Cover
Empieza ahora gratis 2526_Parameters.pdf
Summary
# Algemene introductie tot vitale parameters
Dit onderdeel introduceert het concept van vitale parameters, definieert hun betekenis, identificeert de belangrijkste parameters die in de zorg worden gebruikt, en verklaart factoren die metingen kunnen beïnvloeden en de redenen voor deze metingen.
### 1.1 Wat zijn vitale parameters?
Vitale parameters zijn essentiële metingen die worden gebruikt om de meest basale lichaamsfuncties te beoordelen en de algemene gezondheidstoestand van een persoon te evalueren. Het gaat hierbij om objectieve indicatoren van de fysiologische status van een zorgontvanger. Deze parameters worden regelmatig gemonitord om veranderingen in de gezondheid te detecteren, diagnoses te ondersteunen, en de effectiviteit van behandelingen te evalueren [3](#page=3) [84](#page=84).
### 1.2 Belangrijkste vitale parameters
Hoewel het document specifieke parameters niet expliciet opsomt in de passages 2-3, 5-7 en 84, wordt impliciet verwezen naar een reeks van metingen die essentieel zijn in de zorg. Dit omvat typisch:
* **Temperatuur:** Een indicator van de thermoregulatie van het lichaam [2](#page=2) [84](#page=84).
* **Ademhalingsfrequentie:** Het aantal ademhalingen per minuut [2](#page=2) [84](#page=84).
* **Hartslag/Pols:** Het aantal hartslagen per minuut [2](#page=2) [84](#page=84).
* **Bloeddruk:** De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders, inclusief arteriële druk [2](#page=2) [84](#page=84).
* **Zuurstofsaturatie (SpO₂):** De mate waarin hemoglobine zuurstof transporteert [2](#page=2) [84](#page=84).
* **Body Mass Index (BMI):** Een maat voor de verhouding tussen gewicht en lengte, die indirecte informatie kan geven over de algehele gezondheid [2](#page=2) [84](#page=84).
### 1.3 Factoren die vitale parameters beïnvloeden
Diverse factoren kunnen de waarden van vitale parameters beïnvloeden, wat belangrijk is om te overwegen bij de interpretatie van metingen [6](#page=6) [84](#page=84):
* **Leeftijd:** Fysiologische veranderingen gedurende de levensloop beïnvloeden de parameters [6](#page=6) [84](#page=84).
* **Geslacht:** Biologische verschillen tussen mannen en vrouwen kunnen leiden tot variaties [6](#page=6) [84](#page=84).
* **Etniciteit:** Genetische en sociaal-culturele achtergronden kunnen een rol spelen [6](#page=6) [84](#page=84).
* **Geneesmiddelen:** Medicatie kan significante effecten hebben op diverse vitale parameters [6](#page=6) [84](#page=84).
* **Pijn:** Fysieke pijn kan leiden tot verhoogde hartslag, bloeddruk en ademhalingsfrequentie [6](#page=6) [84](#page=84).
* **Circadiaans ritme:** Het natuurlijke slaap-waakritme van het lichaam kan schommelingen in parameters veroorzaken gedurende de dag [6](#page=6) [84](#page=84).
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het meten en interpreteren van vitale parameters rekening te houden met de individuele context van de zorgontvanger, inclusief deze beïnvloedende factoren [5](#page=5) [84](#page=84).
### 1.4 Indicaties voor het meten van vitale parameters
Het meten van vitale parameters is geïndiceerd in diverse klinische situaties [7](#page=7) [84](#page=84):
* **Uitgangswaarden vaststellen:** Bij opname of aanvang van zorg om een baselinemeting te hebben [7](#page=7) [84](#page=84).
* **Verandering in gezondheidstoestand of klachten:** Bij nieuwe of verergerende symptomen [7](#page=7) [84](#page=84).
* **Voorafgaand aan onderzoek/ingreep:** Om de fysiologische status te beoordelen voor medische procedures [7](#page=7) [84](#page=84).
* **Bij bepaalde medicatie:** Ter monitoring van mogelijke bijwerkingen of effecten van medicijnen [7](#page=7) [84](#page=84).
* **Bij bepaalde verpleegkundige handelingen:** Zoals na een ingreep of het toedienen van specifieke therapieën [7](#page=7) [84](#page=84).
* **Bij ontslag of overname:** Om de toestand van de patiënt te documenteren bij beëindiging van zorg of overdracht naar een andere afdeling/instelling [7](#page=7) [84](#page=84).
### 1.5 Interpretatie van meetresultaten
De resultaten van parameter-metingen moeten altijd in een bredere context worden geplaatst [5](#page=5) [84](#page=84):
* **Medische toestand:** Verband leggen met de onderliggende ziekte of aandoening van de zorgontvanger [5](#page=5) [84](#page=84).
