Cover
Empieza ahora gratis Monoclonale gammapathieen.pdf
Summary
# Monoclonale gammapathieën: algemene aspecten en classificatie
Dit onderwerp behandelt de definitie, de verschillende vormen en de classificatie van monoclonale gammapathieën, inclusief hun oorsprong en de rol van eiwitelektroforese.
### 1.1 Definitie en kenmerken van immunoglobulines
Monoclonale gammapathieën (MG's) ontstaan door een clonale expansie van B-cellen of plasmacellen die abnormale hoeveelheden van één type immunoglobuline (Ig) produceren. Deze immunoglobulines, ook wel antilichamen genoemd, bestaan uit twee lichte ketens en twee zware ketens. De meest voorkomende zware ketens zijn IgG, IgA en IgM, terwijl er twee types lichte ketens zijn: kappa ($\kappa$) en lambda ($\lambda$). Het moleculair gewicht van IgG en IgA is ongeveer 175 kD, terwijl IgM aanzienlijk zwaarder is met circa 900 kD [1](#page=1).
### 1.2 De rol van eiwitelektroforese
Eiwitelektroforese is een cruciale laboratoriumtechniek voor de diagnose en monitoring van monoclonale gammapathieën. Deze methode scheidt eiwitten in het bloed of de urine op basis van hun lading en grootte, waardoor de aanwezigheid van een abnormaal hoge concentratie van een specifiek eiwit, de zogenaamde M-component (monoclonale component), gedetecteerd kan worden. Naast elektroforese worden ook nefelometrie, immuunelektroforese, immunofixatie en de Freelite assay gebruikt voor de analyse van eiwitten. Voor analyse in urine wordt gezocht naar heavy chain proteïnurie en Bence Jones proteïnurie [3](#page=3) [5](#page=5) [7](#page=7).
### 1.3 Monoclonale versus polychlonale hypergammaglobulinemie
Bij een **monoclonale** gammapathie produceert een enkele klone van plasmacellen of B-cellen een grote hoeveelheid van één specifiek type immunoglobuline. Dit resulteert in een scherpe piek op de eiwitelektroforese, de M-component [7](#page=7).
In tegenstelling hiermee staat **polyclonale** hypergammaglobulinemie, waarbij een verhoogde hoeveelheid van verschillende immunoglobulines wordt geproduceerd door diverse B-cel populaties. Dit wordt vaak gezien bij aandoeningen zoals cirrose, chronische infecties, mononucleose, sarcoïdose, en bepaalde lymfomen [7](#page=7).
### 1.4 Indeling van monoclonale gammapathieën
Monoclonale gammapathieën kunnen worden ingedeeld op basis van de oorsprong van de clonale expansie:
#### 1.4.1 Primair monoclonale gammapathieën
Deze ontstaan vanuit een afwijking in de plasmacellen zelf of in B-cellen die zich ontwikkelen tot plasmacellen.
* **Plasmacel origine:**
* MGUS (Monoclonal Gammopathy of Undetermined Significance) [19](#page=19) [5](#page=5).
* Multipel myeloom of Ziekte van Kahler [30](#page=30) [33](#page=33) [34](#page=34) [5](#page=5) [8](#page=8) [9](#page=9).
* Heavy chain disease [9](#page=9).
* Light chain disease [30](#page=30) [33](#page=33) [34](#page=34) [9](#page=9).
* Primaire amyloïdose [30](#page=30) [33](#page=33) [8](#page=8).
* **B-cel origine:**
* Macroglobulinemie of Ziekte van Waldenstrom [30](#page=30) [33](#page=33) [8](#page=8) [9](#page=9).
* Chronische lymfatische leukemie (CLL) of Non-Hodgkin Lymfoom (NHL) [8](#page=8).
#### 1.4.2 Secundair monoclonale gammapathieën
Deze vormen worden geassocieerd met andere onderliggende aandoeningen.
* Carcinomen [8](#page=8).
* Koude-agglutinine [8](#page=8).
* Mixed cryoglobulinemia [8](#page=8).
* Secundaire amyloïdose [8](#page=8).
* Auto-immuunziekten [8](#page=8).
### 1.5 Lichte ketens en de Kappa/Lambda-verhouding
Vrije lichte ketens (kappa en lambda) kunnen ook in het bloed of de urine voorkomen. Normaal gesproken is de verhouding tussen kappa en lambda lichte ketens in serum ongeveer 1:1 tot 2:1. Een ontregeling van deze verhouding kan wijzen op een monoclonale gammopathie, zelfs als er geen volledige immunoglobulines worden geproduceerd [7](#page=7).
