Cover
Empieza ahora gratis 20_Parasitologie_import.pdf
Summary
# Importpathologie en worminfecties
Dit onderwerp introduceert het concept van importpathologie, met een specifieke focus op worminfecties als een belangrijke categorie van ziekten die door reizigers uit endemische gebieden kunnen worden opgelopen, en de immunologische reacties die hierbij komen kijken.
### 1.1 Casus: Honeymoon aan het Malawimeer
Een jong koppel, teruggekeerd van een vijf weken durende honeymoon in Afrika, presenteert zich met klachten. De vrouw heeft sinds enkele dagen hevige jeuk, netelroosachtige zwellingen en symptomen die leken op een blaasontsteking, ondanks antibiotische behandeling. Het koppel meldt eerdere jeukende huidletsels tijdens de reis, die ze toeschreven aan muggenbeten. Ondanks hun voorzorgsmaatregelen, zoals het drinken van 'veilig' water, het vermijden van rauwkost en het gebruik van muggenwerende middelen, en activiteiten zoals zwemmen, snorkelen en boottochtjes, manifesteren de symptomen zich. De vrouw heeft tevens hematurie zonder tekenen van pyurie of nitraat in de urine. Bij de man worden geen klachten gerapporteerd, maar microscopische hematurie wordt ook bij hem vastgesteld. Laboratoriumonderzoek bevestigt de hematurie en toont een forse eosinofilie bij beiden. Verdere analyse, uitgevoerd naar het Tropisch Instituut, toont de aanwezigheid van antilichamen tegen Schistosoma in hoge mate bij beide partners. De behandeling met praziquantel wordt ingesteld, en er wordt uitleg gegeven over de ziekte, Schistosomiase [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.2 Importpathologie
Importpathologie verwijst naar ziekten die niet inheems zijn in een bepaald gebied, maar die door reizigers of immigranten worden meegenomen. Dit is een belangrijk concept bij de benadering van patiënten die recentelijk gereisd hebben, aangezien zij ziekten kunnen oplopen die in België niet voorkomen [1](#page=1) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.1 Kenmerken van tropische landen en ontwikkelingslanden
Tropische landen en ontwikkelingslanden kenmerken zich vaak door de aanwezigheid van andere pathologieën op enorme schaal, beperkte diagnostische en therapeutische mogelijkheden ('poor resource'), andere vectoren, culturen en mindere hygiëne en voedselhygiëne. In onze regio's is er daarentegen vaak een gebrek aan klinische ervaring en beperkte diagnostische mogelijkheden met betrekking tot deze ziekten [5](#page=5).
#### 1.2.2 Immigranten
Bij immigranten is de kans op blootstelling aan diverse verwekkers afhankelijk van hun regio van herkomst en de daaraan gerelateerde 'hygiëne' status. Door hun langdurige verblijf in gebieden met een hoge prevalentie van infecties, is de interpretatie van serologische tests beperkt, omdat een groot deel van de bevolking reeds eerder contact heeft gehad met deze verwekkers [5](#page=5).
#### 1.2.3 Westerse reizigers
Westerse reizigers kunnen een zeer uitgebreid scala aan infecties oplopen, afhankelijk van de regio die zij bezoeken, de duur van hun verblijf, en de specifieke reisformules (zoals stad versus platteland, kwaliteit van accommodatie en algemene hygiëne). Naast importziekten is het ook belangrijk om alert te zijn op frequent voorkomende koortssyndromen zoals malaria en dengue. Er is ook een opmerking dat een Afrikaan die lange tijd in het Westen verblijft, immuniteit kan verliezen, bijvoorbeeld tegen malaria. Kolonisatie met multiresistente bacteriën wordt steeds meer als een probleem gezien bij reizigers [5](#page=5).
#### 1.2.4 Voorbeelden van importpathologie
Enkele infecties die bijna steeds als importpathologie in West-Europa beschouwd worden, zijn onder andere:
* Rabies (uitgeroeid in West-Europa) [6](#page=6).
* Histoplasmosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Coccidioidomycosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Japanese encephalitis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Malaria (uitgeroeid/niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Schistosoma (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Myasis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Amoebae [6](#page=6).
* Wormen [6](#page=6).
* Shigella [6](#page=6).
* Typhoid fever (uitgeroeid in West-Europa) [6](#page=6).
* Trypanosoma (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Dengue virus (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Yersinia pestis (uitgeroeid in West-Europa) [6](#page=6).
* Melioidosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
### 1.3 Parasitaire wormen
Ongeveer 1 op de 3 mensen wereldwijd is geïnfecteerd met wormen. Dit maakt worminfecties een belangrijke groep binnen de importpathologie [1](#page=1).
### 1.4 Schistosomiase of Bilharziose
Schistosomiase, ook bekend als Bilharziose, is een worminfectie die kan worden opgelopen via contact met besmet zoetwater, zoals in het geval van het Malawimeer. De diagnose kan worden gesteld door de detectie van antilichamen tegen *Schistosoma* in het bloed, wat werd bevestigd bij het casus-echtpaar. De behandeling omvat praziquantel [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.4.1 Immuniteit tegen wormen
De immuniteit tegen wormen vertoont vergelijkbare eigenschappen als de allergische respons bij Westerlingen. Patiënten met worminfecties hebben echter paradoxaal genoeg juist weinig allergische responsen [1](#page=1).
