Cover
Empieza ahora gratis lymfoproliferatie 2 2025.pdf
Summary
# Ziekte van Hodgkin
De ziekte van Hodgkin is een maligne lymfoproliferatie die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Hodgkin- of Sternberg-Reedcellen in een inflammatoire achtergrond [1](#page=1).
### 1.1 Etiologie
De ziekte van Hodgkin ontstaat door een inflammatoire opzetting, vaak met fibrose, rondom Hodgkin- of Sternberg-Reedcellen. De Sternberg-Reed cel wordt beschouwd als een getransformeerde B-lymfocyt die door een EBV-infectie langer overleeft, mutaties oploopt met een stopcodon en onvolkomen wordt geklaard door de anti-EBV immuunrespons [1](#page=1).
### 1.2 Voorkomen
De ziekte van Hodgkin komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (M:V ratio 2:1). Er is een bimodale distributie in leeftijd, met pieken tussen 20-30 jaar en tussen 50-60 jaar. De frequentie is ongeveer 2 per 100.000 personen per jaar [4](#page=4).
### 1.3 Subtypes
De ziekte van Hodgkin kent de volgende subtypes:
* Lymfocytenrijk [4](#page=4).
* Nodulaire sclerose [4](#page=4).
* Gemengd cellulair [4](#page=4).
* Lymfocytgedepleteerd [4](#page=4).
### 1.4 Klinische presentatie
De klinische presentatie kan diverse symptomen omvatten:
* Lymfeklieropzetting, vaak in de hals, die pijnlijk kan zijn na alcoholinname [5](#page=5).
* Koorts van onbekende oorzaak (Febris e causa ignota) [5](#page=5).
* Nachtzweten [5](#page=5).
* Vermagering [5](#page=5).
* Jeuk [5](#page=5).
* Organomegalie [5](#page=5).
* Compressiesymptomen van de trachea of vena cava [5](#page=5).
* Zeldzamere aantasting van de longen, pleura, botten, centraal zenuwstelsel of huid [5](#page=5).
### 1.5 Stagering volgens de Ann Arbor classificatie
De Ann Arbor classificatie wordt gebruikt om de uitgebreidheid van de ziekte te bepalen [6](#page=6):
* **Stad I:** Lymfeklieraantasting in één regio of een aangrenzende extralymfatische haard (IE) [7](#page=7).
* **Stad II:** Twee of meer anatomische regio's aan één kant van het diafragma [7](#page=7).
* **Stad III:** Klieren aan beide zijden van het diafragma, eventueel met aangrenzend extralymfatisch weefsel (IIIE) of betrokkenheid van de milt (S) [7](#page=7).
* **Stad IV:** Aantasting van parenchymateuze organen [7](#page=7).
### 1.6 B-symptomen
B-symptomen zijn een klinische uiting van de inflammatoire respons en omvatten:
* Onverklaarde koorts hoger dan 38 °C, soms met pieken (zgn. Pell-Epstein koorts) [7](#page=7).
* Nachtelijk zweten [7](#page=7).
* Vermagering van meer dan 10% in 6 maanden [7](#page=7).
Jeuk is **geen** B-symptoom. Biologische B-symptomen kunnen een extreem verhoogde sedimentatiesnelheid omvatten [7](#page=7).
### 1.7 Stadiëringsprocedures
De stadiëring van de ziekte van Hodgkin omvat:
* Anamnese en klinisch onderzoek [8](#page=8).
* Biopt [8](#page=8).
* CT-scan van thorax en abdomen [8](#page=8).
* PET-scan, PET-CT-scan [8](#page=8).
* Laboratoriumonderzoek, dat vaak enkel ontstekingstekenen toont; soms zijn er immunologische afwijkingen, maar bloedinvasie is vrijwel nooit aanwezig [8](#page=8).
### 1.8 Behandelingsopties
De behandeling van de ziekte van Hodgkin is afhankelijk van het stadium en de aanwezigheid van B-symptomen [8](#page=8).
