Cover
Empieza ahora gratis B08 inflammatie 2024 (3).pptx
Summary
# Het aangeboren immuunsysteem en pathogeenherkenning
Hier volgt een gedetailleerde studiehandleiding over het aangeboren immuunsysteem en pathogeenherkenning.
## 1. Het aangeboren immuunsysteem en pathogeenherkenning
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) vormt de eerste, snelle verdedigingslinie tegen pathogenen, gekenmerkt door een breed scala aan receptoren die specifieke moleculaire patronen van ziekteverwekkers en tekenen van weefselschade herkennen, wat leidt tot een ontstekingsreactie.
### 1.1 Aangeboren immuunsysteem versus specifiek immuunsysteem
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) omvat cellen zoals macrofagen en neutrofielen, en gebruikt een vaste set receptoren en effectormechanismen om een breed scala aan pathogenen te herkennen en te bestrijden. Het adaptieve of specifieke immuunsysteem (SIS), met B- en T-cellen, heeft daarentegen tijd nodig om zich te ontwikkelen na een eerste contact (ongeveer 7 dagen) maar bezit geheugencellen voor snellere en effectievere responsen bij herhaald contact.
* **Eerste barrière:** De huid biedt mechanische, chemische en microbiële bescherming.
* **Tweede barrière:** Het aangeboren immuunsysteem, met macrofagen, neutrofielen, NK-cellen, interferon en complement, ruimt binnendringende pathogenen op voordat ziekte kan optreden.
* **Derde barrière:** De adaptieve immuunrespons, met B- en T-cellen, is vaak nodig voor pathogenenklaring en genezing.
Een defect in het aangeboren immuunsysteem (bv. neutropenie) kan leiden tot snelle, ernstige infecties en septische shock. Een defect in het specifieke immuunsysteem (bv. SCID) resulteert in terugkerende infecties die moeilijk te genezen zijn.
### 1.2 Principes van pathogeenherkenning door het aangeboren immuunsysteem
Het AIS beslist of een immuunreactie wordt geïnitieerd, voornamelijk via de inflammatoire respons. Het SIS is afhankelijk van deze inflammatoire respons voor activering.
#### 1.2.1 Positieve herkenning: directe herkenning van pathogenen
Het AIS herkent 'vijanden' op basis van typische bacteriële, virale of gist-specifieke structuren, de zogenaamde **Pathogen-Associated Molecular Patterns (PAMPs)**. Deze PAMPs worden herkend door **Pattern-Recognition Receptors (PRRs)**. Deze herkenning activeert effectormechanismen die leiden tot vernietiging van het pathogeen.
* **Voorbeelden van PAMPs:**
* Lipopolysacchariden (LPS) in gramnegatieve bacteriën.
* Peptidoglycanen in grampositieve bacteriën.
* Lipoteichoïc zuren in grampositieve bacteriën.
* Bacteriële flagelline.
* Virale dubbelstrengs RNA (dsRNA).
* Microbiële mannan (een suiker).
* Niet-gemethyleerde CpG-DNA motieven.
* **Voorbeelden van PRRs:**
* **Toll-like Receptors (TLRs):** Deze zijn van cruciaal belang voor het herkennen van PAMPs. Ze kunnen op het celmembraan of in endosomen gelokaliseerd zijn.
* **Mannose Receptor:** Speelt een rol bij fagocytose.
* **Scavenger Receptors:** Betrokken bij fagocytose.
#### 1.2.2 Negatieve herkenning: herkenning op basis van «verschillend van ons»
Het AIS kan ook 'vijanden' herkennen op basis van de afwezigheid van eigen moleculen.
* **Afwezigheid van eigen eiwitten (bv. HLA-E):** NK-cellen kunnen cellen doden die geen eigen HLA-eiwitten tot expressie brengen. Sommige virussen en tumoren onderdrukken de expressie van deze eiwitten, waardoor ze aantrekkelijk worden voor NK-cel-gemedieerde celdoding.
* **Afwezigheid van complement-blokkerende eiwitten (bv. DAF):** Lichaamseigen cellen bezitten eiwitten zoals de Decay Accelerating Factor (DAF) die complementactivatie remmen. Bacteriën missen deze eiwitten, waardoor ze gevoeliger zijn voor complementgemedieerde lysis.
#### 1.2.3 Vragen van een wachtwoord
Sommige lichaamseigen cellen uiten het CD47-eiwit, wat een "don't eat me"-signaal afgeeft aan fagocyten (via binding aan SIRPα op macrofagen). Dit beschermt gezonde cellen tegen fagocytose. Versleten rode bloedcellen verliezen CD47-expressie en worden vervolgens gefagocyteerd.
#### 1.2.4 Detectie van schade aan lichaamscellen
Naast PAMPs kan het AIS ook reageren op signalen van weefselschade, **Damage-Associated Molecular Patterns (DAMPs)** genoemd.
* **Voorbeelden van DAMPs:**
* Lekkend ATP.
* DNA.
* Urinezuur.
* Lekkende lysosomale enzymen.
* Actief gesecreteerde doodssignalen.
* Fosfatidylserine (PtdSer) die aan de buitenkant van de membraan komt (bij apoptose, een "eat me"-signaal dat *geen* inflammatie opwekt).
Bij necrose (passief of actief geïnduceerd) komen DAMPs vrij, wat leidt tot een inflammatoire respons. Weefselschade, zoals bij een hart- of longinfarct, kan een inflammatoire respons met koorts uitlokken.
### 1.3 Inflammatie versus infectie
Inflammatie is de reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreiging, met als doel effectormechanismen in te zetten tegen de indringer en schade te beperken. Het wordt vaak gevolgd door weefselherstel. Echter, inflammatie kan ook op zichzelf schade veroorzaken, vooral wanneer het chronisch wordt.
* **Directe schade door pathogenen:** Veroorzaakt door toxines (exo- of endotoxines) of een direct cytopathisch effect van virussen.
* **Infectie:** PAMPs en DAMPs induceren inflammatie. Infecties die weinig DAMPs produceren, wekken zwakkere responsen op.
* **Steriele/aseptische inflammatie:** Kan optreden zonder infectie, bijvoorbeeld door weefselstress of auto-immuunziekten.
#### 1.3.1 Kenmerken van inflammatie
De lokale kenmerken zijn roodheid, warmte, zwelling en pijn. Systemische effecten omvatten koorts, cardiovasculaire shock, verhoogde aantallen leukocyten (granulocytose) en een stijging van acute-fase eiwitten in het bloed.
* **Roodheid en warmte:** Gevolg van vasodilatatie.
* **Zwelling:** Veroorzaakt door verhoogde capillaire permeabiliteit en celmigratie.
