Cover
Empieza ahora gratis Slides thema 7 - versie studenten.pptx
Summary
# Sociale categorisering en de vorming van groepen
Dit onderwerp verkent de fundamentele menselijke neiging om individuen in sociale categorieën in te delen en de daaruit voortvloeiende implicaties, zoals de vorming van 'wij' en 'zij' groepen en de sociale identiteitstheorie.
### 1.1 Sociale categorisering
Sociale categorisering is een fundamentele eigenschap van mensen die ons helpt om de wereld om ons heen te ordenen door informatie te plaatsen in overzichtelijke categorieën. Dit proces stelt ons in staat om sneller indrukken te verwerken en ons gedrag aan te passen, maar kan problematisch worden wanneer deze categorieën te strikt worden gehanteerd.
#### 1.1.1 Het indelen van mensen in sociale categorieën
Bij sociale categorisering plaatsen we onszelf en anderen spontaan in bepaalde sociale categorieën op basis van verkregen indrukken. Welke categorieën relevant zijn, hangt af van de specifieke situatie en het moment. Voorbeelden van zulke categorieën zijn 'sporter', 'student', 'jongere', 'gamer', of 'influencer'.
Het 'Karen'-fenomeen is een illustratief voorbeeld van categorisering, waarbij middelbare vrouwen (vaak herkenbaar aan een specifiek kapsel en een hogere sociaaleconomische status) een bepaalde stempel krijgen, ongeacht hun daadwerkelijke naam of gedrag.
#### 1.1.2 Vervorming van groepsperceptie
Bij het categoriseren van groepen kunnen twee vervormingen optreden:
* **Assimilatie:** Dit houdt in dat de verschillen binnen categorieën geminimaliseerd worden. Een voorbeeld hiervan is de opvatting dat 'alle meisjes die paardrijden hetzelfde zijn'.
* **Contrast:** Hierbij worden de verschillen tussen categorieën juist vergroot. Een voorbeeld is het idee dat 'Harry Potter-fans echt helemaal anders zijn dan The Lord of the Rings-fans'.
#### 1.1.3 Ik, wij en de anderen: sociale identiteitstheorie
Naast een persoonlijke identiteit beschikken we ook over één of meer sociale identiteiten, die verwijzen naar ons lidmaatschap van bepaalde groepen. De sterkte van deze sociale identiteit kan variëren afhankelijk van de situatie. In omstandigheden waarin één sociale categorie dominant wordt, kan dit leiden tot een overschaduwing van andere identiteiten, wat zich bijvoorbeeld kan uiten in fundamentalisme.
De manier waarop we de 'wij'-groep en de 'zij'-groep behandelen, verschilt. Mensen hebben de neiging om lid te willen zijn van groepen die positief gewaardeerd worden. Om dit te bereiken, worden soms inspanningen geleverd om de eigen groep als positiever te presenteren dan deze werkelijk is. Door de kwaliteiten van de wij-groep te benadrukken en negatieve eigenschappen te relativeren, wordt het eigen zelfbeeld versterkt.
##### 1.1.3.1 De minimale groepssituatie
De minimale groepssituatie verwijst naar een fictieve verzameling van mensen die op willekeurige basis zijn samengebracht, waarbij er geen andere verschillen zijn dan een onbeduidende eigenschap die van buitenaf is opgelegd.
Een klassiek experiment in de minimale groepssituatie betrok vijftienjarige jongens die een opdracht uitvoerden en vervolgens, schijnbaar op basis van hun prestaties (in werkelijkheid willekeurig), in groepen werden ingedeeld met fictieve namen. Deelnemers kregen de mogelijkheid om een geldsom te verdelen tussen een lid van hun eigen groep en een lid van de andere groep. De resultaten toonden aan dat er vaker voor gekozen werd om twee centen meer aan een lid van de eigen groep te geven, zelfs als dit betekende dat de eigen groep netto minder kreeg. Dit fenomeen staat bekend als **wij-groepsfavoritisme**: het bevoordelen van de eigen groep ten koste van andere groepen.
##### 1.1.3.2 Van "ik" naar "wij"
In bepaalde situaties kan de grens tussen het individu en de groep vervagen, zoals bij voetbalsupporters. Identificatie met de groep dient vaak ter verhoging van het zelfwaardegevoel. Als de groep bijvoorbeeld verliest, spreekt men over 'zij', terwijl bij winst gesproken wordt over 'wij'.
##### 1.1.3.3 Houding tegenover de wij-groep
**Wij-groepsfavoritisme** beschrijft de neiging om leden van de eigen groep te begunstigen, zowel in woord als in daad. Deze tendens wordt sterker naarmate de verbondenheid met de groep groter wordt. Gedragingen worden geattribueerd op dezelfde manier als men het eigen gedrag zou attribueren: positief gedrag wordt intern verklaard, en negatief gedrag extern.
Nepotisme is een specifieke vorm van wij-groepsfavoritisme, waarbij familieleden of goede vrienden worden bevoordeeld bij het toekennen van banen, promoties of andere voordelen, ongeacht hun kwalificaties.
##### 1.1.3.4 Houding tegenover de zij-groep
* **Zij-groep homogeniteit:** Dit is de indruk dat de leden van de zij-groep veel meer op elkaar lijken dan de leden van de eigen groep.
