Cover
Empieza ahora gratis 5 ZSO 20 ‘klinisch redeneren over de verpleegkundige zorg m.b.t. de circulatie.docx
Summary
# Basisbegrippen en vitale functie van de circulatie
De circulatie is essentieel voor het menselijk leven en de orgaanfunctie, en omvat een complex systeem van het hart, bloedvaten en bloed dat essentieel is voor transport en onderhoud.
## 1. Kernbegrippen van de circulatie
### 1.1 Vasodilatatie en vasoconstrictie
* **Vasodilatatie**: Het verwijden van bloedvaten, wat leidt tot een afname van de perifere weerstand.
* **Vasoconstrictie**: Het sterk samentrekken van bloedvaten, wat leidt tot een verhoging van de weerstand binnenin het vat. Dit resulteert in een stijging van de bloeddruk doordat het bloed meer weerstand ondervindt om door het vat te stromen.
### 1.2 Bloeddrukvariaties
* **Normotensie**: Een normale bloeddruk.
* **Hypotensie**: Een lage bloeddruk. Dit wordt pas een probleem wanneer er klachten ontstaan.
* **Hypertensie**: Een hoge bloeddruk.
### 1.3 Hartfrequentievariaties
* **Bradycardie**: Een aandoening waarbij het hart langzamer slaat dan normaal (minder dan 60 slagen per minuut).
* **Tachycardie**: Een aandoening waarbij de hartslag sneller is dan normaal (100 of meer slagen per minuut).
### 1.4 Hartcycli
* **Systole**: De fase waarin de hartkamers (ventrikels) samentrekken onder invloed van elektrische prikkels, waardoor bloed in de bloedsomloop wordt gepompt. De rechterhartkamer stuwt zuurstofarm bloed naar de longslagader, en de linkerhartkamer stuwt zuurstofrijk bloed naar de rest van het lichaam via de aorta.
* **Diastole**: De fase waarin de hartkamers zich ontspannen en vollopen met bloed. Zuurstofarm bloed stroomt van de rechterboezem naar de rechterhartkamer, en zuurstofrijk bloed stroomt van de linkerboezem naar de linkerhartkamer.
## 2. De circulatie als vitale functie
De circulatie is van vitaal belang voor het functioneren van de mens en heeft een directe relatie met de functie van alle organen. Het systeem bestaat uit het hart, de bloedvaten, het bloed, het lymfevatenstelsel, lymfevocht en de milt. Zonder circulatie kan een mens niet overleven; andere lichaamsfuncties vallen binnen enkele minuten uit. De circulatie is verantwoordelijk voor:
* Transport van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen.
* Afvoer van koolzuur en andere afvalstoffen.
* Warmtetransport.
## 3. Factoren die de circulatie beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de circulatie beïnvloeden, zowel intrinsiek als extrinsiek.
### 3.1 Leeftijd
* **Pasgeborenen en kinderen**: Hogere hartfrequentie dan volwassenen.
* **Ouderen**:
* Lagere hartslagfrequentie en hogere bloeddruk.
* Verminderde elasticiteit van bloedvaten, waardoor aanpassing aan bijvoorbeeld temperatuurverandering en inspanning moeilijker is.
* Verkleining van de bloedvaten door vet- en kalkafzetting, wat de doorbloeding (met name van hartspier, hersenen en benen) vermindert en kan leiden tot zuurstoftekort.
### 3.2 Lichaamsbeweging
* Voldoende bewegen stimuleert de circulatie.
* Zittend werk kan leiden tot gewichtstoename, hoge bloeddruk en een slechte conditie.
* Regelmatige lichaamsbeweging (bv. fietsen naar werk, trap nemen) is preventief tegen hart- en vaatziekten.
### 3.3 Lichaamshouding
* Een goede lichaamshouding bevordert de bloeddoorstroming.
* Zitten of liggen met de benen over elkaar of sterk gebogen benen kan bloedvaten afknellen, stuwing veroorzaken en leiden tot beschadiging of spataderen (varices).
### 3.4 Roken
* Stoffen in sigarettenrook vernauwen bloedvaten en beschadigen de binnenwand.
* Dit vergemakkelijkt vet- en kalkafzetting, wat leidt tot vernauwing van de bloedvaten.
### 3.5 Stress
* Te veel stress kan leiden tot ongezonde gewoonten (ongunstige voeding, roken, alcoholgebruik).
* Verveling of te weinig uitdaging kunnen ook leiden tot ongezonde gewoonten.
### 3.6 Voeding
* Te veel eten, te vette of suikerrijke voeding, te veel zout en eenzijdige voeding kunnen leiden tot overgewicht en hoge bloeddruk.
### 3.7 Erfelijkheid
* Erfelijkheid speelt een rol bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.
* Bij familiale aanleg is het risico hoger; de focus moet dan liggen op het vermijden van bijkomende risicofactoren (roken, slechte voeding, weinig bewegen).
### 3.8 Omgevingsfactoren
* Drukte en lawaai kunnen leiden tot een hogere bloeddruk.
* Rook, slechte stoelen en verkeerde houdingen op de werkplek hebben een negatieve invloed.
* Het vermijden van stressfactoren zoals overmatig geluid, licht, telefoontjes, e-mails, ritmestoornissen en te veel koffie is aan te raden.
### 3.9 Temperatuur
* Sterke temperatuurwisselingen kunnen de perifere circulatie stimuleren.
* Koude of warme douches kunnen verkwikkend zijn en de circulatie bevorderen.
### 3.10 Socio-psychosomatische factoren
* De mens is een socio-psychosomatische eenheid. Psychische componenten (zoals angst) kunnen leiden tot lichamelijke reacties (bv. adrenaline), wat de bloeddruk, hartfrequentie en ademhaling beïnvloedt, ter voorbereiding op vluchten of vechten.
### 3.11 Pathologie
* Lichamelijke en psychische gebeurtenissen kunnen vasodilatatie of vasoconstrictie veroorzaken (bv. shock, trauma).
* Infecties kunnen de circulatie beïnvloeden door de behoefte aan witte bloedlichaampjes te verhogen, wat leidt tot een hogere hartslag. Langdurige infecties kunnen leiden tot overbelasting van de circulatie.
## 4. Acute situaties en circulatiebeoordeling (ABCDE)
In acute situaties is het cruciaal om snel de circulatie te beoordelen met behulp van de ABCDE-methode.
* **A (Airway)**: Zorgt voor zuurstof naar de longen en de circulatie. Een geblokkeerde luchtweg leidt snel tot zuurstoftekort in de weefsels.
* **B (Breathing)**: Ademhaling en circulatie zijn nauw verbonden voor zuurstoftransport. Slechte circulatie kan de ademhaling compenseren door frequentie te verhogen. Afwijkende ademhaling beïnvloedt de circulatie (bv. stijgende hartslag bij verminderde zuurstofopname). Huidverbleking kan optreden door centrale zuurstofconcentratie.
* **C (Circulation)**: Beoordeling van hartslag (frequentie, ritme, vulling, spanning, gelijkmatigheid), huidskleur, lichaamstemperatuur, hematomen, bloedingen, huidturgor, diurese en urinedebiet.
* **D (Disability)**: Bewustzijnsniveau, dat kan afnemen bij langdurig zuurstoftekort.
* **E (Environment)**: Hulpmiddelen voor circulatieondersteuning of -monitoring (bv. zuurstofsaturatie, ECG, bloeddrukmeters, arteriële katheters, TED-kousen, compressietherapie, wonddrains).
## 5. Gegevensverzameling voor een volledig beeld van de circulatie
Na stabilisatie in acute situaties is verdere gegevensverzameling nodig:
* **Reden van opname (RVO)**
* **Zorgvraag**
* **Huidige diagnose(n)**
* **Relevante voorgeschiedenis (VG)**
* **Uitgevoerde onderzoeken en resultaten**:
* RX-thorax
* ECG
* Doppler
* Trans-thoracale echografie (TTE)
* Transoesofageale echografie (TEE)
* 24u holter
* Meten van lichaamstemperatuur
* **Huidige behandeling**: Medicatietoediening, zuurstofniveau handhaven, voorkomen van trombose/bloedingen.
### 5.1 Holistische gegevensverzameling (Positieve Gezondheid)
* **Lichamelijke functies**: Klachten (hartkloppingen, vermoeidheid, pijn op de borst, bloedingen, blauwe plekken, duizeligheid, pijn bij lopen), rookgedrag.
* **Mentaal welbevinden**: Communicatievermogen over circulatie, concentratie, geheugen.