* **Pijn:** Ontstaat door celdood (ATP, protonen), prostaglandineproductie en activatie van pijnneuronen. TNF verhoogt de pijngevoeligheid.
#### 1.3.2 Inflammatie en cytokine storm / septische shock
Een **cytokine storm** is een overmatige en ongecontroleerde afgifte van pro-inflammatoire cytokines, die fataal kan zijn (bv. bij virale pandemieën of als iatrogene reactie op immuuntherapie). Dit kan leiden tot hypotensie, temperatuurschommelingen, veranderingen in witte bloedcellen en trombocytopenie. Septische shock is een levensbedreigende reactie op een infectie die leidt tot orgaanfalen, mede door de overmatige afgifte van cytokines zoals IL-1, TNF-α, en IL-6. Lipopolysaccharide (LPS) is een krachtige inductor van deze respons.
#### 1.3.3 Inflammatie en bloedstolling
Inflammatie is nauw verbonden met het stollingssysteem. Geactiveerde monocyten en geactiveerde plaatjes kunnen bijdragen aan trombosevorming en diffuse intravasculaire stolling (DIC) tijdens ernstige infecties. Enerzijds helpt stolling bij het inperken van pathogenen (muizen zonder fibrinogeen zijn minder resistent), anderzijds kan overmatige stolling schadelijk zijn.
#### 1.3.4 Inflammatie en botresorptie
Bij chronische inflammatie kan de interactie tussen RANK en RANKL leiden tot een overmatige differentiatie van monocyten tot osteoclasten. Dit resulteert in een netto botresorptie.
#### 1.3.5 Genezing, chronische inflammatie en fibrose
Na de initiële inflammatie treedt weefselherstel op, vaak geleid door M2-macrofagen die anti-inflammatoire cytokines en weefselherstel-bevorderende factoren produceren (bv. VEGF, TGF-β). Een chronische inflammatoire respons verhindert effectief weefselherstel en kan leiden tot fibrose (vervorming en verharding van weefsel).
#### 1.3.6 Systemische effecten van inflammatie
* **Acute-fase reactie:** De lever verhoogt de synthese van acute-fase eiwitten zoals C-reactief proteïne (CRP) en mannose-bindend lectine (MBL), die fungeren als opsonines en het complementsysteem activeren.
* **Endogene pyrogenen:** Cytokines zoals IL-1, IL-6 en TNF-α induceren koorts, wat de replicatie van pathogenen kan remmen en de adaptieve respons kan verbeteren.
* **Stress hematopoëse:** In reactie op infectie en cytokines wordt de productie van bloedcellen in het beenmerg aangepast, met een voorkeur voor myeloïde cellen.
### 1.4 Pathogeen- en schadeherkenning
#### 1.4.1 Het complementsysteem en factor C3
Het complementsysteem is een complex van ongeveer 30 eiwitten dat spontaan kan worden geactiveerd en zich aan oppervlakken hecht. Factor C3 is centraal; geactiveerd C3 leidt tot complementfixatie en de uiteindelijke vernietiging van gemarkeerde cellen, tenzij 'tegengif' (complement control proteins) aanwezig is.
* **Activatie:** Via de klassieke, lectine of alternatieve route.
* **Effectorfuncties:**
* **Opsonisatie:** C3b-gemarkeerde pathogenen worden gemakkelijker gefagocyteerd.
* **Chemotaxis:** C5a trekt neutrofielen en monocyten aan.
* **Membrane Attack Complex (MAC):** Vormt poriën in de bacteriële celmembraan, leidend tot lysis.
* **Anafylatoxine:** C5a induceert vasodilatatie en verhoogde capillaire permeabiliteit.
* **Evasie:** Sommige bacteriën (bv. S. pyogenes, S. aureus) gebruiken zichaalzuur op hun celwand om de binding van factor H te bevorderen, wat de alternatieve cascade remt.
* **Therapie:** Eculizumab blokkeert C5, wat nuttig is bij aandoeningen met hypercomplementactivatie.
#### 1.4.2 Pathogeenherkenningsreceptor: Toll-like Receptors (TLRs)
TLRs zijn PRRs die voornamelijk betrokken zijn bij celactivatie en cytokine secretie, niet direct bij fagocytose. Ze herkennen specifieke microbiële structuren.
* **Lokalisatie:** Membraan-gebonden (extracellulair of in endosomen) of cytoplasmatisch.
* **Functie:** Stimulatie leidt tot activatie van NF-κB (mediëert transcriptie van pro-inflammatoire cytokines) en/of IRF3/7 (induceert interferon-α/β).
* **Voorbeelden:**
* TLR4: Herkent LPS van gramnegatieve bacteriën.
* TLR3: Herkent viraal dsRNA (in endosomen). Deficiëntie leidt tot problemen met Herpes simplex infecties.
* TLR9: Herkent niet-gemethyleerd CpG-DNA (in endosomen).
#### 1.4.3 Pathogeenherkenningsreceptor: cytoplasmatische receptoren (NOD-receptoren)
NOD-eiwitten (Nucleotide-binding oligomerization domain-containing proteins) zijn cytoplasmatische receptoren voor bacteriële componenten zoals peptidoglycanen.
* **Functie:** Naast het activeren van NF-κB, kunnen NOD-receptoren ook autofagie induceren.
* **NOD-like Receptors (NLRs):** Structureel gerelateerd aan NOD-eiwitten. Ze aggregeren met andere eiwitten tot **inflammasomen** na detectie van PAMPs en DAMPs.
#### 1.4.4 Pathogeenherkenningsreceptor: NLR en inflammasomen
Inflammasomen zijn grote eiwitcomplexen die pro-inflammatoire cytokines (zoals pro-IL-1β) omzetten in actieve inflammatoire cytokines (zoals IL-1β) via een caspase-1-activiteit.
* **Activatie:** Vereist een PAMP (bv. peptidoglycanen) en een DAMP (bv. lysosomale lekkage door kristallen zoals urinezuur of cholesterol, of bacteriële toxines).
* **Voorbeelden van aandoeningen:**
* Jicht: Urinezuurkristallen veroorzaken lysosomale lekkage en inflammasoomactivatie.
* Atherosclerose: Cholesterolafzetting leidt tot chronische inflammatie.
#### 1.4.5 RNA- en DNA-sensoren: Pathogeenherkenningsreceptor voor virussen en bacteriën
* **RNA-sensoren:**
* **Extracellulair/in endosomen:** TLR3.
* **Cytoplasmatisch:** RIG-I, MDA5. Deze herkennen viraal dsRNA.
* **DNA-sensoren:**
* **Membraan-gebonden/in endosomen:** TLR9.