### 1.6 Classificatie van monoclonale gammapathieën naar ernstgraad
Monoclonale gammapathieën worden vaak geclassificeerd op basis van hun potentieel tot progressie naar maligniteit:
* **MGUS (Monoclonal Gammopathy of Undetermined Significance):**
* Wordt gevonden bij 3-5% van de bevolking ouder dan 70 jaar [19](#page=19).
* Kenmerken: plasmocytose <10%, Ig-niveau <3 gram/deciliter, geen anemie, geen botletsels [19](#page=19).
* Vaak gepaard gaande met onderdrukking van andere Ig-klassen [19](#page=19).
* Beschouwd als een premaligne aandoening met een transformatiekans van ongeveer 2% per jaar [19](#page=19).
* **Smouldering Myeloom:**
* Zeer trage evolutie [19](#page=19).
* Kenmerken: Ig >3 gram/deciliter of 10-60% plasmacellen, maar zonder myeloomcriteria [19](#page=19).
* Wordt afgewacht met therapie tot progressie optreedt [19](#page=19).
* **Solitair Plasmocytoom:**
* Histologisch bewezen unieke lokalisatie van plasmacellen [19](#page=19).
* Afwezigheid van andere kleinere of grotere myeloomcriteria [19](#page=19).
* Kan later veralgemenen [19](#page=19).
* **Multipel Myeloom:**
* Gedefinieerd door specifieke diagnostische criteria [19](#page=19).
### 1.7 Specifieke entiteiten van monoclonale gammapathieën
De belangrijkste entiteiten binnen de monoclonale gammapathieën omvatten:
* Multipel myeloom of Ziekte van Kahler [30](#page=30) [33](#page=33) [34](#page=34) [9](#page=9).
* Macroglobulinemie of Ziekte van Waldenstrom [30](#page=30) [33](#page=33) [9](#page=9).
* Light chain disease [30](#page=30) [33](#page=33) [34](#page=34) [9](#page=9).
* Amyloidose [30](#page=30) [33](#page=33) [9](#page=9).
#### 1.7.1 Light chain disease
Light chain disease patiënten vertonen klinisch symptomen die vergelijkbaar zijn met andere myeloomvormen. Echter, ze hebben vaak een snellere groei, meer botletsels en hypercalcemie, en meer nierinsufficiëntie. De mediane overleving is significant korter: 10 maanden voor lambda en 30 maanden voor kappa lichte keten ziekten. Er bestaan ook niet-secretoire myelomen, die een slechtere prognose hebben, mogelijk door een latere diagnose [34](#page=34).
> **Tip:** Het onderscheid tussen deze verschillende entiteiten is cruciaal voor de prognose en behandeling. Let goed op de specifieke criteria die worden genoemd voor elke gradatie en ziekte.
> **Example:** Een patiënt met een M-component in het serum, maar zonder botletsels, anemie of orgaanschade, kan bijvoorbeeld een MGUS hebben. Echter, als er tevens sprake is van renale disfunctie en een verhoogd serum calcium, zou dit wijzen op een multipel myeloom.
---
# Multipel myeloom: pathofysiologie, diagnose en beeldvorming
Dit onderwerp behandelt de oorzaak, ontwikkeling, diagnostische criteria, laboratoriumbevindingen en beeldvormende technieken van multipel myeloom.
### 2.1 Pathofysiologie van multipel myeloom
Multipel myeloom ontstaat uit een maligne B-cel precursor die differentieert tot een plasmacel, die vervolgens door adhesiemoleculen in het beenmerg wordt vastgehouden. De pathogenese omvat de volgende processen [11](#page=11):
* **Neovascularisatie in het beenmerg** [11](#page=11).
* **IL-6 productie**: Interactie met het stroma leidt tot de productie van IL-6, dat als autocriene groeifactor fungeert [11](#page=11).
* **Osteoclastactiviteit en botdestructie**: IL-6 stimuleert osteoclasten, wat leidt tot botdestructie met kenmerkende "punched-out" laesies en botpijnen [11](#page=11).
* **Monoklonale immunoglobulineproductie**: De myeloomcellen produceren een monoklonaal immuunglobuline. Dit gaat vaak gepaard met onderdrukking van andere Ig-klassen en albumine, wat de kans op infecties verhoogt [12](#page=12).
* **Nierinsufficiëntie**: Lichte ketens kunnen precipiteren in de nieren, wat leidt tot nierinsufficiëntie [12](#page=12).
