellende kennis:** Uitspraken doen over de toekomst.
* **Prescriptieve kennis:** Beleidsaanbevelingen formuleren.
---
# Probleemstelling en vraagformulering
Dit deel behandelt de essentiële stappen van het definiëren van de onderzoeksproblematiek en het formuleren van specifieke onderzoeksvragen.
### 4.1 Probleemformulering en doelstelling
De probleemformulering beschrijft in algemene termen het kennisprobleem en geeft aan hoe het onderzoek zal bijdragen aan de oplossing ervan, wat leidt tot een algemene vraagstelling. De doelstelling van het onderzoek kan praktisch of fundamenteel (theoretisch) gericht zijn.
* **Praktijkgericht:** Richt zich op het oplossen van een direct toepasbaar probleem.
* **Voorbeeld:** De efficiëntie van een programma voor leerachterstanden evalueren om te bepalen of verdere financiering verantwoord is.
* **Fundamenteel/Theoriegericht:** Richt zich op het vergaren van kennis voor theoretische ontwikkeling.
* **Voorbeeld:** Het onderzoeken van specifieke kenmerken van leerlingen met een leerachterstand om oorzakelijke verklaringen te vinden.
De algemene vraagstelling en doelstelling moeten worden uitgewerkt met aandacht voor de relevantie van het onderzoek.
* **Wetenschappelijke relevantie:** Draagt bij aan bestaande kennis en theorievorming.
* **Maatschappelijke relevantie:** Draagt bij aan de oplossing van maatschappelijke problemen of inzichten.
Het probleem moet ook haalbaar en onderzoekbaar zijn met de beschikbare methoden en middelen, binnen een redelijke termijn en budget.
### 4.2 Literatuurstudie
De literatuurstudie, ook wel het uitwerken van de *status questionis* (de huidige stand van zaken), heeft diverse functies:
* Inventariseren van reeds opgeloste en onopgeloste onderzoeksvragen.
* Verfijnen van de probleemstelling en focus.
* Vergroten van inzicht in het onderwerp en verbreden van de kennis.
* Identificeren van gangbare theorieën, concepten en methoden.
* Opdoen van inspiratie en leren van successen en fouten uit eerder onderzoek.
* Kaderen van het onderzoek binnen een bestaande onderzoekstraditie.
#### 4.2.1 Bronnen en zoekmethoden
Relevante literatuur kan gevonden worden via:
* **Elektronische databases:** Onmisbaar voor het vinden van wetenschappelijke publicaties.
* Voorbeelden: Web of Knowledge, Web of Science, Social Sciences Citation Index (SSCI), Scopus, Google Scholar.
* Deze databases bieden toegang tot bibliografische citaties, abstracts en vaak full-text artikelen. Ze bieden ook informatie over publicatiejaar, aantal citaties en wie een artikel heeft geciteerd.
* **Kritisch gebruik van zoekmachines:** Zoekmachines zoals Google Scholar zijn krachtig maar vereisen kritische evaluatie van de gevonden informatie. Let op de auteur, de hostende organisatie, en de actualiteit van de informatie.
* **Catalogus van de eigen instelling:** Kan ook waardevolle referenties opleveren.
#### 4.2.2 Sleutelwoorden (Key words)
Het afbakenen van goede sleutelwoorden is cruciaal voor een effectieve literatuurstudie. Dit vereist:
* Taalkundige vaardigheid (accurate vertalingen, vakterminologie, synoniemen).
* Kennis van het vakgebied en geijkte termen.
* Gebruik van zoekoperators (AND, OR, NOT).
* Raadplegen van de hulpfuncties van databases.
#### 4.2.3 Praktische richtlijnen voor literatuurstudie
* **Leesnotities:** Maak gestructureerde notities met bibliografische verwijzing, centrale thema's, argumentatie, conclusies van de auteur, eigen vragen, onduidelijkheden en kritische bedenkingen.
* **Catalogisering:** Organiseer je literatuur en leesnotities efficiënt.
* **Kritisch zijn:** Laat je leiden door je onderzoeksvraag en wees selectief in wat je opneemt.
* **Kaderen en aantonen belang:** Gebruik de literatuur om je onderzoek te positioneren en het belang ervan te onderstrepen.
* **Literatuuroverzicht:** Het literatuuroverzicht moet een 'argument' ontwikkelen en niet zomaar een opsomming zijn.
#### 4.2.4 Soorten literatuuroverzichten
* **Systematische review:** Een herhaalbaar, wetenschappelijk en transparant proces om bias te minimaliseren door een uitputtende zoektocht naar gepubliceerd en ongepubliceerd onderzoek.
