Cover
Empieza ahora gratis filo volledig.pdf
Summary
# De oorsprong en aard van filosofie
Dit gedeelte van het document verkent de fundamenten van de filosofie, de rol van Griekenland in de verspreiding van kennis en het onderscheid tussen de leefwereld en de objectieve wereld, met voorbeelden zoals de Griendenjacht [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 De historische context van filosofie
#### 1.1.1 De rol van stroomculturen en Griekenland
* Stroomculturen, ontstaan rond grote rivieren zoals de Nijl in Egypte, of in de regio rond de Tigris en Eufraat, waren centra van vroege beschavingen [1](#page=1).
* Griekenland wordt in deze context als een voetnoot beschouwd, maar werd cruciaal doordat de Romeinse elite zich Grieks liet opleiden, waardoor Griekse kennis via de Romeinen aan ons werd doorgegeven [1](#page=1).
* Griekenland's dominantie in Rome en de overvloed aan geschreven teksten maken hun invloed relevant voor onze taal, cultuur, instituties en religie, met veel basissymbolen die voortkomen uit deze oude cultuur [1](#page=1).
* Griekenland fungeerde als een doorgeefluik van kennis uit de stroomculturen naar onze eigen omgeving [1](#page=1).
#### 1.1.2 Onderscheid tussen objectieve en culturele wereld
* Filosofie maakt een onderscheid tussen de 'objectieve wereld' en de 'leefwereld', een concept dat teruggaat tot Edmund Husserl [1](#page=1).
* De leefwereld wordt gezien als de culturele wereld waarin we leven, waarin de wetenschap een secundaire rol speelt [1](#page=1).
* Een voorbeeld hiervan is de "pet cemetery" in Hyde Park, waar huisdieren deel uitmaken van onze leefwereld en een emotionele band met ons hebben, wat leidt tot de oprichting van begraafplaatsen voor hen [1](#page=1).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de objectieve wereld (zoals de wetenschap die beschrijft) en de leefwereld (onze ervaren, cultureel bepaalde realiteit) is fundamenteel voor het begrijpen van filosofische problematiek.
#### 1.1.3 Biologische versus culturele dieren en de Griendenjacht
* We leren dieren vaak kennen via antropomorfisme, waarbij menselijke eigenschappen worden toegekend, zoals bij Disney-dieren [2](#page=2).
* Filosofie richt zich primair op de leefwereld, die voor 99% van ons bestaan bepalend is, terwijl wetenschappelijke kennis als relatief irrelevant wordt beschouwd in de dagelijkse omgang [2](#page=2).
* In de leefwereld ontwikkelen we omgangsvormen en hebben we verschillende visies op waarheid en onwaarheid [2](#page=2).
* Max Weber maakt onderscheid tussen 'verstehen' (begrijpen waarom iemand iets doet, relevant in sociologie) en 'erklären' (verklaren, relevant in wetenschap), wat aansluit bij het onderscheid tussen leefwereld en wereld [2](#page=2).
* De Grindadráp, een jaarlijkse jacht op grienden op de Faeröer-eilanden, illustreert het verschil tussen het biologische dier en het culturele dier. De jacht, die al sinds de negende eeuw plaatsvindt, brengt een afstand teweeg tussen de manier waarop we het dier in de natuur beschouwen en de manier waarop we ermee omgaan in onze cultuur en keuken [2](#page=2).
* De grote aantallen dieren die in slachthuizen worden geslacht, zoals 313 miljoen dieren in België in 2017, inclusief 300 miljoen kippen, illustreert verder de afstand tussen de leefwereld en het "culturele" dier dat geconsumeerd wordt [2](#page=2).
* Het doden van dieren zoals dolfijnen, zoals bij de Grindadráp, kan in onze leefwereld als onvoorstelbaar worden beschouwd, ondanks het feit dat we biologische dieren eten [2](#page=2).
> **Example:** De Grindadráp toont aan hoe culturele tradities de relatie tussen mensen en dieren vormgeven. Wat in de ene cultuur als een noodzakelijke voedselbron wordt gezien, kan in een andere cultuur als barbaars worden ervaren. Dit benadrukt het belang van de leefwereld en culturele interpretatie [2](#page=2).
#### 1.1.4 Wetenschappelijk versus wereldinzicht
* Wetenschappelijk inzicht betekent niet automatisch wereldinzicht; we opereren in verschillende domeinen [3](#page=3).
### 1.2 Thema's in de filosofie
#### 1.2.1 Vragen vanuit de leefwereld
* Binnen de leefwereld komen voortdurend diverse thema's terug, zoals:
* Wie ben ik? Waarom ben ik er [3](#page=3)?
* Wat is vriendschap, liefde [3](#page=3)?
* Ben ik vrij [3](#page=3)?
* Wat is mijn relatie tot dieren, tot anderen, tot God [3](#page=3)?
* Belang van zingeving, het 'verstaan' van de (leef)wereld, het zelf en anderen [3](#page=3).
* Antwoorden op de zinvraag verschuiven door de tijd en door iemands persoonlijke leven; filosofie herneemt zichzelf voortdurend [3](#page=3).