* **Zingeving**: Kennis over gewoonten (voeding, roken, beweging) en hun invloed op de circulatie, bewustzijn van oorzaken van klachten (bv. bloed bij tandenpoetsen), motivatie tot verandering.
* **Kwaliteit van leven**: Vermogen om te genieten, welzijn, veiligheidsgevoel.
* **Meedoen**: Sociale steun, invloed van circulatieproblemen op sociale contacten en recreatie.
* **Dagelijks functioneren**: Invloed op ADL-functies, kennis van normale waarden en afwijkingen, vermogen om hulp te vragen.
## 6. Meetinstrumenten en onderzoeken voor de circulatie
### 6.1 Saturatie en hartfrequentie
* **Saturatie**: Percentage gebonden zuurstof aan hemoglobine in slagaderlijk bloed (normaal 95-100%). Meetbaar met een percutane saturatiemeter.
* **Hartfrequentie**: Wordt vaak tegelijkertijd gemeten door de saturatiemeter.
* **Verpleegkundige aandachtspunten**: De saturatiemeter meet enkel de hartfrequentie, niet de vulling, gelijkmatigheid of spanning van de pols. De pols moet altijd gevoeld worden. Bij afwezigheid van een saturatiemeter wordt de pols geteld met een horloge met secondewijzer.
### 6.2 Niet-invasieve bloeddrukmeting
* **Systolische druk**: Indicatie voor de toestand van hart en grote slagaders.
* **Diastolische druk**: Indicatie voor de vaatweerstand van arteries en grote venen.
* **Methoden**: Manueel (manchet en stethoscoop) of digitaal.
* **Meetprincipe**: Manchet wordt opgepompt om de arterie te sluiten, vervolgens langzaam leeggelaten. Korotkovtonen (wervelingen van bloed) worden gehoord; de eerste toon is de systolische druk, de laatste toon de diastolische druk.
* **Belangrijk**: Bloeddruk in de bovenarm verschilt significant van die in de onderarm (14-20 mmHg); deze metingen zijn niet uitwisselbaar. De bovenarm wordt aanbevolen.
### 6.3 Electrocardiogram (ECG)
* **Functie**: Registratie van de elektrische activiteit van de hartspier. Geeft informatie over hartritmestoornissen en zuurstoftekort van de hartspier.
* **Procedure**: Elektroden worden op de borstkas, armen en benen bevestigd na bevochtiging met geleidingsvloeistof. Metingen worden op een ritmestrook weergegeven.
* **Duur**: Enkele minuten.
### 6.4 Holter
* **Functie**: Registreert het hartritme gedurende 24 tot 96 uur. Nuttig voor het opsporen van incidentele hartritmestoornissen die bij een eenmalig ECG gemist kunnen worden.
* **Procedure**: 7 elektroden op het bovenlichaam, kabels aangesloten op een draagbaar apparaatje.
* **Duur**: 24-96 uur.
### 6.5 Trans-thoracale echografie (TTE)
* **Functie**: Brengt het hart en de bloedsomloop in het hart in beeld via geluidsgolven (echo's) na plaatsing van een sonde op de borstkas.
* **Gebruik**: Vaak gedaan als eerste cardiologisch onderzoek, naast een ECG.
### 6.6 Trans-oesofageale echografie (TEE)
* **Functie**: Echografie via de slokdarm. Meer belastend, alleen indien TTE onvoldoende informatie oplevert.
* **Procedure**: Een dunne, verdoofde slang wordt via de mond en keelholte in de slokdarm gebracht, die dicht tegen de achterwand van het hart ligt.
* **Voorbereiding**: 4-6 uur nuchter zijn.
### 6.7 Doppler
* **Functie**: Brengt organen of bloedvaten niet-invasief in beeld met onhoorbare geluidsgolven. Kan de snelheid en richting van de bloedstroom meten.
* **Combinatie**: Wordt vaak gecombineerd met echografie voor een zichtbare weergave van de bloedstroom.
### 6.8 Meten van de lichaamstemperatuur
* **Relatie met circulatie**: Temperatuur is de balans tussen warmteproductie en warmteverlies. De circulatie speelt hierin een rol.
* **Optimale temperatuur**: Binnen nauwe grenzen voor optimaal functioneren.
* **Soorten temperatuur**: Kerntemperatuur (diepliggend weefsel, ca. 37,1°C) en oppervlaktetemperatuur.
* **Variaties**: Schommelt gedurende etmaal (laagst 's nachts, hoogst rond 18:00 uur). Subfebriele temperatuur ligt tussen 37,6°C en 37,9°C.
* **Meetplaatsen**: Sublinguaal (onder de tong), axillair (onder de oksel), inguinaal (in de lies), rectaal (meest betrouwbaar).
## 7. Samenhang van vitale parameters
De vitale parameters (hartslag, bloeddruk, ademhaling, temperatuur) hebben een nauwe samenhang en reageren op elkaar.
* **Shock**: Hartslag en ademhaling versnellen om voldoende zuurstof naar de weefsels te transporteren bij een dalende bloeddruk.
* **Koorts**: Verhoogde verbranding leidt tot snellere hartslag, stijging van bloeddruk en ademhalingsfrequentie omdat het lichaam harder moet werken.
* **Angst, stress, lichamelijke inspanning**: Verhogen hartslag en ademhaling door adrenalineproductie.
* **Diepe rust**: Geeft het tegenovergestelde effect (vertraagde ademhaling).
* **Afwijkingen in polsfrequentie/ritme**: Kunnen leiden tot een reactie van de bloeddruk. Een zeer hoge frequentie met nog normale bloeddruk betekent dat het hart nog voldoende kracht heeft. Een dalende bloeddruk bij hoge frequentie verhoogt het risico op shock.
## 8. Problemen en verpleegdiagnosen gerelateerd aan de circulatie
### 8.1 Verpleegproblemen (definities)
* **Tachycardie**: Hartslag sneller dan 100 slagen per minuut.
* **Bradycardie**: Hartslag langzamer dan 60 slagen per minuut.
* **Hypertensie**: Hoge bloeddruk.
* **Hypotensie**: Lage bloeddruk.
* **Vasodilatatie**: Verwijding van bloedvaten, vermindering perifere weerstand.
* **Vasoconstrictie**: Samentrekking van bloedvaten, verhoging perifere weerstand, stijging bloeddruk.
* **Syncope (flauwvallen)**: Kortdurende bewusteloosheid door verminderde bloedtoevoer naar de hersenen.
* **Veneuze bloeding**: Ontstaat bij schade aan een ader; gelijkmatig bloedverlies, donkerder van kleur.
* **Arteriële bloeding**: Ontstaat bij trauma aan een slagader; ernstiger door groter bloedverlies en snel dalende bloeddruk; herkenbaar aan lichtrode kleur en spuitende stroom.
* **Claudicatio intermittens**: Krampen in de benen bij inspanning door vaatvernauwing; in rust optredende pijn duidt op ernstige afsluiting.
* **Varices (spataders)**: Uitgezette venen door bloedstuwing, veroorzaakt door lekkende kleppen.
* **Orthostatische hypotensie**: Plotselinge bloeddrukdaling bij opstaan (meer dan 20 mmHg systolisch of 10 mmHg diastolisch binnen 3 minuten na opstaan). Symptomen: duizeligheid, licht-in-het-hoofd zijn, hoofdpijn, verminderd zicht, flauwvallen.
* **Oedeem**: Vochtophoping in het lichaam, bv. in longen of enkels/voeten. Verhoogde huidspanning (turgor) waarbij een putje ontstaat na indrukken.
### 8.2 Verpleegdiagnosen
* **Ineffectieve perifere weefseldoorbloeding**: Actuele of potentiële verminderde bloedcirculatie op celniveau.
* **Verminderde cardiac output**: Onvoldoende pompwerking van het hart, wat kan leiden tot ontoereikende bloedtoevoer naar weefsels/organen. Kan levensbedreigend zijn.
* **(Risico op) perifere neurovasculaire disfunctie**: Kans op schade door verandering van gevoel, beweging of circulatiestoornis in een extremiteit. Kan leiden tot compartimentensyndroom.
* **(Risico op) bloeding**: Kans op schade door afname van bloedvolume.
* **(Risico op) shock**: Verhoogd risico op onvoldoende circulatie naar lichaamsweefsels, leidend tot levensbedreigende cellulaire disfunctie.