##### 1.4.1.1 Effector arm: eosinofiel (+IgE)
Een belangrijk onderdeel van de immuunrespons tegen wormen is de activatie van eosinofielen, vaak in samenwerking met IgE-antilichamen. Eosinofielen spelen een rol in de eliminatie van parasieten en kunnen worden gemoduleerd door IgE [1](#page=1) [2](#page=2).
##### 1.4.1.2 Effector arm: mastcel (+IgE)
Mastcellen, die ook reageren op IgE-gemedieerde mechanismen, zijn eveneens betrokken bij de immuunrespons tegen worminfecties. De interactie tussen IgE en mastcellen kan leiden tot de vrijzetting van mediatores die een rol spelen in de afweer, maar ook bijdragen aan symptomen zoals jeuk en zwelling [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.5 Behandeling van parasitosen
De behandeling van parasitosen, zoals Schistosomiase, geschiedt vaak met specifieke antiparasitaire middelen, zoals praziquantel. De keuze van de behandeling is afhankelijk van het type parasiet en de specifieke infectie [4](#page=4).
> **Tip:** Bij patiënten die terugkeren uit endemische gebieden en onverklaarbare symptomen vertonen, is het cruciaal om aan importpathologie te denken, inclusief worminfecties. Een gedetailleerde anamnese met betrekking tot reisgeschiedenis en activiteiten is essentieel.
> **Example:** De casus van het jonge koppel illustreert hoe zelfs na een 'rustige' reis, blootstelling aan endemische parasieten zoals *Schistosoma* kan leiden tot specifieke symptomen, zoals huidletsels en hematurie, en hoe dit kan worden gediagnosticeerd via serologisch onderzoek en behandeld met antiparasitaire medicatie [3](#page=3) [4](#page=4).
---
# Parasitaire wormen en hun classificatie
Dit gedeelte verkent de diversiteit aan parasitaire wormen, hun levenscycli, infectiepatronen, diagnostische methoden en de schade die ze kunnen aanrichten.
### 2.1 Introductie tot parasitaire wormen
Parasitaire wormen, ook wel helminthen genoemd, zijn organismen die op of in een gastheer leven en daar schade aanrichten. Er is een grote variatie in hun overdrachts- en infectiepatronen. In West-Europa zijn deze wormen zeldzaam geworden door hoge hygiënestandaarden en goede gezondheidszorg, maar migranten en reizen kunnen de introductie van deze parasieten bevorderen. Vele wormen kennen een complexe levenscyclus waarbij een tussengastheer en een eindgastheer betrokken zijn, waarbij de mens soms zowel tussengastheer (met larven in weefsel) als eindgastheer (met volwassen worm) kan zijn. Volwassen wormen kunnen zich in het darmkanaal, luchtwegen, galwegen en bloedvaten bevinden. Larven kunnen per ongeluk in weefsels terechtkomen en daar kort overleven (larva migrans) of door de longen migreren om uiteindelijk in de darm te belanden. In sommige gevallen is de mens tussengastheer met cysten met larven in spier, lever of hersenen, wat de differentiaaldiagnose met tumoren bemoeilijkt [7](#page=7).
### 2.2 Classificatie van parasitaire wormen
Parasitaire wormen kunnen worden ingedeeld in drie hoofdcategorieën [7](#page=7):
* **Nematoden (rondwormen):** Een voorbeeld hiervan is *Ascaris* [7](#page=7).
* **Trematoden (platwormen):** Schistosomiase is een voorbeeld van een infectie veroorzaakt door trematoden [7](#page=7).
* **Plathelminthes (lintwormen):** *Taenia* is een bekend voorbeeld van een lintworm [7](#page=7).
> **Tip:** De afbeelding 'Figure 6.1 How helminth parasites enter the body' geeft een overzicht van de verschillende manieren waarop helminth parasieten het lichaam kunnen binnendringen, met voorbeelden van specifieke wormen [9](#page=9).
### 2.3 Levenscycli en infectiepatronen
De levenscycli van parasitaire wormen zijn vaak complex, met verschillende stadia en gastheren. De mens kan een rol spelen als eindgastheer (waar de volwassen worm zich ontwikkelt) of als tussengastheer (waar larvale stadia aanwezig zijn) [7](#page=7).
Verschillende transmissiewegen zijn mogelijk [33](#page=33) [9](#page=9):
* **Eitjes via de mond (fecaal-oraal):** Dit is een veelvoorkomende route voor darmparasieten. Voorbeelden zijn *Ascaris lumbricoides*, *Enterobius vermicularis* en *Trichuris trichiura* [33](#page=33).
* **Larven die de huid penetreren:** *Ancylostoma duodenale*, *Necator americanus* en *Strongyloides stercoralis* (met larven in weefsels) infecteren de mens op deze manier [33](#page=33).
* **Via arthropode vectoren:**
* **Muggen:** *Brugia malayi* en *Wuchereria bancrofti* (veroorzaker van elephantiasis) infecteren de lymfevaten en het bloed [33](#page=33).
* **Vliegen:** *Loa loa* infecteert de weefsels en *Onchocerca volvulus* veroorzaakt huidproblemen en rivierblindheid [33](#page=33).