* **Cytoplasmatisch:** cGAS (cyclic GMP-AMP synthase) en STING (stimulator of interferon genes). Deze detecteren vrij DNA in het cytoplasma, zowel van pathogenen als van beschadigde lichaamseigen cellen (DAMPs).
Post-translationele modificaties zoals A-naar-I-deaminatie door ADAR1 kunnen voorkomen dat endogeen dsRNA de inflammatoire respons activeert.
### 1.5 Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
#### 1.5.1 Monocyt/macrofaag
Macrofagen zijn langlevende cellen in de weefsels, afkomstig van monocyten. Ze zijn cruciaal voor fagocytose, het initiëren van de inflammatoire respons en de start van de specifieke immuniteit.
* **Functies:** Fagocytose (gefaciliteerd door opsonisatie via complementreceptoren), secretie van cytokines en chemokines, presentatie van antigenen aan T-cellen.
* **M1/M2 macrofagen:** M1-macrofagen zijn geactiveerd door PAMPs/DAMPs en pro-inflammatoire cytokines, en zijn betrokken bij pathogenendoding. M2-macrofagen worden onder niet-inflammatoire stimuli gevormd en bevorderen weefselherstel.
#### 1.5.2 Neutrofielen (neutrofiele granulocyten)
Neutrofielen zijn kortlevende, gespecialiseerde fagocyten die als eerste naar een inflammatoire locatie worden gerekruteerd.
* **Functies:** Fagocytose en celdoding via de "respiratory burst" (productie van reactieve zuurstofspecies) en antimicrobiële peptiden. Ze kunnen ook **Neutrophil Extracellular Traps (NETs)** vormen, die pathogenen immobiliseren.
* **Extravasatie:** Neutrofielen migreren van het bloed naar weefsel via een proces van rollen, sterke binding, diapedese en migratie langs een chemokinegradiënt.
#### 1.5.3 Natural Killer (NK) cells en innate lymphoid cells
NK-cellen zijn cytotoxische lymfocyten die een vroege respons bieden tegen virale infecties en intracellulaire pathogenen.
* **Functies:**
* Doden van virus-geïnfecteerde cellen (door herkenning van afwezigheid van eigen eiwitten of door geactiveerde receptoren).
* Produceren van interferonen (IFN-γ) en IL-12, wat NK-celactiviteit en IFN-γ productie verder stimuleert.
* **Activatie:** Cytotoxiciteit wordt versterkt door interferonen en IL-12.
#### 1.5.4 Defensines
Defensines zijn korte, kationische antimicrobiële peptiden die bacteriële, virale en schimmelmembranen kunnen verstoren.
* **Types:** α-defensines (afgescheiden door neutrofielen en Paneth-cellen) en β-defensines (afgescheiden door epitheelcellen).
* **Functie:** Ze vormen poriën in membranen, wat leidt tot cellysis. Ze zijn relatief ongevoelig voor resistentieontwikkeling omdat ze niet op specifieke eiwitten richten.
#### 1.5.5 Interferonen
Interferonen zijn cytokines die een cruciale rol spelen in de antivirale respons.
* **Type I Interferonen (IFN-α, IFN-β, IFN-λ):** Geproduceerd door virus-geïnfecteerde somatische cellen. Ze induceren **Interferon-Stimulated Genes (ISGs)** die virusreplicatie blokkeren door o.a. DNA-productie te remmen, virusbinding te voorkomen, of eiwitsynthese stil te leggen.
* **Gripaal syndroom:** De symptomen van een "griep" worden grotendeels veroorzaakt door de interferonrespons van de gastheer tegen het virus.
* **Type II Interferon (IFN-γ):** Geproduceerd door NK-cellen en T-cellen. Het is essentieel voor de geïnduceerde respons tegen intracellulaire pathogenen en activeert fagocytose.
#### 1.5.6 Celautonoom mechanisme: autofagie
Autofagie is een cel-intern proces waarbij beschadigde organellen en eiwitten worden afgebroken.
* **Rol in immuniteit:** Nod-receptoren kunnen pathogenen waarnemen en omvatten met een membraan (autofagosoom). Dit vacuool versmelt met een lysosoom, wat leidt tot pathogenendoding. Autofagie kan ook inflammasoomactivatie en de interferonrespons remmen, mogelijk door het verwijderen van DAMPs en pathogenen.
* **Defecten:** Een defect in de NOD-autofagie pathway wordt geassocieerd met de ziekte van Crohn.
#### 1.5.7 Celautonoom mechanisme: AID/APOBEC cytidine deaminasen
AID (Activation-Induced Cytidine Deaminase) en APOBEC-eiwitten zijn enzymen die cytidine kunnen omzetten in uridine, wat mutaties in RNA/DNA veroorzaakt.
* **Rol in immuniteit:** Ze zijn betrokken bij de ontwikkeling van B-cel receptoren (somatische hypermutatie en klasseschakeling). Sommige virussen (bv. HIV) produceren eiwitten (zoals Vif) die deze enzymen kunnen neutraliseren.
---
**Belangrijke begrippen om te onthouden:**
* PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns)
* DAMPs (Damage-Associated Molecular Patterns)
* PRRs (Pattern-Recognition Receptors)
* TLRs (Toll-like Receptors)
* NLRs (NOD-like Receptors)
* Inflammasoom
* Complement (C3, C5a, MAC)
* Cytokines (IL-1, IL-6, TNF-α, IFN-γ, etc.)
* Chemokines (IL-8/CXCL8, CCL2/MCP-1)
* Fagocytose
* Opsonisatie
* Respiratoire burst
* NETs (Neutrophil Extracellular Traps)
* Autofagie
* Defensines
* Interferonen (Type I en II)
---
# Inflammatie: kenmerken, mechanismen en gevolgen
Dit document beschrijft de kenmerken, mechanismen en gevolgen van inflammatie, een cruciale reactie van het aangeboren immuunsysteem op weefselschade en pathogenen.
## 2. Inflammatie: kenmerken, mechanismen en gevolgen
### 2.1 De rol van het aangeboren en specifieke immuunsysteem
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) is de eerste verdedigingslinie, gekenmerkt door macrofagen, neutrofielen en NK-cellen. Het reageert snel, maar met een beperkt arsenaal aan herkenningsmogelijkheden. Het specifieke immuunsysteem (SIS) van B- en T-cellen ontwikkelt zich trager (ongeveer 7 dagen bij eerste contact) maar bezit geheugen. Het AIS is essentieel voor het initiëren van de respons van het SIS, dat vervolgens de pathogeenklaring en genezing bevordert. Defecten in het AIS kunnen leiden tot snelle en ernstige infecties, zoals septische shock bij neutropenie.
