Cover
Empieza ahora gratis Oncologische wondzorg_Daem.pptx
Summary
# Chemotherapie-geïnduceerde nevenwerkingen
Chemotherapie kan diverse nevenwerkingen veroorzaken, met specifieke aandacht voor huid, haar, nagels en slijmvliezen.
## 1. Alopecia (haarverlies)
Alopecia is een veelvoorkomende nevenwerking van chemotherapie die wordt veroorzaakt door de remming van snel delende keratinocyten in de haarfollikels. Dit leidt tot haarverdunning en haarverlies, wat zowel reversibel als permanent kan zijn. Het haarverlies begint meestal op de hoofdhuid en breidt zich langzaam uit naar andere lichaamsdelen zoals wenkbrauwen, wimpers, oksels en schaamhaar. Soms treden ook veranderingen in de kleur en textuur van het haar op.
### 1.1 Hoofdhuidkoeling
Hoofdhuidkoeling is een techniek die wordt toegepast om alopecia te verminderen. Door de temperatuur van de hoofdhuid te verlagen, wordt het celmetabolisme vertraagd en de bloedperfusie verminderd, wat de toxiciteit van de chemotherapie op de haarfollikels kan beperken. De effectiviteit van hoofdhuidkoeling kan variëren afhankelijk van het gebruikte cytostaticum, de dosering en patiëntgebonden factoren.
## 2. Nagelveranderingen
Nagelveranderingen komen frequent voor bij chemotherapie. Docetaxel kan bijvoorbeeld in hoge incidentie leiden tot transversale groeven in de nagels als gevolg van cyclische schade aan de nagelmatrix. Andere mogelijke veranderingen zijn zachtere nagels en loslating van de nagelplaat.
### 2.1 Preventie en verzorging van nagels
Preventieve maatregelen omvatten het gebruik van voedende en verstevigende nagellak, en algemene huid- en nagelverzorging. Consultatie bij een medisch manicure of pedicure kan nuttig zijn. Hilotherapie, een behandeling met koude, kan worden toegepast, hoewel er geen effectieve genezende behandeling is voor bestaande nagelveranderingen.
## 3. Hand-voetsyndroom
Het hand-voetsyndroom, ook wel palmoplantaire erytrodysesthesie genoemd, manifesteert zich als lokaal erytheem, pijn, zwelling, droogte en jeuk van de handen en voeten. Kenmerkend is een gelijkmatige roodverkleuring van handpalmen en voetzolen, die niet beperkt is tot drukpunten. Vervelling kan later optreden, en het syndroom kan leiden tot functionele beperkingen. Dit syndroom wordt geassocieerd met chemotherapeutica zoals fluorouracil, capecitabine, liposomaal doxorubicine, docetaxel, paclitaxel en cytarabine. De incidentie varieert, en het ontstaat typisch 2 tot 12 dagen na de chemotherapie, afhankelijk van de dosis en duur van de blootstelling.
### 3.1 Preventie van het hand-voetsyndroom
Preventie richt zich op het vermijden van druk, frictie en hitte. Het dragen van knellende schoenen dient vermeden te worden. Het gebruik van ureumcrèmes kan helpen bij de preventie.
### 3.2 Behandeling van het hand-voetsyndroom
De behandeling omvat intensieve huidzorg, waarbij handen en voeten zo veel mogelijk bloot moeten worden gelaten. Koelen van de handen en voeten door baden in fris water of het aanbrengen van ijs kan verlichting bieden. Het dragen van katoenen sokken en soepele schoenen wordt aanbevolen. Hydraterende crèmes zijn essentieel, en antiseptica kunnen worden gebruikt bij wondjes. Lokale corticosteroïden kunnen ook worden voorgeschreven.
## 4. Orale mucositis
Orale mucositis is een ontstekingsreactie van de mondslijmvliezen die zich klinisch uit als oedeem, erytheem, ulceraties en/of pijn. Het vormt een verhoogd risico op sepsis door de open toegangspoort en de vaak aanwezige neutropenie. De incidentie varieert, maar kan oplopen tot 85% bij bepaalde hematologische maligniteiten en stamceltransplantaties. Mucositis kan leiden tot pijn, uitstel van therapie en anorexie.
### 4.1 Oorzaak en klinische presentatie van mucositis
De oorzaak ligt in myelosuppressie en toxiciteit van het mondslijmvlies. De niet-gekeratiniseerde mucosa is het meest gevoelig. Klinische manifestaties beginnen vaak 7 dagen na behandeling, pieken na 2 weken en genezen doorgaans binnen 9 tot 14 dagen na de eerste tekenen. De progressie verloopt van erytheem naar ulceraties met pseudomembranen.
### 4.2 Risicofactoren voor mucositis
Risicofactoren omvatten radiotherapie van het hoofd-halsgebied, specifieke chemotherapeutica zoals taxanen, cisplatinum en methotrexaat, hoge doses van behandelingen zoals TBI (total body irradiation), eerdere mucositis-episodes, lage neutrofielen aantallen en gebrekkige mondhygiëne.
### 4.3 Preventie van mucositis
Preventie is cruciaal en omvat:
* **Goede mondhygiëne:** Gebruik een medium (elektrische) tandenborstel 3 keer daags na elke maaltijd, gedurende 1 tot 2 minuten. Gebruik een kleine hoeveelheid tandpasta, spoel niet na en richt de borstelkop naar boven.
* **Reiniging:** Gebruik water of fysiologisch serum om debris en plaque te verwijderen en de mucosa te zuiveren. Flossen indien gewoonlijk en gebruik een tongschraper.
* **Kunstgebit:** Reinig het kunstgebit met neutrale zeep, bewaar het droog en gebruik geen bruistabletten.
* **Mondverzorging bij problemen:** Bij een "vuile mond" kan natriumbicarbonaat (2 theelepels op 1 liter water) gebruikt worden. Als poetsen niet lukt, gebruik een kompres en spoel. Verzorg de lippen met cacaoboter. Spoel de mond na het gebruik van een aerosol of puff om uitdroging en schimmelinfecties te voorkomen.
* **Identificeren van risicogroepen:** Patiënten met leukemie, MDS, stamceltransplantatie of slechte mondzorg.
* **Chloorhexidinespray:** Kan worden ingezet indien spoelen niet meer lukt.
* **Tandsanering voor chemotherapie:** Start met een gezonde mond door tandscreening, tandsteenverwijdering, cariësbehandeling en behandeling van infecties.
* **Dagelijkse mondinspectie:** Gebruik handschoenen, een spatel, lampje, kompressen en eventueel vaseline bij een droge mond.