* Filosofen zijn goed in het stellen van vragen, en het is aan onszelf om hierover te reflecteren, in tegenstelling tot wetenschappers die voortbouwen op bestaande kennis [3](#page=3).
* Filosofische inzichten rond vriendschap en liefde benadrukken dat deze niet gekocht of gemanaged kunnen worden, en een geluks- en passief element bevatten [3](#page=3).
* Het belang van het feit dat dingen kunnen verdwijnen of kapot gaan, de negativiteit als voorwaarde voor betekenis, wordt benadrukt met voorbeelden zoals Borges' "De onsterfelijken" [3](#page=3).
* Warren Bennis' werk over authentiek leiderschap, waarbij een leider trouw moet blijven aan zijn eigen creatie door een combinatie van ervaring, zelfkennis en persoonlijke ethiek, roept vragen op over hoe men bewust op authenticiteit kan mikken [3](#page=3).
#### 1.2.2 Fundamentele en ethische vragen
* Andere belangrijke thema's in de filosofie zijn:
* Wat is waarheid? (Dit verschilt tussen wetenschap en filosofie) [3](#page=3).
* Wat is goed en fout [3](#page=3)?
* Wat is rechtvaardig [3](#page=3)?
* Moet je altijd de wet volgen [3](#page=3)?
* Waarom heeft iemand gezag over mij en anderen [4](#page=4)?
#### 1.2.3 Filosofie als talige activiteit
* Het 'verstaan' van onze rol en de wereld gebeurt door taal, die fungeert als een interpretatiekader dat de leefwereld opbouwt en tegelijkertijd vanuit de leefwereld wordt opgebouwd [4](#page=4).
* Filosofie is een talige activiteit, een vorm van denken in taal [4](#page=4).
* Hoewel filosofie geen literatuur, poëzie, roman, tragedie of komedie is, kunnen deze taalvormen wel filosofisch interessant zijn en aan bod komen [4](#page=4).
* Deze cursus richt zich voornamelijk op de westerse filosofie, omdat ons verstaankader van de wereld Grieks is, met ook aandacht voor Chinese filosofie [4](#page=4).
* Filosofie grijpt voortdurend terug naar oude teksten, in tegenstelling tot de wetenschap, omdat de zinvraag eeuwig is en niet fundamenteel wijzigt [4](#page=4).
### 1.3 Verklaringsmodellen: magie, mythologie en filosofie
#### 1.3.1 Magie als kennisvorm
* Magie is een kennisvorm die in oude en nieuwe culturen voorkomt en de wereld probeert te beheersen [4](#page=4).
* Het is vaak verbonden met taboes en maakt gebruik van magische objecten, zoals haar, nagels of bloed, om invloed op de wereld uit te oefenen (bijv. voodoo) [4](#page=4).
* Magische structuren suggereren dat we een magische invloed kunnen hebben op de wereld, vaak via rituelen en spreuken [4](#page=4).
* Magische praktijken kennen vaak taboes, waarbij bloed, nagels en haar een belangrijke rol spelen [4](#page=4).
* Magie is vaak iets geheims dat aangenomen moet worden, waarbij niet iedereen een 'uitverkoren' figuur kan zijn, zoals in het geval van Harry Potter [4](#page=4).
* Magie is in handen van een magiër, een uitzonderlijk figuur, en er zijn nog steeds mensen die hierin geloven [4](#page=4).
#### 1.3.2 Mythologie als ordenend principe
* De Griekse cultuur vóór de 6e eeuw was een orale cultuur waarin mythologie een grote rol speelde [4](#page=4).
* Legendarische verhalen vormden een collectief geheugen waarin alles zijn plaats kreeg; Homerus is de eerste schriftelijke neerslag hiervan [4](#page=4).
* Mythologie probeert structuur aan te brengen in hoe we naar de wereld kijken en deze te ordenen [4](#page=4).
* In tegenstelling tot magie, waar controle centraal staat, richt mythologie zich op het ordenen van de wereld [4](#page=4).
#### 1.3.3 Ontstaan van filosofie
* Filosofie ontstond als een manier om na te denken over de wereld en de culturele wereld te snappen [4](#page=4).
* Het onderscheid tussen de wereld en de leefwereld is niet altijd aanwezig geweest, maar is ontstaan naarmate wetenschap belangrijker werd [4](#page=4).
* Filosofie speelde een belangrijke rol in het ontstaan van de wetenschap, wat teruggaat naar de Grieken [4](#page=4).
* Magie, mythologie en filosofie zijn drie manieren om naar de wereld te kijken [4](#page=4).
---
# Oude Griekse filosofie: Thales, Pythagoras, Socrates en Plato
Dit gedeelte behandelt de oorsprong van de filosofie in Ionië met Thales, de wiskundige inzichten van Pythagoras, en de levenslessen en ideeën van Socrates en Plato, inclusief de allegorie van de grot, waarbij de focus ligt op de overgang van mythologische naar rationele verklaringen van de wereld [7](#page=7).
### 2.1 De Mileters en de opkomst van de natuurfilosofie
De oorsprong van de Griekse filosofie wordt geplaatst in Ionië, een kustregio in het huidige Turkije, waar Griekse stadstaten relatief onafhankelijk waren en tot nieuwe denkwijzen kwamen [7](#page=7).