* **Osteoporose en hypercalciëmie**: Botlaesies kunnen leiden tot osteoporose en hypercalciëmie [12](#page=12).
* **Beenmerginvasie**: Invasie van het beenmerg kan leiden tot anemie en trombopenie [12](#page=12).
#### 2.1.1 Stadia van monoklonale gammopathieën
Monoklonale gammopathieën worden ingedeeld in verschillende stadia:
* **Preklinisch stadium**: Hierbij wordt een M-piek gevonden als incidentele bevinding, met mogelijke evolutie naar MGUS (Monoclonal Gammopathy of Undetermined Significance), smoldering myeloma of multipel myeloom [12](#page=12).
* **Begin symptomatisch**: Symptomen omvatten botpijn (vooral in de rug), anemie, infecties of een pathologische fractuur [12](#page=12).
* **Full blown beeld**: Dit kenmerkt zich door pijnklachten, vermoeidheid, infecties, dorst (hypercalciëmie) en nierinsufficiëntie [12](#page=12).
### 2.2 Diagnostische criteria en laboratoriumbevindingen
De diagnose van multipel myeloom wordt ondersteund door specifieke laboratoriumbevindingen:
#### 2.2.1 Laboratoriumonderzoek
* **Elektroforese**: Een extrafractie in de serum-elektroforese, meestal Ig G, gevolgd door Ig A. Lichte keten myeloom en Ig M (primaire macroglobulinemie) of Ig D myeloom zijn zeldzamer. Totaal eiwit met elektroforese is betrouwbaarder dan nefelometrische dosering [13](#page=13).
* **Sedimentatiesnelheid**: Een verhoogde sedimentatiesnelheid in het eerste uur is kenmerkend [13](#page=13).
* **Bence Jones proteïnurie**: Aanwezig in ongeveer 50% van de gevallen; de 24-uurs uitscheiding is een maat voor de ziekteactiviteit. Normaal is ongeveer 65% kappa lichte ketens. De Freelite assay wordt steeds meer gebruikt als alternatief [13](#page=13).
* **Beenmergpunctie**: Plasmacytose in het beenmerg groter dan 10%. Plasmacytose tussen 10-30% kan ook voorkomen bij MGUS, amyloïdose, cirrose en agranulocytose [13](#page=13).
* **Anemie**: Meestal normocytair, veroorzaakt door herhaalde infecties, nierinsufficiëntie, verhoogd plasmavolume, bloedingen of hemolyse [13](#page=13).
### 2.3 Beeldvormende technieken
Beeldvorming speelt een cruciale rol bij het opsporen en beoordelen van laesies bij multipel myeloom.
#### 2.3.1 Conventionele Röntgenfoto's
* **Lytische afwijkingen**: Gekenmerkt door scherpe, niet-hyperdense randen, "punched-out" laesies worden in ongeveer 60% van de gevallen gezien [15](#page=15).
* **Spontane fracturen**: Komen voor in ongeveer 25% van de gevallen [15](#page=15).
* **Diffuse osteoporose**: Aanwezig in 20% van de patiënten [15](#page=15).
* **Normaal beeld**: In 20% van de gevallen kan een röntgenfoto normaal zijn, maar CT en MRI kunnen dan afwijkingen aantonen, met name in de wervelkolom [15](#page=15).
> **Tip:** Hoewel conventionele röntgenfoto's nuttig zijn, detecteren CT en MRI vaak meer laesies, vooral in de axiale skelet [15](#page=15).
#### 2.3.2 MRI
MRI is een zeer gevoelige techniek voor de detectie van myeloomlaesies, met name in de wervelkolom. Het kan osteolytische afwijkingen gedetailleerd in beeld brengen. MRI zal waarschijnlijk een standaardonderdeel van de beeldvorming worden [15](#page=15) [17](#page=17).
#### 2.3.3 CT-scan
Whole body CT is een snellere en eenvoudigere methode om skeletafwijkingen op te sporen dan conventionele röntgenfoto's [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met rugpijn en anemie ondergaat een conventionele röntgenfoto van de wervelkolom die diffuse osteoporose laat zien. Een daaropvolgende MRI toont "punched-out" laesies in meerdere wervels, wat consistent is met multipel myeloom [15](#page=15).
---
# Behandeling van multipel myeloom
De behandeling van multipel myeloom omvat een combinatie van pijlers, ondersteunende maatregelen en strategieën die afhankelijk zijn van de leeftijd en conditie van de patiënt [23](#page=23) [24](#page=24).