* **Observaties van het uiterlijk:** Correlatie met visuele observaties zoals huidskleur, hydratatie, etc. [5](#page=5) [84](#page=84).
* **Algemene indruk:** De totale indruk van de zorgontvanger, inclusief gedrag en comfortniveau [5](#page=5) [84](#page=84).
> **Tip:** Het correct uitvoeren en beoordelen van metingen, rekening houdend met normale waarden, referentiewaarden van de zorgontvanger en beïnvloedende factoren, is een kernvaardigheid in de zorg. Rapporteren van deze waarden dient accuraat en correct te gebeuren [2](#page=2) [84](#page=84).
---
# Specifieke vitale parameters en hun meting
Dit document geeft een gedetailleerd overzicht van de vitale parameters ademhaling, pols, bloeddruk, bewustzijn en lichaamstemperatuur, inclusief hun normale en afwijkende waarden, meetmethoden en aandachtspunten.
### 2.1 Ademhaling
Ademhaling is het proces van in- en uitademen, essentieel voor de zuurstofopname en koolstofdioxide-afvoer [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.1.1 De normale ademhaling
Een normale ademhaling wordt gekenmerkt door een frequentie van 9 tot 14 keer per minuut bij volwassenen, waarbij de ademhaling regelmatig, even diep in- en uitademend, symmetrisch en nauwelijks hoorbaar is. Sputum dient om slijmvliezen vochtig te houden en stofdeeltjes op te vangen en is normaal helder, vloeibaar, kleurloos en geurloos [10](#page=10).
#### 2.1.2 Factoren die de ademhaling beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de ademhaling beïnvloeden [11](#page=11):
* **Persoonlijke factoren:** Leeftijd, werk- en leefklimaat, beweging, gewoontes (roken, medicijnen), psychische gesteldheid [11](#page=11).
* **Omgevingsfactoren.** [11](#page=11).
* **Lichamelijke en psychische functioneren.** [11](#page=11).
#### 2.1.3 Afwijkende ademhaling
Afwijkende ademhaling kan invloed hebben op activiteiten zoals ADL-functies, communicatie, eetlust en uitscheiding. Patronen van afwijkende ademhaling zijn onder meer [12](#page=12):
* Apneu: het stoppen van de ademhaling [13](#page=13).
* Dyspneu: kortademigheid, onderverdeeld in dyspneu d'effort (bij inspanning) en orthopneu (bij platliggen) [13](#page=13).
* Bradypneu: trage ademhaling [13](#page=13).
* Tachypneu: snelle ademhaling [13](#page=13).
* Hypoventilatie: te weinig ademhalen [13](#page=13).
* Hyperventilatie: te veel ademhalen [13](#page=13).
* Hoorbare ademhaling, zoals stridor (een piepend geluid bij inademing) [13](#page=13).
#### 2.1.4 Gegevensverzameling en observatie van de ademhaling
Bij het verzamelen van gegevens wordt gebruik gemaakt van anamnese (eventueel hetero-anamnese) om problemen vast te stellen en interventies te plannen. Vragen richten zich op longziekten, risicofactoren, klachten, oorzaken, rookgedrag, pijn, allergieën en medicatiegebruik [14](#page=14).
Observatie van de ademhaling omvat de volgende aspecten [15](#page=15):
* **Frequentie:** aantal in- en uitademingen per minuut [15](#page=15).
* **Diepte:** diep of oppervlakkig, en het gebruik van hulpademhalingsspieren (bijvoorbeeld neusvleugelen) [15](#page=15).
* **Regelmaat:** is de ademhaling ritmisch [15](#page=15)?
* **Ademhalingspatroon.** [15](#page=15).
* **Geluid:** zacht geruis, stridor, wheezing [15](#page=15).
* **Geur:** normaal is de ademhaling geurloos [15](#page=15).
Daarnaast is observatie van de huidskleur belangrijk, aangezien deze wordt bepaald door de doorbloeding en de zuurstofverzadiging van het bloed. Een roze huidskleur duidt op voldoende zuurstof, terwijl een blauwe huidskleur (cyanose) wijst op zuurstoftekort. Er wordt onderscheid gemaakt tussen centrale en perifere cyanose [16](#page=16).
Observatie van sputum omvat het uitzicht (waterig, slijmerig, etterig, bloederig, taai), reuk (normaal geurloos, tenzij er sprake is van afbraak van longweefsel) en samenstelling (sereus, helderrood, schuimend sputum kan wijzen op een ernstige toestand) [17](#page=17).