### 2.2 Principes van pathogeenherkenning door het aangeboren immuun systeem
Het aangeboren immuunsysteem bepaalt of een immuunreactie, specifiek de inflammatoire respons, wordt gestart. Dit gebeurt op basis van verschillende herkenningsprincipes:
#### 2.2.1 Positieve herkenning: herkenning van pathogenen
Het AIS herkent typische bacteriële, virale of gist-specifieke structuren, pathogeen-geassocieerde moleculaire patronen (PAMPs), via pattern-recognition receptors (PRRs). Voorbeelden van PRRs zijn Toll-like receptors (TLRs) en mannose receptoren. Deze herkenning activeert effector mechanismen die leiden tot de vernietiging van pathogenen. Grampositieve bacteriën hebben veel peptidoglycaan in hun celwand, terwijl gramnegatieven een dunne laag peptidoglycaan en een buitenste lipopolysacchariden (LPS) membraan hebben.
* **Voorbeeld:** Lipopolysaccharide (LPS) op gramnegatieve bacteriën is een PAMP die door TLR4 wordt herkend.
#### 2.2.2 Negatieve herkenning: herkenning op basis van 'verschillend van ons'
NK-cellen kunnen cellen doden wanneer deze hun eigen eiwitten, zoals HLA-E, niet tot expressie brengen. Dit is cruciaal tegen virussen en tumoren die deze eiwitten onderdrukken.
#### 2.2.3 Herkenning door afwezigheid van 'zelf' of beschermende moleculen
* **Afwezigheid van complement-blokkerende eiwitten:** Lichaamseigen cellen bezitten complement-blokkerende eiwitten (zoals DAF), wat activatie van het complementsysteem aborteert. Bacteriën missen dit, waardoor ze wel door complement kunnen worden aangevallen.
* **'Don't eat me' signaal:** CD47 op lichaamseigen cellen bindt aan SIRPalfa op fagocyten en remt fagocytose. Versleten rode bloedcellen verliezen CD47 en worden gefagocyteerd.
#### 2.2.4 Detectie van schade aan lichaamscellen
Weefselschade, ongeacht de oorzaak (infectieus of steriel), leidt tot de vrijgave van schade-geassocieerde moleculaire patronen (DAMPs). Deze omvatten lekkend ATP, DNA, urinezuur, en lysosomale enzymen. DAMPs activeren het aangeboren immuunsysteem en induceren inflammatie. Apoptose daarentegen wordt gevolgd door een 'eat me' signaal (fosfatidylserine) waardoor cellen direct worden opgeruimd zonder inflammatie te veroorzaken.
### 2.3 Inflammatie is niet synoniem aan infectie
Inflammatie is de reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreigingen, met als doel schade te beperken en effectormechanismen in te zetten. Na inflammatie volgt weefselherstel. Echter, de inflammatoire reactie zelf kan ook schade veroorzaken, vooral bij chronische inflammatie. Infecties kunnen direct weefselschade veroorzaken door exof toxines of een cytopathisch effect. PAMPs en DAMPs induceren inflammatie bij infecties.
* **Voorbeeld:** Een jongen met keelpijn, koorts, gezwollen lymfeklieren en etter op de tonsillen vertoont inflammatietekenen die de reactie van het lichaam op de infectie met *S. pyogenes* weerspiegelen.
### 2.4 Pathogeen- en schadeherkenning: specifieke mechanismen
#### 2.4.1 Het complementsysteem en factor C3
Het complementsysteem bestaat uit ongeveer 30 plasma-eiwitten die, eenmaal geactiveerd, een cascade vormen. De centrale factor is C3, die spontaan geactiveerd wordt en zich covalent aan oppervlakken hecht. Dit markeert pathogenen voor vernietiging.
* **Alternatieve complementcascade:** Geactiveerd C3 genereert een C3 convertase die de C3-activatie versterkt. Controleproteïnen zoals DAF en factor H/I reguleren deze cascade. Bacteriën met een aangepaste celwand (bv. met siaalzuur) kunnen actieve evasie van de alternatieve cascade vertonen door binding van factor H.
* **Effectoren van complement:**
* **Opsonisatie:** C3b op pathogenen faciliteert fagocytose door complementreceptoren op macrofagen.
* **Anafylatoxinen (C3a, C5a):** Induceren verhoogde capillaire permeabiliteit (zwelling), vasodilatatie (roodheid, warmte) en chemotaxis van fagocyten. C5a is een krachtige chemoattractant en kan bij hoge concentraties leiden tot circulatoire shock.
* **Membrane Attack Complex (MAC):** Vormt poriën in de celmembraan van pathogenen, wat leidt tot cellysis. Deficiënties in C5-C9 verhogen de gevoeligheid voor *Neisseria* bacteriën.
* **Tip:** Patiënten met primaire complementdeficienties (bv. C3-deficiëntie) zijn zeer gevoelig voor pyogene infecties door gebrekkige opsonisatie.
* **Medicinale toepassing:** Eculizumab, een antistof tegen C5, wordt gebruikt bij aandoeningen met hypercomplementactivatie, zoals paroxysmale nocturnale hemoglobinurie (PNH) en hemolytisch uremisch syndroom (HUS).
#### 2.4.2 Pathogeenherkenningsreceptoren: Toll-like receptors (TLR)
TLRs bevinden zich op het celmembraan en in endosomen. Ze herkennen specifieke PAMPs zoals LPS, dsRNA en CpG DNA. TLR-activatie induceert de productie van (pro-)inflammatoire cytokines via NF-κB en antivirale responsen via IRF3.
* **Voorbeeld:** TLR4 op macrofagen herkent LPS van gramnegatieve bacteriën. TLR3 in endosomen detecteert viraal dsRNA. Deficiënties in TLR3 verhogen de gevoeligheid voor herpes simplex virusinfecties.
#### 2.4.3 Pathogeenherkenningsreceptoren: cytoplasmatische NOD-receptoren
NOD-eiwitten (Nucleotide-binding oligomerization domain) zijn cytoplasmatische receptoren die bacteriële componenten zoals peptidoglycanen herkennen. Ze activeren NF-κB en bevorderen autofagie.
#### 2.4.4 Pathogeenherkenningsreceptoren: NLRs en inflammasomen
NLRs (NOD-like receptors) worden geactiveerd door een combinatie van PAMPs en DAMPs (bv. lysosomale lekkage). Ze vormen inflammasomen, eiwitcomplexen die pro-inflammatoire cytokines zoals IL-1 omzetten in hun actieve, inflammatoire vorm.
* **Voorbeeld:** Bij jicht, veroorzaakt door urinezuurkristallen, of bij atherosclerose door cholesterolneerslag, leiden DAMPs tot inflammasoomactivatie en chronische inflammatie.
#### 2.4.5 RNA- en DNA-sensoren
Naast membraangebonden receptoren zijn er cytoplasmatische sensoren voor RNA en DNA. Deze herkennen zowel viraal genetisch materiaal als endogeen DNA dat vrijkomt bij celdood.