### 3.1 Behandelingspijlers
De therapie voor multipel myeloom (MM) steunt op vier (+1) pijlers [24](#page=24):
* **Dexamethason:** Een corticosteroïde met ontstekingsremmende en immunosuppressieve eigenschappen [24](#page=24).
* **Chemotherapie:** Dit kan variëren van een enkel product, zoals cyclofosfamide, tot combinaties zoals Alkeran-Medrol. Hoge doses chemotherapie, gevolgd door transplantatie, is eveneens een optie [24](#page=24).
* **Proteasoomremmers:** Medicijnen die de proteasoomfunctie in kankercellen belemmeren, zoals Velcade, Kyprolis en Ninlaro [24](#page=24).
* **Immunomodulerende imidazolderivaten (IMiDs):** Stoffen zoals thalidomide, lenalidomide (Revlimid) en pomalidomide [24](#page=24).
* **CD38 antilichamen:** Monoklonale antilichamen gericht tegen CD38, zoals daratumumab en ixazomib [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Anti-BCMA antilichamen:** Nieuwere therapieën gericht tegen B-cel rijpingsantigeen (BCMA) [23](#page=23).
> **Tip:** Quasi nooit wordt monotherapie toegepast; er wordt vaker gekozen voor dubbele of driedubbele therapieën [25](#page=25).
### 3.2 Ondersteunende maatregelen
Naast de directe myeloomtherapie zijn er diverse ondersteunende maatregelen essentieel [24](#page=24) [29](#page=29):
* **Pijnbestrijding:** Inclusief radiotherapie voor symptomatische verlichting [24](#page=24).
* **Preventie van misselijkheid:** Anti-braakmiddelen bij chemotherapie [24](#page=24).
* **Infectiepreventie:** Antibiotica of preventie tegen herpes/zona, en vaccinaties (pneumokok, griep). IvIg wordt ingezet bij sepsis en antibiotica/antischimmelmiddelen bij febrile neutropenie [24](#page=24) [29](#page=29).
* **Ondersteuning van bloedaanmaak:** Antistoffen (zoals Epo) indien het lichaam deze zelf niet meer aanmaakt [24](#page=24) [29](#page=29).
* **Botversterkende middelen:** Bisfosfonaten, zoals Aredia en Zometa, remmen botletsels en gedeeltelijk ook de myeloomontwikkeling [24](#page=24) [29](#page=29).
* **Behandeling van hypercalciëmie:** Hydratie, corticosteroïden, en bisfosfonaten zoals zolendronaat of pamidronaat [29](#page=29).
* **Nierondersteuning:** Eventueel dialyse bij nierschade [29](#page=29).
### 3.3 Therapieafstemming op leeftijd en conditie
De behandelingsstrategie wordt aangepast op basis van de leeftijd en de symptomatische status van de patiënt [24](#page=24).
#### 3.3.1 Jonge patiënt (Transplant-eligible)
Voor jonge patiënten is het doel een lange remissie te bereiken, met inductietherapie gevolgd door een autologe stamceltransplantatie (ASCT) op een geschikt moment. In geselecteerde gevallen kan een allogene stamceltransplantatie met curatieve intentie overwogen worden, afhankelijk van de donor en het risicoprofiel in eerste of tweede remissie [24](#page=24) [26](#page=26).
**Eerste lijn behandeling voor transplant-eligible patiënten:**
De aanpak kan bestaan uit een VTD- of CTD-combinatie, gevolgd door stamcelcollectie en autologe stamceltransplantatie (ASCT), eventueel dubbel ASCT indien geen zeer goede partiële respons (VGPR) wordt behaald. Na consolidatie met lenalidomide (Revlimid) kan onderhoudstherapie volgen. Alternatieven omvatten VRD-combinaties of cyclofosfamide met G-CSF [26](#page=26).
> **Tip:** Genezing van multipel myeloom is tot op heden quasi nooit haalbaar [25](#page=25).
#### 3.3.2 Oudere patiënt (Transplant-ineligible)
Bij oudere patiënten of patiënten met comorbiditeiten ligt de focus op het voorkomen van invaliderende fracturen, symptomatische ziekteprogressie (zoals anemie en botpijn) en transformatie naar secundaire acute myeloïde leukemie (AML). De therapie is gericht op het beheersen van de ziekte en het behouden van kwaliteit van leven [24](#page=24) [26](#page=26).