* **Zij-groepsbenadeling:** Dit houdt in dat we een negatieve evaluatie maken van groepen waartoe we zelf niet behoren.
Een klassiek experiment waarbij kinderen op basis van oogkleur werden ingedeeld, toonde aan dat de kinderen met bruine ogen duidelijk slechter werden behandeld en aangesproken, met grote emotionele effecten.
Een recenter voorbeeld is de Nieuw-Gentse Alliantie (NGA), een politieke satire die de excessen van overdreven Vlaams nationalisme aan de kaak stelde. De ludieke oproep werd serieus genomen, wat leidde tot situaties waarin sommige bakkers weigerden West-Vlamingen te bedienen.
### 1.2 Stereotypering
Stereotypering is het proces van het vormen van relatief onveranderlijke, simplistische overgeneralisaties over een groep of klasse van mensen.
#### 1.2.1 Kenmerken van stereotypen
Stereotypen zijn vaak gebaseerd op een kern van waarheid, maar deze wordt gaandeweg uitvergroot tot een karikatuur. De eigenschappen zijn vaag en subjectief, en kunnen niet op alle leden van de groep worden toegepast.
* **Voorbeeld genderstereotypen:** Vrouwen worden vaak geassocieerd met gemeenschapsgerichte eigenschappen, terwijl mannen geassocieerd worden met zakelijke eigenschappen. Hoewel er gemiddelde verschillen kunnen bestaan, kunnen deze evolueren, en sommige stereotypen zijn puur gebaseerd op vooroordelen, zoals het idee dat mannen betere leiders zijn dan vrouwen.
Kenmerken van een vooroordeel omvatten een emotionele component, een cognitieve component (waarin het stereotype of de sociale categorie een rol speelt) en een gedragscomponent.
Stereotypen kunnen toenemen wanneer er sprake is van dreiging of strijd tussen groepen. Hoe sterker de identificatie met de groep, hoe extremer de stereotypen kunnen worden, wat de kans op vooroordelen en discriminatie vergroot.
Hoewel we spontaan aan negatieve stereotypen denken die vaak leiden tot vooroordelen en discriminatie, bestaan er ook positieve stereotypen. Deze kunnen echter leiden tot stereotypebedreiging, onrealistisch hoge verwachtingen scheppen en een negatieve ondertoon hebben.
#### 1.2.2 Herkomst van stereotypen
* **Sociale categorisering:** Zoals eerder besproken, hebben we de neiging om mensen in groepen in te delen, verschillen tussen groepen te vergroten en verschillen binnen groepen te minimaliseren. Zelfcategorisering houdt in dat we positieve kenmerken aan de eigen groep toekennen om ons beter te voelen dan anderen.
* **Sociale leerprocessen:** Stereotypen worden verworven via eigen ervaringen, opvoeding (zelfs voordat we er bewust bij stilstaan), en de invloed van media, thuissituaties, leeftijdsgenoten en collega's.
* **Illusoire correlaties:** Mensen zijn geneigd correlaties te zien tussen groepen en eigenschappen die in werkelijkheid niet bestaan. Een enkele negatieve ervaring kan al leiden tot een illusoire correlatie.
* **De ultieme attributiefout:** Dit houdt in dat het gedrag van een hele bevolkingsgroep intern wordt geattribueerd, zonder rekening te houden met externe omstandigheden. Voorbeelden zijn het stereotyperen van Joden als gierig, Walen als lui, of Vlamingen als boers. Dit wordt ook waargenomen bij groepen die economisch moeilijk hebben.
#### 1.2.3 Waarom stereotypen zo moeilijk te veranderen zijn
De mechanismen die betrokken zijn bij de vorming van stereotypen, spelen ook een rol bij het in stand houden ervan.
* **Selectief opnemen van informatie:** Stereotypen zijn gebaseerd op schema's. Informatie die niet in het schema past, wordt vaak niet opgenomen of vervormd om wel te passen.
* **Subcategorisering:** Wanneer informatie tegen een stereotype ingaat, wordt deze vaak extern geattribueerd. Om het stereotype niet te hoeven aanpassen, wordt de afwijkende persoon in een aparte subcategorie geplaatst (bv. 'carrièrevrouwen' als uitzondering op het stereotype van vrouwen).
* **Zelfuitlokkend gedrag (self-fulfilling prophecy):** Stereotypen kunnen ertoe leiden dat mensen stereotiep gedrag uitlokken, wat het oorspronkelijke stereotype bevestigt.
### 1.3 Vooroordelen en discriminatie
#### 1.3.1 Het activeren van stereotypen
Stereotypen kunnen geactiveerd worden door confrontatie met stereotype beelden of verhalen. Een bedreiging van ons zelfbeeld, economische redenen, of het gevoel dat onze identiteit bedreigd wordt, kan leiden tot negatieve opvattingen over de zij-groep. Iedereen is vatbaar voor deze geactiveerde stereotypen, wat kan leiden tot vooroordelen.
#### 1.3.2 Van stereotype naar discriminatie
* **Vooroordeel:** Dit zijn ongegronde meningen ten aanzien van bepaalde individuen of groepen, en bevatten een evaluatieve of affectieve component.
* **Discriminatie:** Hierbij is de beoordeling of behandeling niet langer gebaseerd op persoonlijke verdiensten of vaardigheden, maar op het feit dat iemand lid is van een bepaalde groep. Voorbeelden zijn racisme, seksisme en ageisme. Positieve discriminatie, zoals quota voor vrouwen op kieslijsten, bestaat ook.