#### 2.1.5 Technische onderzoeken
* **Pulseoxymetrie:** Dit is een transcutane meting van de zuurstofsaturatie, oftewel het percentage hemoglobine dat verzadigd is met zuurstof. Een normale saturatie is 98%. De pulseoximeter meet ook arteriële pulsaties per minuut, wat resulteert in een plethysmogram [18](#page=18).
Factoren die de betrouwbaarheid van pulseoxymetrie kunnen beïnvloeden zijn onder andere leeftijd, aandoeningen, de conditie van de huid, IV contraststof, lichtinval en bewegingsartefacten. Metingen zijn minder betrouwbaar bij zorgontvangers met anemie, een donkere huidskleur, hypovolemie, hypotensie of bij wie kleurstof is ingespoten [19](#page=19).
#### 2.1.6 Verpleegkundige interventies
Verpleegkundige interventies gericht op de ademhaling omvatten voorlichting en informatie aan de zorgontvanger en omgeving, angst reduceren, het vrijmaken van de ademhalingswegen en het voorkomen van ademhalingsproblemen [20](#page=20).
### 2.2 De pols
De pols is de voelbare uiting van de hartslag in de bloedvaten [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 2.2.1 Meetpunten van de pols
De pols kan op diverse arteriële locaties worden gemeten, waaronder: arteria temporalis, arteria carotis, arteria brachialis, arteria radialis, arteria femoralis, arteria poplitea, arteria dorsalis pedis en arteria tibialis posterior [23](#page=23).
#### 2.2.2 Observaties bij het meten van de pols
Bij het meten van de pols worden de volgende aspecten geobserveerd [24](#page=24):
* **Hartfrequentie:** Normaal, tachycardie (snelle hartslag), of bradycardie (trage hartslag).
* **Hartritme:** Regelmatig of onregelmatig.
* **Slagvolume (vulling):** Sterke pols of zwakke pols.
#### 2.2.3 Het meten van de pols
De pols wordt gemeten volgens voorschrift, bij flauwte, bewusteloosheid, voor, tijdens en na een onderzoek of ingreep, en bij afwijkingen. Belangrijke aandachtspunten zijn activiteiten van de zorgvrager in het afgelopen kwartier, het meten per 15 seconden, per 30 seconden of per minuut, en eventueel het gebruik van een stethoscoop. Rapportage van de bevindingen is cruciaal [25](#page=25).
### 2.3 De bloeddruk
Bloeddruk, of arteriële druk, verwijst naar de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders. Het bestaat uit de systolische druk (bovendruk) en de diastolische druk (onderdruk) [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 2.3.1 Pathologische veranderingen in bloeddruk
De beoordeling van bloeddrukwaarden leidt tot classificaties zoals optimaal, normaal, grenswaarde normaal, hypertensie (graad 1, 2, 3) en hypotensie [29](#page=29).
* **Hypertensie:** Hoge bloeddruk, met mogelijke symptomen en maligne hypertensie als ernstige vorm [29](#page=29).
* **Hypotensie:** Lage bloeddruk, met mogelijke symptomen en orthostatische hypotensie (bloeddrukdaling bij opstaan) [29](#page=29).
#### 2.3.2 Zorg bij het eerste opstaan na bedrust
Bij het eerste opstaan na bedrust is het belangrijk om bloeddrukdalingen te voorkomen of te beperken. Dit kan door het hoofdeinde van het bed omhoog te zetten en de benen te laten bungelen, waarbij de zorgvrager de benen beweegt. Voorbereiding omvat gegevensverzameling, informatie aan de zorgvrager, pols- en bloeddrukcontrole vooraf als referentiewaarden en organisatie. Observatie tijdens het 'bengelen' en rapportage zijn essentieel [30](#page=30).
#### 2.3.3 Methoden voor bloeddrukmeting
De bloeddruk kan worden gemeten met behulp van de auscultatiemethode (Riva Rocci), de palpiemethode (Vaquez) of automatische bloeddrukmeters [31](#page=31) [35](#page=35).
#### 2.3.4 Voorbereiding en uitvoering van de bloeddrukmeting
De voorbereiding van de zorgontvanger is cruciaal. De zorgontvanger moet geïnformeerd worden. De meting kan liggend of zittend plaatsvinden, wat ook relevant is voor het nagaan van orthostatische hypotensie. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de zijde waaraan de bloeddruk gemeten wordt [34](#page=34).
#### 2.3.5 Aandachtspunten bij bloeddrukmeting
Bij het meten van de bloeddruk zijn er diverse aandachtspunten [36](#page=36):
* Gebruik van de correcte maat manchet [36](#page=36).
* Correct aflezen van de kwikkolom (indien van toepassing) [36](#page=36).