* **Voorbeeld:** ADAR1 bewerkt endogeen dsRNA, wat de activatie van cytoplasmatische RNA-sensoren voorkomt. Deficiëntie leidt tot overmatige IFN-respons.
### 2.5 Inflammatie: kenmerken, mechanismen en gevolgen
#### 2.5.1 Kenmerken van inflammatie
De klassieke lokale kenmerken van inflammatie zijn:
* **Roodheid (rubor):** Gevolg van vasodilatatie.
* **Warmte (calor):** Gevolg van vasodilatatie.
* **Zwelling (tumor):** Gevolg van verhoogde capillaire permeabiliteit en celmigratie.
* **Pijn (dolor):** Veroorzaakt door celdoodproducten (ATP, protonen), prostaglandineproductie en de effecten van TNF op pijnneuronen.
Systemische effecten omvatten koorts (geïnduceerd door endogene pyrogenen zoals IL-1, IL-6, TNF-α), verhoogde acute fase-eiwitten, granulocytose, en cardiovasculaire shock.
**Cytokines en chemokines:** Kleine eiwitten die celcommunicatie mediëren. Cytokines (waaronder interleukines) induceren diverse cellulaire responsen. Chemokines zijn chemoattractie-cytokines die celmigratie sturen.
* **Voorbeeld:** CXCL8 (IL-8) trekt neutrofielen aan, terwijl CCL2 (MCP-1) monocyten rekruteert.
#### 2.5.2 Inflammatie, cytokine storm en septische shock
Een cytokine storm is een overmatige en ongecontroleerde afgifte van cytokines, die kan leiden tot orgaanfalen en septische shock. Dit kan optreden bij ernstige infecties (bv. influenza) of als iatrogene complicatie van bepaalde behandelingen.
* **Pathogenese bij septische shock:** LPS van bacteriën activeert macrofagen tot productie van IL-1, IL-6 en TNF-α. TNF-α verhoogt de capillaire permeabiliteit, leidend tot vochtverlies en hypotensie. Ook wordt diffuse intravasculaire stolling (DIC) geïnduceerd.
#### 2.5.3 Inflammatie en bloedstolling
Inflammatie en bloedstolling zijn nauw met elkaar verweven. Geactiveerde monocyten uiten Tissue Factor (TF), dat de stolling initieert en bijdraagt aan trombusvorming. Hoewel stolling helpt bij het inkapselen van pathogenen, kan overmatige activatie leiden tot DIC en trombose. Sommige bacteriën scheiden proteases af die stolling tegengaan (bv. streptokinase).
#### 2.5.4 Inflammatie en botresorptie
Bij chronische inflammatie kan de RANK-RANKL interactie leiden tot een overmatige differentiatie van monocyten tot osteoclasten, met als gevolg netto botresorptie.
* **Medicinale toepassing:** Denosumab, een antistof tegen RANKL, remt osteoclastvorming en botafbraak.
#### 2.5.5 Genezing, chronische inflammatie en fibrose
Wondgenezing omvat inflammatoire, proliferatieve en remodellerende fasen. Na het opruimen van debris door M1 macrofagen, nemen M2 macrofagen de controle over en produceren anti-inflammatoire cytokines en weefselherstel factoren. Genezing is intrinsiek immuunsuppressief. Chronische inflammatie kan leiden tot fibrose (overmatige littekenvorming).
#### 2.5.6 Systemische effecten van inflammatie
* **Acute-fase respons:** De lever produceert acute-fase-eiwitten zoals C-reactief proteïne (CRP) en mannose-bindend lectine (MBL) die dienen als opsonines en het complementsysteem activeren.
* **Stress hematopoëse:** Cytokines stimuleren de productie van granulocyten, monocyten en andere bloedcellen. Virale infecties kunnen echter de granulopoëse onderdrukken en leiden tot een toename van mononucleaire cellen.
* **Koorts:** Geïnduceerd door endogene pyrogenen (IL-1, IL-6, TNF-α). Koorts remt pathogenenreplicatie en verhoogt de adaptieve respons.
* **Anemie bij chronische inflammatie:** IL-6 induceert de lever tot productie van hepcidine, wat ijzerabsorptie blokkeert en ijzeropslag stimuleert, wat essentieel is om ijzer aan bacteriën te onttrekken.
* **Tip:** Corticosteroïden hebben een algemeen immunosuppressief en anti-inflammatoir effect door onder andere de NF-κB pathway te blokkeren en de productie van inflammatoire cytokines te verminderen.
### 2.6 Effector mechanismen van het aangeboren immuun systeem
#### 2.6.1 Monocyt/macrofaag
Langlevende cellen die in weefsels voorkomen. Ze fagocyteren pathogenen (versterkt door opsonisatie via complementreceptoren), spelen een rol in inflammatie, initiatie van specifieke immuniteit en weefselherstel. Ze bezitten scavenger receptoren voor endocytose en TLRs voor activatie en cytokine productie.
#### 2.6.2 Neutrofielen (neutrofiele granulocyten)
Kortlevende, gespecialiseerde fagocyten die snel naar ontstekingshaarden worden gerekruteerd. Ze fagocyteren en doden bacteriën en schimmels. Neutrofielen kunnen NETs (neutrophil extracellular traps) vormen om pathogenen te immobiliseren. Extravasatie is een vier-stapsproces: rollen, sterke binding, diapedesis (doordringen door endotheel) en migratie.
* **Voorbeeld:** *Staphylococcus aureus*, een pyogene bacterie, trekt grote aantallen neutrofielen aan.
#### 2.6.3 Natural killer cells (NK) en innate lymphoid cells
NK-cellen bieden een vroege respons tegen virusinfecties door geïnfecteerde cellen te doden en de replicatie te remmen. Ze produceren IFN-α, IFN-β en IL-12, en zijn ook belangrijk tegen andere intracellulaire pathogenen. Geactiveerde NK-cellen zijn een belangrijke bron van IFN-γ.
#### 2.6.4 Defensines
Korte, kationische antimicrobiële peptiden die bacteriële, virale en schimmelmembranen verstoren. Ze worden afgescheiden door neutrofielen en epitheelcellen en kunnen resistentie tegen antibiotica omzeilen omdat ze niet gericht zijn tegen eiwitten.
#### 2.6.5 Interferonen
Type I interferonen (IFN-α, IFN-β, IFN-λ) worden geproduceerd door virus-geïnfecteerde cellen en induceren Interferon-gestimuleerde genen (ISGs). Deze ISGs remmen virusreplicatie door verschillende mechanismen, zoals het blokkeren van virusbinding en -loslating. Type II interferon (IFN-γ) wordt geproduceerd door lymfocyten en speelt een rol bij de respons tegen intracellulaire pathogenen.