Discriminatie kan ontstaan uit vooroordelen, maar de omstandigheden spelen een cruciale rol. Vroeger werd discriminatie eenzijdig verklaard door een autoritaire persoonlijkheid, maar vooroordelen ontstaan zodra de omstandigheden gunstig zijn. Iedereen is onderhevig aan stereotype opvattingen binnen een cultuur, maar de mate waarin men hier afstand van kan nemen, verschilt.
Zelfs individuen zonder uitgesproken vooroordelen kunnen beïnvloed worden door gangbare stereotypen. Experimenten met subliminale blootstelling aan stereotype woorden tonen aan dat deze onbewust de beoordeling van personen kunnen beïnvloeden.
##### 1.3.2.1 Omzetting in vooroordelen en discriminerend gedrag: Beïnvloedende factoren
Een tweestappenmodel beschrijft hoe stereotypen worden omgezet in vooroordelen en discriminerend gedrag: een automatisch verlopend proces gevolgd door een meer bewust gecontroleerde activiteit. De beschikbare cognitieve reserves en emoties spelen hierbij een rol.
Leerexperimenten, waarbij proefpersonen elektroshocks moeten toedienen, tonen aan dat stereotypering kan leiden tot meer shocks wanneer de medestudent kleinerende opmerkingen maakt, wat suggereert dat het stereotype een rol begint te spelen.
Persoonlijkheidsfactoren zoals autoritarisme en sociale dominantie, gekenmerkt door hiërarchisch denken en een negatieve houding tegenover gelijkheid, kunnen bijdragen aan discriminatie.
### 1.4 Discriminatie meten
De impliciete associatietaak (IAT) is een methode om impliciete vooroordelen en discriminatie te meten.
### 1.5 Ingaan tegen vooroordelen en discriminatie
#### 1.5.1 Rechtstreeks inwerken op de vooroordelen
Het onderdrukken van vooroordelen heeft vaak slechts een beperkt effect en kan leiden tot een terugkaatsingseffect. Corrigeren van vooroordelen kan via het SRP-model, dat bestaat uit twee fasen:
1. **Bewustwording:** Men wordt zich bewust van het stereotype beeld dat men heeft.
2. **Installeren van corrigerende gedragscues:** Men onderneemt bewust actie om het stereotiepe gedrag te remmen. Dit vraagt inspanning en moet stap voor stap gebeuren.
#### 1.5.2 Inwerken op de categorisering: Decategorisering
Decategorisering kan worden bevorderd door de **contacthypothese** van Allport, die vijf criteria voor contact tussen groepen formuleert:
1. **Wederzijdse afhankelijkheid:** Groepen zijn van elkaar afhankelijk om doelen te bereiken.
2. **Geen statusverschillen:** Er is geen hiërarchische structuur tussen de groepen.
3. **Geen stereotype bevestigende kenmerken:** Er wordt niet gefocust op kenmerken die stereotypen bevestigen.
4. **Elkaar persoonlijk ontmoeten:** Individuen van de groepen leren elkaar kennen.
5. **Positief klimaat:** Het contact vindt plaats in een sfeer van wederzijdse acceptatie.
Het **jigsawmodel** (puzzelmodel) is een effectieve methode die gebaseerd is op samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid en gebruikt kan worden in scholen om contacten tussen leerlingen te verbeteren. Resultaten hiervan omvatten een afname van vooroordelen en stereotyperingen, toegenomen sympathie voor groepsgenoten, hogere zelfwaardering en betere integratie. Dit model ontkracht stereotypen, stimuleert empathie en leert individuen vanuit verschillende perspectieven te kijken.
---
# Stereotypering en de oorsprong ervan
Dit deel van de analyse focust op de aard van stereotypen, hoe ze ontstaan vanuit sociale processen zoals categorisering, sociale leerprocessen en illusoire correlaties, en de mechanismen die hun weerstand tegen verandering verklaren.
### 2.1 Sociale categorisering
Sociale categorisering is een fundamentele eigenschap van mensen om informatie te organiseren door individuen en groepen in overzichtelijke categorieën in te delen. Dit helpt bij het ordenen van de wereld, maar kan problematisch worden wanneer deze categorieën te strikt worden gehanteerd.
#### 2.1.1 Het indelen van mensen in sociale categorieën
Wanneer we indrukken opdoen van onszelf en anderen, plaatsen we ons spontaan in sociale categorieën. De relevantie van deze categorieën hangt af van de specifieke situatie. Voorbeelden van zulke categorieën zijn onder andere 'sporter', 'student', 'jongere', of 'gamer'. Het 'Karen'-fenomeen, waarbij middelbare vrouwen met specifieke kenmerken de stempel 'Karen' krijgen ongeacht hun naam, is een voorbeeld van dergelijke categorisering.
Kenmerken van sociale categorieën zijn vaak prototypisch. Bij de waarneming van groepen worden er twee belangrijke vervormingen van groepsperceptie waargenomen:
* **Assimilatie:** Verschillen binnen categorieën worden geminimaliseerd. Bijvoorbeeld, de opvatting dat "alle meisjes die paardrijden hetzelfde zijn."