* Voorkomen van stuwing [36](#page=36).
* Keuze van de arm voor de meting [36](#page=36).
### 2.4 Bewustzijn
Bewustzijn is de toestand van alertheid en reactievermogen van een persoon [38](#page=38).
#### 2.4.1 Beoordeling van bewustzijn
Het bewustzijn kan worden beoordeeld met behulp van de Glasgow Coma Scale (GCS), die de reactie op pijnprikkels evalueert. Een andere methode is de AVPU-score, die staat voor Alert, Verbal (reactie op aanspreken), Pain (reactie op pijn) en Unresponsive (niet reagerend) [39](#page=39) [41](#page=41).
#### 2.4.2 Andere neurologische onderzoeken
Naast de bewustzijnsmeting kunnen andere neurologische onderzoeken worden uitgevoerd, zoals de beoordeling van pupillen, spierkracht en spiertonus [41](#page=41).
### 2.5 De lichaamstemperatuur
De lichaamstemperatuur wordt gereguleerd door de hypothalamus, die fungeert als een thermostaat. Warmteafgifte en warmteproductie worden bewerkstelligd door fysische en chemische processen [43](#page=43).
#### 2.5.1 Processen van warmteproductie en -afgifte
* **Fysische processen voor warmteafgifte:** Straling (radiatie), geleiding (conductie), stroming (convectie), en verdamping (evaporatie) [44](#page=44).
* **Chemische processen voor warmteproductie:** Basaal metabolisme, spieractiviteit, effect van schildklierhormonen, en effect van sympathicusactiviteit [44](#page=44).
#### 2.5.2 De normale lichaamstemperatuur
De setpoint of kerntemperatuur van het lichaam is ongeveer 37°C. Deze temperatuur kan schommelen door factoren zoals het circadiaans ritme, de menstruatiecyclus, lichamelijke activiteit, stress, omgevingstemperatuur, kleding en leeftijd [45](#page=45).
#### 2.5.3 Normale en afwijkende waarden van de lichaamstemperatuur
* **Oudere zorgontvanger:** 36°C – 37,5°C [46](#page=46).
* **Volwassenen:** 36,5°C – 37,5°C [46](#page=46).
* **Pasgeborenen:** 35,5°C – 37,5°C [46](#page=46).
Afwijkende waarden zijn:
* **Verhoging of subfebris:** 37,5°C – 38°C [46](#page=46).
* **Koorts of febris:** 38°C – 41°C [46](#page=46).
* **Hyperthermie:** hoger dan 41°C [46](#page=46).
* **Hypothermie:** lager dan 35°C [46](#page=46).
#### 2.5.4 Koorts (Febris)
Koorts wordt gedefinieerd als rectaal hoger dan of gelijk aan 38°C. Oorzaken kunnen exogene of endogene pyrogene factoren zijn. Koorts verloopt in verschillende fasen: oplopen, plateau en dalen. Begrippen zoals kritische daling, lytische daling en febris remittens/intermittens zijn hierbij relevant [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 2.5.5 Verzorging van de zorgontvanger met koorts
De zorg richt zich op potentiële problemen en acute symptomen. Dit omvat informeren, zorgen voor goede ventilatie (tocht vermijden), observatie, lichaamshygiëne, adequate vocht- en voedingsinname, toediening van koortswerende middelen op doktersvoorschrift, toepassen van koudemaatregelen en het voorkomen van complicaties [50](#page=50).
Bij koude rillingen is het belangrijk warmte toe te dienen, de dokter te verwittigen en de temperatuur nauwkeurig op te volgen, vooral bij het stoppen van de rillingen. Bij koortsdelirium is continue observatie en toezicht vereist, evenals koortsverlagende middelen op doktersvoorschrift [51](#page=51).
#### 2.5.6 Methoden voor het meten van de lichaamstemperatuur
Er bestaan verschillende soorten thermometers en meetmethoden. De temperatuur kan gemeten worden via de huid of via lichaamsholten [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Methoden en locaties:**
* **Via de huid:** Axillair (oksel), Inguinaal (lies), Temporale arterie (voorhoofd) [54](#page=54) [59](#page=59).
* **Via lichaamsholten:** Rectaal, Oraal (mond), Tympaan/auraal (oor) [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Slaaptemperatuurmeting** [54](#page=54).
Elke methode heeft zijn eigen voordelen en nadelen [54](#page=54).
* **Tabel met locaties, technische designs, voordelen en nadelen:**
* **Oor (Ear):** Infraroodstralingsapparaat dat warmtegolven van het trommelvlies meet. Voordelen: meet kerntemperatuur, dicht bij hypothalamus, hygiënisch, snel, patiëntvriendelijk, pijnloos, respecteert integriteit. Nadelen: lage metingen bij incorrecte plaatsing, vereist training, beïnvloed door otitis, nauwkeurigheid beïnvloed door smalle gehoorgang [55](#page=55).