* **Stadium Ia, Ib, IIA:** Vroeger enkel radiotherapie (kapmantelveld of omgekeerde Y, doses 3600-5400 cGy). Tegenwoordig vaak een combinatie van chemotherapie (ABVD) met involved field radiotherapie (20 of 30 Gy) [8](#page=8).
* **Stadium IIB-IVB:** Chemotherapie. Vroeger MOPP, thans standaard ABVD of BEACOPP [8](#page=8).
Escalatie en de-escalatie van de behandeling op basis van interim PET-CT scans zijn in onderzoek [9](#page=9).
Bij recidief wordt rescue chemotherapie met hoge dosis en autologe stamceltransplantatie overwogen. Verdere recidieven kunnen behandeld worden met anti-CD30 immunotoxine (brentuximab vedotin), anti-PD-1 of anti-CTLA4 (checkpoint inhibitoren). Vroege combinaties met anti-CD30 of checkpoint inhibitoren, en CAR-T celtherapie zijn in onderzoek [9](#page=9).
### 1.9 Genezingskansen en prognose
* **Stad I-II:** Gunstige prognose met ongeveer 90% 5-jaar Disease-Free Survival (DFS). Een ongunstige prognose in deze stadia heeft ongeveer 80% 5-jaar DFS [10](#page=10).
* **Stad III-IV:** Ongeveer 80% 5-jaar DFS [10](#page=10).
Factoren die wijzen op een ongunstige prognose zijn: bulky disease (groter dan 10 cm), anemie, hypoalbuminemie, lymfocytgedepleteerd subtype, hogere leeftijd, leukocytose, en lymfopenie [10](#page=10).
### 1.10 Late complicaties
Late complicaties na behandeling kunnen optreden [10](#page=10):
* **Na chemotherapie:** Myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie (AML) kunnen optreden tot 10 jaar na de behandeling [10](#page=10).
* **Na bestraling (een erfenis uit het verleden):**
* Epitheliale carcinomen (slokdarm, bronchi) [10](#page=10).
* Thyroidcarcinoom [10](#page=10).
* Borstkanker [10](#page=10).
* Sarcomen [10](#page=10).
* Non-Hodgkin lymfoom (tot 20 jaar post-therapie) [10](#page=10).
* Vervroegde coronaire atheromatose bij mediastinale radiotherapie (vaak stilzwijgend) [10](#page=10).
* Longfibrose [10](#page=10).
* Hypothyreoidie [10](#page=10).
---
# Chronisch lymfatische leukemie (CLL)
Chronische lymfatische leukemie (CLL) is een maligne lymfoproliferatieve aandoening die wordt gekenmerkt door de monoklonale proliferatie van afunctionele lymfocyten met een defect in apoptose [12](#page=12).
### 2.1 Vormen van CLL
De meest voorkomende vorm is B-CLL, die ongeveer 90% van alle CLL-gevallen vertegenwoordigt. T-CLL is zeldzaam. Er zijn ook varianten die samen ongeveer 10% van de gevallen uitmaken, waaronder prolymfocytenleukemie, hairy cell leukemia, miltlymfoom met villeuze lymfocyten en atypische CLL. B-CLL komt vaker voor bij personen ouder dan 50 jaar en is verantwoordelijk voor ongeveer 25% van alle leukemiegevallen, met een incidentie van 3 per 100.000 per jaar [12](#page=12).
### 2.2 Pathogenese
CLL wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van specifieke oppervlakteantigenen die de "CLL-score" vormen: CD5+, CD19+, zwakke sIg, CD79b+, FMC-7- en CD10-. De diagnose kan vaak worden gesteld op basis van bloedonderzoek, zonder dat een beenmergpunctie noodzakelijk is [12](#page=12).