* **Contrast:** Verschillen tussen categorieën worden vergroot. Bijvoorbeeld, "Harry Potter-fans zijn echt helemaal anders dan The Lord of the Rings-fans!"
#### 2.1.2 Ik, wij en de anderen
Naast een persoonlijke identiteit bezitten we ook één of meerdere sociale identiteiten, gebaseerd op groepslidmaatschap. De sterkte van deze sociale identiteit varieert per situatie, waarbij bepaalde categorieën andere kunnen overvleugelen, wat kan leiden tot fundamentalisme.
Dit leidt tot een verschil in behandeling tussen de 'wij'-groep (ingroup) en de 'zij'-groep (outgroup). Mensen geven de voorkeur aan lidmaatschap van een positief gewaardeerde groep. Om dit te bereiken, kunnen groepsleden kunstgrepen toepassen om de eigen groep positiever te laten lijken, wat het zelfbeeld versterkt door de kwaliteiten van de eigen groep te benadrukken en negatieve eigenschappen te relativeren.
De **minimale groepssituatie** is een experimentele opzet waarbij mensen willekeurig worden ingedeeld in groepen zonder echte verschillen, behalve een opgelegde, onbeduidende eigenschap. In een experiment met jongens van 15 jaar die op basis van hun prestaties (willekeurig) in groepen werden ingedeeld, toonden deelnemers vaker **wij-groepsfavoritisme**: ze bevoordeelden leden van hun eigen groep, zelfs ten koste van een netto minder gunstige uitkomst voor de eigen groep.
Het 'ik' kan 'wij' worden, waarbij de grens tussen individu en groep vervaagt, vooral wanneer identificatie met de groep het zelfwaardegevoel verhoogt. Dit uit zich in het spreken over 'wij' bij winst en 'zij' bij verlies.
Wij-groepsfavoritisme is de neiging om leden van de eigen groep te begunstigen. Dit wordt sterker naarmate de verbondenheid groter is. Gedrag wordt geattribueerd zoals het eigen gedrag: positief gedrag wordt intern geattribueerd, negatief gedrag extern. **Nepotisme** is een vorm hiervan, waarbij familieleden of vrienden bevoordeeld worden zonder acht te slaan op kwalificaties.
Tegenover de zij-groep is er de neiging tot **zij-groepshomogeniteit**, de indruk dat leden van de zij-groep veel meer op elkaar lijken dan leden van de eigen groep. Ook heerst er **zij-groepsbenadeling**, wat een negatieve evaluatie inhoudt van groepen waartoe men zelf niet behoort. Een klassiek experiment met kinderen ingedeeld op oogkleur toonde aan dat bruinogige kinderen slechter werden behandeld, wat de emotionele impact van zulke indelingen aantoont. Een recent voorbeeld van de uitwassen van nationalistische groepsdenken was de politieke satire van de Nieuw-Gentse Alliantie, waarbij bakkers weigerden West-Vlamingen te bedienen.
### 2.2 Stereotypering
#### 2.2.1 Kenmerken van stereotypen
Een stereotype is een verzameling relatief onveranderlijke, simplistische overgeneralisaties over een groep of klasse van mensen.
Het **(on)waarheidsgehalte** van stereotypen:
Stereotypen zijn simplistische overgeneralisaties die soms voortkomen uit een kern van waarheid, maar die vervolgens uitvergroot worden tot een karikatuur. De eigenschappen zijn vaak vaag en subjectief en kunnen niet op alle leden van de groep worden toegepast.
* **Voorbeeld genderstereotypen:** Vrouwen worden vaak als gemeenschapsgericht gezien, mannen als zakelijk. Hoewel er gemiddelde verschillen kunnen bestaan, evolueren deze en zijn stereotypen gebaseerd op vooroordelen (bv. mannen zijn betere leiders).
Kenmerken van een vooroordeel, die relevant zijn voor stereotypen, zijn:
* Gaat in twee richtingen en kan positief of negatief zijn.
* Bestaat uit een emotionele component, een cognitieve component (stereotype/sociale categorie), en een gedragscomponent.
Stereotypen kunnen toenemen bij dreiging of strijd tussen groepen, en sterke groep identificatie leidt tot extremere stereotypen, wat de kans op vooroordelen en discriminatie vergroot.
Negatieve stereotypen leiden vaak tot vooroordelen en discriminatie. Positieve stereotypen kunnen echter ook schadelijk zijn door onrealistisch hoge verwachtingen te creëren of een negatieve ondertoon te hebben (stereotypebedreiging).
#### 2.2.2 Herkomst van stereotypen
Stereotypen ontstaan op verschillende manieren:
* **Sociale categorisering:** Zoals eerder besproken, neigen we ertoe groepen te vormen, verschillen tussen groepen te vergroten en verschillen binnen groepen te minimaliseren. Zelfcategorisering leidt ertoe positieve kenmerken aan de ingroup toe te kennen en negatieve aan de outgroup.
* **Sociale leerprocessen:** Stereotypen worden aangeleerd via eigen ervaringen, opvoeding, de media, thuissituaties, leeftijdsgenoten en collega's.
* **Illusoire correlaties:** Mensen zien correlaties tussen eigenschappen van groepen die in werkelijkheid niet bestaan. Zelfs één negatieve ervaring kan een illusoire correlatie oproepen, zoals het spreekwoord "één rotte appel verpest het hele vat" illustreert.