* **Zoonosen (van dier op mens):**
* **Honden:** *Toxocara canis* infecteert de mens via eitjes en kan in weefsels en het centrale zenuwstelsel terechtkomen [33](#page=33).
* **Vlees:** *Trichinella spiralis* wordt geconsumeerd via besmet varkensvlees en wild, en infecteert de spieren en dunne darm [33](#page=33).
* **Via een tussengastheer:** *Schistosoma* is een voorbeeld waarbij de mens als tussengastheer fungeert [33](#page=33).
#### 2.3.1 Lintwormen (Cestoden)
Lintwormen, zoals *Taenia saginata* (rund) en *Taenia solium* (varken), kunnen verscheidene meters lang worden en leven in de darm. Ze hebben een gesegmenteerd lichaam met proglottiden (segmenten); de terminale proglottiden worden gevuld met eitjes, breken af en verlaten het lichaam met de stoelgang. Hoewel de volwassen worm vaak ongevaarlijk is, kunnen larven ernstige ziekten veroorzaken, zoals cysticercosis in de hersenen bij *T. solium*. Deze infecties komen wereldwijd voor, met *Taenia solium* niet voorkomend in België [10](#page=10).
#### 2.3.2 Echinococcus
*Echinococcus granulosus* kan cysten in weefsels veroorzaken, met "oncospheres" in de darm. De long is een veelvoorkomende locatie voor hydatid cysten [11](#page=11).
#### 2.3.3 Nematoden (Rondwormen)
* **Ascaris lumbricoides:** Deze rondworm is wereldwijd verspreid en treft honderden miljoenen mensen, mogelijk wel een kwart van de wereldbevolking. Infecties zijn meestal asymptomatisch, tenzij er een occasionele migratie van volwassen wormen plaatsvindt. Ze kunnen ook zichtbaar zijn tijdens coloscopie [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Haakwormen (Ancylostoma duodenale, Necator americanus):** Er zijn ongeveer 750 miljoen dragers wereldwijd. Symptomen kunnen buikpijn, anemie en respiratoire klachten bij migrerende larven omvatten. Ze komen vaak voor in mijnen vanwege gebrek aan sanitair [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Trichuris trichiura (zweepworm):** Deze worm komt wereldwijd voor, vooral in tropische en armere gebieden, en treft zo'n 800 miljoen mensen, vaak kinderen. Symptomen kunnen variëren van abdominaal ongemak [29](#page=29).
* **Enterobius vermicularis (aarswormpjes):** Deze worm is wereldwijd verspreid, maar vaker voorkomend in gematigde klimaten, met ongeveer 40 miljoen dragers, voornamelijk kinderen. Een veelvoorkomend symptoom is anale jeuk, en auto-infectie is mogelijk [30](#page=30).
### 2.4 Schade en symptomen
De schade die parasitaire wormen aanrichten, is afhankelijk van het soort worm, het aantal en de locatie waar deze zich bevindt. Symptomen kunnen variëren van malnutritie (door grote aantallen in de darm of chronisch bloedverlies) tot andere klachten wanneer de wormen of larven zich op andere plaatsen in het lichaam bevinden [8](#page=8).
### 2.5 Diagnose van worminfecties
De diagnose van worminfecties kan op verschillende manieren gesteld worden:
* **Aantonen van eieren in ontlasting, urine of luchtwegsecreties:** Dit is alleen mogelijk als er voldoende volwassen exemplaren (of bij sommige soorten, alleen de vrouwtjes) aanwezig zijn. Lintwormen (in de vorm van schakels) en spoelwormen kunnen soms het lichaam via de anus en stoelgang verlaten [8](#page=8).
* **Scotch-tape test:** Specifiek voor aarswormpjes (*Enterobius vermicularis*), die frequent bij kinderen voorkomen. De eitjes worden 's nachts rond de anus afgezet. Een stuk kleefband wordt op de anus geplakt, vervolgens op een draagglas naar het laboratorium gestuurd voor microscopisch onderzoek [30](#page=30).
* **Serologische testen:** Deze testen zijn soortspecifiek en nuttig bij lage ei-concentraties, weefsellocaties, of bij personen die weinig contact hebben gehad met wormen (zoals westerse reizigers). Bij migranten zijn serologische testen vaak minder nuttig, omdat zij al een grote kans hebben gehad om met de parasiet in contact te komen en dus seropositief te zijn [8](#page=8).
* **Onderzoek van stoelgang op eitjes:** Dit is een gebruikelijke methode, maar kan subjectief zijn en problemen met gevoeligheid met zich meebrengen [31](#page=31).
* **Specificiteitsproblemen bij serologie:** Serologie kan problemen hebben met specificiteit door oude contacten of kruisreactiviteit [31](#page=31).
> **Tip:** De diagnose van darmworminfecties door het opzoeken van eitjes in de stoelgang kan als subjectief worden beschouwd en kent gevoeligheidsproblemen [31](#page=31).
---
# Schistosomiase (Bilharziose)
Schistosomiase, ook bekend als bilharziose, is een parasitaire ziekte veroorzaakt door wormen van het geslacht *Schistosoma*, die wordt overgedragen via zoetwater [13](#page=13).
### 3.1 Levenscyclus van Schistosoma
De levenscyclus van *Schistosoma* omvat een tussengastheer (een specifieke soort zoetwaterslak) en een hoofdgastheer (mens).