**Eerste lijn behandeling voor transplant-ineligible patiënten:**
Combinaties van chemotherapie met bortezomib of chemotherapie met thalidomide hebben de voorkeur boven chemotherapie alleen. Voorbeelden hiervan zijn MPT (Melphalan, Prednisone, Thalidomide) of MPV (Melphalan, Prednisone, Velcade). Combinaties zoals Lenalidomide-dexamethason-daratumumab (DRd) of Daratumumab-Velcade-dexamethason (DVd) worden ook ingezet. Observatie of onderhoud met lenalidomide is mogelijk [26](#page=26).
### 3.4 Algemene behandelingsconcepten
* **Combinatietherapie:** Vrijwel altijd wordt gekozen voor combinaties van medicijnen [25](#page=25).
* **Bijwerkingenbeheer:** Aandacht voor mogelijke bijwerkingen van de behandelingen [25](#page=25).
* **Ambulante behandelingen:** Veel therapieën vinden plaats in een ambulante setting, met orale of subcutane toediening [25](#page=25).
* **Diagnostische drempel:** Patiënten worden behandeld indien zij symptomatisch zijn (CRAB criteria: Hyper**C**alciëmie, **R**enale insufficiëntie, **A**nemie, **B**otlaesies). Bij afwezigheid van symptomen geldt een 'watch and wait' beleid [25](#page=25).
### 3.5 Toekomstperspectieven
De toekomst van de myeloomtherapie omvat innovatieve benaderingen zoals bispecifieke antilichamen gericht tegen BCMA en GPRC5D, en CAR-T celtherapie [26](#page=26).
---
# Ziekte van Waldenström en Amyloïdose
Dit onderwerp behandelt twee specifieke monoclonale gammapathieën: de ziekte van Waldenström, gekenmerkt door IgM-producerende lymfo-plasmocyten, en amyloïdose, veroorzaakt door eiwitafzettingen [31](#page=31) [35](#page=35).
### 4.1 Ziekte van Waldenström
De ziekte van Waldenström is een monoclonale proliferatie van IgM-producerende lymfo-plasmocyten. De ziekte localiseert zich voornamelijk in de milt en het beenmerg; osteolytische letsels zijn zeldzaam [31](#page=31).
#### 4.1.1 Kliniek
De klinische manifestaties kunnen onder meer omvatten:
* **Hyperviscositeit:** gekenmerkt door symptomen zoals krampen, neusbloedingen, hoofdpijn en visusstoornissen [31](#page=31).
* **Hepatosplenomegalie:** vergroting van lever en milt [31](#page=31).
* **Perifere neuropathie:** komt voor bij ongeveer 25% van de patiënten [31](#page=31).
#### 4.1.2 Laboratoriumonderzoek
Laboratoriumonderzoek kan de volgende bevindingen opleveren:
* Een IgM-piek van meer dan 2 of 3 gram per deciliter, met 25% Bence Jones-eiwit in de urine [31](#page=31).
* Normochrome anemie met rouleaux-vorming van erytrocyten [31](#page=31).
* Beenmergtoontaken die lymfocytose of plasmacytose laten zien; clonaliteitsonderzoek is vaak nuttig [31](#page=31).
* Aanwijzingen voor hyperviscositeit [31](#page=31).
#### 4.1.3 Diagnostiek en Differentiatie
De ziekte van Waldenström is diagnostisch niet scherp afgebakend ten opzichte van IgM-MGUS (Monoclonal Gammopathy of Undetermined Significance). IgM-gammopathieën kunnen ook passen bij minder typische, indolente lymfomen. De recente ontdekking van de rol van MyD88 is relevant voor de pathofysiologie [31](#page=31).
#### 4.1.4 Prognose en Therapie
De prognose van de ziekte van Waldenström is variabel, met een mediane overleving die varieert van 3,5 tot 12 jaar, afhankelijk van de ISSWM-score (International Prognostic Scoring System for Waldenström Macroglobulinemia) [32](#page=32).
De therapie wordt afgestemd op de aard van de ziekte:
* Als indolent lymfoom: afwachten, chlorambucil, fludarabine, anti-CD20 antistoffen, of interferon [32](#page=32).
* Als myeloom: bortezomib, bendamustine [32](#page=32).
* Recentelijk worden B-cel tyrosine kinase (Btk) inhibitoren ingezet als eerstelijnsbehandeling [32](#page=32).
* Plasmaferese kan overwogen worden [32](#page=32).
