Cover
Empieza ahora gratis Les acute leukemie_20251024_B De Moerloose.pdf
Summary
# Introductie tot acute leukemie
Dit topic introduceert acute leukemie als een klonale proliferatie van ongedifferentieerde bloedcellen en bespreekt de classificatie en incidentie ervan.
### 1.1 Wat is leukemie?
Leukemie wordt gedefinieerd als een klonale proliferatie van ongedifferentieerde of weinig gedifferentieerde cellen uit de hematopoietische cellijnen. Dit proces wordt gekenmerkt door opeenvolgende chromosomale afwijkingen. Deze afwijkingen leiden tot een zogenaamde "double hit" waarbij de differentiatie van bloedcellen stopt en hun proliferatie toeneemt [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.2 Indeling van leukemie
Leukemie kan worden ingedeeld op basis van verschillende criteria:
* **Acuut versus chronisch:** Dit onderscheid is gebaseerd op het stadium van differentiatie van de leukemische cellen. Acute leukemie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van minstens 20% blasten in het beenmerg [3](#page=3).
* **Myeloïde versus lymfoïde:** Deze indeling verwijst naar de oorsprong van de leukemische cel in het beenmerg (myeloïde stamcel of lymfoïde stamcel) [3](#page=3).
* **Primair versus secundair:** Dit onderscheid maakt een verschil tussen nieuw ontstane leukemie (primair) en leukemie die ontstaat na een eerdere behandeling voor een andere maligniteit of een myelodysplastisch syndroom (secundair) [3](#page=3).
> **Tip:** Het percentage blasten in het beenmerg is een cruciaal diagnostisch criterium voor acute leukemie [3](#page=3).
### 1.3 Incidentie van acute leukemie in België
De incidentie van hematologische maligniteiten in België, specifiek leukemie, is onderzocht over de periode 2004-2012 [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Algemene incidentie:** In 2012 werd de incidentie van acute leukemie in België geschat op 5.2 per 100.000 mannen en 3.9 per 100.000 vrouwen, met een totaal van 502 nieuwe gevallen bij mannen en 181 nieuwe gevallen bij vrouwen in datzelfde jaar [4](#page=4).
* **Geslachtsspecifieke verdeling:** De verdeling tussen mannen en vrouwen is niet uniform; in 2012 was 56% van de acute leukemiegevallen bij mannen en 44% bij vrouwen [4](#page=4).
* **Leeftijdsspecifieke incidentie:**
* **Algemene mediane leeftijd:** De mediane leeftijd bij diagnose van acute leukemie is relatief hoog, namelijk 64 jaar [4](#page=4).
* **Kinderen en adolescenten:** Echter, een significant deel van de acute leukemiegevallen treft jongere leeftijdsgroepen. Voor 2012 bedroeg het aantal gevallen onder de 20 jaar 54%, met een mediane leeftijd van respectievelijk 27 jaar bij mannen en 31 jaar bij vrouwen in deze leeftijdsgroep [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** De data benadrukken dat acute leukemie een ziekte is die zowel bij ouderen als, relatief gezien, significant vaker bij kinderen en adolescenten voorkomt, wat duidt op verschillende etiologische factoren of subtypen binnen de acute leukemieën [4](#page=4).
---
# Kliniek, diagnose en specifieke aspecten van acute leukemie
De kliniek, diagnose en specifieke urgente aspecten van acute leukemie omvatten de symptomen, diagnostische methoden en de herkenning van urgente situaties zoals hyperleukocytose en neurologische symptomen.
### 2.1 Kliniek van acute leukemie
De symptomen van acute leukemie ontstaan relatief recent en variëren per patiënt. Vaak beginnen ze met langdurige, banale klachten [5](#page=5).
#### 2.1.1 Veelvoorkomende symptomen
* **Bloedingsneiging:** Petechiën, hematomen en algemene bloedingsneiging zijn veelvoorkomend [5](#page=5).
* **Anemie-gerelateerde klachten:** Bleekheid en vermoeidheid treden op door een tekort aan rode bloedcellen [5](#page=5).
* **Infectie-gerelateerde klachten:** Koorts en recidiverende infecties wijzen op een verstoorde immuunfunctie [5](#page=5).
* **Andere fysieke tekenen:** Lymfadenopathieën (vergrote lymfeklieren) en hepatosplenomegalie (vergroting van lever en milt) kunnen aanwezig zijn [5](#page=5).