### 4.4 Gradering van mucositis
Mucositis wordt geclassificeerd in graden:
* **Graad 0:** Geen orale mucositis.
* **Graad 1:** Erytheem, gevoelige en pijnlijke mond, droge mond, verdunde mucosa, 1 tot 4 letsels.
* **Graad 2:** Ulcera met of zonder erytheem, slikken van zachte voeding is mogelijk, neiging tot bloeding, drogere mond, taaier speeksel, oedeem, witte of gele vlekken, continue pijn.
* **Graad 3:** Ulcera, erytheem over de hele mond, alleen slikken van vloeibare voeding is mogelijk, spontane bloedingen, droog slijmvlies, taaie slijmen, ernstige continue pijn.
* **Graad 4:** Ernstige ulcera, ernstige bloedingen, moeilijk spreken, geen orale voeding mogelijk, nood aan totale parenterale voeding (TPN), ernstige continue pijn.
### 4.5 Behandeling van mucositis
Behandeling omvat analgetica volgens de WHO-pijnladder, afhankelijk van de graad en uitgebreidheid van de mucositis (paracetamol, NSAID's, opiaten). Voeding dient zacht te zijn, met voldoende vocht en sausjes, en pikante, zure en cafeïnehoudende producten dienen vermeden te worden.
#### 4.5.1 Low-Level Lasertherapie (LLLT) bij mucositis
LLLT is een behandelingsmodaliteit met pijnstillende, wondhelende en ontstekingsremmende effecten. Het mechanisme is gebaseerd op een fotochemische reactie waarbij chromoforen in de mitochondria specifieke golflengtes absorberen, wat energie genereert ter ondersteuning van het celmetabolisme.
* **Praktische toepassing:** LLLT wordt met een rood gidslicht toegepast met een filterbril. Het is pijnloos en de penetratie is 3 tot 15 mm.
* **Timing:** Start zo snel mogelijk voor een snellere regressie naar graad 0.
* **Techniek:** Laser direct op de aangedane plek, werk overlappend en enigszins buiten de wondranden. Bij uitwendige lasering van de keel of een moeilijk openende mond is een diepte van 1 cm² voldoende. Patiënten kunnen hierbij assisteren.
* **Monitoring:** Beoordeel de pijnscore voor en na de behandeling. Bij onvoldoende effect kan de dosering te laag of te hoog zijn geweest.
* **Tips:** Begin aan de rand van de mond en werk naar binnen. Laser de wondranden overlappend. Bij twijfel wordt de hoogste graad gehanteerd. Laser indien nodig herhaaldelijk.
## 5. Extravasatie
Extravasatie treedt op wanneer intraveneus toegediende medicatie uit de ader lekt in het omliggende weefsel. De ernst van het letsel hangt af van het specifieke cytostaticum. Cytostatica kunnen opgedeeld worden in neutrale, irriterende en blaartrekkende middelen.
### 5.1 Oorzaken van extravasatie
Extravasatie kan ontstaan door katheterdislocatie in de vene, dislocatie door patiëntenbeweging, slechte katheterfixatie, accidenteel lostrekken, of veneuze irritatie met spasme en vasoconstrictie tot gevolg.
### 5.2 Indeling van chemotherapie naar extravasatiepotentieel
* **Neutrale middelen:** Veroorzaken geen ulceraties en zelden acute reacties of necrose bij extravasatie.
* **Irriterende middelen:** Gaan gepaard met jeuk, branderigheid en pijn rond de injectieplek en langs de vene. Kunnen ontsteking en soms ulceraties veroorzaken.
* **Blaartrekkende middelen:** Hebben het vermogen om blaarvorming en ulceratie te veroorzaken, leidend tot weefselafbraak en necrose.
### 5.3 Symptomen van extravasatie
Symptomen kunnen variëren van pijn, branderig gevoel, roodheid, zwelling en bloedreflux tot ulceratie. De infusiesnelheid en alarmen van de infuuspomp dienen gemonitord te worden.
### 5.4 Acties bij extravasatie
1. **Stop de toediening onmiddellijk** en laat de katheter ter plaatse. Houd de extremiteit hoog.
2. **Verwittig de behandelend arts** zo snel mogelijk en achterhaal de duur en hoeveelheid van het ingelopen agens.
3. **Verwijder de infuusnaald, maar laat de naald zitten.**
4. **Aspireer zoveel mogelijk medicatie** met een 10 ml spuit. Vermijd druk op de vermeende extravasatieplaats.
5. **Omcirkel de aangedane zone.**
6. **Volg het advies van de behandelend arts of plastisch chirurg.**
7. **Pas koude applicatie toe** bij blaartrekkende en irriterende cytostatica. **Pas warmte toe** bij etoposide, teniposide, vinca-alkaloïden en taxanen.
8. **Toediening van antidoot** op voorschrift van de arts of chirurg.
### 5.5 Antidota en andere interventies bij extravasatie
Antidota kunnen bestaan uit Savene, natriumthiosulfaat, hyaluronidase of DMSO. Andere interventies kunnen flush-out, liposuctie na infiltratie, chirurgische decompressie of excisie/debridement omvatten.
### 5.6 Risicofactoren voor extravasatie
Een goede vene selecteren, meerdere puncties vermijden, en de aard van het cytostaticum (mechanisch, farmacologisch, fysisch-chemisch) zijn belangrijke risicofactoren. Het gebruik van een centrale toedieningssysteem is niet altijd een garantie tegen extravasatie.
## 6. Fotosensitiviteit
Fotosensitiviteit is een verhoogde gevoeligheid voor UV-straling, voornamelijk veroorzaakt door cytostatica die niet fotostabiel zijn, zoals dacarbazine, methotrexaat en fluorouracil. Dit kan leiden tot klachten vergelijkbaar met radiodermatitis.
### 6.1 Preventie en behandeling van fotosensitiviteit
Preventie omvat het beperken van zonblootstelling, het dragen van beschermende kleding en het gebruik van zonnecrème met factor 30+, 30 minuten voor blootstelling en herhaaldelijk om de 2 uur. Symptomatische behandeling met koude kompressen kan verlichting bieden.
## 7. Huidreacties bij doelgerichte therapie
Doelgerichte therapieën kunnen ook huidreacties veroorzaken, waaronder:
* **Palmar-plantar erythrodysesthesia (hand-voet huidreactie):** Erytheem, pijn, afschilfering en blaren op handen en voeten, gerelateerd aan TKI's zoals regorafenib, sorafenib en sunitinib.
* **Papulo-pustular rash (acneiforme rash):** Oppervlakkige huidontsteking met papels en pustels, vaak in de talgregio's, geassocieerd met EGFR-remmers zoals cetuximab en erlotinib.