* **Tip:** Het 'griepaal syndroom' bij interferontherapie is een manifestatie van de antivirale gastheerrespons.
#### 2.6.6 Celautonoom mechanisme: autofagie
Autofagie is een proces waarbij intracellulaire pathogenen (en beschadigde celcomponenten) worden omgeven door een membraan, gefuseerd met lysosomen en vernietigd. Autofagie kan inflammasoomactivatie en IFN-respons remmen, wat het anti-inflammatoir maakt.
* **Voorbeeld:** Defecten in de NOD-autofagie pathway zijn geassocieerd met de ziekte van Crohn.
#### 2.6.7 Celautonoom mechanisme: AID/APOBEC cytidine deaminasen
Deze enzymen kunnen cytidine omzetten in uridine, wat mutaties introduceert in RNA/DNA. Ze zijn betrokken bij de vorming van B-celreceptoren en kunnen viraal genetisch materiaal beschadigen. Het HIV-virus produceert het Vif-eiwit om deze enzymen te neutraliseren.
---
# Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3. Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
Dit deel beschrijft de verschillende cellen en moleculen die het aangeboren immuunsysteem gebruikt om pathogenen te bestrijden, waaronder macrofagen, neutrofielen, NK-cellen, defensines, interferonen en autofagie.
### 3.1 Het aangeboren immuunsysteem (AIS) versus het specifiek immuunsysteem (SIS)
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) is de eerste verdedigingslinie en omvat macrofagen, neutrofielen en NK-cellen. Het is een snelle, niet-specifieke respons met een beperkt arsenaal aan herkenningspunten. Het specifiek immuunsysteem (SIS), met B- en T-cellen, heeft ongeveer 7 dagen nodig om te activeren bij een eerste contact en beschikt over geheugen. Het AIS is essentieel om de eerste klappen op te vangen, terwijl het SIS nodig is voor efficiënte pathogeenklaring en genezing. Een defect in het AIS kan leiden tot snelle progressie naar septische shock, terwijl een defect in het SIS leidt tot recidiverende en slecht genezende infecties.
> **Tip:** Het aangeboren immuunsysteem treedt direct op bij weefselstress of pathogenen, terwijl het specifieke immuunsysteem afhankelijk is van de inflammatoire respons om te worden geactiveerd.
### 3.2 Principes van pathogeenherkenning door het aangeboren immuun systeem
Het aangeboren immuunsysteem beslist over de initiatie van een immuunreactie, met name de inflammatoire respons.
#### 3.2.1 Positieve herkenning: herkenning van pathogenen
Het AIS herkent direct typische bacterie-, virus- of gist-specifieke structuren, de zogenaamde **Pathogeen Geassocieerde Moleculaire Patronen (PAMPs)**. Deze PAMPs worden herkend door **Pattern-Recognition Receptors (PRRs)**. Voorbeelden van PRRs zijn Toll-like receptors (TLR's) en mannose receptoren. Deze herkenning leidt tot de activatie van effector mechanismen die het pathogeen vernietigen. Grampositieve bacteriën hebben veel peptidoglycaan, terwijl gramnegatieve bacteriën een dunne laag peptidoglycaan en een buitenste lipopolysaccharide (LPS) membraan hebben. LPS is een voorbeeld van een PAMP.
#### 3.2.2 Negatieve herkenning: herkenning op basis van "verschillend van ons"
NK-cellen, onderdeel van het AIS, kunnen cellen doden als deze geen "eigen" eiwitten (zoals HLA-E) tot expressie brengen. Virussen en tumoren kunnen de expressie van deze eiwitten onderdrukken, waardoor NK-cellen geactiveerd worden.
Daarnaast kunnen lichaamseigen cellen de complementactivatie remmen door de aanwezigheid van complement-blokkerende eiwitten zoals **Decay Accelerating Factor (DAF)**. Bacteriën missen DAF op hun membraan, waardoor ze gevoeliger zijn voor complementactivatie.
#### 3.2.3 Het "don't eat me" signaal
Veel lichaamscellen uiten het CD47-eiwit, wat een "don't eat me" signaal afgeeft aan fagocyten via binding aan SIRPalfa. Versleten rode bloedcellen verliezen deze expressie en worden gefagocyteerd.
#### 3.2.4 Detectie van schade aan lichaamscellen (DAMPs)
Weefselschade, veroorzaakt door bijvoorbeeld een hartinfarct, leidt tot de vrijlating van **Damage Associated Molecular Patterns (DAMPs)** zoals lekkend ATP, DNA of lysosomale enzymen. DAMPs activeren het AIS en induceren een inflammatoire respons. Apoptose, daarentegen, genereert een "eat me" signaal (fosfatidylserine, PtdSer) dat directe fagocytose zonder inflammatie induceert. Necrose (passief of necroptose) leidt wel tot de vrijlating van DAMPs en start de inflammatoire respons.
### 3.3 Inflammatie versus infectie
Inflammatie is de reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreiging, met als doel schade te beperken door effectormechanismen in te zetten. Het wordt gevolgd door weefselherstel. Chronische inflammatie kan echter zelf schade veroorzaken.
#### 3.3.1 Kenmerken van inflammatie
Lokale kenmerken zijn roodheid (vasodilatatie), warmte (vasodilatatie), zwelling (verhoogde capillaire permeabiliteit en celmigratie) en pijn (celdoodsignalen, prostaglandines, TNF). Systemische kenmerken omvatten koorts (geïnduceerd door endogene pyrogenen zoals IL-1, IL-6 en TNF-α), cardiovasculaire shock, granulocytose en verhoogde acute-fase eiwitten.
#### 3.3.2 Cytokines en chemokines
Cytokines zijn signaaleiwitten die responsen induceren. Chemokines zijn specifieke cytokines die chemoattractie mediëren, waarbij CC-chemokines voornamelijk monocyten aantrekken (bv. CCL2) en CXC-chemokines neutrofielen (bv. CXCL8 of IL-8). Chemokines spelen een cruciale rol in de migratie van leukocyten naar de infectiehaard.
#### 3.3.3 Inflammatie, cytokine storm en septische shock
Een **cytokine storm** is een overmatige en ongecontroleerde afgifte van cytokines, die kan leiden tot systemische ontregeling en levensbedreigende septische shock. Dit kan optreden bij ernstige infecties (zoals influenza) of iatrogene oorzaken (bv. na tumorbehandeling). LPS is een krachtige trigger voor een cytokine storm, die leidt tot hypotensie, hypo/hyperthermie, en ontregeling van bloedstolling en hematopoëse.