#### 2.1.2 Specifieke symptomen per leukemietype
* **Acute lymfatische leukemie (ALL):** Kan zich manifesteren met botpijn, waaronder nachtelijke pijn [5](#page=5).
* **Acute myeloïde leukemie (AML):**
* Kan cutane infiltraten vertonen [5](#page=5).
* Tandvleeshypertrofie is een mogelijk symptoom [5](#page=5).
* "Chloromen" (tumoren van leukemische cellen) kunnen voorkomen [5](#page=5).
### 2.2 Diagnostische uitwerking van acute leukemie
De diagnose van acute leukemie wordt gesteld middels een combinatie van bloedonderzoek, beenmergonderzoek en aanvullende beeldvorming.
#### 2.2.1 Bloedonderzoek
Het initiële bloedonderzoek omvat:
* **WBC (witte bloedcellen) met formule:** Onderzoek naar de aanwezigheid van blasten is cruciaal [6](#page=6).
* **Hemoglobine en bloedplaatjes:** Waardes die indicatief zijn voor anemie en trombocytopenie [6](#page=6).
* **LDH (lactaatdehydrogenase):** Verhoogd LDH kan wijzen op een hoge celturnover [6](#page=6).
* **Tumorlyse parameters:** Controle van elektrolyten (kalium, fosfaat, calcium) en urinezuur is belangrijk ter detectie van het tumorlyse syndroom [6](#page=6).
* **Nierfunctie:** Beoordeling van de nierfunctie is noodzakelijk [6](#page=6).
#### 2.2.2 Beenmergonderzoek
* **Beenmergaspiraat:** Dit is een standaardonderzoek voor de diagnose. Soms wordt ook een biopsie verricht [6](#page=6).
* **Cytomorfologie:** Beoordeling van het percentage blasts en de morfologische classificatie (bv. FAB L1-L3 voor ALL, M0-M7 voor AML) [8](#page=8).
* **Immunofenotypering (flowcytometrie):** Identificeert de celpopulatie op basis van celoppervlaktemarkers [8](#page=8).
* **Conventionele cytogenetica:** Karyotypering en FISH (fluorescentie in situ hybridisatie) detecteren chromosomale afwijkingen [8](#page=8).
* **Array CGH (comparatieve genomische hybridisatie):** Deteceert genoomwijde deleties en duplicaties [8](#page=8).
* **Moleculaire analyse (NGS - Next-Generation Sequencing):** Identificeert specifieke mutaties die prognostische waarde hebben en gebruikt worden in risicostratificatie [8](#page=8).
#### 2.2.3 Aanvullende diagnostiek
* **Lumbaalpunctie:** Kan nodig zijn voor het toedienen van chemotherapie in de liquor cerebrospinalis (CSF) [6](#page=6).
* **RX thorax:** Kan een mediastinale massa detecteren, wat een urgentie is [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Echografie van het abdomen:** Kan gebruikt worden voor beeldvorming van de interne organen [6](#page=6).
### 2.3 Specifieke urgente aspecten van acute leukemie
Bepaalde klinische presentaties en laboratoriumwaarden vereisen onmiddellijke aandacht en interventie.
#### 2.3.1 Hyperleukocytose en leucostase
Hyperleukocytose, gedefinieerd als een witte bloedceltelling (WBC) groter dan 100.000 cellen per kubieke millimeter, is een urgente situatie. Bij een WBC van meer dan 30.000/µL met blasten wordt dit ook als urgent beschouwd [19](#page=19) [8](#page=8).
* **Pathofysiologie:** De verhoogde viscositeit van het bloed door de aggregatie van leukocyten kan leiden tot trombusvorming in de microcirculatie (leucostase) [8](#page=8).
* **Symptomen:**
* **Centraal zenuwstelsel (CNS):** Trombose of bloedingen in het CZS kunnen leiden tot onrust, hoofdpijn, visusvermindering, agitatie, verwardheid en stupor [8](#page=8).
* **Pulmonaal:** Pulmonaire leucostase kan resulteren in hypoxie en dyspneu, met mogelijk blijvende schade (sequelen) [8](#page=8).
> **Tip:** Bij verdenking op hyperleukocytose is snelle diagnostiek en initiële behandeling gericht op het verlagen van de WBC essentieel om levensbedreigende complicaties te voorkomen [8](#page=8).
