Cover
Empieza ahora gratis KZG.HK.4a.Metafysica en onttovering(1) - Tagged.pdf
Summary
# Ontstaan van de moderne filosofie en cultuur in de 17de eeuw
De 17de eeuw markeert het begin van de moderne filosofie en cultuur, een periode gekenmerkt door de opkomst van de wetenschappelijke revolutie en een mechanistisch wereldbeeld, wat leidde tot een fundamentele verschuiving in het Europese denken en de Europese cultuur. Deze periode zag de geboorte van een nieuwe filosofie, beïnvloed door denkers als Francis Bacon en René Descartes, die zich conformeerde aan de 'scienza nuova' (nieuwe wetenschap). De perceptie van een nieuwe, onomkeerbare tijdperk in Europa opende een totaal nieuwe betekenishorizon, waardoor de cultuur van de Moderniteit zich kon ontplooien [3](#page=3).
### 1.1 Een revolutie van de geest
Vanaf circa 1650 begon er een duidelijke breuk in het denken en de intellectuele cultuur. Jonathan Israel beschrijft deze periode als een 'revolutie van de geest', de radicale Verlichting, waarin filosofie en de 'scienza nuova' een cruciale rol speelden. Volgens Israel was de intellectuele scène in Europa tussen 1650 en 1750 verdeeld en gepolariseerd tussen enerzijds de moderne geest van radicale vooruitgang, geïnitieerd door denkers als Descartes en Spinoza, en anderzijds een meer traditionele, behoudsgezinde geest van tegenstanders van deze radicale Verlichting [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Hoewel de analyse van Israel invloedrijk is, wordt in dit hoofdstuk een genuanceerder beeld gepresenteerd, waarbij de nadruk ligt op een veelheid aan visies in plaats van een heldere dichotomie [6](#page=6).
### 1.2 De complexiteit van de intellectuele ontwikkeling
De stelling die hier wordt verdedigd, is dat de filosofie en intellectuele cultuur in de 17de eeuw niet zozeer werden getekend door een strijd tussen voorstanders van de verlichte geest van vooruitgang en reactionaire tegenstanders. In plaats daarvan was er sprake van een veelheid aan visies, en bleef de uiteindelijke richting van denken en cultuur vooralsnog onduidelijk. De Verlichting was in de 17de eeuw een zich ontvouwend proces, geen vaststaand gegeven waarvan de agenda en uitkomst reeds bepaald waren. Het idee van 'vooruitgang' was bijvoorbeeld nog niet noodzakelijk wat wij er hedendaags onder verstaan [6](#page=6).
### 1.3 Het begin van een nieuw tijdperk en de rol van metafysica
De 17de eeuw markeert wel degelijk het begin van een nieuw tijdperk. De impact van de wetenschappelijke revolutie en de 'scienza nuova' op filosofie en cultuur werd echter verschillend ingeschat, het besef ervan groeide langzaam en leidde tot uiteenlopende posities. Deze onzekerheid weerspiegelde zich in de filosofie. De 17de eeuw kende een opbloei van de metafysica binnen het continentale rationalisme, met sleutelfiguren als Descartes, Spinoza en Leibniz, die allen de 'scienza nuova' omarmden [7](#page=7).
### 1.4 Duidingsverschillen en weerstand tegen het rationalisme
Een opmerkelijke vaststelling is dat deze filosofen drie onderling verschillende duidingen gaven van de impact van de 'nieuwe filosofie' op het zelfbeeld van de mens, de visie op de natuur en God, en daarmee ook op religie, geloof, politiek en ethiek. Tegelijkertijd was er in de 17de-eeuwse intellectuele cultuur ook hevige tegenstand en wantrouwen jegens deze denkers. Dit wantrouwen kwam voort uit diverse kritiekpunten [8](#page=8):
* Twijfel of wiskunde wel een geschikt model kon bieden voor een fundamentele metafysica [8](#page=8).
* Kritiek op de tendens tot materialisme en dualisme binnen het Cartesianisme [8](#page=8).
* Onvrede met het rationalistische mensbeeld [8](#page=8).
* Onvrede met de visie op het christelijke geloof en openbaring binnen het rationalisme [8](#page=8).
---
# De idee van vooruitgang en de moderne zelf
De 17de-eeuwse notie van vooruitgang, die de verbetering van het menselijk lot centraal stelt, markeert een cruciale verschuiving naar een modern zelfbeeld, gekenmerkt door zelfbepaling en een focus op het heden [10](#page=10).