* **Stappen:** Doel en scope definiëren, relevante studies zoeken (duidelijke strategie, peer en non-peer reviewed publicaties), resultaten evalueren (kwaliteitscriteria, tijdsperiode, regio), studies analyseren en synthetiseren (samenvattende tabellen, key findings).
* **Kritiek:** Kan leiden tot bureaucratisering, sterke focus op methodologie i.p.v. analytische interpretaties, uitdagingen bij kwalitatieve studies en het 'file-drawer'-probleem (niet-significante resultaten die niet gepubliceerd worden).
* **Narratieve review:** Meer interpretatief, gericht op het verkrijgen van een 'initial impression' van een onderwerp. Meer flexibiliteit qua onderzoeksvragen, vaak gebruikt in kwalitatief onderzoek.
#### 4.2.5 Refereren en bibliografie
* **Refereren:** Essentieel om aan te tonen dat onderzoek voortbouwt op bestaand werk. Gebruik softwarepakketten zoals Mendeley of EndNote en houd referenties vanaf het begin goed bij. Standaardsystemen zoals APA worden veel gebruikt.
* **Bibliografie/Literatuurlijst:** Een lijst van gebruikte publicaties. Deze is selectief en moet de relevante en informatieve bronnen bevatten. Let op met secundaire bronverwijzingen.
### 4.3 Vraagformulering en onderzoeksvragen
Een veelvoorkomende fout is een te algemene probleemstelling. De *status questionis* helpt om deze te verfijnen tot specifieke onderzoeksvragen.
**Voorbeeld:**
* **Algemeen thema:** Gezondheidstoestand van de Europese bevolking.
* **Probleem:** Te algemeen.
* **Uitsplitsing in deelvragen/onderzoeksvragen:**
* Hoe is het gesteld met de mentale versus lichamelijke gezondheid?
* Wat is de proportie Europese bevolking met een levensbedreigende versus niet-levensbedreigende ziekte?
* Wat is het verschil tussen chronische en niet-chronische ziekten?
* Waar in Europa zijn er specifieke gezondheidsproblemen?
#### 4.3.1 Formuleren van onderzoeksvragen
Het formuleren van verschillende deelvragen is cruciaal om de algemene vraag te beantwoorden. Deze deelvragen kunnen leiden tot waarnemingsvragen die zeer concreet zijn.
**Voorbeeld:**
* **Algemene vraag:** Impact gamen in de maatschappij.
* **Deelvragen:**
* Impact gamen op agressief gedrag.
* Impact gamen op asociaal gedrag.
* **Onderzoeksvragen:**
* Impact duur gamen op fysiek geweld.
* Impact aard van de game op fysiek geweld.
* Impact duur gamen op pestgedrag.
* Impact aard van de game op pestgedrag.
* **Waarnemingsvraag:**
* Wat is de impact van het aantal minuten gamen per dag op het aantal keren vechten per week op school?
#### 4.3.2 SMART-criteria
Onderzoeksvragen moeten bij voorkeur SMART geformuleerd zijn:
* **S**pecifiek: Concreet, éénduidig en eenvoudig.
* **M**easurable (Meetbaar): Meetbaar gemaakt kunnen worden.
* **A**chievable (Haalbaar): Beantwoordbaar zijn met het onderzoek.
* **R**elevant: Belangrijk en relevant voor het onderzoeksonderwerp.
* **T**ime-bound (Tijdsgebonden): Binnen een bepaald tijdsbestek beantwoordbaar zijn.
#### 4.3.3 Soorten kennis en vraagstellingen
Afhankelijk van het doel kan de vraagstelling leiden tot verschillende soorten kennis:
* **Beschrijvende kennis:** Het zo goed mogelijk beschrijven van een kennisobject (toestand, proces).
* **Verklarende kennis:** Het verklaren van een gebeurtenis.
* **Evaluatieve kennis:** Het evalueren van bijvoorbeeld een beleidsmaatregel op doelmatigheid.
* **Voorspellende kennis:** Uitspraken doen over de toekomst (bv. bevolkingsprognoses).
* **Prescriptieve kennis:** Beleidsaanbevelingen formuleren.
### 4.4 Onderzoekstechnisch ontwerp
Wanneer de onderzoeksvraag voldoende concreet is, volgt de praktische uitwerking in het onderzoekstechnisch ontwerp. Dit omvat het beantwoorden van diverse praktische vragen:
* **Wat waarnemen?** Welke gegevens worden verzameld?