* **Risico op ineffectieve gastro-intestinale weefseldoorbloeding**: Kans op schade door verminderde circulatie in het maagdarmkanaal.
* **Risico op ineffectieve cardiale weefseldoorbloeding**: Kans op schade door verminderde doorbloeding van het hart.
* **Risico op ineffectieve cerebrale weefseldoorbloeding**: Kans op schade door afgenomen circulatie in de hersenen.
* **Risico op ineffectieve renale weefseldoorbloeding**: Kans op schade door afgenomen circulatie naar de nieren.
### 8.3 Diagnostische clusters (oorzaken/manifestaties)
* **Atherosclerose**: Ontstekingsreactie op vetdeeltjes (cholesterol) in de wand van slagaders, leidend tot vernauwing of verzwakking van bloedvaten. Kan leiden tot onvoldoende bloedtoevoer naar organen en weefselafsterving, of tot plaque-scheuren met embolievorming.
* **Angineuze klachten**: Pijn op de borst door slechte bloedvoorziening van de hartspier (vernauwing van de a. carotis), vaak drukkend, kortdurend, uitstralend naar schouders.
* **Trombose**: Bloedstolsel in een bloedvat. Kan ontstaan door vaatbeschadiging, afknelling, druk, afwijkingen in het stollingsmechanisme of trage bloedstroom (bv. bij inactiviteit). Een losgeschoten trombus wordt een embolie genoemd.
* **Veneuze trombose**: Verminderde terugstroom naar het hart. Symptomen: pijn, roodheid, zwelling, warmte, subfebriele temperatuur, tachycardie.
* **Arteriële trombose**: Moeilijke bloedtoevoer naar weefsels. Symptomen: plotse hevige kramp, wit en koud ledemaat.
## 9. Evaluatie en rapportage
* **Productevaluatie**: Zijn de gestelde doelstellingen bereikt (bv. vitale parameters binnen normaalwaarden)?
* **Procesevaluatie**: Waren de interventies effectief en efficiënt? Moeten acties aangepast worden?
* **Rapportage**: Bevindingen over circulatieproblemen moeten genoteerd worden in het verpleegdossier. Dit omvat:
* **Observaties (Wat heb ik gezien?)**: Afwijkende circulatie, cyanose, kortademigheid, ritmestoornissen, pijn op de borst, hartkloppingen, afwijkende bloeddruk, oedeem, hematomen.
* **Acties (Wat heb ik gedaan?)**: Medicatie, houding, extra metingen, CPR, windelen, compressietherapie.
* **Ervaring van de patiënt**: Pijn, ongemak, reactie op interventies.
---
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de normaalwaarden van de vitale parameters, zoals hartfrequentie en bloeddruk, uit het hoofd leert om casussen correct te kunnen interpreteren.
>
> **Tip:** Bij het beoordelen van de pols, gebruik nooit je duim om te voorkomen dat je je eigen hartslag registreert. Gebruik de wijs- en middelvinger.
>
> **Voorbeeld:** Bij een patiënt met orthostatische hypotensie is het cruciaal om de bloeddruk liggend/zittend te meten, de patiënt te laten opstaan, en vervolgens de bloeddruk opnieuw te meten om de daling te kwantificeren.
---
# Factoren die de circulatie beïnvloeden
De circulatie is een vitale lichaamsfunctie die essentieel is voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen, en voor de afvoer van afvalstoffen en koolzuur. Diverse factoren kunnen de effectiviteit van de circulatie beïnvloeden, variërend van leeftijd en levensstijl tot omgevingsinvloeden en genetische aanleg.
### 2.1 Leeftijd
Naarmate men ouder wordt, vinden er veranderingen plaats die de circulatie kunnen beïnvloeden:
* **Hartfrequentie:** Bij pasgeborenen en kinderen is de hartfrequentie aanzienlijk hoger dan bij volwassenen. Naarmate de leeftijd vordert, neemt de hartslagfrequentie licht af.
* **Bloeddruk:** De bloeddruk neigt te stijgen met de leeftijd.
* **Elasticiteit van bloedvaten:** De elasticiteit van bloedvaten neemt af bij ouderen, waardoor deze zich minder goed kunnen aanpassen aan veranderingen zoals temperatuurwisselingen of fysieke inspanning.
* **Aderverkalking:** Vet- en kalkafzettingen kunnen de doorgang in bloedvaten vernauwen, wat de doorbloeding, met name van de hartspier, hersenen en benen, kan verminderen. Dit kan leiden tot een verminderde zuurstoftoevoer naar deze lichaamsdelen en diverse gezondheidsproblemen veroorzaken.
### 2.2 Lichaamsbeweging
Regelmatige lichaamsbeweging is cruciaal voor een goede circulatie:
* **Stimulatie:** Voldoende beweging stimuleert de circulatie.
* **Preventie:** Zittend werk kan leiden tot gewichtstoename, hoge bloeddruk en een slechte conditie. Regelmatig bewegen, zoals dagelijks fietsen naar het werk of de trap nemen, werkt preventief tegen hart- en vaatziekten.
* **Mentale en sociale voordelen:** Lichaamsbeweging kan ook de geest ontspannen en sociale contacten bevorderen.
### 2.3 Lichaamshouding
De lichaamshouding heeft directe invloed op de bloeddoorstroming:
* **Bevordering:** Een goede lichaamshouding bevordert de bloeddoorstroming naar de weefsels.
* **Belemmering:** Zitten of liggen met de benen over elkaar of sterk gebogen benen kan bloedvaten afknellen en leiden tot stuwing. Dit kan bloedvaten beschadigen en het ontstaan van varices (spataders) bevorderen.
### 2.4 Roken
Roken heeft significante negatieve effecten op de circulatie:
* **Vernauwing van bloedvaten:** De stoffen in sigarettenrook vernauwen de bloedvaten.
* **Beschadiging van vaatwand:** De binnenwand van de bloedvaten raakt beschadigd, wat de afzetting van vetten en kalk vergemakkelijkt en leidt tot vernauwing.
### 2.5 Stress
Overmatige stress kan indirect leiden tot circulatieproblemen:
* **Ongezonde gewoonten:** Stress kan leiden tot ongezonde leefgewoonten zoals ongezonde voeding, roken en alcoholgebruik ter coping.
* **Verveling en gebrek aan uitdaging:** Ook verveling of een gebrek aan uitdaging in het leven kan leiden tot ongezonde gewoonten.
### 2.6 Voeding
Voeding speelt een sleutelrol in het behoud van een gezonde circulatie:
* **Overgewicht:** Een teveel aan calorieën, te vette of suikerrijke voedingsmiddelen, te veel zout en een eenzijdig dieet kunnen leiden tot overgewicht.
* **Hoge bloeddruk:** Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van een hoge bloeddruk.
### 2.7 Erfelijkheid
Genetische aanleg kan het risico op hart- en vaatziekten verhogen:
* **Verhoogd risico:** Indien hart- en vaatziekten veel voorkomen in de familie, is het individuele risico op het ontwikkelen ervan vaak hoger.
* **Focus op vermijdbare factoren:** Hoewel erfelijkheid niet te veranderen is, kan de focus worden verlegd naar het vermijden van andere risicofactoren zoals roken, slechte voeding en weinig beweging.
### 2.8 Omgevingsfactoren
De leef- en werkomgeving kunnen de bloeddruk en circulatie beïnvloeden:
* **Drukte en lawaai:** Mensen die in drukke en lawaaierige omgevingen wonen of werken, hebben gemiddeld een hogere bloeddruk.
* **Werkplekfactoren:** Werkruimtes met veel rook, slechte stoelen of een verkeerde houding hebben een negatieve invloed op de circulatie.
* **Stressfactoren:** Overmatige stressfactoren zoals geluidsoverlast, te veel licht, constante telefoontjes, e-mails, verstoringen van het dag-nachtritme en overmatig koffiegebruik dienen vermeden te worden.
### 2.9 Temperatuur
Temperatuurswisselingen kunnen de perifere circulatie stimuleren:
* **Stimulatie:** Sterke temperatuurwisselingen kunnen de perifere circulatie bevorderen.
* **Verkwikkend:** Na een dag zittend werk of na kou kan een koude of warme douche verkwikkend werken en de circulatie ten goede komen.
### 2.10 Socio-psychosomatische factoren
De mens is een socio-psychosomatische eenheid, waarbij psychische en sociale factoren lichamelijke reacties kunnen uitlokken:
* **Adrenaline:** Bij schrik of angst komt adrenaline vrij, wat leidt tot een stijging van de bloeddruk, hartfrequentie en ademhaling. Dit bereidt het lichaam voor op vluchten of vechten.