#### 3.3.4 Inflammatie en bloedstolling
Bloedstolling is een belangrijke verdediging tegen infectie, door het inperken van pathogenen. Echter, bij systemische infecties kan overmatige stolling leiden tot diffuse intravasculaire stolling (DIC) en tromboses. Geactiveerde monocyten brengen **Tissue Factor (TF)** tot expressie, wat stolling initieert.
#### 3.3.5 Inflammatie en botresorptie
Bij chronische inflammatie kan overmatige expressie van RANKL leiden tot differentiatie van monocyten tot osteoclasten, met netto botresorptie als gevolg.
#### 3.3.6 Genezing, chronische inflammatie en fibrose
Wondgenezing wordt gekenmerkt door een initieel immuunsuppressieve fase, waarbij macrofagen (M2) anti-inflammatoire cytokines en weefselherstel-stimulerende factoren produceren. Chronische inflammatie kan echter leiden tot fibrose.
#### 3.3.7 Systemische effecten van inflammatie en de acute-fase respons
De lever produceert **acute-fase eiwitten** (bv. C-reactief proteïne (CRP), mannan-bindend lectine (MBL), α2-macroglobuline) onder invloed van IL-1, IL-6 en TNF-α. Deze eiwitten helpen bij pathogenenherkenning en complementactivatie. Systemische inflammatie induceert **stress hematopoëse**, waarbij de differentiatie van stamcellen naar myeloïde lijnen wordt bevorderd, wat kan leiden tot granulocytose.
### 3.4 Effector mechanismen van het aangeboren immuun systeem
Het aangeboren immuunsysteem gebruikt een verscheidenheid aan cellen en moleculen om pathogenen te bestrijden.
#### 3.4.1 Monocyt/macrofaag
Macrofaag zijn langlevende, weefselgebonden fagocyten die een cruciale rol spelen in de inflammatoire respons, pathogenenklaring en de initiatie van de specifieke immuniteit en weefselherstel. Ze beschikken over scavenger-receptoren voor directe fagocytose en Toll-like receptoren (TLR's) voor het initiëren van inflammatoire en antivirale responsen.
#### 3.4.2 Neutrofielen (neutrofiele granulocyten)
Neutrofielen zijn kortlevende, gespecialiseerde fagocyten die snel naar inflammatoire locaties migreren. Ze fagocyteren en doden pathogenen, en kunnen **Neutrophil Extracellular Traps (NETs)** vormen om micro-organismen te immobiliseren. Etter bestaat uit NETs, apoptotische neutrofielen en myeloperoxidase.
> **Tip:** Patiënten zonder neutrofielen zijn zeer vatbaar voor infecties met pyogene bacteriën (bv. *S. aureus*) en schimmels.
#### 3.4.3 Extravasatie van neutrofielen
Neutrofielen verlaten de bloedbaan via een vierstappenproces: rollen over het endotheel (selectine-ligand interacties), sterke binding (chemokine-geïnduceerde LFA-1 activatie bindt aan ICAM-1), diapedesis (door endotheel en basaalmembraan) en migratie naar de hoogste chemokineconcentratie.
#### 3.4.4 Natural Killer (NK) cells en innate lymphoid cells
NK-cellen bieden een vroege respons tegen virale infecties door virus-geïnfecteerde cellen te doden en type I interferonen (IFN-α, IFN-β) en TNF-α te produceren. Ze zijn ook actief tegen andere intracellulaire pathogenen. NK-cellen zijn cytotoxisch maar kunnen hun cytotoxiciteit verhogen onder invloed van IFN-α, IFN-β, of IL-12. Geactiveerde NK-cellen zijn ook een belangrijke bron van IFN-γ.
#### 3.4.5 Defensines
Defensines zijn korte, kationische antimicrobiële peptiden die de membranen van bacteriën, virussen en schimmels verstoren. Ze worden afgescheiden door neutrofielen (α-defensines) en epitheelcellen (β-defensines). Defensines induceren geen of geringe resistentie omdat ze niet specifiek op eiwitten gericht zijn.
#### 3.4.6 Interferonen
**Type I interferonen (IFN-α, IFN-β, IFN-λ)** worden geproduceerd door virus-geïnfecteerde somatische cellen en spelen een centrale rol in de antivirale respons. Ze induceren de expressie van **Interferon Stimulated Genes (ISGs)**, die virusreplicatie blokkeren door diverse mechanismen, zoals het remmen van virusbinding, -loslating, of eiwitsynthese. Het "gripaal syndroom" is een gevolg van de interferonrespons. **Type II interferon (IFN-γ)** wordt uitsluitend geproduceerd door lymfocyten en is cruciaal voor de respons tegen intracellulaire pathogenen.
> **Tip:** Veel "bijwerkingen" van interferontherapie zijn eigenlijk symptomen van de gastheerrespons tegen een virus, zoals het griepale syndroom.
#### 3.4.7 Celautonoom mechanisme: autofagie
Autofagie is een proces waarbij intracellulaire pathogenen (bv. bacteriën, virussen) worden omgeven door een membraan, die vervolgens fuseert met een lysosoom voor vernietiging. Autofagie wordt gestimuleerd door TNF en werkt als een anti-inflammatoir mechanisme door o.a. DAMPs en pathogenen te verwijderen. Defecten in autofagie kunnen leiden tot ziekten zoals de ziekte van Crohn.
#### 3.4.8 Celautonoom mechanisme: AID/APOBEC cytidine deaminasen
AID en APOBEC eiwitten zijn cytidine deaminasen die cytidine omzetten in uridine, wat leidt tot mutaties. Deze enzymen kunnen ook viraal DNA/RNA beschadigen en zo de replicatie belemmeren. Het HIV-virus produceert Vif om deze enzymen te verwijderen.
### 3.5 Andere belangrijke moleculen en mechanismen
#### 3.5.1 Complementsysteem
Het complementsysteem, bestaande uit ongeveer 30 eiwitten, is een belangrijk onderdeel van de eerste afweer. De centrale factor is C3, die na activatie aan pathogenen bindt (opsonisatie) en het **Membrane Attack Complex (MAC)** vormt, wat leidt tot cellysis. C5a is een krachtig chemoattractant en anafylatoxine dat bij hoge concentraties kan leiden tot circulatoire shock. Complement kan geactiveerd worden via de klassieke (antistof-afhankelijke), lectine (MBL-afhankelijke) en alternatieve routes. Patiënten met C3-deficiëntie zijn zeer gevoelig voor pyogene infecties door gebrekkige opsonisatie.
#### 3.5.2 Toll-Like Receptors (TLRs)
TLRs zijn PRRs die op het celmembraan of in endosomen voorkomen. Ze herkennen specifieke moleculaire patronen op pathogenen (bv. LPS, dsRNA). TLR-activatie leidt tot de productie van inflammatoire cytokines (via NF-κB) of type I interferonen (via IRF3/7).