#### 2.1.1 Thales van Milete
Thales (624-545 v.Chr.) wordt beschouwd als de eerste Griekse filosoof en wiskundige. Hij introduceerde het idee dat natuurlijke verschijnselen niet door persoonlijke goddelijke krachten worden bepaald, maar door inherente wetmatigheden. Hij stelde dat de wereld geregeerd werd door vier elementen: water, vuur, aarde en lucht, en dat de verhoudingen daartussen cruciaal waren voor het universum [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Logos versus magie en mysterie**: In tegenstelling tot magie, dat verborgen controle over de werkelijkheid bood, en religie, dat het mysterie verklaarde maar vaak elitair was, deed de natuurfilosofie beroep op de rede (logos). Dit maakte verklaringen openbaar, toegankelijk en begrijpelijk voor iedereen door middel van argumentatie en debat. Dit legde de basis voor een logocentrische cultuur, waarin redelijke verklaringen dominant werden en uiteindelijk leidden tot de moderne wetenschap [7](#page=7).
* **Rol van wiskunde**: Thales wordt gezien als de eerste Griekse wiskundige die wiskundige stellingen mathematisch begon te bewijzen, een ontwikkeling vanuit Babylonië en Egypte [8](#page=8).
* **Stelling van Thales**: Een driehoek ingeschreven in een cirkel, waarvan één zijde de middellijn is, is rechthoekig [8](#page=8).
* **Toepassing van wiskunde**: Thales gebruikte meetkunde om de hoogte van piramides te meten door de schaduw van de piramide te vergelijken met die van een stok. Hij voorspelde ook een zonsverduistering in 585 v.Chr., wat getuigde van een begrip van een regelmatige en berekenbare natuur [8](#page=8).
* **Verhaal van de olijfpersen**: Aristoteles vertelt hoe Thales, na het voorspellen van een rijke olijfoogst, alle olijfpersen vooraf goedkoop huurde en rijk werd. Dit illustreert dat filosofie tot rijkdom kan leiden, hoewel de filosoof daar geen waarde aan hecht [8](#page=8).
* **Verhaal over de kuil**: De anekdote dat Thales, terwijl hij naar de sterren kijkt, in een put valt en wordt uitgelachen door een dienstmeisje, symboliseert het beeld van de filosoof als iemand die zich richt op het hogere en algemene, en daardoor soms wereldvreemd lijkt [9](#page=9).
### 2.2 Pythagoras en de harmonie van getallen
Pythagoras (569-470 v.Chr.) ontwikkelde een holistisch wereldbeeld waarin alles in het universum verbonden is door getallen en harmonie [9](#page=9).
* **Holistisch wereldbeeld**: Hij geloofde dat er geen gescheiden domeinen bestaan tussen muziek, wiskunde, astronomie en ethiek; alles is onderdeel van één kosmische orde [9](#page=9).
* **Numerologie**: Getallen bezaten volgens Pythagoras symbolische en spirituele betekenis en waren de bouwstenen van de werkelijkheid [9](#page=9).
* 3: volmaaktheid (begin, midden, einde) [9](#page=9).
* 4: stabiliteit (vier elementen, vier windrichtingen) [9](#page=9).
* 7: heilig (combinatie van 3 en 4) [9](#page=9).
* 12: volheid (maanden, dierenriem) [9](#page=9).
* **Universele symboliek van getallen**: Het idee van getallen met betekenis is cultureel wijdverbreid, zoals de negatieve connotatie van het getal 4 in China en Japan omdat het klinkt als "dood" [9](#page=9).
* **Rol van wiskunde als waarheidsideaal**: Wiskundige kennis bood een nieuw waarheidsideaal: eeuwig, toegankelijk via rede, coherent en transparant. Het gebruikte abstracte, immateriële begrippen zoals punt, rechte en driehoek. Bij Pythagoras werd mathematische kennis de basis voor religie, met concepten als de harmonie der sferen, waarbij muziek en de lengte van lier-snaren werden verbonden aan getalsverhoudingen [9](#page=9).
* **Ontdekking van harmonie in muziek**: Pythagoras ontdekte dat bepaalde toonintervallen overeenkomen met eenvoudige getalsverhoudingen, wat leidde tot het concept van de "harmonie der sferen" [10](#page=10).
* **Irrationele getallen**: De ontdekking van irrationele getallen, zoals $\sqrt{2}$ door leerlingen als Hippasus was een grote verrassing en werd aanvankelijk niet gewaardeerd, mogelijk zelfs bestraft. Een Babylonisch kleitablet (YBC 7289) toont al een zeer nauwkeurige benadering van $\sqrt{2}$ uit de periode 1800-1600 v.Chr. [10](#page=10).
#### 2.2.1 Deeldisciplines van de filosofie
De filosofie kent diverse hoofdthema's, waaronder:
* Logica: de basis van geldig redeneren [10](#page=10).
* Epistemologie: hoe werkt kennis? Wat is kennis? [10](#page=10).
* Metafysica: wat is de fundamentele aard van de werkelijkheid? [10](#page=10).
* Ethiek: wat is goed en kwaad? Hoe moet ik handelen? [10](#page=10).
* Esthetica: wat is schoonheid? Hoe werkt schoonheid? [10](#page=10).