* **Ongeslachtelijke vermeerdering:** In de tussengastheer vindt ongeslachtelijke vermeerdering van de parasiet plaats.
* **Larvale vorm:** Larven (cercariae) verlaten de slak en dringen de hoofdgastheer binnen via de (gave) huid na contact met besmet water (bijvoorbeeld bij baden, waden, zwemmen, drinken of wassen) [13](#page=13).
* **Ontwikkeling tot volwassen wormen:** Eenmaal in de hoofdgastheer komen de larven in het bloedvatenstelsel terecht, waar ze uitgroeien tot volwassen mannelijke en vrouwelijke wormen. De precieze leefwijze buiten en binnen de mens verschilt per *Schistosoma*-soort [13](#page=13).
* **Eiproductie:** De volwassen wormen paren en leggen eieren.
* **Excretie en verdere cyclus:** De eieren worden via de wand van de blaas of darmen uitgescheiden in urine of ontlasting. Indien de eieren in water terechtkomen, ontwikkelen hieruit nieuwe larven (miracidia) die op zoek gaan naar geschikte slakken om de cyclus opnieuw te starten [13](#page=13).
### 3.2 Pathologie en Symptomen
De symptomen van schistosomiase zijn vaak weinig specifiek en afhankelijk van de ernst van de besmetting [13](#page=13).
#### 3.2.1 Acute fase
Eén tot twee maanden na besmetting kunnen acute symptomen optreden, zoals:
* Koorts
* Rillingen
* Hoest
* Spierpijn
* Gebrek aan eetlust
* Gewichtsverlies
* Slapte
* Buik-, hoofd- en gewrichtspijn
* Diarree
* Misselijkheid
Deze acute symptomen verdwijnen meestal na enkele weken tot maanden [13](#page=13).
#### 3.2.2 Chronische fase
Na de acute fase volgt de chronische fase, gekenmerkt door ontsteking in de blaas of darmen. Pas in een later stadium (maanden tot jaren na infectie) treden opnieuw klachten op, zoals diarree met bloed of bloed in de urine [13](#page=13).
#### 3.2.3 Orgaanbetrokkenheid
Verschillende organen kunnen worden aangetast door schistosomiase:
* **Longen, milt, lever, darmen en blaas** kunnen aangedaan zijn [13](#page=13).
* *Schistosoma haematobium* veroorzaakt voornamelijk blaasklachten [15](#page=15).
* Andere soorten van *Schistosoma* veroorzaken vaker darmaandoeningen [15](#page=15).
De eitjes van de parasiet roepen een immunologische ontstekingsreactie op waar ze terechtkomen, wat voornamelijk de symptomen veroorzaakt. Indien eitjes in het ruggenmerg of de hersenen terechtkomen, kunnen dit ontstekingen en mogelijk verlammingen veroorzaken [13](#page=13).
#### 3.2.4 Late complicaties
Na uitgebreide en langdurige infecties kunnen complicaties optreden zoals levercirrose, afwijkingen en bacteriële surinfectie van de nieren en urinewegen [13](#page=13) [22](#page=22).
### 3.3 Distributie
Wereldwijd zijn naar schatting 200 miljoen mensen besmet met schistosomiase [14](#page=14).
### 3.4 Belangrijkste Soorten en hun Distributie
De drie meest frequente soorten *Schistosoma* die infecties bij mensen veroorzaken zijn:
* ***Schistosoma haematobium***: Komt voor in Afrika en het Midden-Oosten en veroorzaakt voornamelijk ziekten van de urinewegen [15](#page=15).
* ***Schistosoma japonicum***: Voornamelijk in het Verre Oosten en veroorzaakt ziekte ter hoogte van de darm [15](#page=15).
* ***Schistosoma mansoni***: Voorkomt in Zuid-Amerika, het Caraïbisch gebied, Afrika en het Midden-Oosten en veroorzaakt voornamelijk ziekte ter hoogte van de darm [15](#page=15).
### 3.5 Diagnose
De diagnose van schistosomiase kan op verschillende manieren gesteld worden:
* **Niet-specifieke bevindingen:** Eosinofilie kan wijzen op een parasitaire infectie [15](#page=15).
* **Aantonen van eitjes:** Het aantonen van de eitjes in een geschikt monster (feces of urine) is een diagnostische methode, hoewel deze niet zeer gevoelig is [15](#page=15).
* **Serologie:** Serologische tests zijn vooral interessant bij primaire infecties met weinig eiproductie, zoals bij reizigers. Voor personen uit endemische gebieden zijn deze tests minder nuttig [15](#page=15).
* **Histologie:** Diagnose kan ook gesteld worden door histologisch onderzoek van een aangetast orgaan [15](#page=15).
> **Tip:** Bij reizigers met vage klachten na verblijf in een endemisch gebied, is een hoge verdenking op schistosomiase belangrijk, zelfs als eitjes niet direct worden aangetoond.
### 3.6 Preventie
Preventieve maatregelen zijn gericht op het voorkomen van contact met besmet water en het bestrijden van de parasiet.
#### 3.6.1 Preventie op Reis
* Vermijd zwemmen, pootjebaden of ander contact met zoetwater (meren, vijvers, beken) in gebieden waar schistosomiase aanwezig is [16](#page=16).
* Zorg voor veilig drinkwater [16](#page=16).