### 4.2 Amyloïdose
Amyloïdose berust op de afzetting van fibrillaire depots van een heterogene groep eiwitten (ongeveer 30 verschillende typen) in een bèta-sheet configuratie. Deze depots lichten herkenbaar op bij kleuring met Congo-rood. De meest frequente vormen zijn AA-amyloïdose (secundair, geassocieerd met chronische inflammatie) en AL-amyloïdose (primair, vaak gekoppeld aan light chains van immunoglobulinen in het kader van een monoclonale gammopathie). Bij AL-amyloïdose is er sprake van een klein, gevaarlijk kloon van plasmacellen (ongeveer 7%) dat misgevouwen lichte ketens produceert [35](#page=35).
#### 4.2.1 Kliniek
De klinische presentatie van amyloïdose is divers en kan onder meer omvatten:
* **Macroglossie:** vergroting van de tong [36](#page=36).
* **Huidlocalisaties:** afwijkingen op de huid [36](#page=36).
* **Myocardverdikking:** verdikking van de hartspier [36](#page=36).
* **Nierafwijkingen:** met proteïnurie [36](#page=36).
* **Hepatomegalie:** vergroting van de lever [36](#page=36).
* **Darminvasie:** leidend tot malabsorptie [36](#page=36).
* **Zenuwaantasting:** zowel perifeer als autonoom, wat kan resulteren in orthostatische hypotensie [36](#page=36).
#### 4.2.2 Diagnostiek van Hartbetrokkenheid
Het diagnosticeren van hartbetrokkenheid bij amyloïdose omvat verschillende methoden. Echocardiografie kan concentrische hypertrofie en een "granulair sparkling" uiterlijk tonen. Cardiale MRI kan aanwijzingen geven, maar deze bevindingen duiden vaak op een gevorderd stadium van de ziekte. Lage voltage op het ECG kan ook een indicator zijn, maar er is behoefte aan sensitievere markers voor orgaanbetrokkenheid. Radionuclidetechnieken, zoals 99mTc-Aprotinin scintigrafie, kunnen ook bijdragen aan de diagnostiek [37](#page=37).
#### 4.2.3 Laboratoriumonderzoek
Laboratoriumonderzoek bij amyloïdose kan de volgende bevindingen geven:
* Anemie [37](#page=37).
* In 90-95% van de gevallen wordt een extra fractie waargenomen [37](#page=37).
* Vaak is er sprake van een discrete plasmacytose [37](#page=37).
* Regelmatig worden stollingsstoornissen gezien, zowel door leverlijden als door verhoogde fibrinolyse [37](#page=37).
#### 4.2.4 Therapie
De therapie voor amyloïdose is grotendeels supportief. Dit kan bijvoorbeeld minerocorticoïden omvatten bij orthostatisme en ACE-inhibitoren bij cardiale disfunctie. Recentelijk wordt voor AL-amyloïdose dezelfde therapeutische aanpak gevolgd als voor myeloom, zoals het CyBorD-regime (cyclofosfamide, bortezomib, dexamethason), met recente terugbetaling voor anti-CD38 therapie bij AL-amyloïdose. Andere opties zijn melfalan-dexamethason en hoge dosis chemotherapie met stamceltransplantatie (HDCT+PBSCT) [38](#page=38).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Monoclonale gammopathie | Een aandoening waarbij abnormale plasmacellen een grote hoeveelheid van een enkel type antilichaam produceren, wat leidt tot een abnormale piek in het bloed of de urine. |
| Plasmacel | Een gespecialiseerde witte bloedcel die antilichamen produceert om infecties te bestrijden. Bij plasmaceldyscrasieën prolifereren deze cellen ongecontroleerd. |
| Immunoglobuline | Een eiwit (antilichaam) geproduceerd door plasmacellen dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem voor de herkenning en neutralisatie van pathogenen. |
| Zware keten | Een van de twee grote polypeptideketens die de ruggengraat van een immunoglobuline molecuul vormen. Er zijn vijf soorten: IgG, IgA, IgM, IgD en IgE. |
| Lichte keten | Een van de twee kleinere polypeptideketens die aan de zware ketens van een immunoglobuline molecuul zijn gebonden. Ze kunnen vrij voorkomen (vrije lichte ketens) of als onderdeel van het volledige antilichaam. |
| Kappa-lichte keten | Een van de twee typen lichte ketens die in immunoglobulines voorkomen. |
| Lambda-lichte keten | Het andere type lichte keten dat in immunoglobulines voorkomt, naast kappa. |