* **Rectaal (Rectal):** Digitale elektronische meter met een sensor die weefseltemperatuur meet. Voordelen: meet kerntemperatuur, makkelijk uit te voeren, meting is hoger bij steady state. Nadelen: beïnvloed door harde ontlasting en micro-organismen, beïnvloed door ontsteking rondom rectum, vereist specifieke inbrengdiepte, serieuze vertraging bij snelle temperatuurveranderingen, risico op nosocomiale infectie, risico op ruptuur mucosa, gênant en intrusief [56](#page=56).
* **Oraal (Oral):** Digitale elektronische meter met een sensor die weefseltemperatuur meet. Voordelen: meet kerntemperatuur, makkelijk uit te voeren. Nadelen: plaatsing beïnvloedt meting, beïnvloed door speeksel, inname van warme/koude substanties, roken, kauwgom, ademen met open mond. Contra-indicaties: bewusteloosheid, verwarde patiënten, risico op insulten, oncoöperatieve of verstoorde patiënten, jonge kinderen [57](#page=57).
* **Axillair (Axillary):** Digitale elektronische meter met een sensor die weefseltemperatuur meet. Voordelen: patiëntvriendelijk, mogelijk betrouwbaar bij baby's < 3 maanden. Nadelen: meet geen kerntemperatuur, sterk beïnvloed door omgevingstemperatuur, lokale bloedflow, zweet, correcte plaatsing en sluiting van de okselholte, duur van de meting. Lagere metingen dan op andere locaties, serieuze vertraging bij snelle temperatuurveranderingen, onbetrouwbaar voor kerntemperatuur [58](#page=58).
* **Temporale arterie (Temporal artery - forehead):** Infraroodstralingsapparaat dat warmtegolven meet van de huid boven de arteria tympanica. Voordelen: patiëntvriendelijk, mogelijk betrouwbaar bij baby's < 3 maanden. Nadelen: meet geen kerntemperatuur, onbetrouwbaar voor kerntemperatuur, sterk beïnvloed door lokale bloedflow, plaatsing, vocht op de huid, hoeveelheid subcutaan vet, fysieke activiteit en omgevingstemperatuur. Lagere metingen dan op andere locaties, serieuze vertraging bij snelle temperatuurveranderingen [59](#page=59).
#### 2.5.7 Rapportage van temperatuurmetingen
Rapportage van temperatuurmetingen omvat het tijdstip, de methode en wijze van meting, de gemeten temperatuur, en observatiepunten. Afwijkende waarden dienen zowel schriftelijk als mondeling gerapporteerd te worden [60](#page=60).
---
# Niet-vitale parameters en meetmethoden
Dit onderwerp behandelt niet-vitale parameters die, hoewel niet direct levensbedreigend, essentieel zijn voor een algehele gezondheidsbeoordeling, met specifieke aandacht voor gewicht, lengte en de Body Mass Index (BMI), inclusief de correcte meetmethoden en interpretatie [72](#page=72) [73](#page=73) [76](#page=76) [78](#page=78).
### 3.1 Gewicht
Gewicht is een belangrijke niet-vitale parameter die inzicht geeft in de algemene gezondheidstoestand [73](#page=73) [74](#page=74).
#### 3.1.1 Aandachtspunten bij gewichtsmeting
Voor een betrouwbare meting van het gewicht zijn de volgende punten van belang [75](#page=75):
* De meting dient op een vast tijdstip te geschieden, bij voorkeur in de ochtend [75](#page=75).
* Gebruik altijd dezelfde weegschaal [75](#page=75).
* De persoon dient te wegen zonder schoenen en zware kleding [75](#page=75).
* Het wegen dient plaats te vinden met een lege blaas [75](#page=75).
### 3.2 Lengte
Lengte is een andere cruciale niet-vitale parameter die bijdraagt aan de beoordeling van de gezondheid [76](#page=76) [77](#page=77).
### 3.3 Body Mass Index (BMI)
De Body Mass Index (BMI) is een veelgebruikte maatstaf die de verhouding tussen gewicht en lengte weergeeft en daarmee een indicatie geeft van het lichaamsgewicht in relatie tot de lichaamslengte. De berekening van de BMI is als volgt [78](#page=78):
$$ BMI = \frac{\text{gewicht (kg)}}{\text{lengte (m)}^2} $$
> **Tip:** Hoewel de BMI een handige screeningstool is, biedt het geen direct inzicht in de lichaamssamenstelling (vetpercentage vs. spiermassa) en kan het misleidend zijn bij sporters of ouderen [78](#page=78).