#### 3.6.2 Preventie voor Lokale Bevolking
Naast de bovenstaande maatregelen omvat preventie voor de lokale bevolking:
* Bestrijding van de tussengastheerslakken [16](#page=16).
* Verbetering van de algemene hygiëne [16](#page=16).
* Bestrijding van infecties om de cyclus te onderbreken [16](#page=16).
### 3.7 Behandeling
De behandeling van schistosomiase richt zich voornamelijk op het doden van de wormen.
* **Praziquantel:** Dit is een specifiek anthelminticum dat in één enkele dosis wordt toegediend en de wormen effectief doodt [16](#page=16).
* **Late stadia:** De fibrotische omvorming en littekens die ontstaan in late stadia van de ziekte, worden niet door praziquantel bestreden [16](#page=16).
### 3.8 Bijzondere Uitingen van Schistosomiasis
Schistosomiasis kan zich manifesteren in specifieke syndromen:
#### 3.8.1 Katayama-syndroom ("acute schistosomiasis")
Dit syndroom is een overgevoeligheidsreactie die optreedt tijdens de ontwikkeling van larven tot volwassen wormen in het lichaam [17](#page=17).
* **Tijdstip:** Treedt ongeveer 4 tot 6 weken na het watercontact op [17](#page=17).
* **Symptomen:**
* Koorts (soms hoog en langdurig)
* Huidverschijnselen, zoals "galbulten" of zwelling van de huid (rond het oog, lip, wang)
* Hoest en kortademigheid
* Soms diarree
* **Diagnostiek:** In deze fase zijn er vaak nog geen eieren in urine of ontlasting aantoonbaar, maar wel antistoffen tegen de schistosomen in het bloed [17](#page=17).
#### 3.8.2 Zwemmersjeuk ("swimmer's itch")
Dit is een huidreactie die ontstaat door het binnendringen van larfjes in de huid, wat resulteert in jeuk en huiduitslag die na enkele dagen verdwijnt [17](#page=17).
* **Oorzaak:** Kan ook in Nederland voorkomen en wordt veroorzaakt door *Schistosoma*-soorten die bij vogels parasiteren [17](#page=17).
* **Mechanisme:** Deze larfjes blijven bij de mens in de huid steken en kunnen zich niet verder ontwikkelen vanwege species-specifieke beperkingen [17](#page=17).
* **Gevolg:** Huiduitslag en heftige jeuk [17](#page=17).
#### 3.8.3 Histopathologie
Eieren die zich in het weefsel bevinden, veroorzaken inflammatie, fibrose en verlies van functioneel weefsel [17](#page=17).
> **Fact:** Schistosomiasis wordt erkend als één van de "17 verwaarloosde infecties" (neglected infections) [22](#page=22).
---
# Immuniteit tegen wormen en allergische reacties
Dit gedeelte behandelt de immuunrespons gericht tegen parasitaire wormen, met een focus op de Th2-celgemedieerde reactie, de rol van specifieke immuuncellen en moleculen, en de mechanismen die leiden tot zowel bescherming als pathologie, waaronder chronische inflammatie en fibrose.
### 4.1 De Th2-respons tegen wormen
De immuunrespons tegen parasitaire wormen wordt voornamelijk gekenmerkt door een Th2-celgemedieerde reactie. Deze respons wordt gestimuleerd door cytokinen zoals interleukine-4 (IL-4) die vrijkomen door mastcellen, basofielen en innate lymphoid cells (ILC's) [18](#page=18).
#### 4.1.1 Rol van Th2-cellen en hun effectoren
* **Aansturing van eosinofielen:** Th2-cellen stimuleren de aanmaak en activatie van eosinofielen. Eosinofielen behoren tot de belangrijkste effectorcellen in de afweer tegen grote parasieten [18](#page=18) [19](#page=19).
* **IgE-productie door B-cellen:** Th2-cellen zetten B-cellen aan tot het produceren van immunoglobuline E (IgE) [18](#page=18).
* **Eosinofielen als effectorcellen:** Eosinofielen doden grote structuren zoals wormeitjes en larven via de exocytose van lysosomale enzymen. Dit mechanisme wordt versterkt door de binding van IgE aan FcεR op eosinofielen [18](#page=18) [19](#page=19).
* **IgE-gemedieerde mastcelactivatie:** IgE-gemedieerde activatie van mastcellen leidt tot de secretie van histamine. Histamine kan de darmmotiliteit verhogen, wat helpt bij het verdrijven van wormen (#page=18, 20) [18](#page=18) [20](#page=20).
#### 4.1.2 Samenwerking met regulatoire T-cellen
Th2-responsen werken samen met T-regulatorische cel (Treg) responsen, die cytokinen zoals IL-10 en TGF-β produceren. Dit samenwerkingsverband is cruciaal voor een efficiënte anti-helminth respons, gekenmerkt door een anti-inflammatoir en genezend karakter, wat resulteert in relatief weinig inflammatie ondanks mogelijke weefselschade [18](#page=18).
#### 4.1.3 Ineffectieve Th1 en Th17 responsen
Th1- en Th17-celgemedieerde immuunresponsen zijn minder geschikt voor de bestrijding van worminfecties [18](#page=18).