* **Pathologie:** Zowel lichamelijke als psychische gebeurtenissen kunnen vasodilatatie of vasoconstrictie veroorzaken. Trauma's, shock en infecties kunnen de circulatie beïnvloeden door bijvoorbeeld een verhoogde aanvoer van witte bloedlichaampjes, wat leidt tot een hogere hartslag. Langdurige infecties kunnen de circulatie overbelasten.
---
# Beoordeling en metingen van de circulatie
Hieronder volgt een samenvatting van het onderwerp "Beoordeling en metingen van de circulatie", opgesteld als een examengericht studiemateriaal.
## 3. Beoordeling en metingen van de circulatie
Dit hoofdstuk behandelt de essentiële aspecten van het beoordelen en meten van de circulatie, een vitale lichaamsfunctie, met speciale aandacht voor acute situaties, methoden voor gegevensverzameling, en de toepassing van diverse meetinstrumenten en onderzoeken.
### 3.1 De circulatie als vitale functie
De circulatie is van vitaal belang voor het menselijk functioneren en heeft een directe invloed op alle organen. Het systeem omvat het hart, de bloedvaten en het bloed, en wordt ondersteund door het lymfevatenstelsel, lymfevocht en de milt. Zonder circulatie kan een mens niet leven; andere lichaamsfuncties vallen binnen enkele minuten uit. De circulatie is verantwoordelijk voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen, de afvoer van koolzuur en afvalstoffen, en warmtetransport.
#### 3.1.1 Begrippen gerelateerd aan circulatie
* **Vasodilatatie:** Het verwijden van bloedvaten, wat leidt tot een afname van de perifere weerstand.
* **Vasoconstrictie:** Het sterk samentrekken van bloedvaten, wat de weerstand binnen het vat verhoogt en resulteert in een bloeddrukstijging.
* **Normotensie:** Een normale bloeddruk.
* **Hypotensie:** Een lage bloeddruk die pas problematisch wordt bij symptomen.
* **Hypertensie:** Een hoge bloeddruk.
* **Bradycardie:** Een hartslag die langzamer is dan normaal (minder dan 60 slagen per minuut).
* **Tachycardie:** Een hartslag die sneller is dan normaal (100 of meer slagen per minuut).
* **Systole:** De samentrekking van de hartkamers, waarbij bloed in de bloedsomloop wordt gepompt.
* **Diastole:** De ontspanning van de hartkamers, waarbij ze zich vullen met bloed.
### 3.2 Factoren die de circulatie beïnvloeden
Diverse factoren kunnen de circulatie beïnvloeden:
* **Leeftijd:** Bij ouderen neemt de elasticiteit van bloedvaten af, wat de aanpassing aan omstandigheden bemoeilijkt. Vet- en kalkafzetting kan de bloeddoorstroming verminderen.
* **Lichaamsbeweging:** Voldoende beweging stimuleert de circulatie en is preventief tegen hart- en vaatziekten. Zittend werk kan negatieve gevolgen hebben.
* **Lichaamshouding:** Een goede houding bevordert de bloeddoorstroming. Het zitten of liggen met gekruiste of sterk gebogen benen kan bloedvaten afknellen.
* **Roken:** De stoffen in sigarettenrook vernauwen bloedvaten en beschadigen de binnenwand, wat afzetting van vetten en kalk bevordert.
* **Stress:** Overmatige stress kan leiden tot ongezonde leefgewoonten die de circulatie negatief beïnvloeden.
* **Voeding:** Overmatige inname van vetten, suikers en zout, evenals eenzijdige voeding, kan leiden tot overgewicht en hoge bloeddruk.
* **Erfelijkheid:** Erfelijkheid speelt een rol bij hart- en vaatziekten, waarbij de focus moet liggen op het vermijden van andere risicofactoren.
* **Omgevingsfactoren:** Drukke en lawaaierige omgevingen kunnen een hogere bloeddruk veroorzaken. Factoren zoals geluid, licht, telefoongesprekken, e-mails en ontregeling van het dag-nachtritme kunnen stressfactoren zijn.
* **Temperatuur:** Sterke temperatuurwisselingen kunnen de perifere circulatie stimuleren.
* **Socio-psychosomatische factoren:** Psychische componenten, zoals angst, kunnen fysiologische reacties zoals een verhoogde bloeddruk en hartslag teweegbrengen om het lichaam voor te bereiden op vluchten of vechten.
* **Pathologie:** Zowel lichamelijke als psychische gebeurtenissen, infecties en aandoeningen zoals shock kunnen leiden tot vasodilatatie of vasoconstrictie, en de circulatie beïnvloeden.
### 3.3 De ABCDE-methode in acute situaties
De ABCDE-methode is cruciaal voor de beoordeling van patiënten in acute situaties, waarbij de circulatie een sleutelrol speelt:
* **A (Airway):** Een vrije luchtweg is essentieel voor zuurstoftransport naar de longen en de circulatie. Een geblokkeerde luchtweg leidt snel tot zuurstoftekort.
* **B (Breathing):** Ademhaling en circulatie zijn nauw verbonden. Een slechte circulatie kan leiden tot compensatoire versnelling van de ademhaling, en afwijkende ademhaling kan de circulatie beïnvloeden (bv. stijging hartslag bij zuurstoftekort).
* **C (Circulation):** Beoordeling van de hartslag (frequentie, ritme, vulling, spanning, gelijkmatigheid), huidskleur, lichaamstemperatuur, en observaties zoals hematomen, bloedingen, huidturgor (oedeem/uitdroging) en diurese.
* **D (Disability):** Langdurig zuurstoftekort leidt tot bewustzijnsverlies, wat gemonitord moet worden.
* **E (Environment):** Identificeren van hulpmiddelen die worden gebruikt voor circulatieondersteuning of -monitoring, zoals saturatiemeters, ECG, bloeddrukmeters, arteriële katheters, holters, TED-kousen of compressietherapie.
### 3.4 Gegevensverzameling voor een volledig beeld van de circulatie
Na de initiële ABCDE-beoordeling is verdere gegevensverzameling nodig voor een compleet beeld:
* **Reden van opname (RVO):** De primaire klacht of aandoening die tot opname leidt.
* **Zorgvraag:** Specifieke behoeften van de patiënt.
* **Huidige diagnose/diagnosen:** De vastgestelde medische aandoeningen.
* **Relevante voorgeschiedenis (VG):** Eerdere medische aandoeningen die relevant zijn.
* **Onderzoeken en resultaten:** Inclusief RX-thorax, ECG, Doppler, transthoracale echografie (TTE), transoesofageale echografie (TEE), 24-uurs holter, en meting van lichaamstemperatuur.
* **Behandeling:** Medicatie, zuurstoftherapie, antistollingsbehandeling of bloedingspreventie.
#### 3.4.1 Holistische gegevensverzameling met vragen over positieve gezondheid
vragen kunnen gesteld worden binnen de dimensies van 'positieve gezondheid' om een holistisch beeld te krijgen:
* **Lichamelijke functies:** Vragen over klachten zoals hartkloppingen, moeheid, pijn op de borst, bloedingen, duizeligheid, en leefgewoonten zoals roken.
* **Mentaal welbevinden:** Vragen over de communicatie over circulatieklachten, concentratie en geheugen.
* **Zingeving:** Vragen over kennis van risicofactoren (voeding, roken, beweging), de wil om gewoonten te veranderen, en begrip van de oorzaken van klachten.
* **Kwaliteit van leven:** Vragen over levensgenot, welzijn, en veiligheid, met of zonder circulatieproblemen.
* **Meedoen:** Vragen over sociale steun en de invloed van circulatieproblemen op sociale contacten en deelname aan activiteiten.
* **Dagelijks functioneren:** Vragen over de impact op ADL-functies, kennis van 'normaal' functioneren, en het vermogen om hulp te vragen.
### 3.5 Meetinstrumenten en onderzoeken van de circulatie
Diverse meetinstrumenten en onderzoeken bieden inzicht in de circulatietoestand:
* **Saturatie en hartfrequentie:**
* **Doel:** Het meten van de zuurstofverzadiging van hemoglobine in het slagaderlijke bloed ($95-100\%$ is normaal) en de hartfrequentie.
* **Instrument:** Percutane saturatiemeter. Dit instrument meet ook de hartfrequentie en toont de polscurve.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** De saturatiemeter meet alleen de hartfrequentie en zegt niets over vulling, gelijkmatigheid of spanning. De pols moet altijd gevoeld worden ter beoordeling.