| Monoclonale piek (M-proteïne) | Een abnormale, scherpe piek die wordt waargenomen bij eiwitelektroforese, wat duidt op de aanwezigheid van een monoclonaal geproduceerd immunoglobuline. |
| Eiwit elektroforese | Een laboratoriumtest die wordt gebruikt om verschillende eiwitten in het bloed of de urine te scheiden en te kwantificeren, waaronder immunoglobulines. |
| Nefelometrische dosage | Een techniek om de concentratie van specifieke eiwitten in een vloeistof te meten door de lichtverstrooiing te analyseren die wordt veroorzaakt door de interactie met antilichamen. |
| Immuunelektroforese | Een laboratoriumtest die elektroforese combineert met immunoprecipitatie om specifieke eiwitten, zoals immunoglobulines, te identificeren en te kwantificeren. |
| Immunofixatie | Een techniek die wordt gebruikt om de specifieke immunoglobulinetype(n) te identificeren die verantwoordelijk zijn voor een monoclonaal piek, wat helpt bij de diagnose van plasmaceldyscrasieën. |
| Freelite assay | Een specifieke test om de concentratie van vrije kappa- en lambda-lichte ketens in het serum te meten, wat nuttig is voor de diagnose en monitoring van monoclonale gammopathieën. |
| Heavy chain proteinurie | De aanwezigheid van zware ketens van immunoglobulines in de urine, wat kan wijzen op een ernstige vorm van plasmaceldyscrasie. |
| Bence Jones proteinurie | De aanwezigheid van vrije lichte ketens (kappa of lambda) in de urine, wat een kenmerk is van verschillende plasmaceldyscrasieën zoals multipel myeloom. |
| MGUS (Monoclonal gammopathy of undetermined significance) | Een premaligne aandoening waarbij een monoclonaal eiwit wordt gedetecteerd, maar de criteria voor multipel myeloom of andere maligniteiten niet zijn voldaan. |
| Multipel myeloom (Ziekte van Kahler) | Een maligniteit van plasmacellen die wordt gekenmerkt door de ongecontroleerde groei van plasmacellen in het beenmerg, wat leidt tot botlaesies, anemie en nierproblemen. |
| Macroglobulinemie (Ziekte van Waldenström) | Een zeldzame lymfoïde maligniteit waarbij lymfo-plasmocytaire cellen een grote hoeveelheid IgM produceren, wat kan leiden tot hyperviscositeit en andere symptomen. |
| Amyloïdose | Een groep ziekten die worden gekenmerkt door de afzetting van abnormaal gevouwen eiwitten (amyloïde fibrillen) in weefsels en organen, wat orgaanschade kan veroorzaken. |
| Osteoporose | Een aandoening waarbij de botdichtheid afneemt, waardoor de botten brozer worden en het risico op fracturen toeneemt. |
| Hypercalcemie | Een verhoogd calciumgehalte in het bloed, vaak geassocieerd met botafbraak, zoals bij multipel myeloom. |
| Anemie | Een tekort aan rode bloedcellen of hemoglobine, wat kan leiden tot vermoeidheid en bleekheid. |
| Nierinsufficiëntie | Een verminderde functie van de nieren, waardoor ze afvalstoffen en overtollig vocht minder goed uit het bloed kunnen filteren. |
| Plasmocytose | Een verhoogd aantal plasmacellen in het beenmerg. |
| Neovascularisatie | De vorming van nieuwe bloedvaten, wat kan voorkomen in tumoren en bijdraagt aan hun groei. |
| IL-6 (Interleukine 6) | Een cytokine dat een rol speelt bij ontstekingen en de groei van plasmacellen stimuleert. |
| Osteoclasten | Cellen die verantwoordelijk zijn voor botafbraak, wat bijdraagt aan botlaesies bij multipel myeloom. |
| Auto-transplantatie | Een medische procedure waarbij stamcellen van de patiënt zelf worden gebruikt om het beenmerg te herstellen na hoge doses chemotherapie. |
| Allogene transplantatie | Een procedure waarbij stamcellen van een donor worden gebruikt om het beenmerg van de patiënt te herstellen. |
| Smouldering myeloma | Een stadium tussen MGUS en multipel myeloom, gekenmerkt door verhoogde Ig-niveaus of een groter percentage plasmacellen, maar zonder significante symptomen of orgaanschade. |
| Solitair plasmocytoom | Een enkele, gelokaliseerde tumor van plasmacellen, die zich later kan ontwikkelen tot multipel myeloom. |