### 2.3 Socrates en Plato: Ethiek, Kennis en de Ideale Staat
De klassieke Griekse wijsbegeerte bloeide in Athene, een stadstaat die zich kenmerkte door een proto-democratie, openbare volksvergaderingen en het belang van retoriek [11](#page=11).
#### 2.3.1 Socrates
Socrates (469-399 v.Chr.) was een vooraanstaand filosoof en pedagoog die geen geld vroeg voor zijn onderwijs, dat volledig mondeling plaatsvond, omdat geschreven teksten volgens hem verdraaid konden worden. Hij stond kritisch tegenover de sofisten, rondreizende leraren in spreekkunst, omdat zij volgens hem de waarheid bedierven [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Maieuthiek (vroedvrouwenkunst)**: Socrates' methode om kennis via dialoog naar boven te halen [13](#page=13).
* **Intellectualistische ethiek**: De overtuiging dat men het goede (ware, schone) moet leren kennen om vervolgens juist te handelen [13](#page=13).
* **De dood van Socrates**: Socrates werd veroordeeld voor godslastering en het misleiden van de jeugd en moest gif drinken. Zijn dood, die hij met waardigheid onderging, werd een belangrijke inspiratiebron voor zijn leerling Plato en werd door Plato in vier dialogen uitgewerkt [12](#page=12):
* *Euthyphro*: Socrates debatteert over vroomheid [13](#page=13).
* *Apologie*: Socrates verdedigt zich voor de rechtbank tegen beschuldigingen van goddeloosheid [13](#page=13).
* *Crito*: Socrates weigert te ontsnappen uit de gevangenis, wat zijn respect voor de wet aantoont [13](#page=13).
* *Phaedo*: Socrates gaat de dood tegemoet met kalmte en discussies over de onsterfelijkheid van de ziel [13](#page=13).
#### 2.3.2 Plato
Plato (428-347 v.Chr.), afkomstig uit een aristocratische familie, was een leerling van Socrates en stichter van de Academie. Hij had aanvankelijk politieke ambities, maar na een negatieve ervaring in Syracuse, waar hij probeerde een tiran op te voeden, verliet hij de actieve politiek en richtte zich op schrijven en onderwijs [13](#page=13).
* **De ideale staat (Polis)**: Plato's visie op een ideale staat die zo georganiseerd is dat deze nooit een figuur als Socrates zou veroordelen [14](#page=14).
* **Allegorie van de grot**: Een beroemde passage uit zijn werk *De Staat*, die het mens-zijn, kennis en realiteit verklaart [15](#page=15).
* **Het scenario**: Gevangenen zijn vastgeketend in een grot en kijken naar schaduwen op de wand die door een vuur worden geprojecteerd. Zij kennen deze schaduwen als de realiteit [15](#page=15).
* **Ontsnapping uit de grot**: Een ontsnapte gevangene wordt verblind door het zonlicht en moet wennen aan de bovenwereld. Bij terugkeer in de grot worden zijn ervaringen niet begrepen door de medegevangenen, die hem als een gevaar zien. Dit illustreert de moeilijkheid van het delen van hogere kennis met hen die vastzitten in oppervlakkige waarneming [15](#page=15).
* **Ontologie en kennisleer**: Plato onderscheidt twee niveaus van werkelijkheid:
* **Zintuiglijke wereld (in de grot)**: De wereld die we met onze zintuigen waarnemen, bestaande uit afbeeldingen (schaduwen, reflecties) en de dingen zelf (tastbare objecten, maar nog veranderlijk en onvolmaakt) [16](#page=16).
* **Intelligibele werkelijkheid (buiten de grot)**: De echte, onveranderlijke wereld van de Ideeën of Vormen, de eeuwige blauwdrukken van alles wat bestaat. Dit niveau kent twee onderverdelingen [16](#page=16):
* Wiskundige objecten (dianoia): abstracte, maar nog afgeleide kennis [17](#page=17).
* Zuivere Ideeën (noesis): de hoogste kennis, zoals het Idee van het Goede, het Schone, het Ware [17](#page=17).
* **Kennisverwerving**: Plato koppelt aan elk niveau van werkelijkheid een vorm van weten:
* **Empirisch weten (zintuiglijk)**: Gebaseerd op waarneming en ervaring, met niveaus als gissen (eikasia) en mening/overtuiging (pistis) [17](#page=17).
* **Begrippelijk weten (redelijk)**: Gebaseerd op denken, met niveaus als wiskundig denken (dianoia) en zuiver denken (noesis) door middel van dialectiek [17](#page=17).
* **Structuur van *De Staat***: Plato's ideale staat is hiërarchisch en bestaat uit drie standen, die parallellen vertonen met delen van het menselijk lichaam en de ziel [17](#page=17) [18](#page=18):
* **Handwerklieden/producenten**: De massa, deugd is matigheid. Gelijk aan de onderbuik, de driften en verlangens [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Wachters (soldaten)**: Beschermen de staat, deugd is moed. Gelijk aan de borstkas, de wil en kracht [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Bestuurders (filosofen)**: Sturen de staat, deugd is kennis van het goede. Gelijk aan het hoofd, het intellect en de ratio [17](#page=17) [18](#page=18).