* **Paronychia:** Ontsteking van de nagelwal, wat leidt tot roodheid, zwelling en pijn.
* **Fissuren:** Kloven in de huid, voornamelijk op vingertoppen, hielen en knokkels.
* **Xerosis (droge huid/eczeem):** Algemene droogte van de huid, veelvoorkomend bij doelgerichte therapie.
### 7.1 Algemene huidzorg bij doelgerichte therapie
De huidbarrière dient intact gehouden te worden door goede hydratatie. Het gebruik van lotions of crèmes (olie in water voor milde droogte, water in olie voor matige tot ernstige droogte) wordt aanbevolen. Voorkom agressieve reinigingsmiddelen, sterke parfums en alcoholhoudende producten. Korte douches met lauw water en milde, hydraterende douchegels zijn te prefereren.
### 7.2 Behandeling van specifieke huidreacties bij doelgerichte therapie
* **Hand-voet huidreactie:** Preventie met exfoliërende producten en medische pedicure/manicure. Behandeling met ureum of salicylzuur op hyperkeratose.
* **Acneiforme rash:** Fysiologische kompressen bij exsudaat. Systemische therapie kan worden voortgezet tot graad 1 regressie.
* **Paronychia:** Hydratatie van huid en nagels, correcte nagelknippen.
* **Fissuren:** Symptomatische behandeling met antiseptica, pijnstilling en topische antibiotica indien geïndiceerd.
* **Xerosis:** Preventieve crèmes, keratolytica om de hoornlaag te verzachten, en anti-inflammatoire corticosteroïden.
## 8. Algemene principes bij behandeling van nevenwerkingen
* **Educatie en preventie:** Start vanaf de eerste symptomen.
* **Dosisreductie:** Overweeg dosisreducties in context van de prognose en na behandeling van de nevenwerking.
* **Monitoring en evaluatie:** Gebruik toxiciteitsscores, foto's en rapportage.
* **Behandeling van specifieke symptomen:** Analgetica, eventueel lokaal of systemisch, afhankelijk van de ernst.
* **Antimicrobiële therapie:** Indien er sprake is van bewezen infecties.
**Algemene principes voor behandeling:**
* **Mild:** Behandel lokaal.
* **matig:** Behandel systemisch of op meerdere locaties.
* **Ernstig:** Behandel systemisch en lokaal.
---
# Extravasatie van chemotherapie
Extravasatie van chemotherapie is een ernstige complicatie waarbij cytostatica buiten het bloedvat treden en schade aan het omringende weefsel veroorzaken.
### 2.1 Definitie en incidentie
Extravasatie wordt gedefinieerd als de lekkage van intraveneus toegediende medicatie uit de ader in het omringende weefsel. De incidentie varieert van 0,5% tot 6%.
### 2.2 Cytostatica en hun schadelijkheid
De ernst en de mate van letsel die ontstaan bij extravasatie zijn afhankelijk van het specifieke cytostaticum. Cytostatica kunnen weefselschade veroorzaken op verschillende manieren:
* **Mechanisch:** Veroorzaakt door directe druk op het weefsel, leidend tot necrose.
* **Farmacologisch:** Cytotoxische effecten van het medicijn op de cellen.
* **Fysisch-chemisch:** Veroorzaakt door de pH, of hyper- of hypotone eigenschappen van het medicijn.
### 2.3 Indeling van chemotherapie op basis van schadelijkheid bij extravasatie
Cytostatica worden ingedeeld in drie categorieën op basis van hun potentieel om schade te veroorzaken bij extravasatie:
* **Neutrale middelen:** Deze veroorzaken geen ulceraties en leiden zelden tot acute reacties of necrose na extravasatie.
* **Irriterende middelen:** Extravasatie gaat gepaard met jeuk, een branderig gevoel en pijn op en rond de injectieplaats en langs de vene. Ontstekingen kunnen optreden, en in geval van grote hoeveelheden die extravaseren, soms ook ulceraties.
* **Blaartrekkende middelen:** Deze hebben het vermogen om blaarvorming en ulceratie te veroorzaken, wat leidt tot ernstigere extravasatie met weefselafbraak en necrose.
### 2.4 Oorzaken van extravasatie
Extravasatie kan op verschillende manieren ontstaan:
* **Kathederdislocatie:** De katheter kan verplaatst zijn binnen de ader, waardoor medicatie in het omliggende weefsel lekt.
* **Patiëntenbeweging:** Bewegingen van de patiënt kunnen leiden tot dislocatie van de katheter.
* **Slechte katheterfixatie of techniek:** Onvoldoende fixatie of een onjuiste inbrengtechniek van de katheter kan extravasatie veroorzaken.
* **Accidenteel lostrekken van de IV-toediening:** Hoewel minder frequent, kan dit ook leiden tot extravasatie.
* **Veneuze irritatie:** Dit is een veelvoorkomende oorzaak, gevolgd door spasme van de vene en vasoconstrictie. De vernauwing van de vene kan leiden tot druk op de insteekpunt van de katheter en uitzetting van de insteekplaats, met lekkage tot gevolg.
Hoewel centraal toegediende lijn een vermindering van extravasatie kan betekenen, sluit het dit niet volledig uit.
### 2.5 Symptomen van extravasatie
De symptomen van extravasatie kunnen variëren, maar omvatten doorgaans:
* Pijn of een branderig gevoel op de injectieplaats of langs de vene.
* Roodheid en zwelling van het getroffen gebied.
* Afwezigheid van bloedreflux bij het terugtrekken van de katheter.
* Ulceratie van de huid, wat duidt op weefselbeschadiging.
* Een vermindering van de infusiesnelheid, ondanks dat de infuuspomp geen alarm geeft.
Een kort necrose-interval kan wijzen op een ernstige extravasatie.
### 2.6 Acties bij extravasatie
Een gestructureerde aanpak is cruciaal bij verdenking op extravasatie:
**Stap 1:** Stop de toediening van het infuus onmiddellijk. Laat de katheter ter plaatse en breng de betreffende extremiteit omhoog (hoogstand).
**Stap 2:** Verwittig zo spoedig mogelijk de behandelend arts. Probeer de duur en de hoeveelheid van het ingelopen agens te achterhalen.
**Stap 3:** Verwijder het infuusmateriaal, maar laat de infuusnaald zitten.
**Stap 4:** Probeer zoveel mogelijk medicatie te aspireren met een 10 ml spuit. Vermijd druk met de handen op de vermoedelijke extravasatieplaats.