#### 2.3.2 Neurologische symptomen
Neurologische symptomen zijn een urgente manifestatie bij patiënten met acute leukemie en vereisen onmiddellijke evaluatie. Deze kunnen wijzen op leukemische infiltratie van het CZS, bloedingen of vasculaire occlusies [19](#page=19) [8](#page=8).
#### 2.3.3 Mediastinale massa
Een mediastinale massa, met name bij acute lymfatische leukemie (ALL), is een spoedeisende situatie. Dit kan leiden tot compressie van vitale structuren zoals de luchtpijp en grote vaten, met ademhalingsproblemen en hemodynamische instabiliteit tot gevolg [19](#page=19) [7](#page=7).
#### 2.3.4 Tumorlysis syndroom
Het tumorlysis syndroom (TLS) kan spontaan optreden, met of zonder nierinsufficiëntie. Dit syndroom wordt veroorzaakt door de snelle afbraak van tumorcellen, wat leidt tot een plotselinge toename van intracellulaire componenten (zoals kalium, fosfaat en urinezuur) in het bloed [19](#page=19) [6](#page=6).
#### 2.3.5 Overige urgenties
Andere spoedeisende situaties die bij patiënten met acute leukemie kunnen voorkomen, zijn:
* Febriele neutropenie [19](#page=19).
* Bloedingen en stollingsproblemen [19](#page=19).
* Hemodynamische instabiliteit [19](#page=19).
---
# Acute lymfoblasten leukemie (ALL)
Dit deel behandelt de prognostische factoren, behandeling en evolutie van acute lymfoblasten leukemie (ALL) bij kinderen, adolescenten en volwassenen, inclusief risicostratificatie en minimale ziekterest.
### 3.1 Evolutie en overlevingskansen van ALL
De behandeling van ALL heeft een spectaculaire evolutie doorgemaakt, van het gebruik van 'single agents' naar intensieve combinatie-therapieën in vaste schema's, aangevuld met centrale zenuwstelsel (CNS) therapie en uitgebreide supportieve zorg. Bij kinderen zijn de genezingskansen aanzienlijk gestegen. Bij adolescenten en volwassenen zijn de genezingskansen echter minder gunstig, met een overlevingskans van ongeveer 35-40% voor volwassenen [10](#page=10) [9](#page=9).
### 3.2 Prognostische factoren in ALL
De risicostratificatie is cruciaal voor het bepalen van de behandeling van ALL. Diverse factoren bepalen de prognose van patiënten met ALL [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.2.1 Belangrijke risicofactoren
De belangrijkste risicofactoren die worden geëvalueerd bij diagnose en tijdens de behandeling zijn:
* **Leeftijd:** Ongunstig zijn leeftijden onder 1 jaar of boven 10 jaar [11](#page=11) [12](#page=12).
* **WBC bij diagnose:** Een verhoogd aantal witte bloedcellen (WBC) bij diagnose, gedefinieerd als $ \ge $ 50 of $ \ge $ 100x$10^9$/L, is een ongunstig teken [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Extramedullaire ziekte:** Aanwezigheid van ziekte buiten het beenmerg, zoals CNS of gonadale ziekte, is ongunstig [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Immunofenotype:** Een T-cel ALL wordt beschouwd als een ongunstig immunofenotype [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Cytogenetische kenmerken:** Verschillende cytogenetische afwijkingen zijn geassocieerd met een slechtere prognose, waaronder low hypodiploidy, near-haploidy, $t(9;22)$, $t(4;11)$, 11q23, $t(17;19)$ en iamp21 [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Antwoord op prednison prefase:** $ \ge $ 1x$10^9$/L blasten in het bloed na de prednison prefase duidt op een ongunstig antwoord [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Antwoord op inductie:** $ \ge $ 5% blasten in het beenmerg op dag 35 (D35) na het starten van de inductiebehandeling, of $ \ge $ 10-2 op D35 of $ \ge $ 10-3 op dag 90 (D90) zijn ongunstige markers [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Moleculaire kenmerken (NGS):** Bepaalde moleculaire kenmerken, zoals IKZF1 deletie, zijn ongunstig [11](#page=11) [12](#page=12).