* **De ultieme attributiefout:** Voor een hele bevolkingsgroep wordt gedrag intern geattribueerd, zonder rekening te houden met externe omstandigheden (bv. "de vrekkerige jood", "luie Waal", "boertige Vlaming"). Dit wordt ook wel aangeleerde hulpeloosheid genoemd.
#### 2.2.3 Waarom stereotypen zo moeilijk te veranderen zijn
De mechanismen die bijdragen aan de vorming van stereotypen, spelen ook een rol in hun instandhouding:
* **Selectief opnemen van informatie:** Stereotypen zijn gebaseerd op schema's. Informatie die niet in het schema past, wordt vaak niet opgenomen of zodanig vervormd dat het wel past.
* **Subcategorisering:** Wanneer informatie tegen een stereotype ingaat, wordt het gedrag vaak extern geattribueerd. Om het stereotype niet te hoeven aanpassen, wordt de afwijkende persoon ondergebracht in een aparte subcategorie (bv. "carrièrevrouwen" als uitzondering op het stereotype van vrouwen).
* **Zelfuitlokking van stereotiep gedrag (self-fulfilling prophecy):** Stereotypen kunnen ertoe leiden dat mensen zich gaan gedragen op een manier die het stereotype bevestigt, wat vervolgens weer de overtuiging van het stereotype versterkt.
### 2.3 Vooroordelen en discriminatie (kort overzicht, gerelateerd aan stereotypen)
#### 2.3.1 Het activeren van stereotypen
Stereotyperende beelden of verhalen kunnen leiden tot de activering van stereotypen. Dit kan gebeuren door confrontatie met leden van een bepaalde groep of door bedreiging van het zelfbeeld, wat kan leiden tot negatief praten over die groep.
#### 2.3.2 Van stereotype naar discriminatie
* **Vooroordeel:** Een ongegronde mening over individuen of groepen, inclusief een evaluatieve of affectieve component.
* **Discriminatie:** Beoordeling of behandeling die niet gebaseerd is op persoonlijke verdiensten, maar op groepslidmaatschap (bv. racisme, seksisme, leeftijdsdiscriminatie). Positieve discriminatie bestaat ook (bv. vrouwenquotum).
Vroeger werd discriminatie verklaard door een autoritaire persoonlijkheid, maar vooroordelen komen op zodra omstandigheden gunstig zijn. Iedereen is onderhevig aan stereotype opvattingen, maar de mate waarin men hier afstand van kan nemen, verschilt. Ook mensen zonder expliciete vooroordelen kunnen beïnvloed worden door gangbare stereotypen, zoals blijkt uit experimenten met subliminale priming.
Factoren die omzetting in vooroordelen en discriminerend gedrag beïnvloeden zijn het **tweestappenmodel** (automatisch proces gevolgd door gecontroleerde activiteit), cognitieve reserves, emoties, en persoonlijkheidsfactoren zoals autoritarisme en sociale dominantie.
### 2.4 Ingaan tegen vooroordelen en discriminatie
#### 2.4.1 Rechtstreeks inwerken op de vooroordelen
* **Onderdrukken van vooroordelen:** Heeft een beperkt effect en kan leiden tot een terugkaatsingseffect.
* **Corrigeren van vooroordelen (SRP-model):**
1. **Bewustwording:** Erkennen dat men een stereotype beeld heeft.
2. **Instellen van corrigerende gedragscues:** Bewustzijn van het stereotype aanpassen en gedragsinhibitie toepassen, wat inspanning en stapsgewijze oefening vereist.
#### 2.4.2 Inwerken op de categorisering
* **Decategorisering:** Vermindering van het belang van groepscategorisering.
* **Contacthypothese (Allport):** Vijf criteria voor effectief contact tussen groepen om vooroordelen en discriminatie te verminderen:
1. Wederzijdse afhankelijkheid.
2. Geen statusverschillen.
3. Geen stereotype bevestigende kenmerken.
4. Elkaar persoonlijk ontmoeten.
5. Een positief klimaat.
* **Jigsawmodel:** Een onderwijsaanpak gebaseerd op samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid, wat leidt tot afname van vooroordelen, toegenomen sympathie en zelfwaardering, en betere integratie. Dit model ontzenuwt stereotypen, stimuleert empathie en leert perspectief nemen.
---
# Vooroordelen, discriminatie en manieren om ze tegen te gaan
Dit hoofdstuk onderzoekt de dynamiek tussen sociale categorisering, stereotypen, vooroordelen en discriminatie, en presenteert strategieën om deze verschijnselen te verminderen.
### 3.1 Sociale categorisering: het indelen van mensen in groepen
Sociale categorisering is een fundamentele eigenschap van mensen, waarbij we spontaan de neiging hebben om individuen en onszelf in te delen in overzichtelijke sociale categorieën. Dit proces helpt ons de wereld te ordenen, maar kan problemen veroorzaken wanneer deze categorieën te strikt worden gehanteerd. De relevante categorieën die we gebruiken, zijn afhankelijk van de situatie en het moment.
#### 3.1.1 Het indelen van mensen in sociale categorieën
Indrukken van onszelf en anderen leiden tot spontane indeling in sociale categorieën, zoals 'student', 'sporter', 'jongere' of 'gamer'. Het 'Karen'-fenomeen is een voorbeeld waarbij vrouwen van middelbare leeftijd, ongeacht hun naam, een stereotype stempel krijgen.