**Stap 5:** Omcirkel de aangetaste zone met een markering.
**Stap 6:** Volg het advies van de behandelend arts of een plastisch chirurg ter plaatse.
**Stap 7:** Pas koude of warmte applicatie toe, afhankelijk van het type cytostaticum:
* **Koude applicatie (cold packs):** Bij alle blaartrekkende en irriterende cytostatica. Koude kan ulceratie versterken, maar is geïndiceerd bij de meeste blaartrekkende middelen.
* **Warmte applicatie:** Bij etoposide, teniposide, vinca-alkaloïden (vinblastine, vincristine, vinorelbine) en taxanen. Warmte kan bij deze middelen helpen om de verspreiding van de extravasatie te beperken.
**Stap 8:** Toediening van een antidoot, indien voorgeschreven door de arts of chirurg. Antidota kunnen variëren en omvatten bijvoorbeeld Savene, natriumthiosulfaat, hyaluronidase of DMSO. Andere mogelijke interventies zijn:
* Flush-out met fysiologisch serum na infiltratie (binnen 6 uur).
* Chirurgische decompressie bij compartimentsyndroom.
* Excisie of debridement van necrose.
### 2.7 Risicofactoren voor extravasatie
Verschillende factoren verhogen het risico op extravasatie:
* **Selectie van de vene:** Het gebruik van een geschikte en goed zichtbare vene is essentieel.
* **Meerdere puncties:** Herhaaldelijk prikken in dezelfde vene verhoogt het risico op schade.
* **Gebruik van een vleugelnaald:** Deze kan makkelijker disloceren dan een stevigere katheter.
* **Refluxcontrole:** Het controleren op bloedreflux is belangrijk om de positie van de katheter te verifiëren.
* **Diep aanprikken van een PAC (perifere access device):** Kan de aderwand beschadigen.
* **Gebruik van een transparant verband:** Maakt de insteekplaats beter zichtbaar voor controle.
* **Blaartrekkende cytostatica:** Deze middelen verhogen het risico op ernstige weefselschade significant.
### 2.8 Casuïstiek ter illustratie
De casusbeschrijvingen illustreren de potentieel ernstige gevolgen van extravasatie, variërend van roodheid en zwelling tot de noodzaak van chirurgisch debridement en reconstructie. Deze voorbeelden benadrukken het belang van tijdige herkenning en adequate behandeling.
> **Tip:** Educatie van de patiënt over de symptomen van extravasatie en het belang van het melden van ongemak tijdens de infusie is cruciaal voor vroege interventie.
---
# Huidreacties door doelgerichte therapie
Dit gedeelte beschrijft de huidreacties die specifiek worden veroorzaakt door doelgerichte therapieën, met een focus op palmar-plantar erythrodysesthesia en acneiforme rash.
### 3.1 Overzicht van huidreacties door doelgerichte therapie
Doelgerichte therapieën kunnen diverse huidreacties veroorzaken, variërend van droogheid en acne tot specifieke aandoeningen zoals palmar-plantar erythrodysesthesia en paronychia. De incidentie van xerosis (droge huid) kan oplopen tot 100% bij doelgerichte therapie, vergeleken met 34% bij chemotherapie.
Belangrijke huidreacties door doelgerichte therapie zijn onder meer:
* Palmar-plantar erythrodysesthesia (hand-voet huidreactie)
* Papulo-pustular rash (acneiforme rash)
* Paronychia (nagelriemontstekingen)
* Fissuren (kloven)
* Droge huid/eczeem (xerosis)
* Fotosensitiviteit
* Alopecia en haarveranderingen
* Mucositis
* Nagelveranderingen
* Pigmentatie
* Secundaire huidtumoren
* Vitiligo
### 3.2 Xerosis (droge huid)
Xerosis is een veelvoorkomende bijwerking van doelgerichte therapie, met een zeer hoge incidentie. Het kan leiden tot jeuk en een verhoogd risico op infecties.
#### 3.2.1 Algemene huidzorg bij xerosis
Het behoud van een intacte huidbarrière is cruciaal. Goede hydratatie is essentieel om jeuk te verminderen en infecties te voorkomen.
* **Productkeuze:** Kies voor lotions of crèmes in plaats van gels. Gebruik "olie in water" emulsies voor milde droogheid en "water in olie" emulsies voor matige tot ernstige droogheid.
* **Reiniging:** Gebruik korte douches met lauw water. Kies voor milde, hydraterende en ongeparfumeerde doucheproducten, bij voorkeur op oliebasis.
* **Vermijd beschadigingen:** Bescherm de huid tegen zonlicht, harde wind en vochtigheid. Vermijd agressieve reinigingsmiddelen, sterke parfums en producten die alcohol bevatten. Gebruik zonbescherming.
* **Preventieve emolliëring:** Regelmatig aanbrengen van hydraterende crèmes kan helpen de huidbarrière te versterken.
### 3.3 Hand-voet huidreactie (Palmar-plantar erythrodysesthesia)
Deze reactie kenmerkt zich door erytheem, pijn, afschilfering en soms blaren op de handpalmen en voetzolen. De ernst is dosis- en behandelduurafhankelijk en treedt typisch op na één tot twee weken na aanvang van de therapie. Veelvoorkomende oorzaken zijn multi-targeted Tyrosine Kinase Inhibitors (TKI's) zoals Regorafenib, Sorafenib en Sunitinib.
#### 3.3.1 Preventie van hand-voet huidreacties
* **Screening:** Regelmatige screening op plantaire hyperkeratose is belangrijk.
* **Topische behandelingen:** Gebruik topisch exfoliërende producten zoals eeltzalven met salicylzuur en benzoëzuur, of ureumcrèmes (10%).
* **Medische pedicure/manicure:** Overweeg dit, vooral bij diabetici of patiënten met bestaande voetproblemen.
* **Drukpuntbescherming:** Vermijd druk en frictie. Draag comfortabele schoenen en katoenen sokken. Droog de voeten goed af na het baden. Bescherm drukgevoelige zones.
#### 3.3.2 Behandeling van hand-voet huidreacties
* **Exfoliërende en hydraterende middelen:** Producten met een hogere concentratie ureum (bv. Xerial) kunnen een scrub-effect geven en hydrateren. Ureum 5% kan hydrateren en een keratolytisch effect hebben.
* **Evaluatie:** Verwacht geen onmiddellijke respons; evaluatie na 7-14 dagen is aangewezen.
* **Specifieke behandelingen:** Salicylzuur en ureum mogen enkel op hyperkeratose worden toegepast.
### 3.4 Acneiforme rash
Deze reactie betreft een oppervlakkige huidontsteking met papels en pustels, die vaak snel optreedt (binnen een week na start therapie) en na zes tot acht weken weer kan afnemen. Mannen en patiënten ouder dan 50 jaar hebben een verhoogd risico.