### 2.1 Het vooruitgangsgeloof in de 17de eeuw
De idee van 'vooruitgang' kreeg in de 17de eeuw vorm als een centraal thema in de filosofie, met denkers als Descartes en Bacon die de nadruk legden op de rol van *scienza nuova* (nieuwe wetenschap) voor de verbetering van het menselijk lot, met name in de geneeskunde. Leibniz zag filosofie als de 'wetenschap van het geluk' en beschouwde de perfectie van de mens, zelfs binnen een 'best mogelijke van alle werelden', als een eindeloos proces. Spinoza pleitte voor de emancipatie van de rede uit bijgeloof, wat zou leiden tot meer gelijkheid en individuele vrijheid, en benadrukte het belang van religieuze tolerantie [10](#page=10).
#### 2.1.1 Ethiek zonder god?
Een belangrijke ontwikkeling was de beginnende gedachte over ethiek en politieke grondslagen los van religie. Hugo Grotius dacht na over natuurrecht en de grondslag van de staat zonder expliciet te verwijzen naar God, met het principe *'etsi Deus non daretur'* (alsof God niet gegeven zou zijn). Pierre Bayle speculeerde over de mogelijkheid van een samenleving bestaande uit 'deugdzame atheïsten'. Shaftesbury stelde de vraag of een religieus man ook deugden bezat, wat impliceert dat deugdzaamheid niet exclusief aan religie gebonden hoeft te zijn [11](#page=11).
#### 2.1.2 De beperkingen van het 17de-eeuwse vooruitgangsidealisme
Hoewel de 17de eeuw de kiemen legde voor het vooruitgangsgeloof, ontstond de idee van grote politieke hervormingen en de 'maakbaarheid' van de samenleving pas echt in de 18de eeuw. Descartes en Leibniz bleven daarentegen trouw aan de heersende orde van het *ancien régime* en waren overtuigd van het belang van traditionele godsdienst als bron van moraliteit en politieke stabiliteit [12](#page=12).
### 2.2 De radicale omslag: het ideaal van *Selbstbehauptung*
De vooruitgangsidee onthult een radicale omslag in de Westerse cultuur, namelijk het ontstaan van het ideaal van *Selbstbehauptung* (zelf-affirmatie of zelfbepaling). Hans Blumenberg stelt dat *Selbstbehauptung* ruimer is dan het idee van 'zelfbeschikking'; het moderne zelf wendt de blik af van God en een transcendente eindbestemming [13](#page=13).
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen 'zelfbeschikking' en *'Selbstbehauptung'* zoals voorgesteld door Blumenberg. Het eerste suggereert autonomie binnen een gegeven kader, terwijl het tweede een meer fundamentele afwijzing van externe, transcendente autoriteit impliceert ten gunste van zelfcreatie en zelfmanagement.
#### 2.2.1 Meesterschap over de natuur en zelfontplooiing
In de exploratie van de natuur, inclusief de mens zelf, ligt de belofte van een 'meesterschap over de natuur' zoals Descartes die voorstelde. Dit markeert een breuk met het Platonische Gnosis-idee ten voordele van een vertrouwen op moderne wetenschap als instrument voor de eindeloze zelfontplooiing van de mensheid [14](#page=14).
### 2.3 De ontdekking van het moderne zelf
De 17de eeuw kenmerkte zich door een nieuwe visie op de mens als zelf of individu. Hoewel de idee van uniciteit en sacraliteit van het individu reeds in het vroege Christendom aanwezig was en verder ontwikkeld werd in de Renaissance en het humanisme, kreeg het 'moderne zelf' in de 17de eeuw een specifieke invulling. Charles Taylor maakt hierbij een onderscheid tussen het 'poreuze zelf' (premodern) en het 'gesloten zelf' (modern) [17](#page=17).
#### 2.3.1 Verschillende visies op het zelf
Verschillende filosofische stromingen boden nieuwe visies op het zelf. Hobbes beschreef een 'atomair zelf' dat hij primair zag als een organisme, louter lichaam. Descartes daarentegen definieerde het 'zelf' als de *cogito*, de denkende ziel [18](#page=18).