##### Vervorming van groepsperceptie
* **Assimilatie:** Het minimaliseren van verschillen binnen categorieën. Bijvoorbeeld: "Alle meisjes die paardrijden zijn hetzelfde."
* **Contrast:** Het vergroten van verschillen tussen categorieën. Bijvoorbeeld: "Harry Potter-fans zijn echt helemaal anders dan The Lord of the Rings-fans."
#### 3.1.2 Ik, wij en de anderen
Naast een persoonlijke identiteit hebben we ook één of meer sociale identiteiten. Het lidmaatschap van een groep is niet altijd even sterk aanwezig en kan situatie-afhankelijk zijn. In omstandigheden waarin één sociale categorie overheerst, spreken we van fundamentalisme.
##### Het verschil in de behandeling van de wij- en de zij-groep
We geven de voorkeur aan lidmaatschap van een positief gewaardeerde groep. Soms worden er kunstgrepen uitgehaald om de eigen groep positiever te ervaren, door kwaliteiten te benadrukken en negatieve eigenschappen te relativeren, wat ons zelfbeeld verhoogt.
* **De minimale groepssituatie:** Een fictieve verzameling mensen die willekeurig zijn samengebracht, zonder andere verschillen dan een onbeduidende eigenschap die van buitenaf is opgelegd.
* **Experiment met minimale groep:** Jongens van 15 jaar werden schijnbaar op basis van hun prestaties ingedeeld in groepen (bijvoorbeeld 'onderschatters' en 'overschatters'). Wanneer ze een geldsom moesten verdelen tussen iemand uit de eigen groep en iemand uit de andere groep, kozen ze vaker voor het alternatief waarbij de eigen groep, ondanks een nettoverlies, toch iets meer kreeg. Dit illustreert **wij-groep favoritisme**: het bevoordelen van de eigen groep ten koste van andere groepen.
* **"Ik" wordt "wij":** In bepaalde omstandigheden vervaagt de grens tussen individu en groep, vooral om het zelfwaardegevoel te verhogen. Als de groep wint, spreken we over "wij"; als de groep verliest, spreken we over "zij".
* **Houding tegenover de wij-groep:**
* **Wij-groepsfavoritisme:** De neiging om leden van de eigen groep te bevoordelen in woord en daad. Deze tendens wordt sterker naarmate de verbondenheid groter wordt. Gedrag van de wij-groep wordt vaker intern geattribueerd (positief gedrag intern, negatief extern).
* **Nepotisme:** Het bevoordelen van familieleden of goede vrienden bij het toekennen van banen of voordelen, ongeacht kwalificaties.
* **Houding tegenover de zij-groep:**
* **Zij-groep homogeniteit:** De indruk dat leden van de zij-groep veel meer op elkaar lijken dan leden van de eigen groep.
* **Zij-groepsbenadeling:** Een negatieve evaluatie van groepen waartoe men zelf niet behoort.
##### Voorbeelden van groepsbenadeling
* **Experiment met oogkleur:** Kinderen werden ingedeeld op basis van oogkleur. De kinderen met bruine ogen werden slechter behandeld en aangesproken, wat grote emotionele effecten had.
* **Nieuw-Gentse Alliantie (NGA):** Een politieke satire die de uitwassen van overdreven Vlaams nationalisme aanklaagde. Een ludieke oproep werd serieus genomen, waarbij sommige bakkers weigerden West-Vlamingen te bedienen.
### 3.2 Stereotypering
#### 3.2.1 Kenmerken van stereotypen
Een stereotype is een verzameling relatief onveranderlijke, simplistische overgeneralisaties over een groep of klasse van mensen.
* **Het (on)waarheidsgehalte:** Stereotypen bevatten vaak een kern van waarheid die echter wordt uitvergroot tot een karikatuur. Eigenschappen zijn vaag en subjectief, en kunnen niet op alle leden van de groep worden toegepast.
* **Voorbeeld genderstereotypen:** Vrouwen worden geassocieerd met gemeenschapsgerichte eigenschappen, mannen met zakelijke eigenschappen. Hoewel er gemiddelde verschillen kunnen zijn, evolueren deze, en veel stereotypen zijn puur gebaseerd op vooroordelen (bijv. mannen zijn betere leiders dan vrouwen).
* **Vooroordeelcomponenten:** Een vooroordeel (dat in twee richtingen kan gaan en positief of negatief kan zijn) bevat een emotionele component, een cognitieve component (stereotype/sociale categorie) en een gedragscomponent.
* **Voorbeeld:** "Vrouwen kunnen niet met de auto rijden" (negatief); "Vlamingen zijn harde werkers" (positief).
* **Gevaar bij dreiging of strijd:** Stereotypen kunnen toenemen bij dreiging of strijd tussen groepen, vooral bij sterke groep identificatie, wat leidt tot extremere stereotypen en meer kans op vooroordelen en discriminatie. Dit wordt vaak geactiveerd wanneer men zich bedreigd voelt in waarden en normen.
* **Negatieve en positieve stereotypen:**
* Negatieve stereotypen leiden vaak tot vooroordelen en discriminatie.
* Positieve stereotypen kunnen leiden tot **stereotypebedreiging**, waarbij onrealistisch hoge verwachtingen worden opgeroepen en er een negatieve ondertoon in kan doorklinken.