* **Behandeling:** De systemische therapie wordt vaak drie maanden aangehouden, tenzij er sprake is van regressie naar graad 1. Fysiologische kompressen kunnen worden gebruikt bij exsudaat (tweemaal daags). Vermijd standaard acné-behandelingen. Camouflage kan overwogen worden.
### 3.5 Paronychia
Paronychia is een ontsteking van de nagelwal, gekenmerkt door roodheid, zwelling en pijn. Het verhoogt het risico op infecties en bloedingen en is vaak een late bijwerking, die pas na twee maanden kan optreden.
#### 3.5.1 Preventie van paronychia
* **Hydratatie:** Houd de huid en nagels goed gehydrateerd.
* **Nagelverzorging:** Droog de voeten grondig tussen de tenen na het baden. Knip nagels recht en niet te kort. Gebruik eventueel een nagelversteviger.
* **Medische pedicure/manicure:** Kan nuttig zijn, tenzij er sprake is van een actieve infectie.
### 3.6 Fissuren (kloven)
Fissuren zijn huidrupturen die ontstaan vanuit xerosis en verdunning van de epidermis. Ze treden typisch op aan de vingertoppen, hielen en knokkels, en zijn een late bijwerking die pas na enkele weken tot zes tot acht weken optreedt.
* **Preventie:** Vermijd wrijving en draag beschermend schoeisel.
* **Behandeling:** Symptomatische behandeling met antiseptica en pijnstilling. Topische antibiotica kunnen worden overwogen bij bewezen infecties.
### 3.7 Fotosensitiviteit
Bepaalde doelgerichte therapieën verhogen de gevoeligheid van de huid voor UV-straling, met name UVA. Dit kan leiden tot veroudering van de huid.
* **Preventie:** Beperk blootstelling aan zonlicht, draag beschermende kleding en gebruik zonnecrème met factor 30 of hoger, minstens 30 minuten voor blootstelling aan de zon en herhaal elke 2 uur. De behandeling is vergelijkbaar met radiodermatitis, met symptomatische maatregelen zoals koude kompressen.
### 3.8 Algemene principes bij huidreacties door doelgerichte therapie
* **Educatie en preventie:** Patiënten moeten geïnformeerd worden over mogelijke huidreacties en preventieve maatregelen vanaf de eerste symptomen.
* **Dosis aanpassing:** Dosisreducties kunnen noodzakelijk zijn, maar dit moet altijd in de context van de prognose en na behandeling van nevenwerkingen gebeuren.
* **Management:**
* **Preventieve crème:** Aanbrengen van een geschikte crème.
* **Hoornlaag verzachten:** Gebruik van keratolytica.
* **Ontstekingsremmend:** Een potent corticosteroïde kan nodig zijn.
* **Antibiotica:** Topische of systemische antibiotica bij bewezen infecties (na kweek).
* **Beoordeling van ernst:**
* **Mild:** Lokale behandeling.
* **Matig:** Systemische behandeling of reacties op meerdere locaties.
* **Ernstig:** Systemische én lokale behandeling.
* **Monitoring:** Regelmatige monitoring en evaluatie met behulp van toxiciteitsscores, foto's en rapportage is essentieel. Analgetica kunnen worden ingezet, maar er dient voorzichtigheid te worden betracht bij exacerbaties, onvoldoende respons, hoge toxiciteitsgraad of infecties.
> **Tip:** Bij twijfel over de ernst van een huidreactie, hanteer altijd de hoogste graad om adequate behandeling te garanderen.
> **Tip:** Snel starten met preventieve maatregelen en adequate hydratatie kan veel ongemak en complicaties voorkomen.
> **Tip:** Wees alert op de interactie tussen doelgerichte therapie en zonlicht; een hoge zonfactorbescherming is cruciaal.
---
# Lokale therapieën en preventie van nevenwerkingen
Dit onderwerp behandelt diverse lokale interventies en preventieve maatregelen om de nevenwerkingen van chemotherapie en doelgerichte therapieën te beheersen.
## 4. Lokale therapieën en preventie van nevenwerkingen
### 4.1 Inleiding tot oncologische wondzorg
Oncologische wondzorg richt zich op de beheersing van nevenwerkingen die ontstaan door systemische behandelingen zoals chemotherapie, met als doel tumoren te reduceren of uit te roeien. Chemotherapie werkt door DNA-schade te veroorzaken in sneldelende cellen, wat zowel therapeutisch als toxisch kan zijn. De marge tussen de therapeutische en toxische dosis is vaak klein, wat kan leiden tot dosisreducties of therapieonderbrekingen.
De nevenwerkingen van chemotherapie zijn divers en omvatten onder andere:
* Slijmvliesproblemen (mucositis, misselijkheid en braken, diarree, vaginitis)
* Haarverlies (alopecia)
* Neurotoxiciteit
* Hand-voetsyndroom
* Paronychia (nagelriemontstekingen)
* Nagelveranderingen
* Huidreacties
* Conjunctivitis
* Extravasatie
### 4.2 Alopecia
Alopecia, of haarverlies, wordt veroorzaakt door de remming van sneldelende keratinocyten in de haarfollikels. Dit kan leiden tot haarverdunning of volledig haarverlies, wat reversibel of permanent kan zijn. Naast het hoofdhaar kunnen ook wenkbrauwen, wimpers, oksel- en schaamhaar dunner worden. Tevens kunnen veranderingen in haarkleur en textuur optreden.
Een preventieve maatregel is hoofdhuidkoeling (hypothermie), die het celmetabolisme vertraagt en de bloedperfusie vermindert, wat de opname van cytostatica in de haarfollikels kan beperken. De effectiviteit hiervan varieert afhankelijk van het cytostaticum, de dosering en patiëntgebonden factoren.
### 4.3 Nagelveranderingen
Nagelveranderingen komen frequent voor, met name bij docetaxel, waar de incidentie tot 82% kan oplopen. Veelvoorkomende veranderingen zijn transversale groeven (indicatief voor cyclische schade aan de nagelmatrix), zachtere nagels en het loslaten van de nagelplaat.
Preventieve maatregelen omvatten het gebruik van voedende en verstevigende nagellak, evenals algemene huid- en nagelverzorging. Consultatie bij een medische manicure of pedicure kan ondersteunend zijn. Hilotherapie kan ook toegepast worden. Er is momenteel geen effectieve behandeling voor reeds bestaande nagelveranderingen.