> **Tip:** Het correct identificeren en stratificeren van patiënten op basis van deze risicofactoren is essentieel voor het opstellen van een individueel behandelplan en het maximaliseren van de genezingskansen.
### 3.3 Minimale ziekterest (MRD)
Minimale ziekterest (MRD), ook bekend als minimal residual disease, is een cruciale parameter in de prognostiek en behandeling van ALL. De detectie van MRD na de initiële behandeling geeft inzicht in de effectiviteit van de therapie en helpt bij het identificeren van patiënten met een verhoogd risico op recidief [13](#page=13).
### 3.4 Therapeutische benaderingen
De behandeling van ALL is complex en evolueert voortdurend. Naast intensieve chemotherapie kunnen doelgerichte therapieën en immunotherapieën een belangrijke rol spelen [14](#page=14).
#### 3.4.1 Behandelingsprotocollen voor ALL
Verschillende behandelingsprotocollen zijn beschikbaar, afhankelijk van het risico en subtype van ALL. Deze protocollen omvatten [15](#page=15):
* Laag of standaard risico [15](#page=15).
* Intermediair risico - laag [15](#page=15).
* Intermediair risico - hoog [15](#page=15).
* Hoog risico [15](#page=15).
* Rijpe B-ALL (Burkitt ALL) [15](#page=15).
* Infant ALL [15](#page=15).
* Phi+ ALL [15](#page=15).
Daarnaast zijn er specifieke strategieën voor patiënten met recidief ALL (vroeg of laat recidief, extramedullaire ziekte), resistente ALL, en voor diegenen die baat kunnen hebben bij immuuntherapie, stamceltransplantatie of doelgerichte therapie [15](#page=15).
> **Example:** Een patiënt met een hoogrisico ALL en een gunstige moleculaire respons op MRD-metingen kan mogelijk behandeld worden met een minder intensief protocol dan een patiënt met een hoogrisico ALL zonder MRD-respons. Dit illustreert de aanpassing van therapie op basis van de individuele prognostische factoren en behandelingsrespons.
---
# Acute myeloïde leukemie (AML)
This topic covers the prognosis, cytogenetics, molecular mechanisms, treatment, and specific characteristics of acute myeloid leukemia (AML), including the urgency of acute promyelocytic leukemia (AML M3).
### 4.1 Prognose van AML
The prognosis of AML is influenced by several factors, with a 5-year survival rate of 23.8% for men and 28.7% for women in the 0-18 year age group. Prognostic factors for AML include age, AML type, cytogenetic/molecular characteristics, response to induction therapy, and minimal residual disease (MRD) [16](#page=16) [17](#page=17).
**Unfavorable prognostic factors include:**
* Age greater than 60 years [17](#page=17).
* MDS-related or secondary AML [17](#page=17).
* Specific cytogenetic abnormalities such as t(3;3)/inv t(9;22), 11q23, -7, -5, del5q, complex karyotype, and Flt3-ITD mutations [17](#page=17) [3](#page=3).
* A minimum of 5% blasts in the bone marrow (BM) after two induction courses [17](#page=17).
* A minimum of 0.1% leukemic blasts detected by flow cytometry after two induction courses [17](#page=17).
> **Tip:** Understanding these prognostic factors is crucial for tailoring treatment strategies and informing patient counseling.
### 4.2 Cytogenetica en moleculaire uitwerking van AML
AML arises from collaborations between genetic changes that regulate proliferation and differentiation. These genetic alterations can be broadly categorized into two types: those affecting proliferation signals and those affecting differentiation [17](#page=17).
### 4.3 Behandeling van AML
The primary goal of AML treatment is to achieve a complete remission, defined as less than 5% leukemic blasts in the bone marrow after induction therapy [18](#page=18).
**For all AML types except M3 (acute promyelocytic leukemia - APL):**
* **Intensive chemotherapy blocks:** This includes induction courses, requiring admission to an isolation room with supportive care and preventive antibiotics. Consolidation courses may follow, potentially leading to stem cell transplantation in cases of MRD. This intensification is dependent on genetic risk factors, treatment response, and the patient's age and comorbidities [18](#page=18).
* **Maintenance therapy:** This may be employed in older patients or alternative chemotherapy regimens, such as hypomethylating agents like Azacitidine [18](#page=18).
* **Targeted therapy:** There is an increasing association with targeted therapies, including Flt3-ITD inhibitors, IDH1-2 inhibitors, and BCL2 inhibitors [18](#page=18).