> **Tip:** Vergelijk de visies van Hobbes en Descartes op het 'zelf'. Terwijl Hobbes een materialistische benadering hanteert, legt Descartes de nadruk op het dualisme van lichaam en geest, met de 'cogito' als centraal element van het zelf.
#### 2.3.2 Zelfbewustzijn, identiteit en zelfbepaling
Nieuwe visies op zelfbewustzijn en persoonlijke identiteit werden verbonden met zelfbepaling van de moderne mens. John Locke zag in de 18de eeuw het empirische zelf zijn identiteit ontlenen aan geheugen, wat een andere vraag is dan die naar de ziel als metafysisch substraat en bron van uniciteit van het individu. Dit contrasteert met Humes visie op het 'passioneel-sensibele zelf' in de 18de eeuw, die scepsis over de eenheid van het 'ik' met zich meebracht [18](#page=18).
---
# De impact van de wetenschappelijke revolutie op het wereldbeeld
De wetenschappelijke revolutie en de opkomst van de "scienza nuova" leidden tot een ingrijpende transformatie van het filosofische denken, met blijvende gevolgen voor het wereldbeeld van de mens, de kijk op de natuur en de perceptie van God [3](#page=3) [7](#page=7).
### 3.1 Veranderingen in het wereldbeeld
#### 3.1.1 De moderne filosofie en cultuur
De 17e eeuw markeert het begin van de moderne filosofie en cultuur, gekenmerkt door een breuk met de premoderne tijd, inclusief de renaissance en het humanisme. Twee cruciale factoren droegen hieraan bij: de wetenschappelijke revolutie die een feit werd en de mechanisering van het wereldbeeld die zich doorzette, en de ontwikkeling van een nieuwe filosofie in de geest van Bacon en Descartes, die zich conformeerde aan de "scienza nuova". Dit creëerde de notie van een nieuwe, onomkeerbare tijd die een totaal nieuwe betekenishorizon in Europa opende: de cultuur van de Moderniteit ontplooide zich [3](#page=3).
#### 3.1.2 De rol van de scienza nuova
De wetenschappelijke revolutie, met haar nadruk op de "scienza nuova" (nieuwe wetenschap), was een sleutelfactor in deze transformatie. De 17e eeuw zag een opbloei van de metafysica binnen het continentale rationalisme, met denkers als Descartes, Spinoza en Leibniz die de "scienza nuova" omarmden. Deze denkers verschilden echter in hun interpretatie van de impact van de nieuwe filosofie op het mensbeeld, de visie op de natuur en God, en bijgevolg op religie, politiek en ethiek. Deze onzekerheid en de uiteenlopende posities weerspiegelden zich in de filosofie van die tijd [3](#page=3) [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** De 17e eeuw was een periode van intense intellectuele verandering, waarin oude zekerheden werden bevraagd door de vooruitgang van de wetenschap.
#### 3.1.3 Tegenstand en kritiek op het rationalisme
De denkers van de 17e eeuw, hoewel omarmend van de "scienza nuova", stuitten ook op aanzienlijke weerstand en wantrouwen. De kritiek richtte zich op verschillende aspecten: de twijfel of wiskunde wel als model kon dienen voor een fundamentele metafysica, kritiek op de tendens tot materialisme en dualisme in het Cartesianisme, onvrede met het rationalistische mensbeeld, en kritiek op de visie op het christelijk geloof en de Openbaring binnen het rationalisme [8](#page=8).
#### 3.1.4 Het moderne zelf en de natuur-machine
De exploratie van de natuur, inclusief de mens zelf, bood de belofte van "meesterschap over de natuur", zoals gesteld door Descartes. Dit betekende een breuk met het Platoonse Gnosis-idee, ten gunste van een vertrouwen op de moderne wetenschap als instrument voor eindeloze zelfontplooiing van de mensheid. De 17e eeuwse filosofie kenmerkt zich door een verschuiving naar een metafysisch-epistemologisch uitgangspunt waarbij het "Ik" of "Zelf" centraal komt te staan als subject tegenover de wereld of natuur als object [14](#page=14) [16](#page=16).
> **Tip:** Gaukrogers magistrale trilogie over de opkomst van de moderne wetenschappen en de transformatie van het denken in de Moderniteit biedt diepgaand inzicht in deze periode [15](#page=15).