### 2.3 Klinische manifestaties
CLL kent doorgaans een sluipend verloop en wordt vaak bij toeval ontdekt tijdens routine bloedonderzoek. Klinische presentaties kunnen omvatten [13](#page=13):
* **Lymfadenopathie:** Algemene klieropzetting, soms met compressieverschijnselen. Dit kan ook tonsillair gelokaliseerd zijn of optreden als het syndroom van Mikulicz met aantasting van speekselklieren [13](#page=13).
* **Splenomegalie en hepatomegalie:** Vaak is er sprake van een vergrote milt en soms ook een vergrote lever. Orgaaninvasie is mogelijk [13](#page=13).
* **Beenmerginvasie:** Dit kan leiden tot anemie en trombopenie [13](#page=13).
* **Hypogammaglobulinemie:** Verlaagde niveaus van immunoglobulinen [13](#page=13).
* **Auto-immuunfenomenen:** Zoals trombopenie of hemolytische anemie [13](#page=13).
* **Pure red cell aplasie:** Een zeldzame aandoening waarbij het beenmerg stopt met het produceren van rode bloedcellen [13](#page=13).
### 2.4 Laboratoriumonderzoek
* **Perifeer bloedonderzoek (PBO):**
* Lymfocytose [15](#page=15).
* Anemie [15](#page=15).
* Trombopenie [15](#page=15).
* Hypogammaglobulinemie [15](#page=15).
* Zelden: positieve Coombs-test, monoclonale extrafractie [15](#page=15).
* **Beenmergonderzoek:**
* Lymfocytose [15](#page=15).
* Geeft alleen extra informatie bij pure red cell aplasie of bij auto-immuunfenomenen [15](#page=15).
### 2.5 Prognostische criteria
De prognose van CLL is afhankelijk van het stadium, dat wordt bepaald volgens de Rai- of Binet-classificatiesystemen [17](#page=17).
* **Binet classificatie:**
* **Stadium A:** Minder dan 3 lymfeklierstations vergroot [17](#page=17).
* **Stadium B:** Meer dan 2 lymfeklierstations vergroot [17](#page=17).
* **Stadium C:** Anemie en/of trombocytopenie [17](#page=17).
Er is ook een grafiek die de verdeling van patiënten in Binet stadia over de tijd weergeeft [17](#page=17).
### 2.6 Differentiële diagnoses
Bij de differentiaaldiagnose van CLL moet rekening worden gehouden met:
* Reactieve lymfocytose (bijvoorbeeld viraal) [18](#page=18).
* Acute lymfatische leukemie (ALL), met name de prolymfocytenleukemie variant [18](#page=18).
* Lymfoom met circulerende lymfoomcellen [18](#page=18).
### 2.7 Behandelstrategieën
De beslissing om met behandeling te starten hangt af van de aanwezigheid van bepaalde criteria [20](#page=20):
* Anemie of trombopenie [20](#page=20).
* Evolutieve splenomegalie [20](#page=20).
* B-symptomen (koorts, nachtzweten, gewichtsverlies) [20](#page=20).
* Uitgesproken moeheid [20](#page=20).
* Snel evoluerende of compressieve lymfeklieren of milt [20](#page=20).
* Snelle verdubbelingstijd van de lymfocyten [20](#page=20).
Indien behandeling geïndiceerd is, zijn de keuzes [20](#page=20):
* Bruton's tyrosine kinase (Btk) inhibitoren continu [20](#page=20).
* Anti-CD20 therapie gecombineerd met een Bcl-2 antagonist [20](#page=20).
* Combinatie van Btk-i en Bcl-2 antagonist [20](#page=20).
* Voor jonge patiënten kan FCR (Fludarabine, Cyclophosphamide, Rituximab) of BR (Bendamustine, Rituximab) overwogen worden, hoewel dit beschreven wordt als een "achterhoede gevecht" [20](#page=20).
* Allogene stamceltransplantatie is uitzonderlijk mogelijk [20](#page=20).
* CART-therapie is in ontwikkeling [20](#page=20).
Een vergelijking tussen Ibrutinib (een Btk-inhibitor) en conventionele chemotherapie is ook relevant [21](#page=21).