* **Waar waarnemen?** Op welke locaties?
* **Wanneer en hoe lang waarnemen?** Het tijdstip, de periode en de duur van de waarneming.
* **Bij wie waarnemen?** De onderzoekseenheden (individuen, organisaties, etc.).
* **Hoe waarnemen?** Via welk design en welke observatiemethode?
* **Hoe bewerken en rapporteren?** De analyse en rapportage van de data.
Het onderzoekstechnisch ontwerp kan aanleiding geven tot aanpassing van de probleemformulering. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is vaak aanvullende informatie nodig die de centrale concepten, gedefinieerd in het onderzoek, meetbaar maakt (operationaliseren).
#### 4.4.1 Elementen van het onderzoekstechnisch ontwerp
1. **Wat waarnemen?** De gegevensverzameling vindt plaats op diverse locaties die verschillen in naturalistische validiteit, toegankelijkheid en complexiteit.
2. **Waar waarnemen?** Tijd is een cruciale dimensie, met onderscheid tussen:
* Tijdstip van waarneming: cross-sectioneel vs. longitudinaal.
* Periode van waarneming: verleden, heden, toekomst.
* Duur van waarneming: hoe lang duurt een meetmoment.
3. **Wanneer en hoe lang waarnemen?** De onderzoekseenheden die waargenomen worden (vaak individuen, maar ook organisaties of regio's) moeten duidelijk omschreven worden.
4. **Bij wie waarnemen?** Dit omvat ethische en wettelijke overwegingen.
5. **Hoe waarnemen?** Dit verwijst naar het onderzoeksdesign (experimenteel, cross-sectioneel, longitudinaal, casestudie, comparatieve casestudie) en de observatiemethode (bv. survey, interview, observatie).
6. **Tijdsplanning en financieel overzicht:** Een gedetailleerd schema (bv. GANTT-chart) en een budget.
7. **Hoe bewerken en rapporteren?** De methode van dataverwerking (kwantitatief, kwalitatief) en rapportage (schriftelijk, mondeling). Kwaliteitscontrole van de data is hierbij essentieel. Een logboek van alle beslissingen en overwegingen gedurende het onderzoek is aanbevolen.
### 4.5 Onderzoeksdesigns en -strategieën
De methodologie is het geheel van methodes, concepten en theorieën die aan wetenschappelijk onderzoek ten grondslag liggen. Een onderzoeksstrategie (of -paradigma) is een verzameling overtuigingen die beïnvloedt wat, hoe en welke vragen gesteld worden.
* **Onderzoeksdesign:** Biedt een kader voor de uitvoering van de onderzoeksmethode en data-analyse. Er zijn verschillende designs:
* **Experimenteel design:** Manipuleert onafhankelijke variabelen om causale effecten op afhankelijke variabelen vast te stellen. Biedt sterke interne validiteit en fungeert als 'yardstick' voor causaliteit. Echte experimenten zijn zeldzaam in sociale wetenschappen.
* **Cross-sectioneel design:** Verzamelt gegevens van meerdere gevallen op één specifiek tijdstip, vaak kwantitatief, om patronen en associaties te ontdekken. Goede externe validiteit bij representatieve steekproeven, maar zwakke interne validiteit voor causaliteit.
* **Voorbeelden:** EU-SILC, European Social Survey (ESS), VRIND.
* **Longitudinaal design:** Verzamelt gegevens van meerdere gevallen op minstens twee tijdstippen.
* **Soorten:** Panelstudie (vaste groep personen herhaaldelijk benaderd) en cohortestudie (individuen met eenzelfde demografische gebeurtenis).
* **Doel:** Sociale verandering in kaart brengen en causale invloeden doorheen de tijd onderzoeken. Kan causale inferenties dichterbij brengen dan cross-sectionele designs.
* **Problemen:** Panel conditionering, verlies van interesse, instroom en uitval (attritie), selectieve uitval die de representativiteit bedreigt.
* **Casestudie design:** Een diepgaande analyse van één case gedurende een tijdsperiode in zijn context. Vaak kwalitatief (maar kan ook kwantitatief) en gericht op het blootleggen van unieke kenmerken en interacties. Externe validiteit is een uitdaging.
* **Comparatieve design:** Bestudeert twee of meer betekenisvolle cases diepgaand met identieke onderzoeksmethoden om ze te vergelijken. Vaak gebruikt voor cross-culturele vergelijkingen.
* **Onderzoeksmethode:** Een techniek om data te verzamelen.