* In deze ideale staat waren er geen verschillen tussen mannen en vrouwen qua opleiding en taken. De standen waren vast; men schoof niet zomaar tussen standen [17](#page=17).
* **De Staat versus liberale democratie**: In Plato's ideale staat hebben wachters en bestuurders geen persoonlijk bezit of gezin om eigenbelang en nepotisme te voorkomen. Rijkdom mag zich niet vertalen in politieke macht, en politiek wordt gezien als vrijheid en zelfrealisatie, terwijl economie de sfeer van noodzaak is. Plato's staat is hiërarchisch en paternalistisch, waarbij het individu in dienst staat van de polis, wat sterk verschilt van de Atheense polis waar bezit mede bepalend was voor politieke rol [18](#page=18) [19](#page=19).
* **De moraal: De ring van Gyges**: Glaucon's verhaal over de ring die onzichtbaarheid verleent, suggereert dat mensen alleen moreel handelen uit angst voor straf. Zonder die angst zouden ze, net als de onrechtvaardige, immoreel handelen uit hebzucht. Vrijheid wordt gezien als loskomen van hebzucht [19](#page=19).
* **De Griekse tragedie (Antigone)**: Het toneelstuk van Sophocles verkent de spanningen tussen familiebanden en de wet van de staat, en de vraag welke wet de juiste is: die van de staat of die van de goden. Dit raakt aan de zoektocht naar een universele moraal, die bij Socrates en Plato terugkeert naar het "idee van het goede" [20](#page=20).
---
# Ethiek, waarden en normen door de eeuwen heen
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de ontwikkeling van ethische systemen, waarden en normen door de eeuwen heen, vanaf de oude Griekse filosofie tot moderne concepten en hun impact op de samenleving.
## 3. Ethiek, waarden en normen door de eeuwen heen
### 3.1 Fundamenten van waarden en normen
Waarden zijn fundamentele ideeën, zoals respect, die een richting geven aan ons gedrag. Normen zijn de concrete toepassingen en verduidelijkingen van deze waarden, die ze tastbaar en praktisch maken [21](#page=21).
* **Relatie tussen waarden/normen, Wet, Religie en Cultuur:**
* **Wet:** Wetten zijn vaak de geformaliseerde en gesanctioneerde uitingen van heersende moraal [22](#page=22).
* **Religie:** Religieuze contexten hebben historisch een belangrijke rol gespeeld in het funderen en verankeren van morele structuren en regels [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Cultuur:** Culturen bieden de kaders waarbinnen waarden en normen tot stand komen en veranderen [21](#page=21).
* **Moraal:** De moraal is de verzameling van waarden en normen op een bepaald tijdstip en plaats, die grotendeels onzichtbaar ons gedrag stuurt en die wordt meegegeven in de opvoeding [23](#page=23).
* **Technologie:** Technologische verschuivingen beïnvloeden verwachtingspatronen en de relaties tussen mensen, wat op zijn beurt weer impact heeft op waarden en normen (bv. euthanasie, gezinsvorming) [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Posities ten aanzien van waarden:**
* **Universalisme van waarden:** Stelt dat er universele waarden bestaan die voor iedereen, altijd en overal gelden, onafhankelijk van tijd, plaats of cultuur (bv. Socrates, Plato). De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een modern voorbeeld hiervan [21](#page=21).
* **Waardenrelativisme:** Stelt dat waarden afhankelijk zijn van cultuur, tijd en omstandigheden (bv. Sofisten). Het cultuurrelativisme is een variant hiervan, waarbij de moraal van één cultuur niet beoordeeld kan worden aan de hand van de moraal van een andere cultuur [21](#page=21) [23](#page=23).
* **Waardensubjectivisme:** Stelt dat waarden afhankelijk zijn van het individu zelf [21](#page=21).
* **De IJsberg metafoor:** Waarden en normen zijn als het deel van de ijsberg onder water; ze vormen ons gedrag onbewust en worden geïnternaliseerd door opvoeding en sociale interactie [22](#page=22) [23](#page=23).
### 3.2 Moraal en ethiek: Descriptief en Normatief
* **Moraal:** De verzameling van waarden en normen op een bepaalde tijd en plaats [23](#page=23).
* **Ethiek:** De reflectie over waarden en normen [23](#page=23).
**Moraal descriptief:** Er zijn zowel grote verschillen (descriptief relativisme) als grote gelijkenissen in waarden en normen door de tijd en cultuur heen [23](#page=23).
**Moraal normatief:** De vraag of deze verschillen terecht zijn en wie gelijk heeft, leidt tot posities als universalisme (één set juiste waarden) en relativisme (cultureel of subjectief) [23](#page=23).
### 3.3 Waardendiversiteit en Tolerantie
Waardendiversiteit, zowel tussen culturen als binnen culturen, is een realiteit. Tolerantie is het accepteren van deze verschillen, maar er zijn grenzen aan tolerantie, zoals bij de Nazi-ideologie. Het is essentieel om een moraal te begrijpen zonder deze goed te keuren [24](#page=24) [25](#page=25).