### 4.4 Hand-voetsyndroom
Het hand-voetsyndroom kenmerkt zich door lokaal erytheem, pijn, zwelling, droogheid, roodheid en jeuk van de handen en voeten, met name op handpalmen en voetzolen. Later kan vervelling optreden, wat kan leiden tot functionele beperkingen. Dit syndroom wordt geassocieerd met medicijnen zoals fluorouracil, capecitabine, liposomaal doxorubicine, docetaxel, paclitaxel en cytarabine.
De incidentie varieert van 6% tot 42% en treedt meestal 2 tot 12 dagen na de chemotherapie op. De ernst is dosis- en blootstellingsafhankelijk. Dosisreducties of uitstel van therapie kunnen de symptomen verlichten, aangezien het syndroom meestal snel reversibel is. De oorzaak wordt toegeschreven aan de snelle celomzet van de huid en zweetklieren.
**Preventie van het hand-voetsyndroom:**
* Vermijd druk, frictie en hitte.
* Draag geen knellende schoenen.
* Gebruik ureumcrème 10%.
**Behandeling van het hand-voetsyndroom:**
* **Huidzorg:** Laat handen en voeten zoveel mogelijk bloot.
* **Koelen:** Baden van handen en voeten in fris water of aanbrengen van ijs.
* Draag katoenen sokken en soepele schoenen.
* Droog de huid grondig zonder te wrijven.
* Gebruik hydraterende crèmes.
* Antiseptica ter hoogte van wondjes.
* Lokale corticosteroïden indien geïndiceerd.
### 4.5 Orale mucositis
Orale mucositis is een ontstekingsreactie van de mondslijmvliezen die gepaard gaat met oedeem, erytheem, ulceraties en pijn. Het brengt een verhoogd risico op sepsis met zich mee, aangezien het een open toegangspoort vormt, vaak in combinatie met neutropenie. De incidentie bij conventionele chemotherapie is ongeveer 40%, oplopend tot 85% bij hoge dosis chemotherapie of stamceltransplantatie.
De oorzaak is myelosuppressie en toxiciteit van het mondslijmvlies. Symptomen zoals pijn, anorexie en uitstel van therapie kunnen optreden. Het niet-gekeratiniseerde mondslijmvlies is het meest gevoelig. Klinische manifestaties verschijnen meestal 7 dagen na behandeling, met een piek na 2 weken, en genezing vindt plaats na 9 tot 14 dagen.
**Risicofactoren voor orale mucositis:**
* Radiotherapie (RT) van hoofd-halsgebied.
* Taxanen, cisplatine, methotrexaat (MTX), 5-fluorouracil (5-FU).
* Hoge dosis chemotherapie en totale lichaamsbestraling (TBI).
* Eerdere episodes van mucositis.
* Laag neutrofielenaantal.
* Gebrekkige mondhygiëne.
**Mondhygiëne:**
* Gebruik een medium (elektrische) tandenborstel 3 keer per dag na elke maaltijd, met kleine hoeveelheden tandpasta, zonder te spoelen. Borstelkop naar boven laten drogen.
* Spoel met water of fysiologisch serum om debris en plaque te verwijderen en het slijmvlies te zuiveren.
* Flossen indien gebruikelijk, gebruik een tongschraper.
* Protheses reinigen met neutrale zeep, droog bewaren.
* Bij een vuile mond: natriumbicarbonaat oplossing (2 theelepels op 1 liter water).
* Indien poetsen niet lukt: kompres en spoelen (geen lemonswabs).
* Verzorg lippen met cacaoboter.
* Na aerosol/puff: mond spoelen om uitdroging en schimmelinfecties te voorkomen.
**Preventie van orale mucositis:**
* Identificeer risicogroepen (leukemie, MDS, stamceltransplantatie, slechte mondzorg).
* Gebruik chloorhexidinespray 0,05% indien spoelen niet meer lukt.
* Tandsanering vóór aanvang chemotherapie (gezonde mond, tandsteenverwijdering, cariësbehandeling, infectiebehandeling, verwijderen orthodontie).
* Dagelijkse mondinspectie (met handschoenen, spatel, lampje, kompressen, vaseline bij droge mond).
**Gradatie van orale mucositis:**
* **Graad 0:** Geen orale mucositis.
* **Graad 1:** Erytheem, gevoelige en pijnlijke mond, droge mond, verdunde mucosa, 1 tot 4 letsels.
* **Graad 2:** Ulcera met of zonder erytheem, slikken van vaste (zachte) voeding mogelijk, neiging tot bloeding, drogere mond, taaier speeksel, oedeem, witte of gele vlekken, continue pijn.
* **Graad 3:** Ulcera, erytheem over de hele mond, alleen slikken van vloeibare voeding mogelijk, spontane bloedingen, droog slijmvlies, taaie slijmen, ernstige continue pijn.
* **Graad 4:** Ernstige ulcera, ernstige bloedingen, moeilijk spreken, geen orale voeding mogelijk, nood aan parenterale voeding (TPN), ernstige continue pijn.
**Behandeling van orale mucositis:**
* **Pijnstilling:** Volgens de WHO-pijnladder, afhankelijk van graad en uitgebreidheid (paracetamol, NSAID’s, opiaten).
* **Voeding:** Voedzaam, zacht, met sauzen en tussendoortjes. Vermijd pikant, zuur, cafeïne.
* **Lasertherapie (LLLT - Low Level Laser Therapy):**
* **Mechanisme:** Pijnstillend (stimulatie van endorfines en bradykinines), bevordert wondheling (angiogenese, celactiviteit) en is anti-inflammatoir (inhibitie van prostaglandines en interleukines). Het is een fotochemische reactie waarbij mitochondriën energie produceren voor het celmetabolisme.
* **Praktisch:** Gebruik van rood licht, een filterbril, pijnloos, penetratie 3-15 mm.
* **Timing:** Start zo vroeg mogelijk voor snellere regressie. Vaak op dezelfde plaats, preventie is zinvol indien de locatie bekend is. Effectief voor herpesinfecties. Gebruik licht + tongspatel. Zorgverlener draagt bril (laser klasse 3B).
* **Tips:** Begin in de mond, werk dieper. Laser lokaal, blijf op één plaats, werk overlappend en buiten de wondranden. Uitwendige lasering van de keel of bij moeilijk openen van de mond. Patiënt kan helpen. Bij twijfel: hoogste graad hanteren. Meet pijnscore voor en na. Bij onvoldoende effect: te laag of te hoog gelaserd. Laser indien nodig.
### 4.6 Extravasatie
Extravasatie treedt op wanneer intraveneus toegediende medicatie uit de ader lekt in het omliggende weefsel. De incidentie varieert van 0,5% tot 6%. De ernst van het letsel is afhankelijk van het specifieke cytostaticum.
**Oorzaken van extravasatie:**
* Kathetherdislocatie in de ader.