#### 3.2.2 Herkomst van stereotypen
* **Sociale categorisering:** De neiging om mensen in groepen in te delen, verschillen tussen groepen te vergroten en verschillen binnen groepen te minimaliseren. Zelfcategorisering kent positieve kenmerken toe aan de ingroep.
* **Sociale leerprocessen:** Eigen ervaringen, opvoeding (nog voor bewuste reflectie), en de invloed van media, thuissituaties, leeftijdsgenoten en collega's.
* **Illusoire correlaties:** De neiging om correlaties te zien tussen groepen en eigenschappen die in werkelijkheid niet bestaan. Eén enkele negatieve ervaring kan al een illusoire correlatie oproepen.
* **De ultieme attributiefout:** Voor een hele bevolkingsgroep wordt gedrag intern geattribueerd zonder rekening te houden met externe omstandigheden (bijv. "de vrekkerige Jood", "luie Waal", "boertige Vlaming"). Dit kan ook optreden bij groepen die economisch moeilijke tijden doormaken, en kan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid.
#### 3.2.3 Waarom stereotypen zo moeilijk te veranderen zijn
De mechanismen die de totstandkoming van stereotypen faciliteren, werken ook in standhouding ervan.
* **Selectief opnemen van informatie:** Informatie die niet in het schema past, wordt niet opgenomen of zodanig vervormd dat het wel past.
* **Subcategorisering:** Wanneer informatie tegen een stereotype ingaat, wordt het gedrag extern geattribueerd, of de afwijkende persoon wordt ondergebracht in een aparte categorie (bijv. "carrière-vrouwen") om het stereotype niet te hoeven aanpassen.
* **Zelfuitlokkend gedrag (self-fulfilling prophecy):** Stereotypen kunnen gedrag uitlokken dat het stereotype bevestigt.
### 3.3 Vooroordelen en discriminatie
#### 3.3.1 Het activeren van stereotypen
Stereotype beelden en verhalen kunnen bij ons geactiveerd worden, bijvoorbeeld door confrontatie met iemand met een fysieke beperking. Bedreiging van het zelfbeeld (economisch of identiteitsgericht) kan leiden tot negatieve uitingen over de zij-groep. Vooroordelen zijn ongegronde meningen met een evaluatieve of affectieve component.
#### 3.3.2 Van stereotype naar discriminatie
* **Vooroordeel:** Ongegronde meningen ten aanzien van bepaalde individuen of groepen, met een evaluatieve of affectieve component.
* **Discriminatie:** Beoordeling of behandeling is niet gebaseerd op persoonlijke verdiensten of vaardigheden, maar op lidmaatschap van een bepaalde groep. Dit omvat racisme, seksisme en agisme. Ook **positieve discriminatie** (bijv. kieslijsten met evenveel mannen als vrouwen) kan voorkomen.
##### Van vooroordelen naar discriminatie
* Vooroordelen steken de kop op zodra de omstandigheden gunstig zijn. Iedereen is onderhevig aan stereotype opvattingen in een cultuur, maar de mate waarin men hier afstand van kan nemen verschilt.
* Zelfs onbevooroordeelde personen kunnen beïnvloed worden door gangbare stereotypen.
* **Experiment vooroordelen naar zwarten:** Groepen met veel of weinig vooroordelen werden blootgesteld aan een gecontroleerde hoeveelheid stereotype woorden. Een tekst over een persoon met positieve en negatieve eigenschappen werd voorgelezen. De groep die meer blootgesteld was aan stereotype woorden, gaf een negatiever oordeel, wat aantoont dat we beïnvloed worden door culturele stereotypen.
##### Omzetting in vooroordelen en discriminerend gedrag
* **Beïnvloedende factoren:**
* **Tweestappenmodel:** Een automatisch verlopen proces gevolgd door een bewust gecontroleerde activiteit. Dit vereist motivatie en cognitieve reserves.
* **Invloed van emoties:** De ruimte die emoties krijgen kan invloed hebben.
* **Leerexperiment met electroshocks:** Bij het toedienen van electroshocks aan medestudenten, maakt het niet uit of ze wit of zwart zijn, tenzij de medestudent kleinerende opmerkingen maakt, waardoor stereotypen geactiveerd worden en er meer shocks worden gegeven.
* **Persoonlijkheidsfactoren:**
* **Autoritarisme en sociale dominantie:** Leidt tot hiërarchisch denken en negatieve houdingen tegenover het promoten van meer gelijkheid.
### 3.4 Discriminatie meten
* **Impliciete associatietaak (IAT):** Een meetinstrument dat onbewuste associaties tussen groepen en attitudes of stereotypen kan detecteren.
### 3.5 Ingaan tegen vooroordelen en discriminatie
#### 3.5.1 Rechtstreeks inwerken op de vooroordelen
* **Onderdrukken van vooroordelen:** Heeft een beperkt effect en kan leiden tot een terugkaatsingseffect (boemerangeffect).
* **Corrigeren van vooroordelen (SRP-model):**
* **Fase 1: Bewustwording:** Zich bewust worden van het hebben van een stereotype beeld (bijv. bij het zien van jongeren met een kap).
* **Fase 2: Instelleren van corrigerende gedragscues:** Gedragsinhibitie toepassen (bijv. gewoon blijven lopen, zonder de straat over te steken). Dit vraagt inspanning en moet stap voor stap gebeuren.