### 3.4 Politiek en Waardenstrijd
Politiek is een arena voor waardestrijd, waar meningen worden uitgewisseld in plaats van fysiek geweld te gebruiken. Democratieën kenmerken zich door openlijke discussie, terwijl dictaturen onenigheid onderdrukken [26](#page=26).
### 3.5 Kritiek op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
Kritiek op de UVRM omvat het ontbreken van een expliciete veroordeling van de doodstraf, de onvoldoende bescherming van vrouwen en kinderen, het ontbreken van het zelfbeschikkingsrecht, de focus op rechten zonder plichten, en de westers-liberale insteek die niet universeel toepasbaar is [27](#page=27).
> **Tip:** De uitspraak van Yves Desmet dat individualisme niet synoniem mag zijn met waardenrelativisme, permissiviteit, onverschilligheid en normloosheid, benadrukt het belang van kritische zelfstandigheid zonder de basisnormen te negeren [28](#page=28).
### 3.6 De Axiologische Periode (8e tot 3e eeuw v.Chr.)
Dit was een periode waarin belangrijke morele en religieuze systemen ontstonden, zoals het Boeddhisme, Jainisme en de Joodse Thora [29](#page=29).
### 3.7 Aristoteles: Ethiek, Geluk en Deugd (384-322 v.Chr.)
Aristoteles' ethiek is gebaseerd op het bereiken van **eudaimonia** (geluk, een geslaagd leven). Dit geluk wordt nagestreefd door deugdzaamheid, wat een geperfectioneerde gewoonte is die ontstaat door het herhaaldelijk doen van het juiste [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Teleologisch wereldbeeld:** Alles heeft een doel (telos) [30](#page=30).
* **Deugd als midden:** Deugd is een optimum tussen twee uitersten (bv. moed tussen lafheid en overmoed). Het vinden van dit midden vereist oefening en de wijsheid van rolmodellen (phronesis) [32](#page=32).
* **Nicomachische Ethiek:** De belangrijkste bron van zijn ethische leer [31](#page=31).
* **Deugdethiek:** Dominant in de oudheid en Middeleeuwen, met kardinale deugden (moed, matigheid, verstand, rechtvaardigheid) en de zeven hoofdzonden [33](#page=33).
### 3.8 Islamitische Deugdethiek
In de islamitische ethiek (akhlaq) is goed gedrag spontaan en een eigenschap van de ziel, verkregen door oefening en herhaling. Het basisdoel is het bereiken van God's welbehagen (Raza-e Ilahi) [32](#page=32) [34](#page=34).
### 3.9 Confucianisme: Deugdethiek in China
Confucianisme legt de nadruk op zelfverbetering en centrale waarden zoals welwillendheid (Ren), rechtvaardigheid (Yi), het volgen van rituelen (Li), wijsheid (Zhi) en betrouwbaarheid (Xin). De familie vormt de basis voor de samenleving [34](#page=34).
### 3.10 Aristoteles over Economie en Politiek
* **Economie (Oikonomia):** Beheer van het huishouden. Chremastikè technè (verwerven van rijkdom) is noodzakelijk maar kan ontsporen [35](#page=35).
* **Politiek en Rechtvaardigheid:** Aristoteles bestudeerde 158 grondwetten. Rechtvaardigheid is een centrale deugd van de staat, onderverdeeld in correctieve en distributieve rechtvaardigheid. Distributieve rechtvaardigheid stelt dat goederen en eer verdeeld moeten worden naar verdienste, talent en behoefte [36](#page=36) [37](#page=37).
### 3.11 Rede en Geloof in de Middeleeuwen
De Griekse erfenis, met name Aristoteles, werd in de Arabische wereld bewaard en via Arabische denkers (Avicenna, Averroës) en Joodse filosofen (Maimonides) herontdekt in het Westen tijdens de Middeleeuwen, wat een synthese van Griekse filosofie en religie mogelijk maakte [38](#page=38).
### 3.12 Moderniteit: Onttovering en het Primaat van de Rede
De moderniteit kenmerkt zich door de 'onttovering van de wereld', waarbij menselijke categorieën minder centraal komen te staan en de wetenschap het primaat krijgt [43](#page=43) [44](#page=44).
* **Copernicaanse Wending van Kant:** De menselijke geest structureert de ervaring. Kennis ontstaat door de combinatie van empirie en de structurerende blik van de geest, met a priori categorieën als ruimte en tijd [63](#page=63) [64](#page=64).
* **Cartesiaans Dualisme:** Scheiding tussen subject en object, geest en materie, cultuur en natuur [50](#page=50).
* **Sociaal Contract (Hobbes, Locke, Rousseau):** Legitimatie van macht en staat zonder verwijzing naar God. Maatschappij is een kunstmatig artefact, en de wil van de burgers is cruciaal [51](#page=51).
* **Hobbes:** Nadruk op veiligheid en de almachtige staat (Leviathan) om chaos te voorkomen [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Locke:** Nadruk op natuurrechten (leven, vrijheid, bezit) die door de staat gegarandeerd moeten worden; opstand is gerechtvaardigd bij schending [54](#page=54).
* **Rousseau:** Nadruk op de algemene wil (volonté générale) die het algemeen belang dient, ter bescherming van vrijheid en gelijkheid [58](#page=58).