### 3.4 Overige niet-vitale parameters
Naast gewicht en lengte vallen ook andere parameters onder de niet-vitale categorie, zoals de glycemie (bloedsuiker), huidskleur, debieten van lichaamsvochten, omtrekmetingen (buik- en hoofdomtrek), defaecatiepatroon en wondheling. Deze parameters bieden aanvullende informatie voor een holistische beoordeling van de gezondheid [72](#page=72).
---
# Integratie van parameters en klinische beoordeling
Dit gedeelte behandelt hoe vitale en niet-vitale parameters geïntegreerd worden in de klinische praktijk, inclusief de toepassing van methodieken zoals ABCDE en (M)EWS, casestudies, en de rapportering van bevindingen voor een complete zorgverlening [19](#page=19) [29](#page=29) [30](#page=30) [39](#page=39) [41](#page=41) [48](#page=48) [4](#page=4) [50](#page=50) [51](#page=51) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85).
### 4.1 Vitale parameters
Vitale parameters zijn essentiële metingen die de toestand van een patiënt weerspiegelen en vroegtijdige signalen van verslechtering kunnen detecteren [68](#page=68).
#### 4.1.1 Ademhaling
De beoordeling van de ademhaling omvat de controle van de luchtweg (is deze vrij?), de aanwezigheid van ademhaling, de ademhalingsfrequentie, ademhalingsdiepte, zuurstofsaturatie (SpO2), huidskleur, ademhalingspatroon en eventuele ademhalingsgeluiden [69](#page=69).
#### 4.1.2 Circulatie
Circulatiebeoordeling richt zich op de hartfrequentie, het hartritme, het slagvolume, de bloeddruk en de polsfrequentie. De bloeddruk kan variëren en kent optimale, normale, grenswaarde normale, en verschillende gradaties van hypertensie (graad 1, 2, 3) en hypotensie [29](#page=29) [69](#page=69).
**Tabellaire weergave bloeddruk:** [29](#page=29).
| Beoordeling | Systolische druk | Diastolische druk |
| :-------------------- | :------------------- | :---------------- |
| Optimaal | Tot 120 mm Hg | Tot 80 mm Hg |
| Normaal | Tot 130 mm Hg | Tot 85 mm Hg |
| Grenswaarde normaal | 130 -139 mm Hg | 85 – 89 mm Hg |
| Hypertensie graad 1 | 140 -159 mm Hg | 90 – 99 mm Hg |
| Hypertensie graad 2 | 160 -179 mm Hg | 100 – 109 mm Hg |
| Hypertensie graad 3 | 180 mm Hg of hoger | 110 mm Hg of hoger |
* **Hypertensie** kan gepaard gaan met symptomen [29](#page=29).
* **Hypotensie** kan leiden tot symptomen en orthostatische hypotensie [29](#page=29).
* Het eerste opstaan na bedrust vereist aandacht om bloeddrukdalingen te voorkomen door het hoofdeinde van het bed omhoog te zetten, op de rand van het bed te zitten en de benen te bewegen. Dit vereist voorbereiding, observatie en rapportage [30](#page=30).
#### 4.1.3 Disability (bewustzijn)
De beoordeling van het bewustzijn kan gebeuren met de Glasgow Coma Scale (GCS) of de AVPU-score (alert-verbal-pain-unresponsive) [39](#page=39) [41](#page=41).
#### 4.1.4 Exposure (temperatuur en pijn)
* **Temperatuur:** De beoordeling van de temperatuur omvat verschillende fasen: oplopen, plateaufase en dalen. Begrippen zoals kritische daling, lytische daling, febris remittens en febris intermittens zijn relevant. Verzorging van een patiënt met koorts omvat informeren, zorgen voor goede ventilatie, observatie, lichaamszorg, vochtinname, voedingstoestand, toediening van koortswerende middelen op doktersvoorschrift, koude maatregelen en het voorkomen van complicaties. Bij koude rillingen is het belangrijk om warmte toe te dienen, de dokter te verwittigen en de temperatuur nauwkeurig op te volgen, met name bij het stoppen van het rillen. Koortsdelirium vereist continue observatie en toezicht [48](#page=48) [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Pijn:** Pijn is een belangrijke factor die beoordeeld moet worden [69](#page=69).
### 4.2 Andere parameters
Naast vitale parameters zijn er andere metingen die belangrijk zijn voor de klinische beoordeling, zoals bijvoorbeeld de vochtbalans of specifieke metingen gerelateerd aan de aandoening van de patiënt.