#### 3.5.2 Inwerken op de categorisering: decategorisering
* **Contacthypothese (Allport):** Contact tussen groepen kan vooroordelen verminderen, mits aan vijf criteria wordt voldaan:
1. **Wederzijdse afhankelijkheid:** Groepen zijn van elkaar afhankelijk (bijv. experiment zomerkamp).
2. **Geen statusverschillen:** Niemand staat boven de ander.
3. **Geen stereotype bevestigende kenmerken:** Focus op neutrale interacties.
4. **Elkaar persoonlijk ontmoeten:** Individuele interactie.
5. **Positief klimaat:** Een ondersteunende omgeving.
* **Het jigsawmodel (puzzelmodel):** Een strategie die in scholen kan worden gebruikt, gebaseerd op samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid. Leerlingen krijgen elk een deel van de informatie dat ze nodig hebben om een gezamenlijke taak te voltooien.
* **Resultaten:** Afname van vooroordelen en stereotyperingen, toename van sympathie voor groepsgenoten, toegenomen zelfwaardering en betere integratie.
* **Verklaringen:** Ontzenuwen van percepties over de wij- en zij-groep, stimuleren van empathie door samenwerking, en leren kijken vanuit het perspectief van een ander.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Groepsperceptie | De manier waarop individuen groepen waarnemen en interpreteren, inclusief de sociale categorisering, stereotypering en vooroordelen die hierbij een rol spelen. |
| Sociale categorisering | Het fundamentele psychologische proces waarbij mensen individuen onderbrengen in overzichtelijke sociale categorieën, wat essentieel is voor het ordenen van de wereld, maar ook kan leiden tot oversimplificatie. |
| Stereotypering | Het proces waarbij algemene, vaak simplistische en onveranderlijke overgeneralisaties worden gemaakt over een groep of klasse van mensen, die niet noodzakelijk op de realiteit gebaseerd zijn. |
| Stereotype | Een verzameling relatief onveranderlijke, simplistische overgeneralisaties over een groep of klasse van mensen, die vaak een kern van waarheid bevatten maar uitvergroot worden tot een karikatuur. |
| Vooroordeel | Ongegronde meningen, evaluaties of affectieve reacties ten aanzien van bepaalde individuen of groepen, die een cognitieve (stereotype/sociale categorie) en emotionele component bevatten en tot gedrag kunnen leiden. |
| Discriminatie | Het beoordelen of behandelen van individuen niet op basis van hun persoonlijke verdiensten of vaardigheden, maar enkel en alleen omdat ze lid zijn van een bepaalde groep, wat kan leiden tot ongelijkheid. |
| Wij-groep | De groep waartoe een individu zich identificeert, vaak gekenmerkt door favoritisme en een neiging om de eigen groep positiever te evalueren dan de zij-groep. |
| Zij-groep | De groep waartoe een individu niet behoort, vaak geconfronteerd met homogeniteit, benadeling en negatieve evaluaties vanuit de wij-groep. |
| Sociale identiteitstheorie | Een theorie die stelt dat naast een persoonlijke identiteit, individuen ook één of meer sociale identiteiten hebben die voortkomen uit hun lidmaatschap van bepaalde groepen, wat invloed heeft op hun zelfwaardering. |
| Minimale groepssituatie | Een experimentele opzet waarbij mensen willekeurig worden ingedeeld in fictieve groepen zonder andere duidelijke verschillen, om zo de effecten van groepslidmaatschap op gedrag te bestuderen. |
| Wij-groepsfavoritisme | De neiging om leden van de eigen groep (wij-groep) te bevoordelen in woord en daad, soms zelfs ten koste van de eigen groep, wat bijdraagt aan een positiever zelfbeeld. |
| Zij-groep homogeniteit | De perceptie dat leden van de zij-groep veel meer op elkaar lijken dan de leden van de eigen groep, wat bijdraagt aan een stereotypering van de 'andere' groepen. |
| Zij-groepsbenadeling | Het fenomeen waarbij negatieve evaluaties worden gemaakt van groepen waartoe men zelf niet behoort, wat kan leiden tot vooroordelen en discriminatie. |
| Illusoire correlatie | Het waarnemen van een verband of correlatie tussen twee eigenschappen of gebeurtenissen die in werkelijkheid niet of nauwelijks aanwezig is, vaak gebaseerd op stereotypering of selectieve aandacht. |
| Ultieme attributiefout | De neiging om gedrag van een hele bevolkingsgroep intern te attribueren (toeschrijven aan hun persoonlijkheid of aard), zonder rekening te houden met externe omstandigheden of situationele factoren. |
| Decategorisering | Een proces waarbij individuen worden gezien als unieke personen, los van hun groepslidmaatschap, wat de nadruk legt op individuele kenmerken in plaats van groepskenmerken. |
| Contacthypothese | Een theorie die stelt dat intergroepscontact, onder specifieke voorwaarden zoals wederzijdse afhankelijkheid en gelijke status, kan leiden tot een vermindering van vooroordelen en stereotypering. |
| Jigsawmodel | Een onderwijsmethode gebaseerd op samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid, waarbij leerlingen afhankelijk zijn van elkaar om taken te voltooien, wat de integratie bevordert en vooroordelen vermindert. |