> **Tip:** Het is cruciaal om de indicaties voor behandeling zorgvuldig af te wegen, aangezien niet alle patiënten met CLL direct behandeling nodig hebben. De keuze van de behandeling wordt mede bepaald door de leeftijd en de algemene conditie van de patiënt.
---
# Andere maligne lymfoproliferaties
Dit onderwerp behandelt zeldzamere lymfoproliferatieve aandoeningen, met specifieke aandacht voor hairmcelleukemie en prolymfocytenleukemie, inclusief hun kenmerken, klinische presentatie, laboratoriumbevindingen en behandelingsopties [11](#page=11).
### 3.1 Haircel leukemie (HCL)
Haircel leukemie is een zeldzame clonale overgroei van B-lymfocyten die gekenmerkt wordt door karakteristieke "harige" uitlopers [24](#page=24).
#### 3.1.1 Kenmerken en kliniek
* **Epidemiologie:** Typisch komt het voor bij mannen tussen de 40 en 50 jaar [24](#page=24).
* **Klinische presentatie:** De ziekte kent vaak een sluipend begin, waarbij moeheid of infecties de eerste symptomen zijn. Een prominente klinische bevinding is splenomegalie. Vaak is er sprake van pancytopenie [24](#page=24).
#### 3.1.2 Laboratoriumbevindingen
* **Cytopenie:** De cytopenie kan uitgesproken zijn, zelfs bij een relatief laag aantal hairmcelleukemiecellen [24](#page=24).
* **Beenmerg:** Een botbiopt kan fibrose aantonen. De onderdrukking van het beenmerg is cytokine-gemedieerd en kan soms verrassend snel reageren op therapie [24](#page=24).
* **Celmerkerpatroon:** Typische celmerkers zijn TRAP-positief, CD25-positief, CD11c-positief en CD103-positief [24](#page=24).
#### 3.1.3 Behandeling
* **Historische therapieën:** Vroeger werd splenectomie toegepast. Gedurende lange tijd was subcutane interferon de standaard [25](#page=25).
* **Huidige standaardtherapie:** De standaardbehandeling bestaat momenteel uit 2-chlorodeoxyadenosine (Leustatin), wat leidt tot zeer goede en herhaalbare remissies [25](#page=25).
* **Refractaire gevallen:** Bij refractaire ziekte wordt anti-CD20 therapie met rituximab overwogen [25](#page=25).
* **Gerichte therapie:** Recent onderzoek heeft aangetoond dat HCL gekarakteriseerd wordt door BRAF-mutaties, waarvoor specifieke antagonisten zoals Zelboraf beschikbaar zijn [25](#page=25).
### 3.2 Prolymfocytenleukemie (PLL)
Prolymfocytenleukemie is een zeldzame variant die vaker op oudere leeftijd voorkomt [25](#page=25).
#### 3.2.1 Kenmerken en kliniek
* **Splenomegalie:** De aandoening gaat gepaard met significante splenomegalie [25](#page=25).
* **Verwarring met ALL:** Door de opvallende nucleoli in de cellen kan prolymfocytenleukemie soms verward worden met acute lymfatische leukemie (ALL) [25](#page=25).
#### 3.2.2 Laboratoriumbevindingen
* **Nucleoli:** Kenmerkend zijn de opvallende nucleoli [25](#page=25).
* **Immunofenotypische expressie:** Er is sprake van sterke Ig-expressie [25](#page=25).
#### 3.2.3 Behandeling en prognose
* **Therapie:** Behandeling kan bestaan uit chlorambucil, miltbestraling of splenectomie [25](#page=25).