### 4.2 Pathologie geassocieerd met de immuunrespons tegen wormen en allergenen
#### 4.2.1 Rol van IgE en mediatoren bij allergische reacties
* **Fc-receptoren:** FcγR, FcαR, en met name FcεR, kunnen de secretie van lysosomen induceren, voornamelijk in eosinofielen (via FcεR en IgE) en basofielen [19](#page=19).
* **Allergische reacties en astma:** IgE speelt een centrale rol in allergische reacties, die onder andere kunnen leiden tot aandoeningen zoals astma [19](#page=19).
* **Lokale effecten van mediatoren:** Mediatoren zoals histamine en leukotriënen werken op korte afstand, wat resulteert in lokale reacties. De specifieke manifestatie van deze reactie is afhankelijk van de locatie waar het allergeen het lichaam binnenkomt [20](#page=20).
* **Potentiële zinvolle reactie:** Hoewel mediatoren lokale effecten hebben, kan diarree en een verhoogde darmtransit een nuttige reactie zijn om darmparasieten uit te drijven [20](#page=20).
#### 4.2.2 Complexiteit van IgE-gemedieerde mechanismen en immuniteit
Bij mensen in tropische gebieden, waar worminfecties frequent voorkomen en een constante stimulatie van Th2-responsen met verhoogde IgE-spiegels en eosinofilie veroorzaken, worden allergische reacties minder vaak gezien. Dit fenomeen kan mogelijk worden verklaard door [20](#page=20):
* **Blokkade van FcεR:** Niet-specifieke IgE kan de FcεR-receptoren blokkeren, waardoor de toegang voor allergenen wordt beperkt [20](#page=20).
* **Onderdrukte T-cel responsen:** Chronische infecties kunnen leiden tot een onderdrukking van T-celresponsen [20](#page=20).
### 4.3 Chronische inflammatie en fibrose
#### 4.3.1 Wondgenezing en weefselherstel
Bij een huidwondje wordt initiële inflammatie geïnduceerd door Damage-Associated Molecular Patterns (DAMPs), zoals urinezuur en high-mobility group box 1 (HMGB1). Monocyten en neutrofielen verwijderen dood materiaal. Wanneer de inflammatoire stimuli afnemen, verschijnen M2-macrofagen, die anti-inflammatoire cytokinen (IL-10) en factoren voor weefselherstel produceren, zoals vascular endothelial growth factor (VEGF) voor bloedvatvorming en TGF-β voor fibroblastproliferatie [21](#page=21).
#### 4.3.2 Fibrose als gevolg van chronische inflammatie
Fibrose is de pathologische productie van collageen met verlies van weefselstructuur en kan optreden na bijvoorbeeld virale infecties in longen of lever. Het is altijd het gevolg van chronische inflammatie [21](#page=21).
* **Rol van Th2-cytokinen:** Chronische inflammatie, waarbij zowel inflammatoire als Th2-cytokinen (zoals interleukine-4) een rol spelen, bevordert fibrose [21](#page=21).
* **Beschermende rol van Th1-cytokinen:** Th1-cytokinen bieden juist bescherming tegen fibrose [21](#page=21).
* **Worminfecties en fibrose:** Fibrose wordt vaak gezien bij worminfecties, zoals bij *Schistosoma* [21](#page=21).
* **M2-macrofaag fenotype:** M2-macrofagen hebben een vasculogeen en immuunrespons-onderdrukkend fenotype, in tegenstelling tot M1-macrofagen die inflammatoire cellen zijn [21](#page=21).
* **Myo-fibroblasten:** Myo-fibroblasten spelen een rol in het weefselherstel en de vorming van littekenweefsel [21](#page=21).
---
# Behandeling van parasitosen en insecten als vectoren
Dit onderdeel behandelt de medicamenteuze behandeling van worminfecties met anthelmintica en de diverse rollen die insecten en andere arthropoden spelen als vectoren voor de overdracht van ziekteverwekkers, waaronder virussen, bacteriën, protozoa en wormen.
### 5.1 Behandeling van worminfecties (anthelmintica)
Anthelmintica zijn medicijnen die gericht zijn op de behandeling van worminfecties. De keuze van het anthelminticum hangt af van de specifieke soort worm en de locatie van de infectie in het lichaam. Veel worminfecties kunnen effectief worden behandeld met een enkele dosis medicatie [32](#page=32).
**Voorbeelden van anthelmintica en hun indicaties:**
* **Schistosomiase:** Deze verwaarloosde tropische parasitaire ziekte, die miljoenen mensen ernstig kan aantasten, wordt behandeld met praziquantel. De behandeling vereist doorgaans 1 tot 3 doses [32](#page=32).
* **Aarswormpjes en spoelwormen (Ascaris):** Deze infecties worden behandeld met mebendazole (merknaam Vermox). Mebendazole heeft een cytotoxisch effect op de wormen die zich in de darm bevinden en wordt nauwelijks geresorbeerd na orale inname [32](#page=32).
* **Taenia (lintworm):** Lintworminfecties worden behandeld met niclosamide (merknaam Yomesan). Niclosamide verstoort de energiehuishouding van de worm [32](#page=32).
### 5.2 Insecten en andere arthropoden als vectoren
Insecten en andere arthropoden kunnen fungeren als parasieten die zich voeden met bloed, hetzij tijdelijk, hetzij permanent. Daarnaast spelen ze een cruciale rol als vectoren bij de overdracht van diverse micro- en macroparasieten [34](#page=34).