* **Scheiding der Machten (Montesquieu):** Cruciaal voor democratie: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht moeten onafhankelijk zijn [59](#page=59).
* **Immanuel Kant:** Centrale ethische concepten zijn de categorische imperatief (universaliseerbare morele wetten), vrijheid en autonomie. De mens is een rationeel wezen dat zichzelf de wet kan stellen [65](#page=65) [67](#page=67).
* **Utilitarisme (Bentham):** Consequentionalisme, waarbij de gevolgen van een handeling (maximaliseren van plezier, minimaliseren van pijn voor zoveel mogelijk mensen) bepalen of deze goed is [70](#page=70) [71](#page=71).
* **Deontologie:** Principieel ethiek, waarbij fundamentele principes niet overtreden mogen worden, ongeacht de gevolgen [70](#page=70).
### 3.13 Liberale Samenleving en Rechtvaardigheid
De liberale samenleving, met kernbegrippen als persoonlijke vrijheid, autonomie, mensenrechten, privaat eigendom en vrije markt, vormt de hedendaagse horizon [74](#page=74).
* **Rechtvaardigheid:**
* **Wederzijds voordeel (Glaucon, Contracttheorie):** Rechtvaardigheid als een afspraak uit eigenbelang [75](#page=75).
* **Onpartijdigheid (Smith, Kant, Rawls):** Rechtvaardigheid vereist het opzij zetten van eigenbelang en het universeel kunnen maken van handelingen [75](#page=75) [76](#page=76).
* **Rawls' Theorie van Rechtvaardigheid:** Basiskenmerken van een rechtvaardige samenleving zijn de maximale burgerrechten en vrijheden voor allen, gelijke kansen, en de verdeling van primaire goederen ten gunste van de minst bedeelden (maximin-principe). De 'sluier van onwetendheid' helpt bij het bepalen van deze principes [77](#page=77) [78](#page=78).
* **Sociale Zekerheidsstaat:** Een systeem dat beschermt tegen 'ongelukken' in het leven, met een component van solidariteit en verzekering, wat aansluit bij Rawls' visie op het beschermen van de minst bevoordeelden [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82).
### 3.14 Democratie, Populisme en Technocratie
* **Democratie:** Macht bij het volk, gekenmerkt door politieke vrijheid, meerderheidsbesluitvorming, individuele vrijheden en een rechtsstaat. Verschillende modellen: aggregatief (competitieve verkiezingen), deliberatief (rationele consensus via debat) en agonistisch (respectvol conflict tussen legitieme tegenstanders) .
* **Populisme:** Een stijl van politiek gebaseerd op de wil van een homogeen volk, met een anti-establishmenthouding en een charismatische leider. Het kan leiden tot de onderdrukking van minderheden en ondermijning van democratische instituties .
* **Technocratie:** Macht gebaseerd op expertise en rationele besluitvorming, maar kan het algemeen belang (dat vaak waarden geladen is) negeren en is incompatibel met democratie .
* **Europese Unie:** Ontstaan als economisch project, met een technocratische logica waarbij beleid door experts wordt gevormd, wat kan leiden tot een democratisch deficit .
### 3.15 Globale Rechtvaardigheid en Kosmopolitisme
Moderniteit en ethische theorieën zoals Kantiaanse deontologie en utilitarisme ondersteunen het idee van fundamentele gelijkheid tussen mensen wereldwijd, wat leidt tot kosmopolitisme en een plicht tot bijstand aan mensen in nood [86](#page=86) [87](#page=87).
### 3.16 De Rol van Welvaart en Welzijn
Er is een verband tussen materiële welvaart en welzijn, hoewel dit effect afvlakt boven een bepaald inkomen (Easterlin-paradox). Welzijn wordt beïnvloed door sociale relaties, cultuur, en positief denken, naast inkomen. Maatstaven als het BBP schieten tekort om welzijn volledig te vatten; een multidimensionale benadering (bv. Sen's capabilities) is nodig [100](#page=100) [95](#page=95) [97](#page=97) [99](#page=99).
### 3.17 Milieu-Ethiek en Duurzaamheid
De mensheid staat voor grote milieu-uitdagingen, zoals klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. Beleidsmaatregelen zijn nodig om deze te beperken, met een groeiend besef van de noodzaak voor een duurzame aanpak (bv. Doughnut economics) .
### 3.18 Ongelijkheid
Er is aanzienlijke ongelijkheid in gezondheid, onderwijs en inkomen wereldwijd. Hoewel wereldwijde ongelijkheid afneemt, blijft de ongelijkheid binnen landen een significant probleem. De opkomst van de welvaartsstaat en sociale zekerheidssystemen zijn pogingen om deze ongelijkheden te adresseren [80](#page=80) [81](#page=81).