#### 3.1.5 Transcendentie versus vooruitgang
De opkomst van de moderne wetenschap transformeerde de notie van tijd van een cyclisch begrip, zoals in de oudheid en renaissance, naar een lineair concept van vooruitgang. De focus verschoof van een verticale oriëntatie (richting God, het transcendente) naar een horizontale oriëntatie (richting de toekomst, de zelfontplooiing van de mensheid door middel van wetenschap en techniek) [14](#page=14) [3](#page=3).
> **Example:** In plaats van te zoeken naar goddelijke waarheden of een terugkeer naar een gouden tijd, richtte het moderne denken zich op het verbeteren van de menselijke conditie door middel van wetenschappelijke ontdekkingen en technologische innovaties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Onttovering | Het proces waarbij traditionele geloofssystemen, mythen en magische opvattingen worden vervangen door rationele en wetenschappelijke verklaringen, wat leidt tot een meer seculiere kijk op de wereld. |
| Metafysica | Het filosofische onderzoeksgebied dat zich bezighoudt met de aard van de werkelijkheid, inclusief concepten als zijn, bestaan, god, ziel en geest, voorbij de concrete zintuiglijke ervaring. |
| Wetenschappelijke revolutie | Een periode van snelle wetenschappelijke vooruitgang, voornamelijk in de 16de en 17de eeuw, die leidde tot nieuwe inzichten in de natuurwetten en een verschuiving naar empirisch onderzoek en wiskundige modellering. |
| Mechanisering van het wereldbeeld | De opvatting dat het universum en de natuur op een mechanische manier functioneren, vergelijkbaar met een machine, met natuurwetten als onderliggende principes die dit functioneren bepalen. |
| Scienza nuova | Letterlijk vertaald als 'nieuwe wetenschap', verwijst dit naar de revolutionaire benadering van kennis in de moderne tijd, gekenmerkt door systematische observatie, experimentatie en wiskundige analyse, zoals geïnitieerd door figuren als Galilei. |
| Moderniteit | De periode en de culturele toestand die voortkomt uit de Verlichting, gekenmerkt door rationalisme, secularisering, individualisme, technologische vooruitgang en een geloof in maakbaarheid en vooruitgang. |
| Transcendentie | Het overschrijden van de grenzen van de normale of materiële werkelijkheid; een staat of eigenschap die boven het aardse en het zintuiglijk waarneembare uitstijgt, vaak geassocieerd met het goddelijke of het spirituele. |
| Rationalisme | Een filosofische stroming die de rede als de primaire bron van kennis beschouwt, en stelt dat ware kennis kan worden verkregen door logisch redeneren en deductie, vaak geïnspireerd door wiskundige methoden. |
| Empirisme | Een filosofische stroming die stelt dat kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring en observatie, en dat de geest bij de geboorte een "tabula rasa" (onbeschreven blad) is die door ervaring wordt ingevuld. |
| Cogito | Een fundamenteel filosofisch principe, afkomstig van René Descartes, dat stelt dat het bewustzijn van het eigen denken het onbetwistbare bewijs is van het eigen bestaan ('Ik denk, dus ik ben'). |
| Zelfbepaling | Het vermogen van een individu om zelfstandig keuzes te maken en controle uit te oefenen over het eigen leven, los van externe dwang of vooraf bepaalde omstandigheden. |
| Epistemologie | De tak van de filosofie die zich bezighoudt met de aard, oorsprong en reikwijdte van kennis, en de geldigheid van de methoden waarmee kennis wordt verkregen. |
| Zelf-affirmatie (Selbstbehauptung) | Een concept dat verwijst naar het moderne zelf dat zichzelf bevestigt en zijn eigen waarde en bestaansrecht opeist, vaak door zich los te maken van traditionele autoriteiten en te focussen op eigen autonomie en doelen. |
| Gnosis | In een filosofische of religieuze context verwijst Gnosis naar een speciale, intuïtieve vorm van kennis of inzicht, vaak gericht op spirituele verlichting en het begrijpen van verborgen waarheden. |
| Materialisme | De filosofische opvatting dat alles wat bestaat fundamenteel van materiële aard is, en dat mentale of spirituele fenomenen kunnen worden gereduceerd tot materiële processen. |
| Dualisme | De filosofische opvatting dat er twee fundamenteel verschillende soorten substanties of realiteiten bestaan, zoals geest en materie, die niet tot elkaar kunnen worden gereduceerd. |