#### 5.2.1 Arthropoden als parasiet
Wanneer arthropoden als parasiet optreden, gebruiken ze bloed als voedsel. Dit contact kan variëren van tijdelijk tot permanent [34](#page=34).
* **Tijdelijk contact (bloedmaal):** Dit kan enkele minuten duren (bijvoorbeeld bij muggen, mijten, en vliegen die mogelijk eitjes deponeren, leidend tot myiasis) of uren tot dagen (zoals bij teken) [34](#page=34).
* **Definitief contact (voeden en repliceren):** Dit treedt op wanneer de arthropoden zich permanent als ectoparasieten vestigen en zich vermenigvuldigen. Voorbeelden hiervan zijn luizen (Pediculus humanus, Phthirus pubis) en de schurftmijt (Sarcoptes scabies) die zich ingraaft in de oppervlakkige huidlagen om tunnels te vormen [34](#page=34).
#### 5.2.2 Arthropoden als vector voor ziekteverwekkers
Insecten en andere arthropoden kunnen fungeren als vector voor de overdracht van een breed scala aan ziekteverwekkers [34](#page=34).
* **Virussen:**
* Dengue fever (muggen) [34](#page=34).
* Yellow fever (muggen) [34](#page=34).
* Hemorragische koorts (teken, muggen) [34](#page=34).
* **Bacteriën:**
* *Yersinia pestis* (veroorzaker van de pest) (vlooien) [34](#page=34).
* *Borrelia burgdorferi* (veroorzaker van de ziekte van Lyme) (teken) [34](#page=34).
* *Rickettsia rickettsii* (veroorzaker van Rocky Mountain spotted fever) (teken) [34](#page=34).
* *Rickettsia typhi* (veroorzaker van endemische tyfus) (vlooien) [34](#page=34).
* **Protozoa:**
* *Trypanosoma cruzi* (veroorzaker van de Amerikaanse trypanosomiase, ziekte van Chagas) (overgedragen door de Reduviid wants) [34](#page=34).
* *T. rhodesiense* en *T. gambiense* (veroorzakers van de Afrikaanse trypanosomiase, slaapziekte) (overgedragen door de Tsetse vlieg) [34](#page=34).
* *Plasmodium spp.* (veroorzaker van malaria) (overgedragen door Anopheles muggen) [34](#page=34).
* *Leishmania spp.* (veroorzaker van leishmaniasis) (overgedragen door zandvliegen) [34](#page=34).
* **Wormen:**
* *Wuchereria* (veroorzaker van lymfatische filariasis) (muggen) [34](#page=34).
* *Onchocerca* (veroorzaker van onchocerciasis) (vliegen) [34](#page=34).
---
# Prionziekten
Dit onderwerp behandelt de aard van prionen als infectieuze eiwitconformaties, de ziekten die ze veroorzaken, hun resistentie en mechanismen van transmissie en replicatie.
### 6.1 Inleiding tot prionziekten
Prionziekten zijn neurodegeneratieve aandoeningen die zowel dieren als mensen treffen, veroorzaakt door abnormaal opgevouwen eiwitten die zichzelf kunnen repliceren. Deze ziekten kenmerken zich door een lange incubatietijd en een gebrek aan immuunrespons [35](#page=35).
### 6.2 Kenmerken van prionen
Prionen zijn unieke agentia die, in tegenstelling tot conventionele pathogenen, geen genetisch materiaal (nucleïnezuur) bevatten. Ze worden gekenmerkt door hun infectieuze aard, die voortkomt uit een afwijkende driedimensionale opvouwing van een normaal cellulair eiwit, het prionproteïne scrapie (PrPSc) [35](#page=35).
#### 6.2.1 De aard van PrPSc
Het abnormaal opgevouwen PrPSc-eiwit heeft dezelfde sequentie als het normale cellulaire PrPC-eiwit, maar verschilt in zijn driedimensionale structuur. Deze conformatieverandering leidt tot verminderde oplosbaarheid van het eiwit [35](#page=35).
#### 6.2.2 Transmissie en replicatie
Het centrale mechanisme van prionziekten is de overdracht van de abnormale conformatie. Een PrPSc-molecuul kan naburige PrPC-moleculen induceren om dezelfde foute opvouwing aan te nemen, waardoor een kettingreactie ontstaat die leidt tot de accumulatie van abnormale eiwitten [35](#page=35).
#### 6.2.3 Resistentie en detectie
Prionen zijn opmerkelijk resistent tegen conventionele sterilisatiemethoden, waaronder hitte en desinfectie. Ze zijn echter wel gevoelig voor specifieke chemicaliën zoals bleekwater en fenol. Prionen zijn filtreerbaar (< 100 nm) en kunnen niet *in vitro* worden gekweekt. Bovendien veroorzaken ze geen immuunrespons of ontsteking, wat de detectie en behandeling bemoeilijkt [35](#page=35).
### 6.3 Voorbeelden van prionziekten
Verschillende bekende ziekten worden veroorzaakt door prionen:
* **Bij dieren:**
* Gekkekoeienziekte (Boviene Spongiforme Encefalopathie, BSE) [35](#page=35).
* Scrapie bij schapen [35](#page=35).
* **Bij mensen:**
* Kuru [35](#page=35).
* Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD) [35](#page=35).
* Variant Creutzfeldt-Jakob ziekte (vCJD) [35](#page=35).
> **Tip:** De lange incubatietijd van prionziekten, die kan variëren van enkele jaren tot wel 35-50 jaar (zoals bij Kuru), is een belangrijk kenmerk [35](#page=35).
### 6.4 Discussiepunten
Ondanks de brede acceptatie van het prionhypothese, blijft er af en toe discussie bestaan, waarbij de priontheorie soms wordt betwist en de mogelijkheid van virale oorzaken weer opduikt. Echter, de consensus neigt naar het fout opgevouwen eiwit als de primaire veroorzaker [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Importpathologie | Ziekten die voorkomen bij patiënten die recentelijk verre reizen hebben gemaakt en die niet endemisch zijn in het thuisland van de patiënt. |
| Worminfecties | Infecties veroorzaakt door parasitaire wormen die zich in het lichaam van een gastheer kunnen vestigen en verschillende organen kunnen aantasten. |
| Immuniteit tegen wormen | Het immuunsysteem van de gastheer dat reageert op de aanwezigheid van wormparasieten, vaak via een specifieke Th2-respons die betrokken is bij de aanmaak van IgE en de rekrutering van eosinofielen. |
| Parasitaire wormen | Een brede groep van meercellige organismen die zich voeden met een gastheer en ziekten kunnen veroorzaken; ze worden onderverdeeld in nematoden (rondwormen), trematoden (platwormen) en plathelminten (lintwormen). |
| Nematoden | Een klasse van wormen, ook bekend als rondwormen, die een cilindrisch lichaam hebben en in diverse omgevingen kunnen leven, inclusief als parasieten in mens en dier. |
| Trematoden | Een klasse van platwormen, waaronder de bloedzuigers, die vaak een complexe levenscyclus hebben met een tussengastheer en parasiteren in de gastheer. |
| Plathelminten | Een fylum van wormachtige ongewervelde dieren die tot de platwormen behoren, waaronder lintwormen en platwormen die parasieten kunnen zijn. |
| Lintwormen | Cestoden, een groep parasitaire platwormen die in het darmkanaal van gewervelde dieren leven, gekenmerkt door een gesegmenteerd lichaam dat uit proglottiden bestaat. |
| Schistosomiase (Bilharziose) | Een tropische ziekte veroorzaakt door parasitaire wormen van het genus Schistosoma, die via contact met besmet water het lichaam binnendringen en chronische ontsteking in diverse organen veroorzaken. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen in het bloed, wat vaak duidt op een allergische reactie of een parasitaire infectie, met name wormen. |
| IgE | Immunoglobuline E, een type antilichaam dat een sleutelrol speelt bij allergische reacties en bescherming tegen parasieten, door het activeren van mestcellen en eosinofielen. |
| Mestcel | Cellen van het immuunsysteem die histamine en andere mediatoren vrijgeven bij blootstelling aan allergenen of parasieten, wat leidt tot ontstekingsreacties. |
| Katayama-syndroom | Een acute reactie op schistosomiasis, die optreedt enkele weken na infectie en gepaard gaat met koorts, huiduitslag en andere systemische symptomen als gevolg van de ontwikkeling van de wormen. |
| Zwemmersjeuk ("Swimmer"s itch") | Een huidreactie met jeuk en uitslag die ontstaat door het binnendringen van larfjes van schistosoma-soorten die bij vogels voorkomen, welke zich niet verder kunnen ontwikkelen bij de mens. |
| Fibrose | Het proces van littekenvorming waarbij overmatig bindweefsel, voornamelijk collageen, wordt gevormd in een orgaan of weefsel, vaak als gevolg van chronische inflammatie of schade. |
| Anthelmintica | Medicijnen die worden gebruikt om worminfecties te behandelen door parasitaire wormen te doden of uit te drijven. |
| Praziquantel | Een specifiek anthelminticum dat effectief is in de behandeling van schistosomiase en andere worminfecties, vaak toegediend in één of enkele doses. |
| Mebendazole | Een breedspectrum anthelminticum dat wordt gebruikt voor de behandeling van infecties met spoelwormen en aarswormpjes, werkzaam door de energiehuishouding van de worm te verstoren. |
| Niclosamide | Een anthelminticum dat wordt gebruikt voor de behandeling van lintworminfecties, door de energiemetabolisme van de lintworm te verstoren. |
| Arthropoden | Een grote en diverse divisie van het dierenrijk die geleedpotigen omvat, zoals insecten, spinnen en schaaldieren, die vaak fungeren als vectoren voor ziekteverwekkers. |
| Vectoren | Organismen, meestal insecten of andere arthropoden, die ziekteverwekkers overbrengen van de ene gastheer naar de andere. |
| Prionen | Infectieuze eiwitten die abnormaal gevouwen zijn en kunnen leiden tot ernstige neurologische aandoeningen door het omzetten van normale eiwitten in de hersenen. |
| BSE (Boviene Spongiforme Encefalopathie) | Een neurologische ziekte bij runderen, veroorzaakt door prionen, die ook bekend staat als de "gekke koeienziekte". |
| Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD) | Een fatale, degeneratieve hersenziekte bij mensen veroorzaakt door prionen, die leidt tot snelle cognitieve achteruitgang en neurologische symptomen. |