* **Prognose:** De gemiddelde prognose is ongeveer twee jaar [25](#page=25).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Maligne lymfoproliferaties | Een groep ziekten die gekenmerkt worden door de abnormale en ongecontroleerde groei van lymfoïde cellen, wat kan leiden tot tumoren of leukemieën. |
| Lymfoproliferatie | Een toename van het aantal lymfocyten, wat normaal een reactie is op infectie, maar in het geval van maligne lymfoproliferaties een neoplastisch proces is. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten; in deze context verwijst het naar de factoren die bijdragen aan het ontstaan van de ziekte van Hodgkin. |
| Fibrose | De vorming van overmatig fibreus bindweefsel, vaak als reactie op ontsteking of schade, zoals waargenomen rondom kankercellen bij de ziekte van Hodgkin. |
| Reed-Sternberg cel | Een grote, atypische lymfocytaire cel met meerdere kernen, die kenmerkend is voor de ziekte van Hodgkin. |
| Hodgkincel | Een minder gedifferentieerde cel die geassocieerd wordt met de ziekte van Hodgkin, vaak aanwezig naast Reed-Sternberg cellen. |
| EBV (Epstein-Barr virus) | Een humaan herpesvirus dat in verband wordt gebracht met verschillende ziekten, waaronder de ziekte van Hodgkin en bepaalde lymfomen. |
| Immuunrespons | De reactie van het immuunsysteem op de aanwezigheid van antigenen, zoals virussen of kankercellen, ter bescherming van het lichaam. |
| Kliniek | De manifestaties van een ziekte zoals waargenomen bij patiënten, inclusief symptomen, tekenen en de progressie van de ziekte. |
| Non Hodgkin Lymfomen | Een diverse groep van maligniteiten die voortkomen uit lymfocyten, gekenmerkt door hun neoplastische groei en die niet de specifieke kenmerken van de ziekte van Hodgkin vertonen. |
| Ziekte van Hodgkin | Een specifieke vorm van lymfoom die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Reed-Sternberg cellen. |
| CLL (Chronische Lymfatische Leukemie) | Een chronische, neoplastische ziekte van rijpe B-lymfocyten, gekenmerkt door de accumulatie van deze cellen in het bloed, beenmerg en lymfeklieren. |
| Bimodale distributie | Een verdeling van ziektefrequenties die twee pieken vertoont in verschillende leeftijdsgroepen, zoals gezien bij de ziekte van Hodgkin. |
| Lymfeklieropzetting | Vergroting van de lymfeklieren, vaak een van de eerste tekenen van lymfoom of andere infecties. |
| Febris e causa ignota | Koorts van onbekende oorzaak. |
| Nachtzweten | Overmatig zweten tijdens de slaap, wat een symptoom kan zijn van verschillende aandoeningen, waaronder maligniteiten. |
| Vermagering | Onbedoeld gewichtsverlies, een veelvoorkomend symptoom van maligniteiten en chronische ziekten. |
| Organomegalie | Vergroting van een orgaan, zoals de lever (hepatomegalie) of milt (splenomegalie). |
| Compressiesymptomen | Symptomen veroorzaakt door de druk van een tumor of vergrote klier op nabijgelegen structuren zoals zenuwen of bloedvaten. |
| Ann Arbor Classificatie | Een systeem dat wordt gebruikt om de uitgebreidheid van lymfomen te classificeren op basis van de locatie en het aantal aangetaste lymfekliergebieden en organen. |
| B-symptomen | Een groep symptomen (koorts, nachtzweten, gewichtsverlies) die geassocieerd worden met lymfomen en die wijzen op een systemische inflammatoire respons. |
| Stagering | Het proces van het bepalen van de uitgebreidheid van een ziekte, met name kanker, om de prognose en de behandeling te plannen. |
| Radiotherapie | Een vorm van kankerbehandeling die gebruikmaakt van hoogenergetische straling om kankercellen te doden of hun groei te vertragen. |