* **Niet-invasieve bloeddrukmeting:**
* **Doel:** Beoordelen van de systolische en diastolische druk, die informatie geven over de toestand van het hart, grote slagaders en vaatweerstand.
* **Instrumenten:** Bloeddrukmeter met manchet en stethoscoop (manueel) of digitaal.
* **Meetprincipe:** Manchet wordt opgepompt om de arterie af te sluiten. Bij langzaam leeglopen worden Korotkoff-tonen gehoord. De systolische druk is de toon waarbij bloed weer begint te stromen; de diastolische druk is de laatste hoorbare toon.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Bloeddruk op de bovenarm kan tot 20 mmHg hoger zijn dan op de onderarm; metingen zijn niet uitwisselbaar. De bovenarm wordt aanbevolen.
* **Elektrocardiogram (ECG):**
* **Doel:** Registratie van de elektrische activiteit van de hartspier om informatie te verkrijgen over de hartfunctie, met name bij ritmestoornissen en zuurstoftekort van de hartspier.
* **Procedure:** Elektroden worden op de borstkas, armen en benen bevestigd na aanbrengen van geleidingsvloeistof.
* **Resultaat:** Weergave van de elektrische stromen op een ritmestrook.
* **Holter:**
* **Doel:** Registratie van het hartritme gedurende een langere periode (24 tot 96 uur) om intermitterende hartritmestoornissen op te sporen.
* **Procedure:** Elektroden worden op de borstkas bevestigd en aangesloten op een klein apparaat dat gedragen wordt.
* **Trans-thoracale echografie (TTE):**
* **Doel:** Beeldvorming van het hart en de bloedsomloop in het hart met behulp van geluidsgolven (echo's) door een sonde op de borstkas te plaatsen.
* **Kenmerken:** Niet-pijnlijk, vaak een eerste cardiologisch onderzoek.
* **Trans-oesofageale echografie (TEE):**
* **Doel:** Meer gedetailleerde beeldvorming van hartstructuren en de aorta via de slokdarm, wanneer TTE onvoldoende informatie oplevert.
* **Procedure:** Een dunne slang met echotoestel wordt via de mond in de slokdarm gebracht.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Meer belastend, patiënt mag vooraf niet eten of drinken.
* **Doppler:**
* **Doel:** Niet-invasief in beeld brengen van organen of bloedvaten en het meten van de snelheid en richting van de bloedstroom met behulp van ultrageluidsgolven.
* **Combinatie:** Vaak gecombineerd met echografie voor zowel hoorbare als zichtbare weergave van de bloedstroom.
* **Meten van de lichaamstemperatuur:**
* **Doel:** Bepalen van de balans tussen warmteproductie en -verlies, essentieel voor optimaal lichaamsfunctioneren.
* **Soorten:** Kerntemperatuur (diepliggend weefsel) en oppervlaktetemperatuur.
* **Meetmethoden:** Sublinguaal, axillair, inguinaal, en rectaal (meest betrouwbaar).
* **Normale waarden:** Circa 37,1°C (kerntemperatuur). Subfebriele temperatuur ligt tussen 37,6°C en 37,9°C.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Consistentie in meetmethode is cruciaal voor vergelijking. Afwijkende temperaturen moeten onmiddellijk gemeld worden.
### 3.6 Samenhang van vitale parameters
Vitale parameters hebben een nauwe samenhang en reageren op elkaar:
* **Shock:** Het hart klopt sneller om de bloeddruk te compenseren en zuurstof naar weefsels te transporteren; de ademhaling versnelt voor optimale zuurstofopname.
* **Koorts:** Verhoogde stofwisseling leidt tot een snellere hartslag, hogere bloeddruk en toegenomen ademhalingsfrequentie.
* **Angst, stress, inspanning:** Verhoging van hartslag en ademhaling door adrenaline. Diepe rust heeft het tegenovergestelde effect.
* **Afwijkingen in polsfrequentie/ritme:** Kunnen leiden tot reacties in de bloeddruk. Een hoge frequentie met normale bloeddruk duidt op voldoende hartkracht, maar een dalende bloeddruk verhoogt het risico op shock.
### 3.7 Problemen en verpleegdiagnosen gerelateerd aan de circulatie
#### 3.7.1 Verpleegproblemen
* **Tachycardie:** Hartslag sneller dan 100 slagen/minuut.
* **Bradycardie:** Hartslag langzamer dan 60 slagen/minuut.
* **Hypertensie:** Hoge bloeddruk.
* **Hypotensie:** Lage bloeddruk.
* **Vasodilatatie:** Verwijding van bloedvaten, leidend tot verminderde perifere weerstand.
* **Vasoconstrictie:** Vernauwing van bloedvaten, leidend tot verhoogde perifere weerstand.
* **Syncope (flauwvallen):** Kortdurende bewusteloosheid door verminderde bloedtoevoer naar de hersenen.
* **Veneuze bloeding:** Ontstaat bij schade aan een ader, bloed verlaat de wond gelijkmatiger en is donkerder.
* **Arteriële bloeding:** Ontstaat bij trauma aan een slagader, is vaak ernstiger, herkenbaar aan lichtrood bloed en een spuitende stroom.
* **Claudicatio intermittens:** Krampende pijn bij bewegen door vernauwing van buik- en beenarteriën.
* **Varices (spataders):** Uitgezette venen door bloedstuwing, vaak in de benen, door lekkende veneuze kleppen.
* **Orthostatische hypotensie:** Plotselinge bloeddrukdaling (>20 mmHg systolisch of >10 mmHg diastolisch) bij opstaan, met symptomen als duizeligheid.
* **Oedeem:** Vochtophoping in het lichaam, vaak zichtbaar als gezwollen enkels en voeten.
#### 3.7.2 Verpleegdiagnosen
* **Ineffectieve perifere weefseldoorbloeding:** Verminderde bloedcirculatie op cellulair niveau.
* **Verminderde cardiac output:** Onvoldoende pompwerking van het hart, leidend tot ontoereikende bloedtoevoer naar weefsels en organen.
* **(Risico op) perifere neurovasculaire disfunctie:** Kans op schade aan zenuwen en bloedvaten in extremiteiten.
* **(Risico op) bloeding:** Kans op gezondheidsschade door afname van bloedvolume.
* **(Risico op) shock:** Verhoogd risico op levensbedreigende cellulaire disfunctie door onvoldoende circulatie.
* **Risico op ineffectieve gastro-intestinale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door afname van de circulatie in het maagdarmkanaal.
* **Risico op ineffectieve cardiale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door afname van de doorbloeding van het hart.
* **Risico op ineffectieve cerebrale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door afname van de circulatie in de hersenen.
* **Risico op ineffectieve renale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door afname van de circulatie naar de nieren.
#### 3.7.3 Diagnostische clusters
* **Atherosclerose:** Ontstekingsreactie in de wand van slagaders door vetdeeltjes (cholesterol), leidend tot vernauwing of verzwakking van bloedvaten.
* **Angineuze klachten:** Pijn op de borst door slechte bloedvoorziening van de hartspier.
* **Trombose:** Stolselvorming in een bloedvat.
* **Veneuze trombose:** In het veneuze stelsel, met symptomen als pijn, roodheid, zwelling, warmte, subfebriele temperatuur, en tachycardie.
* **Arteriële trombose:** In het arterieel stelsel, met symptomen als plotselinge pijn, een wit en koud ledemaat.
* **Embolie:** Een trombus die losraakt en elders vastloopt, wat kan leiden tot necrose van het achterliggende weefsel.
### 3.8 Observatie, rapportage en evaluatie van de circulatie
#### 3.8.1 Observatietechnieken en aandachtspunten
De circulatie wordt routinematig geobserveerd, en continu in levensbedreigende situaties. Belangrijk is het vastleggen van uitgangswaarden bij opname.
* **Meten van de hartfrequentie:**
* **Voorkeursplaats:** Arteria radialis.
* **Alternatieve plaatsen:** A. temporalis, a. carotis, a. brachialis, a. femoralis (grootste en best voelbaar in acute situaties), a. poplitea, a. tibialis posterior, a. dorsalis pedis.
* **Techniek:** Gebruik van wijs- en middelvinger, lichte druk. Gebruik nooit de duim.
* **Meten van de bloeddruk:**
* **Frequentie:** Routinematig (bv. 1x per shift), vaker bij indicatie.
* **Voorkeursplaats:** Linkerarm.