#### 4.3.1 Acute promyelocyten leukemie (AML M3) - Urgentie!
Acute promyelocytic leukemia (AML M3), also known as APL, is an urgent medical condition due to its high risk of diffuse intravascular coagulation (DIC) and bleeding. Treatment must be initiated as quickly as possible [18](#page=18).
* **Characteristics:** AML M3 is characterized by the translocation t(15;17)(q24;q21), resulting in the PML-RARA fusion gene, which halts cellular differentiation [18](#page=18).
* **Treatment:**
* All-Trans Retinoic Acid (ATRA), a vitamin A analog [18](#page=18).
* Arsenic trioxide (ATO) [18](#page=18).
* Mylotarg may be used for high-risk patients [18](#page=18).
* Chemotherapy is reserved for relapsed cases [18](#page=18).
> **Example:** A patient presenting with petechiae, ecchymoses, and prolonged activated partial thromboplastin time (aPTT) should be immediately evaluated for APL due to the high risk of DIC. Prompt initiation of ATRA and ATO is critical.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hematopoiese | Het proces waarbij bloedcellen worden gevormd uit hematopoëtische stamcellen in het beenmerg. Dit omvat de differentiatie en proliferatie van cellen die leiden tot rijpe bloedcomponenten. |
| Leukemie | Een kanker van het bloed of beenmerg, gekenmerkt door een abnormale proliferatie van ongedifferentieerde of immature witte bloedcellen, bekend als blasten. |
| Klonaal | Verwijst naar cellen die afkomstig zijn van een enkele oorspronkelijke cel en identiek zijn qua genetische samenstelling. Bij leukemie betekent dit dat de kankercellen voortkomen uit één gemuteerde cel. |
| Beenmerg | Het sponsachtige weefsel dat zich in de holtes van botten bevindt en waar de productie van bloedcellen (hematopoiese) plaatsvindt. |
| Beenmergaspiraat | Een diagnostische procedure waarbij met een naald een kleine hoeveelheid vloeibaar beenmerg uit het bot wordt opgezogen voor microscopisch onderzoek. |
| Beenmergbiopsie | Een diagnostische procedure waarbij een klein stukje vast beenmerg uit het bot wordt verwijderd voor microscopisch onderzoek. |
| Lumbale punctie | Een medische procedure waarbij vloeistof uit de ruimte rond het ruggenmerg (liquor cerebrospinalis) wordt afgenomen voor analyse, vaak gebruikt om te controleren op leukemiecellen in het centrale zenuwstelsel. |
| WBC (Witte bloedcellen) | Leukocyten; cellen van het immuunsysteem die infecties bestrijden. Een verhoogd aantal of de aanwezigheid van immature witte bloedcellen (blasten) kan duiden op leukemie. |
| Hemoglobine | Het eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert. Een laag niveau (anemie) kan een symptoom zijn van leukemie door verminderde productie van rode bloedcellen. |
| Bloedplaatjes | Trombocyten; fragmenten van cellen die essentieel zijn voor de bloedstolling. Een laag aantal (trombocytopenie) kan leiden tot bloedingsproblemen bij leukemie. |
| LDH (Lactaatdehydrogenase) | Een enzym dat in veel weefsels in het lichaam voorkomt. Verhoogde LDH-niveaus in het bloed kunnen wijzen op celbeschadiging of snelle celgroei, wat vaak voorkomt bij kanker zoals leukemie. |
| Tumorlyse | Een complicatie die optreedt wanneer kankercellen snel afbreken, wat leidt tot de vrijlating van grote hoeveelheden kalium, fosfor en urinezuur in het bloed. Dit kan nierfalen veroorzaken. |
| Karyotypering | Een laboratoriumtechniek waarbij de chromosomen van een cel worden geordend en geanalyseerd om structurele of numerieke afwijkingen te identificeren, wat belangrijk is voor de diagnose en prognose van leukemie. |
| FISH (Fluorescentie in situ hybridisatie) | Een moleculaire cytogenetische techniek die specifieke DNA-sequenties op chromosomen detecteert, gebruikt voor de identificatie van specifieke genetische afwijkingen bij leukemie. |
| Moleculaire analyse (NGS) | Next-Generation Sequencing; een geavanceerde techniek die de analyse van het volledige genoom of exoom mogelijk maakt om specifieke mutaties en genetische patronen te identificeren die verband houden met leukemie. |