| Chemotherapie | Een kankerbehandeling die medicijnen gebruikt om kankercellen te doden of hun groei te remmen. |
| Recidief | Het terugkeren van een ziekte na een periode van remissie. |
| Autologe stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij stamcellen van de patiënt zelf worden gebruikt om de bloedaanmaak te herstellen na hoge dosis chemotherapie. |
| Immunotoxine | Een medicijn dat is samengesteld uit een antilichaam dat gericht is op kankercellen en een toxine dat deze cellen doodt. |
| Checkpoint inhibitoren | Een type immunotherapie dat de remming van de immuunrespons opheft, waardoor het immuunsysteem kankercellen effectiever kan bestrijden. |
| CART (Chimeric Antigen Receptor T-cell) therapie | Een geavanceerde vorm van immunotherapie waarbij de T-cellen van een patiënt genetisch worden gemodificeerd om kankercellen te herkennen en te vernietigen. |
| Prognose | De verwachte uitkomst of het verloop van een ziekte. |
| DFS (Disease-Free Survival) | De periode waarin een patiënt vrij is van de ziekte na behandeling. |
| Bulky disease | Grote tumormassa's die een negatieve prognostische factor kunnen zijn. |
| MDS (Myelodysplastisch syndroom) | Een groep stoornissen waarbij het beenmerg niet in staat is voldoende gezonde bloedcellen te produceren. |
| AML (Acute Myeloïde Leukemie) | Een agressieve vorm van bloedkanker die ontstaat uit onrijpe myeloïde cellen in het beenmerg. |
| Epitheliale carcinomen | Kankers die ontstaan uit epitheelcellen, die het lichaam bedekken en bekleden. |
| Coronaireatheromatose | De opbouw van plaque in de kransslagaders, wat kan leiden tot hartziekten. |
| Mediastinale RT | Bestraling van het mediastinum, het gebied in de borstkas tussen de longen. |
| Longfibrose | Littekenvorming in het longweefsel, wat de longfunctie kan belemmeren. |
| Hypothyreose | Een aandoening waarbij de schildklier onvoldoende hormonen produceert. |
| Prolymfocyten | Cellulaire voorlopers van lymfocyten die zich kunnen ontwikkelen tot meer gespecialiseerde lymfocyten. |
| Hairy cell leukemia | Een zeldzame, chronische vorm van B-cel leukemie gekenmerkt door de aanwezigheid van karakteristieke "harige" uitlopers aan de lymfocyten. |
| TRAP (Tartraat-resistente zure fosfatase) | Een enzym dat verhoogd kan zijn in bepaalde bloedaandoeningen, waaronder hairmcelleukemie. |
| CD-markers | Eiwitten op het oppervlak van cellen die worden gebruikt om verschillende celtypen te identificeren en te classificeren. |
| Cytopenie | Een tekort aan bloedcellen, zoals rode bloedcellen (anemie), witte bloedcellen (leukopenie) of bloedplaatjes (thrombopenie). |
| Beenmerg | Het sponsachtige weefsel binnenin botten waar bloedcellen worden geproduceerd. |
| Cytokine-gemedieerd | Een proces dat wordt beïnvloed door cytokines, signaalmoleculen die een rol spelen in de immuunrespons en celcommunicatie. |
| Splenectomie | Chirurgische verwijdering van de milt. |
| Interferon | Een groep eiwitten die een rol spelen in het immuunsysteem en die therapeutisch kunnen worden gebruikt bij bepaalde ziekten. |
| 2-Chlorodeoxyadenosine (2-CdA) | Een chemotherapeutisch middel dat effectief is bij de behandeling van hairmcelleukemie. |
| BRAF mutaties | Genetische veranderingen in het BRAF-gen die geassocieerd kunnen zijn met de ontwikkeling van bepaalde kankers, waaronder hairmcelleukemie. |
| Zelboraf (Vemurafenib) | Een medicijn dat specifiek gericht is op de BRAF V600E mutatie en wordt gebruikt bij de behandeling van melanomen en andere kankers met deze mutatie. |
| Nucleoli | Kleine, dichte structuren binnen de celkern die betrokken zijn bij de productie van ribosomen. |