* Dislocatie door patiëntenbeweging.
* Slechte katheterfixatie of -techniek.
* Accidenteel lostrekken van de IV-lijn.
* Veneuze irritatie, gevolgd door spasme en vasoconstrictie, waardoor druk op de insteekplaats ontstaat en lekkage optreedt.
**Indeling van cytostatica naar potentieel voor extravasatie:**
* **Neutrale middelen:** Veroorzaken zelden ulceraties of acute reacties, evolueren niet naar necrose.
* **Irriterende middelen:** Gaan gepaard met jeuk, branderig gevoel en pijn rond de injectieplek en langs de ader. Kunnen ontsteking veroorzaken, soms met ulceraties bij grote hoeveelheden.
* **Blaartrekkende middelen:** Hebben het vermogen om blaarvorming en ulceratie te veroorzaken, leidend tot weefselafbraak en necrose.
**Symptomen van extravasatie:**
* Pijn/branderig gevoel.
* Roodheid.
* Zwelling.
* Bloedreflux.
* Ulceratie.
* Thoracale pijn (RX/CT kan nodig zijn).
**Acties bij extravasatie:**
1. **Stop de toediening onmiddellijk** en laat de katheter ter plaatse. Hoogstand van de extremiteit.
2. **Verwittig de behandelend arts** zo snel mogelijk. Tracht de duur en hoeveelheid ingelopen agens te achterhalen.
3. **Verwijder de infuuslijn, maar laat de infuusnaald zitten.**
4. **Aspireer zoveel mogelijk medicatie** met een 10 ml spuit. Vermijd druk op de extravasatieplaats.
5. **Omcirkel de aangedane zone.**
6. **Volg het advies van de behandelend arts** of plastisch chirurg.
7. **Pas koude applicatie toe** (cold packs) bij blaartrekkende en irriterende cytostatica. **Pas warmte toe** bij etoposide, teniposide, vinca-alkaloïden en taxanen.
8. **Toediening van antidotum** op voorschrift van arts of chirurg.
* **Blaartrekkende cytostatica:** Warme applicatie. Koude kan ulceratie versterken en hyaluronidase remmen, wat leidt tot meer weefselschade door directe DNA-schade.
* **Antidota:** Savene, natriumthiosulfaat, hyaluronidase, DMSO.
* **Overige interventies:** Flush-out, liposuctie na infiltratie met fysiologisch (binnen 6 uur), chirurgische decompressie (compartimentsyndroom), excisie/debridement.
**Risicofactoren voor extravasatie:**
* Selectie van een goede vene.
* Meerdere puncties vermijden (of boven de voorgaande insteekplaats).
* Mechanische, farmacologische en fysisch-chemische effecten van cytostatica.
* Gebruik van een vleugelnaald.
* Refluxcontrole.
* Diep aanprikken van de PAC (peripherally inserted central catheter).
* Transparant verband.
### 4.7 Fotosensitiviteit
Fotosensitiviteit is een verhoogde gevoeligheid voor UV-licht, voornamelijk bij cytostatica die niet fotostabiel zijn, zoals dacarbazine, methotrexaat en fluorouracil. Dit kan leiden tot verbranding van de huid bij blootstelling aan zonlicht.
**Preventie en behandeling:**
* Beperk blootstelling aan zonlicht.
* Draag beschermende kleding.
* Gebruik zonnecrème met factor 30+, 30 minuten voor blootstelling en herhaal elke 2 uur.
* Behandeling is vergelijkbaar met radiodermitis: symptomatisch met koude kompressen.
### 4.8 Huidreacties bij doelgerichte therapie
Doelgerichte therapieën kunnen diverse huidreacties veroorzaken:
* **Palmar-plantar erythrodysesthesia (hand-voet huidreactie):** Erytheem, pijn, afschilfering en blaren op handpalmen en voetzolen. TKI's, met name multigerichte, zoals regorafenib, sorafenib en sunitinib, zijn vaak geassocieerd. Treedt na 1-2 weken op en is dosis- en behandelduurafhankelijk (cumulatief effect).
* **Preventie:** Screening op plantaire hyperkeratose, gebruik van exfoliërende producten (bv. salicylzuur/benzoëzuur zalf), medische pedicure/manicure, ureum 10%, bescherming van drukgevoelige zones (schoeisel, katoenen sokken), goed drogen van voeten, vermijden van klemmende juwelen.
* **Behandeling:** Gebruik van ureum (hogere doseringen voor exfoliërend en hydraterend effect, bv. Xerial) of 5% ureum voor hydratatie. Evaluatie na 7-14 dagen. Salicylzuur/ureum alleen op hyperkeratose.
* **Papulo-pustular rash (acneiforme rash):** Oppervlakkige huidontsteking met papels en pustels, vergelijkbaar met acne. Treedt snel op (1 week na start therapie) en regresseert na 6-8 weken. Cetuximab, erlotinib, panitumumab en gefitinib zijn geassocieerd. Mannen en patiënten ouder dan 50 jaar hebben een verhoogd risico.
* **Behandeling:** Systemische therapie kan gedurende drie maanden worden aangehouden (stopzetten bij regressie naar graad 1). Gebruik van fysiologische kompressen bij exsudaat. Camouflage kan helpen. Geen standaard acné-behandeling toepassen.
* **Paronychia (nagelriemontstekingen):** Ontsteking van de nagelwal en nagelriem, gepaard gaand met roodheid, zwelling en pijn. Kan leiden tot infecties en bloedingen. Dit is een late nevenwerking, die pas na ongeveer 2 maanden kan optreden. Panitumumab, cetuximab en gefitinib zijn geassocieerd.
* **Preventie:** Hydratatie van huid en nagels, voeten goed drogen tussen de tenen na het baden, nagels recht en niet te kort knippen, gebruik van nagelversteviger (bv. Biotin®), medische manicure/pedicure (tenzij infectie aanwezig).
* **Fissuren (kloven):** Scheurtjes in de huid, voornamelijk op vingertoppen, hiel en knokkels, als gevolg van xerosis en verdunning van de epidermis. Een late nevenwerking, die ten vroegste na enkele weken optreedt.
* **Preventie/Behandeling:** Vermijd frictie, draag beschermend schoeisel. Symptomatische behandeling met antiseptica, pijnstilling. Topische antibiotica bij bewezen infectie (uitzonderlijk bij graad IV).
* **Droge huid/eczeem (xerosis):** Algemene huiddroogheid die kan leiden tot jeuk en infecties. Panitumumab, erlotinib en ipilimumab zijn geassocieerd.