* **Aandachtspunten:** Patiënt dient eerst tot rust te komen. Houding: zittend, voeten op de grond, rug gesteund.
* **Niet meten aan:** Arm met infuus, shunt, zijde van borstamputatie, arm met oedeem, verlamde arm, of arm met wonden/hematomen.
* **Meten van de lichaamstemperatuur:**
* **Procedure:** Consistent dezelfde meetmethode hanteren (sublinguaal, axillair, inguinaal, rectaal).
* **Melding:** Ernstige afwijkingen onmiddellijk melden aan de arts.
#### 3.8.2 Rapportage en evaluatie
* **Productevaluatie:** Beoordelen of de gestelde doelstellingen (bv. normale vitale parameters) zijn bereikt.
* **Procesevaluatie:** Evalueren van de effectiviteit en efficiëntie van de interventies. Zijn de juiste hulpmiddelen gebruikt? Moeten acties aangepast worden?
* **Rapportage in verpleegdossier:** Essentieel voor opvolging en evaluatie. Moet bevatten:
* **Observaties (Wat ik zag):** Afwijkende circulatie, cyanose, kortademigheid, ritmestoornissen, pijn op de borst, hartkloppingen, afwijkende bloeddruk, medicatie die niet is ingenomen, oedeem, hematomen, etc.
* **Interventies (Wat ik deed):** Toediening medicatie, houdingsaanpassingen, extra metingen, CPR, windels, compressietherapie, etc.
* **Ervaring van de patiënt:** Pijn, ongemak, reactie op interventies.
> **Tip:** Het is cruciaal om de normaalwaarden van de verschillende metingen en observaties te kennen om afwijkingen correct te kunnen interpreteren in een casus of zorgsituatie.
> **Voorbeeld:** Bij een patiënt met een polsfrequentie van 110 slagen per minuut en een bloeddruk van 90/50 mmHg, gecombineerd met een bleke, klamme huid, zou de verpleegkundige alert zijn op tekenen van (dreigende) shock, wat een interventie vereist.
---
# Verpleegproblemen en -diagnosen gerelateerd aan de circulatie
Dit onderdeel behandelt specifieke verpleegkundige problemen en diagnoses die voortvloeien uit circulatiestoornissen, inclusief oorzaken, symptomen, beoordeling en interventies.
## 4. Klinisch redeneren over de zorg m.b.t. de circulatie
De circulatie is een vitale functie die essentieel is voor het functioneren van alle organen in het menselijk lichaam. Het transportsysteem, bestaande uit het hart, bloedvaten en bloed, is cruciaal voor het leveren van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen, en voor de afvoer van afvalstoffen zoals koolzuur. Zonder adequate circulatie kunnen lichaamsfuncties binnen enkele minuten uitvallen. Het lymfevatenstelsel, lymfevocht en de milt maken eveneens deel uit van dit systeem en dragen bij aan de algehele circulatie en immuunfunctie.
### 4.1 Concepten rondom de circulatie
#### 4.1.1 Terminologie gerelateerd aan bloedvaten en bloeddruk
* **Vasodilatatie:** Het verwijden van bloedvaten, wat resulteert in een afname van de perifere weerstand en potentieel een lagere bloeddruk.
* **Vasoconstrictie:** Het sterk samentrekken van bloedvaten, wat leidt tot verhoogde weerstand in het vat en een stijging van de bloeddruk.
#### 4.1.2 Bloeddrukvariaties
* **Normotensie:** Een normale bloeddruk.
* **Hypotensie:** Een lage bloeddruk die pas problematisch wordt wanneer er klachten ontstaan als gevolg van de lage druk.
* **Hypertensie:** Een hoge bloeddruk.
#### 4.1.3 Hartslagvariaties
* **Bradycardie:** Een langzame hartslag, gedefinieerd als minder dan 60 slagen per minuut.
* **Tachycardie:** Een snelle hartslag, gedefinieerd als 100 of meer slagen per minuut.
#### 4.1.4 Hartcyclusfasen
* **Systole:** De fase waarin de hartkamers (ventrikels) samentrekken, waardoor bloed in de bloedsomloop wordt gepompt. De rechterhartkamer stuwt zuurstofarm bloed naar de longen, en de linkerhartkamer stuwt zuurstofrijk bloed naar het lichaam.
* **Diastole:** De fase waarin de hartkamers ontspannen en zich vullen met bloed uit de boezems (atria).
### 4.2 Factoren die de circulatie beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de circulatie significant beïnvloeden:
* **Leeftijd:** Pasgeborenen en kinderen hebben een hogere hartslag dan volwassenen. Bij ouderen neemt de hartslagfrequentie licht af en de bloeddruk toe, mede door verminderde elasticiteit van bloedvaten en afzetting van vet en kalk, wat de doorbloeding kan beperken.
* **Lichaamsbeweging:** Regelmatige beweging stimuleert de circulatie. Een zittende levensstijl kan leiden tot gewichtstoename, hoge bloeddruk en een slechte conditie.
* **Lichaamshouding:** Een goede lichaamshouding bevordert de bloeddoorstroming. Het zitten of liggen met gekruiste of sterk gebogen benen kan bloedvaten afknellen en stuwing veroorzaken, wat kan leiden tot spataderen (varices).
* **Roken:** Stoffen in sigarettenrook vernauwen bloedvaten en beschadigen de vaatwand, wat afzetting van vetten en kalk bevordert en leidt tot vernauwing van bloedvaten.
* **Stress:** Chronische stress kan leiden tot ongezonde leefgewoonten, zoals ongezonde voeding, roken en alcoholgebruik, die de circulatie negatief beïnvloeden.
* **Voeding:** Overmatige consumptie van calorieën, vet, suiker en zout, evenals een eenzijdig dieet, kan leiden tot overgewicht en hypertensie.
* **Erfelijkheid:** Erfelijkheid speelt een rol bij het ontstaan van hart- en vaatziekten. Bij een familiegeschiedenis is het risico verhoogd, wat de nadruk legt op het vermijden van andere risicofactoren.
* **Omgevingsfactoren:** Omgevingen met veel drukte en lawaai kunnen leiden tot een hogere bloeddruk. Werkomgevingen met rook, slechte stoelen en onjuiste houdingen hebben een negatieve invloed.
* **Temperatuur:** Grote temperatuurwisselingen kunnen de perifere circulatie stimuleren. Koude of warme douches kunnen verkwikkend zijn.
* **Socio-psychosomatische factoren:** Psychische componenten, zoals angst, kunnen leiden tot de afgifte van adrenaline, wat de bloeddruk, hartslag en ademhaling verhoogt, het lichaam voorbereidend op 'vechten of vluchten'.
* **Pathologie:** Zowel lichamelijke als psychische gebeurtenissen kunnen vasodilatatie of vasoconstrictie veroorzaken, zoals bij shock of trauma. Infecties kunnen de circulatie beïnvloeden door de behoefte aan witte bloedlichaampjes te verhogen, wat leidt tot een versnelde hartslag. Langdurige infecties kunnen de circulatie overbelasten.
### 4.3 Beoordeling van de circulatie
In acute situaties is een snelle en systematische beoordeling van de circulatie cruciaal, vaak volgens het ABCDE-model:
* **A (Airway):** Een vrije luchtweg is noodzakelijk voor zuurstoftransport naar de longen en circulatie; een belemmering leidt snel tot weefselhypoxie.
* **B (Breathing):** Ademhaling en circulatie zijn nauw verbonden. Een afwijkende ademhaling kan de hartslag beïnvloeden (bv. stijging bij zuurstoftekort). Een bleke huidskleur kan duiden op centrale zuurstofconcentratie door de circulatie.
* **C (Circulation):** Beoordeling van hartslag (frequentie, ritme, vulling, spanning, gelijkmatigheid), huidskleur, lichaamstemperatuur, hematomen, bloedingen, huidturgor, en diurese/urinedebiet.
* **D (Disability):** Monitor het bewustzijnsniveau, aangezien langdurig zuurstoftekort tot bewustzijnsverlies kan leiden.
* **E (Environment):** Identificeer gebruikte hulpmiddelen voor circulatieondersteuning of -monitoring, zoals zuurstofsaturatiemeters, ECG, bloeddrukmeters (invasief/niet-invasief), arteriële katheters, Holter-monitors, TED-kousen, compressietherapie en wonddrains.
#### 4.3.1 Gegevensverzameling voor een volledig beeld
Na een acute beoordeling is verdere gegevensverzameling nodig:
* **Reden van opname (RVO):** De specifieke klachten die tot opname leidden.