#### 4.2.1 Pulsoxymetrie
De meting van de hemoglobineverzadiging door middel van pulsoxymetrie (zuurstofsaturatie) kan minder betrouwbaar zijn bij bepaalde patiënten, waaronder die met anemie, donkere huidskleur, hypovolemie, hypotensie, of bij wie kleurstof is ingespoten [19](#page=19).
### 4.3 Methodieken voor klinische beoordeling
#### 4.3.1 ABCDE-methodiek
De ABCDE-methodiek is een gestructureerde benadering voor de beoordeling van vitale parameters [68](#page=68) [69](#page=69):
* **A**irway (luchtweg): Is de luchtweg vrij?
* **B**reathing (ademhaling): Is er ademhaling aanwezig? Beoordeel frequentie, diepte, SpO2, huidskleur, ademhalingspatroon en geluiden.
* **C**irculation (circulatie): Beoordeel hartfrequentie, hartritme, slagvolume en bloeddruk.
* **D**isability (bewustzijnsgraad): Beoordeel de mate van bewustzijn.
* **E**xposure (blootstelling): Beoordeel pijn en temperatuur.
#### 4.3.2 (M)EWS
De (Modified) Early Warning Score ((M)EWS) is een scoringssysteem dat wordt gebruikt om de klinische toestand van een patiënt te objectiveren en te kwantificeren, wat helpt bij het vroegtijdig identificeren van verslechtering [70](#page=70) [71](#page=71).
**Casus: Mevrouw Groen ** [4](#page=4).
* **Preoperatief:** RR 145/85 mm/Hg, pols 76 slagen/minuut, temperatuur 36,8 °C, normale ademhalingsfrequentie (18/min).
* **Postoperatief:** Patiënte geeft aan geen pijn te hebben (VAS 1/10), maakt slaperige indruk. RR: bijna niet te horen, maar laag; pols 104 slagen/minuut. Dit baart zorgen en vereist rapportage aan de hoofdverpleegkundige.
**Casus: Caroline ** [71](#page=71).
* Caroline (72 jaar) onderging een heupoperatie. Ze krijgt pijnmedicatie (Perfusalgan® 1g en Voltaren® 75 mg). Ze voelt zich misselijk en draaierig. Ze heeft een blanco EWS.
* Parameters gemeten: Bloeddruk: 96/55 mmHg, Ademhalingsfrequentie: 20/min, Hartfrequentie: 100/min, Temperatuur: 37,5°C. Patiënte heeft een voorgeschiedenis van angina pectoris en een maagulcus.
**Casus: Meneer Brusselmans ** [80](#page=80).
* Meneer Brusselmans (77 jaar) maakt zich zorgen over zijn afhankelijkheid. Hij onderging een abdominale operatie en heeft strikte bedrust gedurende vier dagen.
* Vragen over parametercontrole van bloeddruk, gewicht en lengte, en het tijdstip van metingen bij hygiënische zorgen.
**Casus: Meneer Boterman ** [81](#page=81).
* Meneer Boterman (80 jaar) herstelt van een CVA met hemiplegie rechts. Hij is incontinent voor urine, heeft decubitus, zeurende pijn in de rechter arm en koorts (38,3°C). Hij heeft moeite met het accepteren van zijn situatie.
* Vragen over parametercontrole van bloeddruk, temperatuur en gewicht.
**Casus: Mevrouw Dekok ** [82](#page=82) [83](#page=83).
* Mevrouw Dekok (88 jaar) heeft een gebroken heup en onderging een heupprothese.
* Eerste postoperatieve dagen: Infuus, T.E.D. kousen ter preventie van DVT, smetten onder de borsten. Vragen over het meten van T.E.D. kousen [82](#page=82).
* Vijfde postoperatieve dag: Geen infuus meer, wondverzorging indien verband droog. Ze mag opstaan en zich wassen met hulp. Nog 5 weken compressiekousen te dragen. Vragen over het meten van de bloeddruk [83](#page=83).
### 4.4 Rapportering van bevindingen
Het correct rapporteren van de gemeten waarden van de verschillende parameters is cruciaal voor een complete zorgverlening. Dit omvat het systematisch verzamelen van gegevens door middel van anamnese en observaties [84](#page=84).
### 4.5 Integratie in de totaalzorg
Het meten van parameters moet geïntegreerd worden in de totaalzorg van de zorgontvanger, waarbij gemaakte keuzes verklaard kunnen worden [84](#page=84).