### 3.19 De Rol van Hedendaagse Filosofie in Ethiek
Hedendaagse filosofen zoals Michael Sandel bekritiseren de "commodificatie" van goederen en diensten, waarbij marktwerking de inherente waarde van zaken als eer, verdienste en persoonlijke relaties aantast. De evolutie van ethiek toont een constante zoektocht naar een balans tussen individuele vrijheid, maatschappelijke orde en universele waarden [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Leefwereld | De wereld zoals die door het individu wordt ervaren en geïnterpreteerd, beïnvloed door cultuur, persoonlijke betekenisgeving en subjectieve ervaringen, als tegenhanger van de objectieve, wetenschappelijk beschreven wereld. |
| Objectieve wereld | De wereld zoals die door de wetenschap wordt bestudeerd en beschreven, gebaseerd op feiten, metingen en causale verbanden, onafhankelijk van individuele subjectieve ervaringen. |
| Antropomorfisme | Het toekennen van menselijke eigenschappen, emoties of gedragingen aan dieren, objecten of natuurverschijnselen, vaak gezien in culturele representaties zoals Disney films. |
| Verstaan | Het proces van begrijpen waarom iemand bepaalde acties onderneemt, vaak gebruikt in de sociologie om de intenties en motivaties achter menselijk gedrag te doorgronden. |
| Verklaren | Het proces van het geven van een wetenschappelijke, objectieve reden of oorzaak voor een fenomeen, vaak gebaseerd op wetmatigheden en meetbare gegevens. |
| Logos | In de filosofie, met name in de Griekse traditie, verwijst logos naar rede, woord, argument en de universele orde die de wereld beheerst en door middel van argumentatie en debat toegankelijk is. |
| Teleologisch wereldbeeld | Een wereldbeeld waarin alles in de natuur een doel of einddoel heeft, zoals de menselijke handelingen doelgericht zijn, wordt de natuur ook gezien als doelgericht met inherente bedoelingen. |
| Eudaimonia | Een Grieks concept dat vaak wordt vertaald als geluk, bloei of een goed geleefd leven, en dat zowel het welzijn van het individu als de harmonie binnen de samenleving omvat. |
| Deugd | Een karaktertrek of aangeleerde gedragswijze die wordt beschouwd als ethisch positief, vaak gelegen tussen twee uitersten (het gulden midden), en die ontwikkeld wordt door oefening en juiste handelingen. |
| Phronesis | Grieks voor praktische wijsheid of oordeelsvermogen, het vermogen om in specifieke situaties het juiste midden te vinden en deugdzaam te handelen, vaak ontwikkeld door ervaring en het navolgen van rolmodellen. |
| Categorische imperatief | Een fundamenteel moreel principe in de ethiek van Immanuel Kant, dat stelt dat men moet handelen volgens regels die universeel geldig kunnen zijn, zonder rekening te houden met gevolgen of persoonlijke neigingen. |
| Utilitarisme | Een ethische theorie die stelt dat de moraliteit van een handeling wordt bepaald door de gevolgen ervan, met als doel het maximaliseren van geluk of welzijn voor het grootst mogelijke aantal mensen. |
| Deontologie | Een ethische benadering die zich richt op plichten en regels, waarbij de moraliteit van een handeling wordt beoordeeld op basis van het naleven van deze principes, ongeacht de uitkomsten. |
| Sociale contracttheorie | Een politiek-filosofische theorie die stelt dat individuen vrijwillig een deel van hun vrijheden opgeven om een georganiseerde samenleving met wetten en bescherming te creëren, gebaseerd op een impliciet of expliciet contract. |
| Volkssoevereiniteit | Het principe dat de hoogste politieke macht bij het volk ligt, dat zichzelf regeert, hetzij direct, hetzij via gekozen vertegenwoordigers. |
| Populisme | Een politieke ideologie of stijl die zich kenmerkt door een beroep te doen op 'het volk' als een homogeen geheel dat tegenover een corrupt establishment staat, vaak met een charismatische leider die de wil van het volk belichaamt. |
| Technocratie | Een bestuursvorm waarbij beslissingen en beleid primair gebaseerd zijn op de expertise en kennis van technici en wetenschappers, met het oog op het algemeen belang. |
| BBP per capita | Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, een economische indicator die de gemiddelde economische productie per persoon in een land meet en vaak gebruikt wordt als maatstaf voor welvaart. |
| Malthusiaanse val | Een economisch concept dat stelt dat bevolkingsgroei sneller is dan de toename van voedselproductie, waardoor levensstandaarden op een subsistentieniveau blijven en economische groei teniet wordt gedaan door bevolkingsgroei. |
| Welzijn | Een breder concept dan louter economische welvaart, dat ook factoren omvat zoals geluk, gezondheid, sociale relaties, persoonlijke ontwikkeling en milieukwaliteit. |
| Capabilities theorie | Een benadering, ontwikkeld door Amartya Sen en Martha Nussbaum, die zich richt op de reële mogelijkheden en vrijheden van individuen om te leven zoals zij dat wensen, in plaats van enkel op economische middelen. |
| Kosmopolitisme | Het idee dat alle mensen deel uitmaken van één gemeenschap en dat universele morele principes en solidariteit over landsgrenzen heen gelden. |
| Agonisme | Een politiek concept dat stelt dat conflict en verschil essentieel zijn voor democratie, waarbij tegenstanders elkaars legitieme rechten erkennen en strijden binnen een gemeenschappelijk kader. |
| Deliberatieve democratie | Een vorm van democratie waarbij burgers actief betrokken zijn bij het overleggen en argumenteren over beleidsvorming, met als doel het bereiken van consensus en het vinden van de beste oplossingen. |