#### 3.5.3 Cytoplasmatische receptoren (NOD-eiwitten en inflammasomen)
NOD-eiwitten (bv. NOD1, NOD2) zijn cytoplasmatische receptoren die bacteriële componenten herkennen en NF-κB activeren, wat leidt tot inflammatie en ook autofagie kan initiëren. **Inflammasomen** zijn grote eiwitcomplexen die, na activatie door PAMPs en DAMPs, pro-inflammatoire cytokines zoals IL-1 omzetten in hun actieve vorm. Jicht en atherosclerose zijn voorbeelden van aandoeningen geassocieerd met inflammasoomactivatie door kristallen.
#### 3.5.4 DNA en RNA sensors
Naast membraangebonden receptoren (zoals TLR3 voor RNA en TLR9 voor DNA) zijn er ook cytoplasmatische sensoren voor viraal en bacterieel DNA/RNA, zoals RIG-I en cGAS. Deze sensoren kunnen leiden tot interferonproductie en inflammatie. Endogeen DNA in het cytoplasma, vrijgekomen bij celdood, kan ook deze sensoren activeren, wat relevant is bij auto-immuunziekten.
#### 3.5.5 α2-macroglobuline
Dit glycoproteïne inhibeert vele verschillende proteases door er covalent aan te binden, vergelijkbaar met C3. Hierdoor worden deze proteases geïnactiveerd en uit het bloed verwijderd. Het speelt een rol bij het reguleren van proteases die vrijkomen bij inflammatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Inflammatie | Een biologische reactie van het lichaam op schadelijke stimuli, zoals pathogenen of beschadigd weefsel. Kenmerkt zich door roodheid, warmte, zwelling en pijn, met als doel het elimineren van de oorzaak van de celbeschadiging, het verwijderen van beschadigde cellen en weefsels, en het initiëren van weefselherstel. |
| Aangeboren immuun systeem (AIS) | Het deel van het immuunsysteem dat een snelle, niet-specifieke respons biedt op bedreigingen. Het omvat cellen zoals macrofagen en neutrofielen, en mechanismen zoals fagocytose en inflammatie. Het heeft geen immunologisch geheugen. |
| Specifiek immuun systeem (SIS) | Het deel van het immuunsysteem dat een specifieke, langzamere maar krachtigere respons biedt, en immunologisch geheugen opbouwt. Het omvat B- en T-cellen en is gericht tegen specifieke antigenen. |
| Pathogeen | Een micro-organisme (zoals een bacterie, virus, schimmel of parasiet) dat ziekte kan veroorzaken. |
| Pathogeen geassocieerde moleculaire patronen (PAMPs) | Moleculaire structuren die universeel voorkomen op pathogenen, maar niet op lichaamseigen cellen. Ze worden herkend door patroonherkenningsreceptoren (PRRs) op immuuncellen. |
| Patroonherkenningsreceptoren (PRRs) | Receptoren op immuuncellen die PAMPs herkennen en zo het aangeboren immuunsysteem activeren. Voorbeelden zijn Toll-like receptoren (TLRs). |
| Toll-like receptoren (TLRs) | Een klasse van PRRs die zich op het celoppervlak of in endosomen bevinden en diverse pathogenen herkennen, leidend tot immuunresponsen zoals cytokine-productie. |
| Cytokines | Kleine eiwitten die worden uitgescheiden door immuuncellen en andere cellen, en die de communicatie tussen cellen reguleren en diverse effecten op het immuunsysteem en andere lichaamsfuncties hebben. |
| Chemokines | Een subklasse van cytokines die chemotactische effecten hebben, wat betekent dat ze immuuncellen aantrekken naar een specifieke locatie, zoals een infectiehaard. |
| Fagocytose | Het proces waarbij cellen, zoals macrofagen en neutrofielen, vreemde deeltjes, zoals bacteriën, omvatten en vernietigen. |
| Complement | Een systeem van plasma-eiwitten dat een cruciale rol speelt in de immuunrespons door pathogenen te markeren voor vernietiging, inflammatie te bevorderen en cellen te lyseren. Factor C3 is een centrale component. |
| Interferonen (IFN) | Een groep eiwitten die door geïnfecteerde cellen worden geproduceerd als reactie op virale infecties. Ze remmen virusreplicatie en activeren immuuncellen. Type I interferonen zijn voornamelijk antiviraal. |
| Autofagie | Een cellulair proces waarbij de cel zijn eigen beschadigde componenten of overbodige eiwitten opruimt en recycleert. Het speelt ook een rol in de immuunrespons door intracellulaire pathogenen te elimineren. |
| Septische shock | Een levensbedreigende aandoening die wordt veroorzaakt door een wijdverspreide immuunrespons op infectie, leidend tot een gevaarlijk lage bloeddruk en orgaanfalen. Vaak geassocieerd met een cytokine storm. |
| Cytokine storm | Een overmatige en ongecontroleerde productie van cytokines, die kan leiden tot ernstige weefselschade en systemische complicaties, zoals bij septische shock of ernstige virale infecties. |
| Botresorptie | Het proces waarbij botweefsel wordt afgebroken. Dit kan bij chronische inflammatie worden gestimuleerd door factoren zoals RANKL. |
| Fibrose | De vorming van overtollig bindweefsel, vaak als reactie op chronische ontsteking of letsel, wat kan leiden tot verstijving en verlies van functie van organen. |
| DAMPs (Damage-Associated Molecular Patterns) | Moleculen die vrijkomen uit beschadigde of stervende lichaamseigen cellen en die een immuunrespons kunnen uitlokken, vergelijkbaar met PAMPs van pathogenen. |
| Necrose | Ongecontroleerde celdood waarbij de celmembraan scheurt en de celinhoud vrijkomt, wat vaak leidt tot inflammatie. |
| Apoptose | Geprogrammeerde celdood, een gecontroleerd proces dat geen ontstekingsreactie veroorzaakt en waarbij de cel wordt opgeruimd zonder schade aan omliggende weefsels. |
| PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns) | Moleculaire structuren die universeel voorkomen op pathogenen, maar niet op lichaamseigen cellen. Ze worden herkend door patroonherkenningsreceptoren (PRRs) op immuuncellen. |
| PAMPs | Moleculaire structuren die universeel voorkomen op pathogenen, maar niet op lichaamseigen cellen. Ze worden herkend door patroonherkenningsreceptoren (PRRs) op immuuncellen. |
| PAMPs | Moleculaire structuren die universeel voorkomen op pathogenen, maar niet op lichaamseigen cellen. Ze worden herkend door patroonherkenningsreceptoren (PRRs) op immuuncellen. |