> **Tip:** Een grondige doorname van het hoofdstuk 'parameters' en het bestuderen van de casussen is essentieel voor de voorbereiding op vaardighedendagen. Bekijk ook het aangeboden videomateriaal en de stappenplannen voor het nemen van parameters [85](#page=85).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vitale parameters | Dit zijn de belangrijkste fysiologische metingen die de essentiële functies van een organisme aangeven. Ze omvatten doorgaans ademhaling, pols, bloeddruk, lichaamstemperatuur en bewustzijnsniveau. Deze metingen helpen bij het beoordelen van de gezondheidstoestand en het opsporen van problemen. |
| Andere parameters | Deze categorie omvat metingen die belangrijk zijn voor de algehele gezondheidsbeoordeling, maar niet direct vitaal zijn voor de onmiddellijke overleving. Voorbeelden zijn gewicht, lengte, Body Mass Index (BMI), huidskleur en bepaalde vochtdebieten. |
| Ademhalingsfrequentie | Het aantal ademhalingen dat een persoon per minuut neemt. Een normale frequentie varieert met de leeftijd, maar voor volwassenen ligt deze meestal tussen de 12 en 20 ademhalingen per minuut. Afwijkingen kunnen wijzen op ademhalingsproblemen of andere gezondheidskwesties. |
| Pols | De hartslag die gevoeld kan worden als een drukverandering in de slagaders door de samentrekking van het hart. De pols wordt doorgaans gemeten in slagen per minuut en wordt beoordeeld op frequentie, ritme en volume. |
| Bloeddruk | De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders. Het wordt uitgedrukt als twee waarden: de systolische druk (bovendruk) en de diastolische druk (onderdruk). Een normale bloeddruk is cruciaal voor een goede orgaanfunctie. |
| Lichaamstemperatuur | De mate van warmte in het lichaam. Een normale lichaamstemperatuur ligt rond de 37°C, maar kan variëren afhankelijk van factoren zoals tijdstip, activiteit en omgeving. Afwijkingen zoals koorts of hypothermie kunnen wijzen op ziekte of andere aandoeningen. |
| Bewustzijn | De staat van alertheid en het vermogen om te reageren op stimuli. Dit wordt vaak beoordeeld met schalen zoals de Glasgow Coma Scale (GCS) of de AVPU-score, die de mate van respons op verbale, pijn- of geen prikkels aangeven. |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen, veroorzaakt door een tekort aan zuurstof in het bloed. Centrale cyanose treft de romp en lippen, terwijl perifere cyanose de extremiteiten beïnvloedt. |
| Hypoxie | Een toestand waarbij er een tekort aan zuurstof is in het lichaamsweefsel. Dit kan diverse oorzaken hebben en kan leiden tot orgaanschade als het niet snel wordt behandeld. |
| Pulsoxymetrie | Een niet-invasieve methode om de zuurstofsaturatie van het bloed en de hartslag te meten met behulp van een apparaat dat aan een vinger of teen wordt bevestigd. De zuurstofsaturatie geeft aan welk percentage van het hemoglobine verzadigd is met zuurstof. |
| Orthostatische hypotensie | Een plotselinge daling van de bloeddruk bij het gaan staan vanuit een zittende of liggende positie. Dit kan leiden tot duizeligheid, flauwvallen en een verhoogd valrisico. |
| Hypertensie | Een medische aandoening waarbij de bloeddruk chronisch verhoogd is. Dit kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen zoals hartziekten, beroertes en nierfalen. |
| Hypotensie | Een medische aandoening waarbij de bloeddruk lager is dan normaal. Dit kan variëren van mild en asymptomatisch tot ernstig en levensbedreigend, en kan symptomen veroorzaken zoals duizeligheid, zwakte en flauwvallen. |
| Koorts (Febris) | Een verhoging van de normale lichaamstemperatuur, meestal gedefinieerd als een temperatuur rectaal van 38°C of hoger. Koorts is een veelvoorkomende reactie van het lichaam op infecties of ontstekingen. |
| ABCDE-methodiek | Een gestructureerde benadering voor de klinische beoordeling van patiënten in acute situaties. De letters staan voor Airway (luchtweg), Breathing (ademhaling), Circulation (circulatie), Disability (bewustzijnsniveau) en Exposure (ontblooting/omgeving), om snel kritieke problemen te identificeren. |
| (M)EWS (Modified Early Warning Score) | Een scoringssysteem dat fysiologische parameters zoals ademhalingsfrequentie, hartslag, bloeddruk en temperatuur gebruikt om het risico op klinische achteruitgang bij een patiënt te voorspellen. Een hogere score duidt op een verhoogd risico. |
| Body Mass Index (BMI) | Een veelgebruikte maat om het lichaamsgewicht te beoordelen in verhouding tot de lengte. Het wordt berekend met de formule BMI = gewicht (kg) / lengte (m)^2. De BMI helpt bij het classificeren van ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas. |