| CRAB criteria | Criteria die worden gebruikt om symptomatisch multipel myeloom te definiëren: Calciumelevatie, Renale insufficiëntie, Anemie, Botlaesies. |
| Myeloom massa | De totale hoeveelheid kankercellen die bij een patiënt met multipel myeloom aanwezig is. |
| Groeisnelheid en eigenschappen van de maligne cloon | De snelheid waarmee de kankercellen groeien en hun genetische kenmerken, die van invloed zijn op de prognose. |
| Respons op therapie | Hoe goed de ziekte reageert op de gestarte behandeling. |
| Beta-2 microglobuline | Een eiwit dat wordt afgegeven door lymfocyten en andere cellen; verhoogde niveaus kunnen wijzen op een hogere tumorbelasting en een slechtere prognose bij multipel myeloom. |
| Albumin | Een belangrijk eiwit in het bloed dat door de lever wordt geproduceerd en een rol speelt bij het handhaven van de osmotische druk. Lage niveaus kunnen wijzen op slechte leverfunctie of ondervoeding. |
| Proteasoominhibitor | Een klasse medicijnen die de afbraak van eiwitten in kankercellen remt, wat leidt tot celsterfte. Voorbeelden zijn bortezomib en carfilzomib. |
| IMIDs (Immunomodulerende middelen) | Een klasse medicijnen die het immuunsysteem beïnvloeden en ook directe anti-myeloom effecten hebben. Voorbeelden zijn thalidomide, lenalidomide en pomalidomide. |
| Bisfosfonaten | Medicijnen die worden gebruikt om botverlies te remmen en botletsels te behandelen, vaak voorgeschreven bij multipel myeloom en andere botziekten. |
| Hyperviscositeit | Een verhoogde dikte van het bloed, veroorzaakt door een hoog gehalte aan eiwitten, wat kan leiden tot symptomen zoals hoofdpijn, visusstoornissen en bloedingen. |
| Rouleaux vorming | De vorming van stapels rode bloedcellen, die kan optreden bij verhoogde eiwitconcentraties in het bloed, zoals bij macroglobulinemie. |
| Plasmaferese | Een procedure waarbij plasma uit het bloed wordt verwijderd en vervangen door een plasmavervanger, gebruikt om te hoge eiwitconcentraties te verminderen. |
| MyD88 | Een adaptor-eiwit dat betrokken is bij intracellulaire signaaltransductie van immuunreceptoren. Mutaties in MyD88 worden geassocieerd met de ziekte van Waldenström. |
| Niet secretoire myelomen | Een zeldzame vorm van multipel myeloom waarbij geen detecteerbare monoclonaal eiwit wordt geproduceerd, wat de diagnose bemoeilijkt. |
| Beta-sheet depositie | De vouwing van eiwitten in een specifieke driedimensionale structuur die amyloïde fibrillen vormt, de oorzaak van amyloïdose. |
| Congo-rood | Een kleurstof die wordt gebruikt om amyloïde afzettingen in weefsels te identificeren, omdat het specifiek aan beta-sheet structuren bindt. |
| AA amyloidose | Een type amyloïdose dat wordt veroorzaakt door chronische ontsteking, waarbij serum amyloid A eiwit (SAA) wordt afgezet. |
| AL amyloidose | Een type amyloïdose dat geassocieerd is met een monoklonale gammopathie, waarbij immunoglobuline lichte ketens de precursor eiwitten zijn. |
| Macroglossie | Een abnormaal grote tong, een mogelijke manifestatie van amyloïdose. |
| Orthostatische hypotensie | Een daling van de bloeddruk bij het rechtop staan, wat kan voorkomen bij autonome neuropathie, soms geassocieerd met amyloïdose. |
| Cordiale | Betrekking hebbend op het hart. |
| Zoledronaat | Een krachtig bisfosfonaat dat wordt gebruikt om botafbraak te remmen en de symptomen van botziekten, zoals bij multipel myeloom, te behandelen. |
| Pamidronaat | Een bisfosfonaat dat gebruikt wordt om botresorptie te remmen en te behandelen, met name bij aandoeningen zoals multipel myeloom en botmetastasen. |
| CyBorD | Een combinatie van cyclofosfamide, bortezomib en dexamethason, een veelgebruikte therapie voor multipel myeloom en AL amyloïdose. |
| HDCT+PBSCT | Hoge dosis chemotherapie gevolgd door perifere stamceltransplantatie, een intensieve behandelingskuur voor bepaalde hematologische maligniteiten. |