* **Zorgvraag:** De specifieke behoeften van de patiënt.
* **Huidige diagnose(n):** Vastgestelde medische aandoeningen.
* **Relevante voorgeschiedenis (VG):** Eerdere medische aandoeningen en behandelingen.
* **Onderzoeksresultaten:** Inclusief RX-thorax, ECG, Doppler, echografie (TTE, TEE), 24-uurs Holter, en lichaamstemperatuurmetingen.
* **Behandeling:** Huidige medicatie, zuurstoftherapie, antistollings-/antihemorragische middelen.
#### 4.3.2 Vragen gericht op positieve gezondheid (holistische benadering)
Om een compleet beeld te krijgen, kunnen vragen gesteld worden gericht op verschillende dimensies van positieve gezondheid:
* **Lichaamsfuncties:** Heeft de zorgvrager klachten zoals hartkloppingen, vermoeidheid, pijn op de borst, blauwe plekken, duizeligheid of pijn in de benen bij het lopen? Rookt de zorgvrager?
* **Mentaal welbevinden:** Kan de zorgvrager communiceren over zijn/haar circulatie? Kan de zorgvrager zich concentreren of dingen onthouden?
* **Zingeving:** Weet de zorgvrager welke leefgewoonten (voeding, roken, beweging) de circulatie beïnvloeden? Is er een wens om deze gewoonten te veranderen? Begrijpt de zorgvrager de oorzaak van klachten zoals bloedend tandvlees?
* **Kwaliteit van leven:** Kan de zorgvrager genieten van het leven, ondanks circulatieproblemen? Voelt de zorgvrager zich goed in zijn/haar vel en veilig?
* **Meedoen:** Is er steun van anderen met betrekking tot de circulatie? Beïnvloeden circulatieproblemen sociale contacten of deelname aan activiteiten?
* **Dagelijks functioneren:** Hebben klachten invloed op ADL-functies? Weet de zorgvrager wat 'normaal' is en hoe afwijkingen te herkennen? Is de zorgvrager in staat om hulp te vragen?
### 4.4 Meetinstrumenten en onderzoeken voor de circulatie
#### 4.4.1 Saturatie en hartfrequentie
* **Saturatie:** Meet het percentage gebonden zuurstof aan hemoglobine in het slagaderlijke bloed (normaal 95-100%).
* **Percutane saturatiemeter:** Meet perifere zuurstofverzadiging en hartfrequentie.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Een saturatiemeter meet alleen de hartfrequentie, niet de vulling, gelijkmatigheid of spanning van de pols. Daarom moet de pols altijd gevoeld worden.
#### 4.4.2 Niet-invasieve bloeddrukmeting
* **Belang:** Levert cruciale informatie over de algehele toestand van de patiënt. Systolische druk reflecteert de toestand van hart en grote slagaders; diastolische druk geeft de vaatweerstand aan.
* **Methoden:** Manueel met manchet en stethoscoop, of digitaal.
* **Werkingsprincipe (Korotkoff-tonen):** De eerste hoorbare toon tijdens het langzaam leeglopen van de manchet duidt op de systolische druk, en de laatste hoorbare toon op de diastolische druk.
* **Verschillen:** Bloeddrukmeting aan de bovenarm kan significant verschillen van die aan de onderarm ($14-20$ mmHg). De bovenarm wordt als voorkeurslocatie aanbevolen.
#### 4.4.3 Elektrocardiogram (ECG)
* **Functie:** Registreert de elektrische activiteit van de hartspier.
* **Informatie:** Geeft inzicht in hartritmestoornissen en zuurstoftekort van de hartspier.
* **Procedure:** Elektroden worden op de borstkas, armen en benen bevestigd na bevochtiging met geleidingsvloeistof. De metingen worden weergegeven op een ritmestrook.
#### 4.4.4 Holter-monitoring
* **Functie:** Registreert het hartritme gedurende 24 tot 96 uur.
* **Voordeel:** Detecteert hartritmestoornissen die slechts af en toe optreden, wat een standaard ECG mogelijk mist.
* **Procedure:** 7 elektroden worden op het bovenlichaam aangebracht, verbonden met een klein apparaatje dat de patiënt draagt.
#### 4.4.5 Echocardiografie
* **Trans-thoracale echografie (TTE):** Een sonde op de borstkas maakt het hart en de bloedsomloop zichtbaar met geluidsgolven. Wordt vaak als eerste cardiologisch onderzoek gedaan.
* **Trans-oesofageale echografie (TEE):** Een sonde via de slokdarm (na verdoving) brengt structuren van het hart en de aorta in beeld. Dit is belastender en wordt gedaan als TTE onvoldoende informatie oplevert. Nuchter blijven is vereist voor dit onderzoek.
#### 4.4.6 Doppler-onderzoek
* **Functie:** Brengt bloedvaten niet-invasief in beeld met behulp van onhoorbare geluidsgolven om de snelheid en richting van de bloedstroom te meten.
* **Combinatie:** Vaak gecombineerd met echografie voor zichtbare weergave van de bloedstroom.
#### 4.4.7 Lichaamstemperatuurmeting
* **Relatie met circulatie:** Lichaamstemperatuur is de balans tussen warmteproductie en -verlies, beïnvloed door de circulatie. De kerntemperatuur (ca. $37.1\ ^\circ C$) en oppervlaktetemperatuur zijn relevant.
* **Meetmethoden:** Oraal (sublinguaal), axillair, inguinaal en rectaal (meest betrouwbaar).
* **Subfebriele temperatuur:** Een licht verhoogde temperatuur tussen $37.6\ ^\circ C$ en $37.9\ ^\circ C$.
### 4.5 Vitale parameters en hun onderlinge samenhang
Vitale parameters hebben een nauwe samenhang en reageren op elkaar:
* **Shock:** Het hart slaat sneller om zuurstof naar de weefsels te transporteren bij een lagere bloeddruk. De ademhaling versnelt om de zuurstofvoorziening te optimaliseren.
* **Koorts:** Verhoogde lichaamstemperatuur leidt tot een hogere hartslag, bloeddruk en ademhalingsfrequentie, omdat het lichaam harder moet werken.
* **Angst, stress en lichamelijke inspanning:** Deze verhogen de hartslag en ademhaling door adrenalineproductie.
* **Rust:** Diepe rust kan leiden tot een vertraagde ademhaling (bradypneu).
* **Polsafwijkingen:** Bij een zeer hoge hartslag en normale bloeddruk heeft het hart voldoende kracht. Daalt de bloeddruk echter, dan is het risico op shock groot.
### 4.6 Verpleegproblemen en -diagnosen gerelateerd aan de circulatie
#### 4.6.1 Problemen
* **Tachycardie:** Hartslag sneller dan 100 slagen per minuut.
* **Bradycardie:** Hartslag langzamer dan 60 slagen per minuut.
* **Hypertensie:** Hoge bloeddruk.
* **Hypotensie:** Lage bloeddruk (klinisch relevant bij klachten).
* **Vasodilatatie:** Vaatverwijding, leidt tot verminderde perifere weerstand.
* **Vasoconstrictie:** Vaatvernauwing, leidt tot verhoogde perifere weerstand en bloeddrukstijging.
* **Syncope (flauwvallen):** Kortdurende bewusteloosheid door verminderde bloedtoevoer naar de hersenen.
* **Veneuze bloeding:** Bloeding uit een ader, gelijkmatiger en donkerder van kleur.
* **Arteriële bloeding:** Bloeding uit een slagader, vaak ernstiger door groter bloedverlies en snelle bloeddrukdaling. Kenmerkt zich door lichtrode kleur en spuitende aard.
* **Claudicatio intermittens:** Pijn bij inspanning in buik- en beenarteriën door vaatvernauwing. Ernstige gevallen kunnen leiden tot necrose.
* **Varices (spataders):** Uitgezette venen, meestal in de benen, door lekkende kleppen en bloedstuwing.
* **Orthostatische hypotensie:** Plotselinge bloeddrukdaling bij het opstaan (meer dan $20$ mmHg systolisch of $10$ mmHg diastolisch), met symptomen als duizeligheid en flauwvallen.
* **Oedeem:** Vochtophoping in het lichaam, kan centraal (longen) of perifeer (enkels, voeten) voorkomen, vaak door hart- of nierfalen.
#### 4.6.2 Verpleegdiagnosen
* **Ineffectieve perifere weefseldoorbloeding:** Potentieel of actueel verminderde bloedcirculatie op celniveau.