| Miltbestraling | Bestraling gericht op de milt, soms gebruikt als behandeling voor bepaalde bloedaandoeningen. |
| Beenmergpunctie | Een diagnostische procedure waarbij een kleine hoeveelheid beenmerg wordt afgenomen voor analyse. |
| Monoklonale expansie | Een proces waarbij een enkele cel met een specifieke genetische afwijking ongecontroleerd deelt en een populatie identieke cellen vormt. |
| Beenmergsuppressie | Een vermindering van de productie van bloedcellen door het beenmerg. |
| PBO (Preventief Bloedonderzoek) | Routinematig bloedonderzoek dat wordt uitgevoerd om de gezondheid te controleren en potentiële afwijkingen vroegtijdig op te sporen. |
| Mickulicz syndroom | Een zeldzame aandoening die wordt gekenmerkt door de vergroting van de lacrimale (traan) en speekselklieren, vaak geassocieerd met auto-immuunziekten. |
| Hypogammaglobulinemie | Een tekort aan immunoglobulinen (antilichamen) in het bloed, wat de vatbaarheid voor infecties verhoogt. |
| Auto-immuun fenomenen | Reacties van het immuunsysteem tegen eigen lichaamsweefsels, wat kan leiden tot diverse ziektebeelden. |
| Pure red cell aplasia (PRCA) | Een zeldzame vorm van anemie waarbij het beenmerg stopt met het produceren van rode bloedcellen. |
| Coombs test | Een test die wordt gebruikt om antilichamen tegen rode bloedcellen te detecteren, vaak gebruikt bij de diagnose van auto-immune hemolytische anemie. |
| Monoklonale extrafractie | Een piekafwijking in een eiwitelektroforese die duidt op de aanwezigheid van een monoklonale immunoglobuline (M-proteïne). |
| Rai-classificatie | Een stadiumsysteem voor chronische lymfatische leukemie (CLL) gebaseerd op lichamelijk onderzoek en laboratoriumbevindingen, met name lymfocytenaantallen, vergrote lymfeklieren, lever en milt, en aantasting van het beenmerg. |
| Binet-classificatie | Een stadiumsysteem voor chronische lymfatische leukemie (CLL) dat gebruikmaakt van het aantal aangetaste lymfekliergebieden en de aanwezigheid van anemie of trombocytopenie. |
| Reactieve lymfocytose | Een toename van lymfocyten in het bloed die wordt veroorzaakt door een reactie op een infectie of andere prikkel, in tegenstelling tot een neoplastisch proces. |
| Lymfoom met circulerende lymfoomcellen | Een maligniteit van lymfocyten waarbij tumorcellen in het bloed circuleerden, wat kan voorkomen bij zowel de ziekte van Hodgkin als non-Hodgkin lymfomen. |
| Btk-inhibitoren | Een klasse van medicijnen die het Bruton"s tyrosine kinase (BTK) blokkeren, een belangrijk eiwit in de signaaltransductie van B-cellen, gebruikt bij de behandeling van B-cel maligniteiten zoals CLL. |
| Anti-CD20 | Antilichamen die gericht zijn tegen het CD20-eiwit op het oppervlak van B-cellen, gebruikt bij de behandeling van B-cel lymfomen en CLL. |
| Bcl-2 antagonist | Medicijnen die de werking van het anti-apoptotische eiwit Bcl-2 blokkeren, wat kan leiden tot celdood (apoptose) van kankercellen. |
| FCR-therapie | Een combinatiechemotherapie die wordt gebruikt bij de behandeling van CLL, bestaande uit Fludarabine, Cyclofosfamide en Rituximab. |
| BR-therapie | Een combinatiechemotherapie die wordt gebruikt bij de behandeling van CLL, bestaande uit Bendamustine en Rituximab. |
| Allogene stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij stamcellen van een donor worden gebruikt om de bloedaanmaak te herstellen na hoge dosis chemotherapie. |
| Ibrutinib | Een orale Btk-inhibitor die wordt gebruikt voor de behandeling van verschillende B-cel maligniteiten, waaronder CLL. |
| Conventionele chemotherapie | Traditionele chemotherapie met cytostatica die op verschillende manieren werken om kankercellen te doden. |
[/