* **Algemene huidzorg:** Huidbarrière intact houden, goede hydratatie. Gebruik lotions of crèmes (olie-in-water voor milde droogheid, water-in-olie voor matige tot ernstige droogheid). Vermijd agressieve reinigingsmiddelen, sterke parfums en alcoholhoudende producten. Korte douches met lauw water en milde, hydraterende douchegel. Voorkom beschadigingen aan handen en voeten. Zonprotectie.
* **Pigmentatieveranderingen:** Veranderingen in de huidskleur.
* **Vitiligo:** Verlies van pigment in de huid.
* **Hypertrichosis, trichomegaly/blepharitis:** Overmatige haargroei, verlenging van wimpers.
* **Secundaire huidtumoren:** Zeldzaam, maar mogelijk.
### 4.9 Algemene principes voor preventie en behandeling
* **Educatie en preventie:** Start vanaf de eerste symptomen.
* **Dosisreducties:** Altijd in context van de prognose en na behandeling van nevenwerkingen.
* **Monitoren en evalueren:** Gebruik toxiciteitsscores, foto's en rapportage.
* **Preventieve crème:** Aanbrengen ter bescherming.
* **Hoornlaag verzachten:** Met keratolytica.
* **Anti-inflammatoir:** Gebruik van potent corticosteroïden.
* **Antibacterieel:** Toepassen van antibiotica na kweek.
**Indeling van ernst van huidreacties:**
* **Mild:** Lokaal.
* **Matig:** Systemisch (of reacties op meerdere locaties).
* **Ernstig:** Systemisch en lokaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Chemotherapie | Een behandeling met medicijnen die erop gericht is kankercellen te doden of hun groei te remmen door DNA-schade te veroorzaken. Dit is een systemische behandeling die zich richt op sneldelende cellen, wat zowel tumorcellen als gezonde, snelgroeiende cellen kan aantasten. |
| Oncologische wondzorg | Een breed begrip dat de zorg omvat voor diverse wonden en huidreacties die kunnen ontstaan als gevolg van kankerbehandelingen zoals chemotherapie of doelgerichte therapie. Dit omvat zorg voor slijmvliezen, huid, haar en nagels. |
| Alopecia | Dit is de medische term voor haarverlies, dat een veelvoorkomende nevenwerking is van chemotherapie door de remming van sneldelende keratinocyten in de haarfollikels. Het kan variëren van haarverdunning tot volledig haarverlies en kan reversibel of permanent zijn. |
| Hoofdhuidkoeling | Een techniek die wordt toegepast tijdens chemotherapie om haarverlies te verminderen. Door de hoofdhuid te koelen, wordt het celmetabolisme vertraagd en de bloedperfusie verminderd, wat de opname van cytostatica in de haarfollikels kan beperken. |
| Nagelveranderingen | Diverse afwijkingen aan de nagels die kunnen optreden als gevolg van chemotherapie, zoals transversale groeven, zachtere nagels of loslating van de nagelplaat. Dit wordt veroorzaakt door schade aan de nagelmatrix tijdens de behandeling. |
| Hand-voetsyndroom | Een huidreactie die gepaard gaat met roodheid, pijn, zwelling en soms vervelling van de handen en voeten. Het wordt vaak veroorzaakt door bepaalde chemotherapeutische middelen en kan leiden tot functionele beperkingen. |
| Mucositis | Een ontstekingsreactie van de slijmvliezen, met name in de mond, die vaak voorkomt bij chemotherapie. Het kan leiden tot pijn, ulceraties, slikproblemen en een verhoogd risico op infecties door de open toegangspoort voor pathogenen. |
| Lokaal erythem | Rode verkleuring van de huid, wat een van de eerste symptomen kan zijn van huidreacties zoals het hand-voetsyndroom of mucositis. Het duidt op ontsteking en verhoogde doorbloeding van het aangedane gebied. |
| Extravasatie | Het lekken van intraveneus toegediende medicatie, zoals chemotherapie, vanuit het bloedvat naar het omringende weefsel. Dit kan ernstige schade aan het weefsel veroorzaken, afhankelijk van het type cytostaticum en de hoeveelheid die extravaseert. |
| Cytostaticum | Een medicijn dat gebruikt wordt voor de behandeling van kanker. Cytostatica remmen de celdeling en groei van kankercellen, maar kunnen ook gezonde, sneldelende cellen aantasten, wat leidt tot diverse nevenwerkingen. |
| Blaartrekkende middelen | Een klasse van cytostatica die bij extravasatie blaarvorming en ernstige weefselschade kunnen veroorzaken. Deze middelen vereisen specifieke antistoffen of behandelprotocollen om de schade te beperken. |
| Fotosensitiviteit | Een verhoogde gevoeligheid van de huid voor ultraviolette (UV) straling, wat kan optreden als bijwerking van bepaalde chemotherapieën of doelgerichte therapieën. Blootstelling aan zonlicht kan leiden tot verbranding of andere huidreacties. |
| Doelgerichte therapie | Een vorm van kankerbehandeling die specifiek is gericht op moleculaire afwijkingen in kankercellen. Deze therapieën hebben vaak andere nevenwerkingen dan traditionele chemotherapie, waaronder specifieke huidreacties. |
| Palmar-plantar erythrodysesthesia | Ook wel bekend als hand-voet huidreactie, dit is een veelvoorkomende bijwerking van bepaalde doelgerichte therapieën die gepaard gaat met roodheid, pijn, afschilfering en soms blaren op de handpalmen en voetzolen. |
| Acneiforme rash | Een huiduitslag die lijkt op acne, gekenmerkt door oppervlakkige ontsteking van papels en pustels. Dit is een bekende nevenwerking van sommige doelgerichte therapieën, met name die gericht op de EGFR-receptor. |
| Paronychia | Een ontsteking van de nagelwal of nagelriem, die kan optreden als nevenwerking van zowel chemotherapie als doelgerichte therapie. Het kan leiden tot roodheid, zwelling, pijn en gevoeligheid voor infecties. |
| Fissuren | Kleine scheurtjes of kloofjes in de huid, vaak veroorzaakt door extreme droogheid (xerosis) en verdunning van de epidermis. Ze komen vaak voor op de vingertoppen, hielen en knokkels en kunnen pijnlijk zijn. |
| Xerosis | De medische term voor een droge huid. Dit kan een algemene nevenwerking zijn van chemotherapie of doelgerichte therapie, en verhoogt het risico op andere huidproblemen zoals fissuren en infecties. |
| Sepsis | Een levensbedreigende complicatie die ontstaat als reactie op een infectie, waarbij het immuunsysteem van het lichaam te agressief reageert en schade aan eigen weefsels kan veroorzaken. Bij mucositis is er een verhoogd risico op sepsis door open wondjes. |