* **Verminderde cardiac output:** Onvoldoende pompfunctie van het hart, resulterend in onvoldoende bloedtoevoer naar weefsels en organen. Kan levensbedreigend zijn.
* **(Risico op) perifere neurovasculaire disfunctie:** Kans op gevoels- of bewegingsstoornissen of circulatiestoornissen in een extremiteit. Onbehandeld kan dit leiden tot compartimentensyndroom.
* **(Risico op) bloeding:** Kans op gezondheidsschade door afname van bloedvolume.
* **(Risico op) shock:** Verhoogd risico op onvoldoende circulatie naar lichaamsweefsels, met levensbedreigende cellulaire disfunctie als gevolg.
* **Risico op ineffectieve gastro-intestinale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door verminderde circulatie in het maagdarmkanaal.
* **Risico op ineffectieve cardiale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door verminderde doorbloeding van het hart.
* **Risico op ineffectieve cerebrale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door verminderde circulatie in de hersenen.
* **Risico op ineffectieve renale weefseldoorbloeding:** Kans op schade door verminderde circulatie naar de nieren.
#### 4.6.3 Diagnostische clusters
* **Atherosclerose:** Ontstekingsreactie in de vaatwand door vetdeeltjes (cholesterol), leidend tot vernauwingen of verzwakkingen van slagaders. Kan leiden tot orgaanfalen door onvoldoende bloedtoevoer, of tot verstoppingen door losgeschoten plaquefragmenten.
* **Angineuze klachten:** Pijn op de borst door onvoldoende bloedtoevoer naar de hartspier (vernauwing a. carotis). Kenmerkend is drukkende pijn, uitstralend naar de schouders, vaak gepaard gaande met angst.
* **Trombose:** Vorming van een bloedstolsel (trombus) in een bloedvat. Kan optreden bij vaatbeschadiging, afknelling of stollingsstoornissen. Losgeschoten trombi worden embolieën genoemd en kunnen weefselnecrose veroorzaken.
* **Veneuze trombose:** Stase van bloed in het veneuze systeem. Symptomen zijn pijn, roodheid, zwelling, warmte, subfebriele temperatuur en tachycardie.
* **Arteriële trombose:** Belemmering van bloedtoevoer naar weefsels. Symptomen zijn acute pijn (kramp), wit en koud lidmaat.
### 4.7 Observatie, Rapportage en Evaluatie
#### 4.7.1 Observatie van de circulatie
De circulatie wordt routinematig geobserveerd en continu gevolgd in levensbedreigende situaties. Observaties m.b.t. hartfrequentie en bloeddruk worden meegenomen in de EWS (Early Warning Score).
* **Technieken en tips:**
* **Hartfrequentie meten:** Palpatie van de arteria radialis (pols) is de meest voorkomende methode. Bij niet-voelbare pols (bv. bij shock) kan gemeten worden aan de a. temporalis, a. carotis, a. brachialis, a. femoralis, a. poplitea, a. tibialis posterior of a. dorsalis pedis. Gebruik wijs- en middelvinger, nooit de duim.
* **Bloeddruk meten:** Routinematig per shift, tenzij anders geïndiceerd. Voorkeurslocatie is de linkerarm. Vermijd meten aan armen met infuus, shunt, amputatie, oedeem, verlamming of veel wonden. Patiënt moet tot rust komen voor de meting, bij voorkeur zittend met ondersteuning.
* **Lichaamstemperatuur meten:** Consistent dezelfde methode toepassen voor vergelijkbaarheid. Afwijkende temperaturen direct melden aan de arts.
#### 4.7.2 Rapportage
Alle bevindingen m.b.t. de circulatie dienen nauwkeurig gerapporteerd te worden in het verpleegdossier, inclusief:
* **Wat gezien is:** Afwijkende circulatie, cyanose, kortademigheid, ritmestoornissen, pijn op de borst, hartkloppingen, afwijkende bloeddruk, niet-ingenomen medicatie, oedeem, hematomen.
* **Wat gedaan is:** Medicatie, houding, extra metingen, CPR, windelen, compressietherapie.
* **Ervaring van de patiënt:** Pijn, ongemak, reactie op interventies.
#### 4.7.3 Evaluatie
* **Productevaluatie:** Zijn de gestelde doelen bereikt? (bv. vitale parameters binnen normaalwaarden, geen klachten).
* **Procesevaluatie:** Waren de interventies effectief en efficiënt? Werden de juiste hulpmiddelen en observaties toegepast? Moeten acties aangepast worden?
> **Tip:** Een uitgangswaarde van de patiënt bij opname is essentieel als referentiepunt voor vergelijking met latere metingen. Het correct formuleren van SMART-doelstellingen en het gebruik van indicatoren uit de Nursing Outcome Classification (NOC) zijn cruciaal voor een effectieve zorgplanning.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vasodilatatie | Het verwijden van de bloedvaten, wat leidt tot een afname van de perifere weerstand en potentieel een lagere bloeddruk. |
| Vasoconstrictie | Het sterk samentrekken van bloedvaten, wat de weerstand binnenin het vat verhoogt en resulteert in een bloeddrukstijging. |
| Normotensie | Een normale bloeddruk, die binnen het gebruikelijke bereik valt. |
| Hypotensie | Een lage bloeddruk die pas problematisch wordt wanneer er klachten optreden als gevolg van de te lage bloedtoevoer. |
| Hypertensie | Een hoge bloeddruk, waarbij de druk in de bloedvaten chronisch verhoogd is. |
| Bradycardie | Een aandoening waarbij het hart langzamer slaat dan normaal, gedefinieerd als minder dan 60 slagen per minuut. |
| Tachycardie | Een aandoening waarbij het hart sneller slaat dan normaal, gedefinieerd als 100 of meer slagen per minuut. |
| Systole | De fase van de hartcyclus waarin de hartkamers zich samentrekken om bloed de bloedsomloop in te stuwen. |
| Diastole | De fase van de hartcyclus waarin de hartkamers zich ontspannen en zich vullen met bloed. |
| Circulatie | De vitale functie die zorgt voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen door het lichaam, en de afvoer van afvalstoffen, essentieel voor het functioneren van alle organen. |
| Lichaamshouding | De manier waarop iemand zijn lichaam positioneert, wat invloed kan hebben op de bloeddoorstroming en het ontstaan van stuwing of afknelling van bloedvaten. |
| Stress | Een toestand van mentale of emotionele spanning die ongezonde gewoonten kan bevorderen en de circulatie negatief kan beïnvloeden. |
| Atherosclerose | Een ontstekingsreactie in de wand van slagaders, veroorzaakt door vetdeeltjes zoals cholesterol, wat leidt tot plaques die bloedvaten kunnen vernauwen of verzwakken. |
| Trombose | De vorming van een bloedstolsel (trombus) binnenin een bloedvat, wat de bloedstroom kan belemmeren of blokkeren. |
| Angineuze klachten | Pijn op de borst die wordt veroorzaakt door een onvoldoende bloedtoevoer naar de hartspier, vaak door vernauwing van de kransslagaders. |
| Oedeem | Vochtophoping in het lichaam, wat kan leiden tot zwelling, met name in de enkels en voeten, en vaak een indicator is van een onderliggend circulatie- of nierprobleem. |
| Syncope | Kortdurende, vanzelf-overgaande bewusteloosheid veroorzaakt door een tijdelijk verminderde bloedtoevoer naar de hersenen, ook wel flauwvallen genoemd. |
| Orthostatische hypotensie | Een plotselinge bloeddrukdaling die optreedt bij het snel opstaan vanuit een zittende of liggende positie, gepaard gaande met duizeligheid of licht-in-het-hoofd zijn. |
| Cardiac output | De hoeveelheid bloed die het hart per minuut kan rondpompen; een verminderde cardiac output kan leiden tot onvoldoende bloedtoevoer naar weefsels en organen. |
| Saturatie | De zuurstofverzadiging in het bloed, uitgedrukt als een percentage van het hemoglobine dat zuurstof heeft gebonden; normaal is dit 95-100%. |
| Electrocardiogram (ECG) | Een registratie van de elektrische activiteit van het hart, die informatie geeft over het hartritme en mogelijke afwijkingen zoals ritmestoornissen of zuurstoftekort van de hartspier. |
| Doppleronderzoek | Een techniek die onhoorbare geluidsgolven gebruikt om de snelheid en richting van de bloedstroom in organen of bloedvaten te meten en in beeld te brengen. |