| Prognostische factoren | Kenmerken of omstandigheden die de waarschijnlijke uitkomst of het verloop van een ziekte voorspellen, zoals leeftijd, genetische afwijkingen en reactie op behandeling bij leukemie. |
| Risicostratificatie | Het proces van het indelen van patiënten in verschillende risicogroepen op basis van hun prognostische factoren, om de behandeling te personaliseren. |
| Minimal Residual Disease (MRD) | De resterende hoeveelheid leukemiecellen die na behandeling niet detecteerbaar is met standaard microscopische methoden, maar wel met gevoelige moleculaire technieken. De aanwezigheid van MRD voorspelt een hoger risico op terugval. |
| Immunofenotypering | Een techniek, vaak flowcytometrie, die wordt gebruikt om specifieke eiwitten (antigenen) op het oppervlak of binnenin bloedcellen te detecteren, wat helpt bij het classificeren van leukemiecellen. |
| Extramedullaire ziekte | Aantasting van organen buiten het beenmerg en bloed door leukemiecellen, zoals de milt, lever, lymfeklieren, huid of het centrale zenuwstelsel. |
| Acute lymfoblasten leukemie (ALL) | Een vorm van acute leukemie die ontstaat uit lymfoblasten, een type immatuur lymfoïde cel. Komt vaker voor bij kinderen. |
| Acute myeloïde leukemie (AML) | Een vorm van acute leukemie die ontstaat uit myeloïde cellen, de voorlopers van witte bloedcellen (behalve lymfocyten), rode bloedcellen en bloedplaatjes. Komt vaker voor bij volwassenen. |
| Cytogenetica | De studie van chromosomen en erfelijkheid. Bij leukemieonderzoek helpt cytogenetica bij het identificeren van specifieke chromosomale veranderingen die de ziekte veroorzaken of beïnvloeden. |
| Acute promyelocyten leukemie (APL) | Een subtype van AML (M3 volgens de FAB-classificatie) gekenmerkt door een specifieke chromosomale afwijking t(15;17) en een hoog risico op diffuse intravasculaire stolling (DIC). |
| DIC (Diffuse Intravasculaire Stolling) | Een ernstige bloedingsstoornis waarbij het stollingssysteem van het lichaam ongecontroleerd wordt geactiveerd, wat leidt tot bloedstolling en bloedingen tegelijkertijd. |
| ATRA (All Trans Retinoid Acid) | Een vitamine A-derivaat dat wordt gebruikt bij de behandeling van acute promyelocyten leukemie (APL) om de differentiatie van leukemiecellen te induceren. |
| ATO (Arseen trioxide) | Een medicijn dat wordt gebruikt bij de behandeling van acute promyelocyten leukemie (APL), vaak in combinatie met ATRA, om de kankercellen te doden. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde of zieke bloedstamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen, vaak van een donor. Gebruikt bij de behandeling van refractaire of recidiverende leukemie. |
| Hyperleukocytose | Een extreem hoog aantal witte bloedcellen in het bloed, wat kan leiden tot complicaties zoals leucostase door vernauwing van kleine bloedvaten. |
| Leucostase | Een complicatie van hyperleukocytose waarbij witte bloedcellen aggregeren en microvasculaire obstructie veroorzaken, wat kan leiden tot orgaanschade. |
| Inductie (kuren) | De eerste fase van de behandeling van leukemie, gericht op het vernietigen van de meeste leukemiecellen en het bereiken van een complete remissie. |
| Complete remissie (CR) | Een toestand waarin de tekenen en symptomen van leukemie afwezig zijn, en waar geen detecteerbare leukemiecellen meer aanwezig zijn met standaard methoden. |
| Consolidatie (kuren) | De fase van de behandeling na inductie, gericht op het elimineren van resterende leukemiecellen om een terugval te voorkomen. |
| Intensificatie | Een algemene term voor behandelingen die de intensiteit van de therapie verhogen, zoals intensieve consolidatiekuren of stamceltransplantatie, om de effectiviteit te maximaliseren. |
| Onderhoudstherapie | Een langdurige behandeling met lagere doses medicatie na inductie en consolidatie, bedoeld om resterende kankercellen te bestrijden en terugval te voorkomen, vaak gebruikt bij ALL. |