Het is essentieel om de keuze van het design en de methode af te stemmen op de onderzoeksvraag en het type kennis dat verkregen moet worden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definitie |
|------|------------|
| Deontologische principes | Dit zijn ethische richtlijnen die de gedragsnormen en morele verplichtingen van onderzoekers bepalen, gericht op het waarborgen van respect, welzijn en integriteit van deelnemers. |
| Epistemologische benadering | Dit verwijst naar de filosofische studie van kennis, inclusief de aard, oorsprong, reikwijdte en methoden van kennisverwerving, zoals positivisme en interpretivisme. |
| Positivisme | Een epistemologische benadering die stelt dat kennis gebaseerd is op empirische waarnemingen en wetenschappelijke methoden, met de nadruk op objectiviteit en meetbare data. |
| Interpretivisme | Een epistemologische benadering die de subjectieve betekenis en interpretatie van sociale fenomenen centraal stelt, waarbij de nadruk ligt op het begrijpen van de context en de ervaringen van individuen. |
| Onderzoeksopzet | Dit is het algemene plan of raamwerk voor het uitvoeren van een onderzoek, dat de strategie, methoden en procedures specificeert om de onderzoeksvraag te beantwoorden. |
| Onderzoeksdesign | Een gedetailleerd plan dat de structuur en organisatie van een onderzoek beschrijft, inclusief hoe variabelen worden gemanipuleerd, gemeten en geanalyseerd om de onderzoeksvraag te beantwoorden. |
| Probleemformulering | Het proces waarbij een kennisprobleem in algemene termen wordt omschreven en aangegeven hoe het onderzoek zal bijdragen aan de oplossing ervan, wat leidt tot een algemene vraagstelling. |
| Doelstelling | Het specifieke doel dat met een onderzoek nagestreefd wordt, onderverdeeld in praktisch gerichte doelen (toepassing) en fundamenteel gerichte doelen (theorievorming). |
| Literatuurstudie | Het systematisch zoeken, verzamelen, evalueren en synthetiseren van bestaande wetenschappelijke literatuur over een bepaald onderwerp om de huidige stand van zaken te achterhalen en het eigen onderzoek te kaderen. |
| Status questionis | De "huidige stand van zaken" in de wetenschappelijke literatuur over een bepaald onderwerp, die de reeds opgeloste en nog openstaande onderzoeksvragen samenvat. |
| Systematische review | Een onderzoeksbenadering waarbij een uitgebreide, transparante en reproduceerbare zoektocht naar alle relevante gepubliceerde en ongepubliceerde studies wordt uitgevoerd om een specifieke onderzoeksvraag te beantwoorden. |
| Narratieve review | Een literatuuroverzicht waarbij de onderzoeker een algemene indruk van een onderwerp vormt en de literatuur synthetiseert vanuit een interpretatief perspectief, met minder expliciete inclusiecriteria. |
| Experimenteel design | Een onderzoeksdesign waarbij de onderzoeker onafhankelijke variabelen manipuleert om het causale effect ervan op afhankelijke variabelen vast te stellen, vaak met controle van externe factoren. |
| Cross-sectioneel design | Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van meerdere gevallen op één specifiek tijdstip worden verzameld om patronen en relaties tussen variabelen te ontdekken, vaak gebruikt voor surveyonderzoek. |
| Longitudinaal design | Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van dezelfde gevallen op meerdere tijdstippen worden verzameld om evoluties, trends en causale invloeden doorheen de tijd te bestuderen. |
| Casestudie design | Een onderzoeksstrategie die zich richt op een diepgaande analyse van één specifieke case binnen zijn context om de complexiteit en unieke kenmerken ervan te bestuderen. |
| Comparatief design | Een onderzoeksdesign waarbij twee of meer betekenisvolle cases diepgaand worden bestudeerd met behulp van identieke onderzoeksmethoden om overeenkomsten en verschillen te vergelijken. |
| Causaliteit | Het principe dat een gebeurtenis of factor (de oorzaak) leidt tot een ander gebeurtenis of factor (het gevolg), waarbij de relatie tussen de twee kenmerkend is. |
| Onafhankelijke variabele | Een variabele die gemanipuleerd of geobserveerd wordt in een onderzoek om het effect ervan op een afhankelijke variabele te onderzoeken. |
| Afhankelijke variabele | Een variabele die gemeten wordt om te zien of deze wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele in een onderzoek. |
| SMART | Een acroniem dat staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden, en dat wordt gebruikt om effectieve onderzoeksvragen en doelen te formuleren. |